1791 1792 : Peter
Lauwens, een opmerkelijke getuigenis te Leestxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit de website van de familie
Lauwens/Lauwers www.laurentii.be :
Van Peter Lauwens is een
merkwaardige getuigenis achtergebleven.
De relatief rustig verlopen 18de
eeuw, op uitzondering van de oorlog (1744-1748),
werd bij het naderen van de
eeuwwisselling door de bevolking eerder nerveus
beleefd. Het begon reeds te gloeien
rond 1789, met de Brabantse Omwenteling,
waarbij in Mechelen in de Bruul
werd geplunderd.
Allerlei politieke strekkingen
werden geboren zoals de vrijmetselaars, de
Staatsen, de Vonckisten, de
Keizerlijken, die allemaal hun eigen herbergen
hadden.
In 1792 was er een grote vechtpartij in de Katelijnestraat, waarbij
onder meer
gebruik gemaakt werd van pistolen
en degens. Hierbij was nota bene de concierge
van het stadhuis betrokken en er
viel een dode.Hetzelfde jaar vielen er gewonden
bij een messengevecht in de ROOSELAER
te Leest.
In hetzelfde dorp bekende een jaar
vroeger een man op een volkse manier in het
openbaar dat hij de dochter van een
schepene zwanger had gemaakt.
De vader en dochter maakten van de
aanwezigheid van tal van getuigen gebruik
om de bekentenis te laten acteren
bij een notaris. Hierbij de notarisakte :
Op heden den 7 february 1791
compareerde voor mij Notaris ondergeschreven
geadmitteerd in Syne Majesteyts Groote Raede tot Mechelen
residerende present
de ondergenaemde getuygen Petrus
Lauwers oud omtrent de twee en veertigh
jaren ende Franciscus Verschueren
oudt omtrent de ses en twintigh jaeren beyde
inwoonders van Leest de welcke verclaeren
ten versoecke van Maria Catharina
Van Asch oock inwoondersse van
Leest, nochtans sonder inductie ofte juriactie
van gemaeckt dan alleenelijck in
faveur van justitia.
Eedt biedende der aensoght sytede
waerachtigh te wesen dat Jacobus Somers
oock inwoonder van Leest op sondagh
voor Kersmisse van den gepasseerden
jaere 1791 voor den hooghmisse van
het voorseyde Leest welcke gebeurt ten
thien uren ten huyse van den
eersten deponent aen den vader der requirant met
naeme Matheas Van Asch geswoornen
van het meergesegt Leest heeft gesegt
in woorden : Uw trien is vol,
daer mede willende denuteren de requrante,
ik hebbe se oock geket daer mede
willende seggen dat hij haer oock vleselyck
bekent hadden verclaerende de
deponenten den inhoude van hunne declaratie
in de waerheyt te bestieren ende
geven voor redenen van wetenschap de gene uyt
hunne declaratie pretenderende ende
het gene voord gehoort alene gedaen ende
gepasseert binnen Mechelen present
DHeer Jan Franciscus Claes coopman ende
Philippus Van Assche, als getuigen
ten eenen versoght.
Jaak Somers belandde in ieder geval in de
gevangenis van Mechelen, waar er
melding wordt gemaakt van zijn
vrijlating in 1795.
Zijn moeder had naar het
stadsbestuur een smeekbrief gestuurd met deze
bedoeling. Niettemin moest moest
hij binnen de 14 dagen ten behoeve
van de armen 200 veertelen koren
naar het stadsmagazijn brengen.
We vermoeden dat hij de Leestse
Jaak Somers is die op 23 oktober 1797
te Walem huwde met Marie Katrien
Voet.
1792 Franse
Overheersing 1792-1815
Tijdens een geweldige en bloedige
revolutie werd in Frankrijk de koning
vermoord en de Republiek
uitgeroepen.
De derde stand had zich van het
landsbestuur meester gemaakt.
Frankrijk verklaarde de oorlog aan
Oostenrijk en viel met zijn leger ons land
binnen.
Gedurende meer dan een half jaar
werd op onze zuidergrenzen gestreden, tot de
Franse generaal Dumouriez er
eindelijk in gelukte de Oostenrijkers bij Jemappes
te verslaan.
Op het einde van het jaar 1792
maakten de stad en de Vrijheid van Mechelen
van nabij kennis met de Franse
soldaten van de nieuwe Republiek.
Van 16 november 1792 tot 24 maart
1793 was Mechelen in de macht van de
Fransen.
Voor de Fransen waren de Vonckisten
een soort vijfde colonne die hen niet als
veroveraars maar als bevrijders
van de Oostenrijkers begroetten.
(De aanhangers van Vonck streefden een regime na dat
eerder de macht van het
volk wilde herkennen. Ze voerden in
hun schild Pro Aris et Focis Voor Outer
en Heerd- waardoor ze
klaarblijkelijk de kerk en de bevoorrechte gezagsdragers
respecteerden. Anderzijds namen ze
al te graag de leuze van de Fransen in de
mond
Liberté, Egalité et Fraternité! De aanhangers van Van
der Noot
daarentegen wensten duidelijk een
herstel van de vroegere macht in handen van
kerkelijke gezagdragers, adel en
notabelen.)
Er werden nieuwe gemeenteraden
samengesteld volgens democratische principes:
LAssemblée provisoire du première année de la République Belge.
Dit gebeurde op
28 november te Mechelen maar ook wat later in de omliggende
gemeenten. (...)
In Leest werd deze
plechtigheid nog meer luister bijgezet door de aanwezigheid
van een eredetachement
van het leger. Dit vernemen we uit volgend bericht :
Il est ordonné au citoyen Guilleman, Maréchal de Logis du 20ieme
régiment
de cavallerie de se rendre à Leest
avec un détachement ou il assistera a
l élection des réprésentants.
De nu zogenoemde
representanten van het volk werden
door den eed bevestigd in
hun functie. Men kan deze
personen die enkel de wil hadden verder te besturen
zonder de Oostenrijkers
moeilijk verdenken van collaboratie.
Op dat ogenblik was er
ook geen directe aanleiding om ze van Jacobijnse
principes te verdenken.
Geen twee maand later volgden de terechtstelling in Parijs
van Lodewijk XVI en van
vele andere edelen, bij ons werden vooral tegen kerken
en erediensten
baldadigheden gepleegd.
De ogenschijnlijke
goedwilligheid van de Fransen hield geen stand.
De revolutionairen in
Parijs gingen zich zodanig te buiten aan de bloedige
repressie dat hierop internationale
weerstand kwam. Met de hulp van de
omringende landen die
zich de geallieerden noemden, werden de Fransen uit
onze gebieden verdreven
en de Oostenrijkse keizer regeerde hier terug van maart
1793 tot juli 1794. (Ward
De Kempeneer in t Ridderke nr.2, 1998)
1794 In de naam van
vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid begon in 1794 voorgoed
de bezetting en de leegroverij van
de Franse Republiek.
Na de slag van Fleurus verscheen
het Franse leger op 12 juli 1794 rond 14 uur
voor de brug van Leest en viel het
de Oostenrijkse bewakingstroepen aan.
Ongeveer 2 uur lang werd er
geschoten uiteindelijk verloren de Fransen
in deze schermutseling vier man.
Eén hunner sneuvelde vlak voor de
pastorij, het betrof een Hollander, Piet
genaamd, in dienst van de Fransen.
Tot welke religie hij behoorde kon
niet achterhaald worden, men begroef hem
op het kerkhof van Leest.
De Franse troepen verbleven tot 15
juli te Leest en in de omliggende dorpen.
Dan bezetten zij gewapenderhand Mechelen, zonder echter
het bloed van burgers
te
vergieten en tevreden dat ze de Oostenrijkers op de vlucht hadden
gedreven.
Maar steeds zwaarder zou de druk
van de Franse bezetter wegen op ons land en
ons volk.
Pas was de stad Mechelen door de
Fransen ingenomen of representant Laurent
legde een geweldige schatting op aan de
stad en het district van Mechelen :
1.500.000 Franse livres of ruim
816.666 gulden Brabants courant (de toenmalige
munt in onze gewesten).
De helft van deze reusachtige som,
die dan nog spottend contributie aea het
Franse volk werd genoemd, moest
door de geestelijkheid worden betaald, de
andere helft door de gilden en de
rijke burgers.
Het goud en het zilver van de
kerken en de gilden werd onmiddellijk opgeeist
om die contributie te voldoen.
Op 17 juli 1794 kreeg Leest een
brief van J. Pansius, uit naam der Wethouders
der Stadt en Provincie Mechelen :
Wij inthimeren aen Ued. Geswoorne
van den dorpe van Leest, geconvoceerd
door hunnen respectieven mijer ten
eynde de selve geswoorne in voldoening van
het meer gemelde gearretteerde, in
handen van mijne voornoemde heeren
Wethouderen, morgen voor den acht
uren voornoen, ten stadhuysen te bewegen
allen het goud ende silverwerck
alsmede allen het numeraire aen hetselve dorpe
ende gemeynte competerende, waervan
in het vervolg de nadere repartitie
volgens equiteyt sal geschieden,
hun prevenierende dat in cas van retard ofte
wijgering, aen sig selven sullen
hebben toe te wijten de onhijlen die uyt dit retard
oft wijgering zullen volgen.
Actum Mechelen, den 17 julii 1794.
Pastoor, kerkmeesters en bestuur
van de plaatselijke gilde van de handboog
werden op 18 juli te Leest
opgeroepen.
...waerop ick als pastor, op den
19 Julii 1794, ten stadhuysen ben gecompareert,
alwaer door eenen der schepen, door
dheere Decocq en den mijer Vleminckx
geordonneert is, nog voor den avont
allen het silverwerck der kercke over te
brengen.
De volgende dag leverde de pastoor
de zilveren kostbaarheden van de Leestse
kerk in : een monstrans, een ciborie, een
kelk en twee kronen. Ze werden te
Mechelen in de waag gewogen : alles
samen 12 pond zilver.
Gelukkig kon pastoor De Heuck dit
oude en geliefde bezit van zijn kerk afkopen
tegen 500 gulden, een som die door
mejuff. Maria Anna Fierens uit Leest werd
voorgeschoten.
Wij ondergeschrevene Mattheus Van
Asch als geswoornenen des dorpe van
Leest, ende Petrus Selleslagh als
kerckmeester van de voorgeschrevene parochie
van Leest, attesteeren ende
declareeren mits dese, op den 19 Julii 1794, uyt
handen van den Hre. S. De Heuck,
pastor te Leest, ontfangen te hebben eene
silvere remonstrantie...enz... om
door hun te transporteren ten stadhuyse der stede
ende provincie van Mechelen tot
voldoening aen de ordonnantie,...
De contributie legde aan kardinaal
de Franckenberg, de aartsbisschop van
Mechelen, eerst een som van 80.000
gulden Brabants op, later werd deze som nog
verhoogd tot 112.000 gulden.
Het kapittel, het seminarie, de
kerken en kapellen, de kloosters, de pastoors en
onderpastoors, ieder moest het
hunne bijdragen. In feite werd de geestelijkheid
voor bijna 4.000 gulden meer dan de
helft belast in de opgeeiste schatting.
Om hun aartsbisschop te helpen
deden de gelovigen spontaal al wat ze konden.
Te Leest ging de pastoor op 7
augustus met de bedelstaf rond en bracht 747
gulden 18 stuivers en 2 oorden bij
elkaar in zijn parochie. Pastoor De Heuck
tekende daarover het volgende aan :
Op den sevensten Augusti 1794,
door den Pastor van Leest binnen sijne parochie
geligt, op het versoeck van het
Capittel Metropolitaen tot secours in de
voldoening der quote van
tagentachtig duysent guldens over de contributie,
door de fransche natie op 17e
Julii laatstleden geëyscht tot laste van Syne
Eminentie den Aertsbisschop van
Mechelen, op intrest tegens vijf guldens courant
per cento, (dog en is op t
inbrengen maer vier en thien toegestaen) geld van geld
ontfangen door den voornoemden
Pastor ende uytgedaen vooreerst :
waarna hij een lijst opgaf van alle
personen die bijdroegen.
Ieder had het zijne bijgedragen :
de ene 200 of 100 gulden, een andere slechts
enkele guldens of één maar, naar
gelang zijn draagkracht.
Van intrest op deze zogezegde
lening wilden velen niet weten : wie leent aan de
kerk, leent aan God.
Voor het eerst kon op kerstmisdag
1794 te Leest de gedurige aanbidding niet met
plechtigheid worden gevierd : de
Franse troepen waren op doortocht.
Het was een stille kerstmis met een
eenvoudige dienst in de kerk. De mensen
bleven verder rustig bij de haard.
1794 In 1794
heerste er een wrede hongersnood. Onder de hoofdoorzaken van de
schaarsheid mag ongetwijfeld het
maximum, aan hetwelk de granen
mochten verkocht worden, geteld
worden.
Men wilde ook de onbeduidende aanvoer
op de markten toeschrijven aan de vrees
der landlieden, van hunne paarden
en karren door de Fransen te zien aangeslagen
worden. Doch langs een anderen kant
moet de kwaadwilligheid ook haar deel in
het rijzen der prijzen gehad
hebben.
(Delafaille, p.184 MK,p.265)
De winter 1794-1795 was streng.
Vele mensen leden honger omdat door de
schaarste aan voedingsmiddelen een
welig tierende zwarte markt ontstaan was.
|