xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1796 Leest en alle andere kleine gemeenten met minder dan 5.000
inwoners werden
samengevoegd en maakten
deel uit van de Administration municipal du canton
de Willebroek.
In het voorjaar 1796
moet de Municipale Raad van Willebroek samengesteld
geweest zijn. De
vertegenwoordigers van Leest waren Angelus Van der Hulst
als agent municipale en
M. Coeckelbergh als adjoint.
Commissaris van de
Minicipale Raad was Scheppers, voorzitter was Spiette,
Chirurgien, gewezen
seigneur de Puurs.
De agents municipeaux en de adjoints
moesten in principe wettelijk verkozen
zijn. Dit was niet
gebeurd.
Deze agenten werden
aangeduid en van hen mag men aannemen dat ze door de
overheid Fransgezind
geacht werden. Ze mogen bij hen gerekend worden die
vroeger het
gedachtengoed van de Vonckisten verdedigden en zich keerden
tegen de oude macht van kerk en
adel. Hun aanstelling was engagerend maar er
stond hen nog een zeer
ondankbare taak te wachten.
De agent en zijn adjoint waren
onbezoldigde boodschappers. De vaak repressieve
en gehate wetten van de Fransen moest de Agent
overbrengen naar de
plaatselijke
verantwoordelijken.
Het volk werd ervan op
de hoogte gebracht door de champetter die ze voorlas en
aanplakte. De wetten op
gebied van belastingen, confiscaties, kerksluitingen,
verplichte legerdienst
etc. gingen ze zelf meer en meer verfoeien.
Buiten de grote morele
druk werden ze door hun medeburgers in de gemeente
veracht, bedreigd met
brandstichting en zelfs met de dood.
Ze werden het vlug beu
en zegden hun moeilijke job op.
(Ward De Kempeneer in Boerenkrijgnr van t Ridderke, nr.2-1998)
Ergens kan men Angelus
Van der Hulst de eerste burgemeester van Leest
noemen en dit tot 1800.
1796 Dit jaer
verbod van processie te doen vanwege de Republiek.
(opgetekend 16 mei, 2e
Sinksendag)
In 1796 begon men in ons land de
godsdienstwetten effectief toe te passen.
De treiterijen naar de gelovigen en
naar de kerkdienaars waren reeds legio maar
in de loop der volgende maanden
werd de Franse vrijheid een echte vervolging.
De misvieringen op zondag konden
niet bijgewoond worden omdat door de
nieuwe kalender de meeste zondagen
nu ook werkdagen geworden waren.
Op 4 maart werden verder alle
processies verboden en alle uiterlijk vertoon zoals
bedevaarten of de berechting van
zieken en stervenden.
In april ging men nog een stap
verder en alle uiterlijke tekenen van godsdienst
was uit den boze.
Het luiden der klokken mocht enkel
nog op Franse burgerlijke feesten.
De pastoor moest er uit zien als
een gelijke citoyen en werd verplicht gewone
burgerkleding te dragen.
De armenzorg mocht niet langer een
kerkelijke zorg zijn maar moest bij de
gemeenteambtenaren komen.
Het onderwijs moest vanaf nu door
de gemeente ingericht worden.
In juni verschenen de wetten op de
Burgerlijke Stand. De pastoors moesten hun
boeken met doopsels, huwelijken en
overlijdens inleveren en de agent
municipale of zijn adjoint werden nu de verantwoordelijke ambtenaren voor deze
registraties. In september werden
de kloostergoederen in beslag genomen voor
openbare verkoop.
(W.De Kempeneer, t Ridderke nr.23
van 1998)
1796 In 1796
verzekerden de tienden van Leest aan de abdij van Kortenberg een
gemiddelde opbrengst van 3.080
gulden. (DB-1959)
1796 3 juni :
Lijkmis van Maria Anna Morijn. Zij is het eerste lijk, t welck in stilte
begraven is. O grouwelijke
Republiek. (Notitie pastoor De Heuck)
(Nvdr : in stilte begraven, zonder priester,
zonder kruis. Alleen de koster
vergezelde de lijkbaar tot aan het
graf. Velen zouden volgen).
1796 3 augustus :
Den greffier van het canton Willebroeck aen den borger Van der
Hulst, agent municipal van Leest.
Borger, Gij sult soo haest
doenellijk Ue. begeven bij den heer Pastoor van uwe
gemeynte ende gy sult hem in den
naam van de weth aensoeken, dat hy aen Ue.
aflevere alle de registers, de welcke bij hem
berusten, rackende de doopen,
houwelyken ende sterfdaegen.
Gy sult de selve ten Ue. Huyse
bewegen, en my daer seffens kennisse van geven,
opdat ick aen de Heere eenen
behoorlyken inventaris can afleveren.
Indien gy weygering ontmoet, moet
gy my daer van onderrighten, opdat ick door
hooger hand deze weth doen wercken.
Heyl ende... (getekend) De Amandel,
secr.greff. Leest, 17 Thermidor,4e jaer.
Dezelfde dag, 3 augustus 1796, werd dit stuk
aan pastoor De Heuck besteld :
Op ende met het origineel van
desen hier voorstaenden brief, heeft den
eersaemen Angelus Van der Hulst,
als agent der parochie van Leest, sig begeven
den 3n dagh der maent Augusti 1796 ter pastorye van het voorse Leest, en
van
den Pastoor afgeheyst alle de
doops-, houwelycks- ende doodsregisters der
parochie van Leest.
Ende diensvolgens bekenne de
onderschrevene uyt handen van den voornoemde
Heere Pastoor van Leest geligt te
hebben deze vier volgende doopsregisters,
waarvan den eersten bestaende uyt
24 half bladers in twee gevouwen in dier
voegen genaeyt in perchement, begonst
van den jaere 1599 onder desen titel met
desen acte Registrum baptizatorum
in parochia Leestensi ab anno 1599
September 1599 : die 21 hujus
baptizatus est infans... en eindigt met desen acte:
1654. 6 Decembris baptizatus est...
Besluyt : 657 doopsels. (Ook andere
acten opgelicht tegen synen wettigen danck
en
verbintenis).
(DB, nr.2-1957)
Het gold hier de toepassing van een
wet van 20 september 1792.
Een wet die ook stelde dat de
municipaliteiten voortaan zelf de akten van
geboorten, huwelijken, overlijdens
moesten opmaken en bewaren.
Vooraleer de kerkregisters werden
weggehaald schreef pastoor De Heuck alles
over wat hij maar kon. Alle doopsels,
huwelijken en overlijdens vanaf het jaar
1599 copieerde hij eigenhandig.
Anderhalve maand heeft hij daaraan geschreven.
(de oorspronkelijke kerkregisters
berusten thans in het Staatsarchief te
Antwerpen, de afschriften van
pastoor De Heuck worden bewaard op de pastorij
te Leest.)
1797 Joannes
Franciscus Van Varenbergh volgde zijn vader Judocus op als koster
te Leest.
Hij was custos et ludimagister
schreef de pastoor in het overlijdensregister.
Koster en evenals zijn vader ook
schoolmeester.
Joannes Franciscus bleef jongezel.
Nadat pastoor De Heuck door de
Franse overheersers uit zijn pastorij was
gezet en moest onderduiken, was het
koster Jan Frans Van Vaerenbergh
die de borelingskes ging dopen en
de doden naar hun laatste rustplaats bracht.
Dit gebeurde zonder enige
plechtigheid. De bijkomende ceremonieën van de
doop werden achteraf in het Hof Ter
Moortele door de pastoor zelf aangevuld.
Deze situatie duurde tot 1801.
Toen Jan Frans Van Varenbergh oud
en versleten was, hij telde toen 70 lentes,
schreef hij op 19 oktober 1836, op
aandringen van pastoor Hermans, een brief
aan de aartsbisschop van Mechelen,
om zijn ontslag aan te vragen :
...Niet
meer bekwaam zijnde door doofheyt en hoogen ouderdom om nog
langs de
plaats van coster, die ik nu reeds meer dan een halve eeuw bediend
heb, met
eer te konnen vervullen, geeve mijne demissie aen zijne
Hoogweerdigheyd den Aertsbisschop van Mechelen, hoopende dat men
zoodanige
arrangementen ten mijnen opzigte zal nemen, dat ik weynig van mijne
gewoonelijke inkomsten verlieze, terwijl ik arm zijnde de zelve noodig
heb om
te kunnen
subsisteren. Blijve met alle agting, enz...
Hij schreef ook een gelijkaardige
brief naar de burgemeester van Leest om zijn
ontslag te krijgen als onderwijzer.
Dit ontslag werd hem graag toegestaan.
Er werd hem ook voldoening gegeven
op materieel gebied : hij mocht blijven
beschikken over een gedeelte van
het kostershuis (waar ook het nieuwe
kostersgezin Moortgat zijn intrek
nam) en zijn jaarlijks inkomen (100 frank)
werd hem uitbetaald.
Joannes Franciscus Van Varenbergh
overleed te Leest op 2 november 1843.
(De kosters van Leest, De
Band-november 1985)
1797 In 1797 werd
van de priesters een eed afgeeist van haat tegen het koningdom
en tegen de regeringloosheid, van
verkleefdheid en trouw aan de Republiek en
aan de grondwet van het jaar III.
Tevens werd verklaard dat geen
eredienst meer mocht uitgeoefend worden dan
door geestelijken die beëdigd
waren.
Kardinaal de Franckenberg weigerde
vlakaf de eed af te leggen en op de
dwingende uitnodiging van
commissaris A. Auger antwoordde hij kalm en
vastberaden : De catholieke,
apostolieke ende roomsche religie die ik uyt geheel
myn hert belyde, en van welke ik
eenen der eerste herders ben, genoodzaekt
zijnde het voorbeeld aen andere te
geven, verbiedt my positievelyk eenen eed van
haet te doen hetzy dat dezen haet
zig rapporteert aen den persoon van eenen
koning, hetzydat hy den staet van
het koningschap zelf aangaet.
|