Doch de
Republiek sloeg terug en :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ingevolge een genomen besluit van
18 Vendémiare, VI° jaer (9 oktober 1797)
werd den cardinael, op vrijdag (20
oktober 1797) om 5u des morgens in
aenhouding gesteld en vervoerd in
de gevangenis der Rekenkamer tot Brussel...
vanwaer hy, den 23n om 3 u. s
Morgens weggevoerd is langs Maestricht en
Gelderland, om volgens zyn verzoek
den Rhyn te passeren tot Rees, naer
Emmerick.
Rome keurde het manhaftig gedrag
van de Kardinaal goed, verklaarde in
onbewimpelde woorden dat het niet
geoorloofd was de republikeinse eed af te
leggen en dat zij die de eed hadden
gedaan, verplicht waren hem te herroepen, en
tevens het schandaal te herstellen op de
best mogelijke wijze, volgens de
omstandigheden van tijd en plaats.
Van de 209 priesters die het kanton
Mechelen telde, waren er maar elf die de eed
zwoeren : onder hen ook
aartspriester Huleu.
Onder de standvastig trouw
blijvenden, in het spoor van hunne bisschop, stond
pastoor De Heuck. Hij viel dan ook
onder het gegtal der veroordeelden om
weggevoerd te worden.
Hierna vertaald het decreet dat hem
en enige zijner buren en vrienden trof :
Het uitvoerend Directorie, gezien
het verslag van den algemeenen minister en de
stukken er bij behoorende, waaruit
blijkt dat de hieronder genoemden bekend
staan als de wreedaardigste vijanden der
fransche Regeering en de instekers en
opstokers der dweepzuchtige en
oproerige samenscholingen, die op den 19
Fructidor (5 september 1798) in het
kanton Willebroek, departement der
Twee-Nethen, hebben plaats gehad; en dat
zij nu nog niet ophouden al hunnen
invloed te gebruiken om het volk te
verleiden tot ongehoorzaamheid aan de
wetten en om het vuur van den
burgeroorlog aan te steken;
besluit krachtens artikel 24 der
wet van den 19 Fructidor :
Art.1. De genaamden 1° Guillielm.
Luytens, recollect te Mechelen en gehuisvest
te
Willebroeck.
2° Jac. Snagels, gewezen pastoor
van Ruisbroek en alsdaar gehuisvest.
3° Franc. Vermeerschen, gewezen pastoor van Ruisbroek en aldaar
gehuisvest.
4° Jan Baptist Arents, gewezen
onderpastoor van Ruisbroek.
5° Matth. Hendrickx, gewezen
onderpastoor van Thisselt en aldaar gehuisvest.
6° SIMON
DE HEUCK, gewezen pastoor van Leest
en aldaar gehuisvest.
7° Claes, gewezen capucien, in
Ruisbroek gehuisvest.
8° Gilb. Jos. De Backer, gewezen
pastoor van Hombeek en daar woonachtig.
9° Jan Frans Milis, gewezen
onderpastoor terzelfde plaetse.
10° Adriaan Ceuppens, gewezen
pastoor van Heffen en aldaer woonachtig,
zullen aangehouden en weggebracht
worden.
Art.2. De Minister van de algemene
politie is belast met de uitvoering van dit
besluit, dat niet zal gedrukt
worden.
(getekend) Merlin.
(Simon De Heuck pastoor te Leest
Dr.J.Muyldermans)
Pastoor De Heuck vond echter een
goed schuiloord in de woning van de bejaarde
Jonkvrouw Joanna Antonia Josepha
Pauli ter Moortere (waar later de woning
van
Frans Verwerft zou komen in de Vinkstraat) : daar droeg hij de mis
op, doopte de kinderen en zegende
huwelijken in.
De laatste mis die in de kerk van
Leest was opgedragen, dateerde van 29
september 1797.
Vanaf 30 september, schreef hij
in t latijn, dragen wij onze H. Mis op in een
verborgen kamer, s morgens vroeg rond
drie uur en als het uiterst nodig was
gingen wij s nachts in het geheim
de laatste sacramenten toedienen aan de
zieken.
De 31-jarige koster Jan Frans Van
Varenberg zou voortaan de kindjes dopen en
de doden ter aarde bestellen, dit
zonder enige plechtigheid.
De bijkomende doopceremoniën zouden
door de pastoor ten gepaste tijde
aangevuld worden.
1797
Voor de Franse inval in ons land, droegen de huizen geen huisnummers, maar
een
eigen , dikwijls zeer pittige en
schilderachtige naam.
In 1797 werd een eerste nummering
van de huizen doorgevoerd, maar nog jaren
lang bleven de oude benamingen in
de volksmond voortleven. (MK)
1797
In het huwelijksregister, achter het huwelijk van 13 september 1797, voegt
pastoor De Heuck toe :...bij het
zo goddeloos verbod der fransche natie, ons op
29/9/1797 door de militaire macht
meegedeeld, hebben wij ons onthouden van
alle bediening van de godsdienst en
van alle uitoefening van pastorele functie.
De volgende mijner parochianen
(gevolgd door een lijst) zijn dan getrouwd voor
De Z.E.H. Cornelius De Haen,
pastoor van Walem, aan wei tot nu toe voornoemd
verbod nog niet besteld is... (DB,
nr.2 1957)
1797
Op 15 november 1797 richtte commissaris Scheppers zich tot alle kerkmeesters,
kosters, pastoors,.. van zijn
kanton. Hij deed het in het Nederlands in de hoop
dat zijn boodschap wellicht beter
gehoord zou worden :
Borgers,
De Municipaliteyt is belast uyt
krachte van het besluit der Centrale Administratie
van 14 Brumaire ll. van binnen 10
dagen van den ontfanck van het voorseyde
besluyt, eenen duydelycken staet
over te geven vervattende de kerkckepriesters,
huysen en kerkgoederen
gespecifieerd in het besluyt van het uytvoerende
Directoie van 5 Brumaire.
Dus aansoeck ik u borgers om op u
verantwoordelijkheid ter griffie der
Municipaliteyt in te brengen binnen
de 24 ueren naer het ontfangen dezer bij
order van inventaris alle de
registers, rekeningen, papieren, archieven,
documenten en alle andere stukken
betrekkelijk tot de kercken, kerckgoederen
en generalijck alles wat eenige
betrekkelijkheid heeft tot de goederen en tot de
administratie der kercken.
Degenen welcke niet zullen voldaan
hebben binnen de 24 ueren aen de
tegenwoordigen aenzoekbrief, zullen
overgedragen worden aen de openbaren
beschuldenaer om vervolgt te worden
met de gestrengheyd der wetten.
Heyl en
Broederschap
Ondertekent J. Scheppers,
commissaire
Voor Coppeye P.L.
Driessens, greffier.
1797-
25 november : De kerken in het kanton werden blijkbaar intussen gesloten zoals
blijkt uit een brief van 25
november 1797 van commissais Scheppers.
Daarin verklaarde hij dat hij
militairen gestuurd had naar Blaasveld om de
opgengebroken kerkdeur te
herstellen en daarna waren ze naar Leest
gegaan.
Daar was de kerkdeur ook
opengebroken en waren kerkmeubelen gestolen.
(WDK,t Ridderke nr.2, 1998)
1798
Op datum van 2 januari 1798 lezen wij in het doopregisterdagboek van pastoor
De Heuck : Uit hoofde van die
onrechtvaardige wet van de Franse Republiek
werd de pastoor uit zijn pastorij
gezet door een zekere Peeters, die voor deze
speciale opdracht gedelegeerd was.
Hij was van deze parochie en
verraadde aldus zijn afkomst.
Hij was begeleid door een soldaat
en door agent Jan Frans Beulens en Angelus
Van der Hulst.
Slechts drie dagen geleden
verhuisde de pastoor naar het landgoed Ter Moortere
van Jonkvrouw Joanna Antonia Pauli.
Hij nam zijn meubelen mee, want,
schrijft hij, waren die in het voornoemde huis
gebleven, ze waren met de rest
aangeslagen geweest.
Pastoor De Heuck was op dat
ogenblik 72 jaar oud.
Hij betrouwde echter de situatie
niet, daar verscheidene van zijn collegas
aangehouden en gedeporteerd waren naar
Cayennes.
Op aandringen van zijn parochianen
Consuasus per parochianos verliet hij het
Hof ter Moortere op 19 januari 1798
om negen uur s avonds om zich buiten
Leest te gaan verschuilen.
De feiten gaven hem gelijk, want
hij werd tot tweemaal toe vruchteloos te
Leest
opgezocht, bis frustra
requisitus.
Hij kwam pas terug naar Ten
Moortere op 9 mei 1799, wanneer de lucht wat
zuiverder geworden was, om er zijn pastorale functies
in het geniep te hervatten.
Op 17 april 1801 nam hij terug zijn
intrek op de pastorij en vanaf 12 juni 1802
gebeurde de eredienst opnieuw in de
kerk. (WLS,blz.27)
1798
Op 20 juli 1798 werd bij de Directoire
het wetsvoorstel ingediend om door
conscritie (dienstplicht) nieuwe
manschappen onder de wapens te brengen,
voorstel dat op 24 september van
kracht werd.
Deze wet, waarbij onmiddellijk
200.000 manschappen zouden worden
opgeroepen voor het leger, werd
reeds op 28 september datzelfde jaar te Brussel
afgekondigd. Alle ongehuwde Fransen
(waaronder dus ook de inwoners van de
geannexeerde gebieden, dus ook alle
Leestenaars) van 20 tot 25 jaar werden
ingedeeld in vijf klassen: tot de
eerste lichting behoorden de jongeren die op
22 september 1798 twintig jaar
zouden worden , de tweede lichting waren de
jongeren van 21 tot 22 jaar enz.
In vredestijd duurde de
dienstplicht vijf jaar, in oorlogstijd een onbepaalde
termijn en in 1798 was Frankrijk in staat van orlog.
|