1878 In oktober 1878 werd Jan Dumont onderwijzer te Leest.
Hij was afkomstig vanxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Orsmaal-Gussenhoven en gehuwd met Anne Jepherina Matterne. Voordien was
hij
onderwijzer te Zemst-Laar.
Hij woonde
in het schoolhuis en had drie kinderen : Stefanie, Albert en Raymond.
Evenals
hun vader gingen ze allen in t onderwijs.
Voor
meester Dumont was De Keersmaeker hier onderwijzer, door de gemeente
betaald.
Erg lucratief was de job van onderwijzer in die tijd niet : la misère en
redingote, zo werden ze toen bestempeld. Ze droegen zoals de
burgemeester en
de dokter
een lange jas (redingote).
Het begin
van zijn carriëre te Leest werd gekenmerkt door de schoolstrijd.
Mijn
grootvader Jan-Baptist Mees was een oud-leerling van meester Dumont.
Hij
vertelde in 1976 :
...ik was een deugniet toen ik klein was,
leren zat er voor mij niet in, maar
kattenkwaad uitsteken, in t school
en daarbuiten des te meer. Aan de appelen
gaan zitten in de pastorij en
vechten met Fons Hellemans en de andere jongens...
Ik heb daar dikwijls slaag voor
gekregen van mijn vader en meestal terecht, maar
die keer van meester Dumont, dat vergeet
ik nooit. Ik had weer iets misdaan, ik
weet niet meer wat en k moest bij
meester Dumont komen. Ik had toen juist een
nieuw floeren pak gekregen van mijn
vader. Meester Dumont zou er dus geen stof
uitkrijgen, maar de slagen die ik
toen gekregen heb !
Gelukkig brak zijne regel na een
twintigtal keren.
De linten in mijn kostuum stonden
er maanden daarna nog in. Ja, meester
Dumont, dat was ne krak, die sloeg
voor t hemmen...
Ik herinner mij ook nog dat hij
eens met zijn been in het klokkenzeel verstrengeld
geraakte en mee omhoog getrokken
werd met zijn hoofd omlaag.
Hij had zijne voet gebroken. De
weken daarop kwam hij naar school met de hulp
van een stoel. Zijn ene been
steunde de grond, zijn andere lag geplooid op die
stoel, dewelke hij met zijn handen
telkens verplaatste, een koddig gezicht was dat
toen...
Passage
uit Zo de ouden zongen... van J.A.Huysmans in De Band van maart
1980 :
...voor de heren hadden wij in ons buffet
enkele speciale glazen met een oorken
aan, van vorm zoals meisjes, met
ingebonden lenden, op hoge schoenhakken : dus
niet aanvaardbaar voor gewone
mensen, den Burgemeester Bernaerts
aangeboden, met gehalveerde moed,
omdat diens aanwezig ontzag, de
drinkebroers hun dorst plots
milderde ; aan Mijnheer Moyson, met wat waakzaam
nazicht, want die was nogal
vergeetachtig in betalen, aan Mijnheer
Dumont,
meester
Dumont, door mij met wat leedvermaak, omdat ik die man met de
koterhaak, groter dan hijzelf,
nooit naar zijn soms vierkante kin zou hoeven op te
kijken. Ik werd eerder naar het
Mechels College gestuurd.
Ik vond hem niet lief om volgende
reden : in 1914, na de thuiskomst van de vlucht,
had ik in de beemden bij de
bommentrechters rond ons beschoten dorp, een
houten bak vol oorlogstuig
vergaard, waaronder koperen bombuskens, geuten
hulsels met koperen sierbanden aan,
koperen mitrailleurs hulzen en kogels en
loden bollen.
Op zekeren dag staat Madammeke
Dumont voor haar deur en ze roept me :
Bertje, zegt ze, onze meester
weet van de kinderen dat ge zon schoon
bommenpotten hebt, hij zou die eens
graag bekijken.
Ja, en ik er met mijn buit naartoe.
Aan Madammeke heb ik die eens
durven terugvragen, en die zei : Ik zal het
aan den meester zeggen.
En het bleef daarbij...
In het
februarinummer van De Band in 1955 schreef Frans Moyson :
Van meester Dumont kregen we een solied
onderwijs dat een stevige grondslag
was voor onze latere studies.
We hadden veel respect voor hem,
maar ook veel schrik van zijn koterhaak die
in de winter moest dienen om de
stoof te koteren en het vuur aan te wakkeren...
Die koterhaak was een tuig om
ontzag voor te hebben, want hij was zo groot als
meester Dumont zelf, en hij moest
niet alleen dienen om het vuur aan te wakkeren,
maar soms ook om diegenen die niet
horen wilden, te doen voelen dat de meester
het meende.
Meester Dumont had ook biekens en
het was voor ons een buitenkansje als de
biekens aan t zwermen waren :
terwijl hij de zwerm ging vangen, mochten wij op
de speelplaats gaan spelen.
Ik herinner me ook nog dat we op
een zomerse voormiddag gedurende de klas
opgeschrikt werden door een hevig
geronk. Het was een vliegmachien.
We mochten van meester Dumont naar
buiten gaan om ons eerste vliegmachien te
zien...
En in
augustus 1957 haalde Stephanie Dumont, de dochter van de meester, in De
Band,
herinneringen op aan haar vader.Ze was toen 79.
Vader was onderwijzer te Leest van november
1878 tot einde schooljaar 1917.
Mijn ouders gingen dan naar Evere
wonen bij mijn broer Albert, die aldaar
bestuurder was van School nr. 3,
Leuvense steenweg. Daar stierf moeder in 1923
en vader in 1931.
Ik was 37 jaar in het onderwijs,
waarvan de 23 laatste jaren in Anderlecht, waar
ook mijn jongste broer, Raymond,
onderwees.
Zo lang onze ouders in Leest waren,
gingen wij natuurlijk zo dikwijls mogelijk
naar huis.
In 1945 ging ik mij standvastig in
Orsmaal vestigen. In 1946 ging Albert met
pensioen en kwam samen met zijn
vrouw bij mij wonen. Ons gelukkig samenzijn
duurde niet lang : Albert werd ons
ontnomen in 1947.
In juli 1956 stierf Raymond in
Anderlecht. Ik woon nu alleen maar heb hier nog
een twintigtal kozijns en nichten.
De zoon van mijn vaders broer is hier
burgemeester.
Van 1911 tot 1915 was ik onderwijzeres
te Overhespen en ik woonde er bij mijn
oom en tante.
In 1914, op 15 augustus, kwamen
mijn twee broers mij halen en brachten mij
naar Leest bij onze ouders. Mijn
broers keerden weer naar hun scholen.
Op 20 augustus vluchtte ik naar Boom met
mijn ouders.
Na drie weken kwamen wij terug per
camion naar Leest, waar al de deuren open
stonden. Op een morgen rond 4 uur
bracht een Duits soldaat de 2 jongste
kinderen Albert en Jan, van
Beullens uit de Biest, bij ons. Die waren alleen thuis
achtergebleven als hun ouders en de
overige kinderen werden verjaagd.
Als alles kalm werd rond hun huis,
hebben ze allerlei op hun kruiwagen geladen
en kwamen ze naar t dorp, op zoek naar tante
Trien en vandaar zijn ze bij ons
aangeland.
Ja, die kruiwagen : daarop stond
een mand en daarin een brood, een zij spek, een
kom vet, een broodmes, een pot voor
water, een doos met knoppen en garen, een
naald stak aan de kraag van hun
jaske.
Ik vroeg : Wie heeft dat alles
voor u gereed gemaakt ? Ik, zei de kleinste,
(Albert, nog geen vijf jaar!) maar
het spek heeft onze Jan uit het vleesvat
genomen, want ik kon er niet aan,
ik ben nog te kleintjes.
En die naald ?
Die steekt daar om ze niet te
verliezen, want als er nu een knop van mijn broek
ging, moest ik er hem toch
aanzetten hé.
De eerste Leestenaar die we na 14
dagen weer zagen, was Louis Van den Brande.
Die vertelde ons hoe alle mensen op
zoek waren naar hun koeien en andere
beesten. Vader deed aan Beullens
zeggen dat zijn zoontjes bij ons waren. Vader
Beullens is al lopende bij ons
aangekomen en dan hebben wij een scène gezien
tussen de kinderen en hun vader en
we hebben allen samen tranen van geluk
gestort. Ik geloof dat dit een der
schoonste herinneringen van mijn ouders aan
Leest geweest is.
Ik kwam eens in Leest terug op de
begrafenis van Juffrouw Mathilde Hellemans
en
verbleef later eens enkele dagen bij meester Meyers.
Mijn eerste meester in de school van
papa was Alfons Polspoel, die graag
fungeerde als moniteur.
Later kende ik de meesters Hellemans,
Constant Teughels, Alex Van den
Bossche, De Win en Constant Moons,
de opvolger van mijn vader.
(In
1957 verbleef Stephanie Dumont op de Grote Stweg 74 te
Orsmaal-Gussenhoven)
Na 38 jaar
dienst ging meester Dumont met pensioen op 28 december 1916.
Hij
vestigde zich met zijn gezin te Evere bij zijn zoon Albert die daar schoolhoofd
was en hij zou daar op 2 februari 1931 overlijden.
Op 27
januari 1917 ontving hij van het gemeentebestuur van Leest volgende
dankbetuiging :
..bij deze doen wij Uld kennen dat Mr. Moons,
met den 1 februari eerstkomende
Reacties op bericht (0)
|