1899 - De Fanfare Sinte-Ceciliaxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In 1899 werd de fanfare Sint-Cecilia
gesticht. Stuwende kracht was Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van
voorzitter zou waarnemen.
De stichting van deze fanfare, een jaar
na de stichting van Arbeid Adelt was het resultaat van de politieke
emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en
Blekken (Sinte-Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt
betwistten.
De politieke rol van Sint-Cecilia zou
verdwijnen in 1976 met de fusies van de gemeenten.
De statuten van de muziekmaatschappij
werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899 en het eerste
optreden dateerde van 6 december 1899 en vond plaats in café Het Kruispunt.
In 1902 ontvingen de muzikanten hun
eerste pet, waarde 2,5 frank en ook een naamplaatje Sint-Cecilia Leest werd
eigendom van de maatschappij.
De standaard werd reeds van bij de oprichting aangekocht.
Al snel werd er deelgenomen aan
verscheidene concours.
Onder leiding van de muziekchefs Louis Verbeek en zijn zoon Ferdinand uit
Tisselt, werden tussen 1900 en 1934 zowat 24 medailles verzameld.
(GvM 22/3/86)
De fanfare zou uitgroeien tot een
muziekmaatschappij van hoog muzikaal gehalte. Ze werd in 1978 o.a. wereldkampioen
te Kerkrade in de kategorie Uitmuntendheid.
August Lauwers in De Band - 1956 :
De
Koninklijke fanfare Sinte-Cecilia werd gesticht einde 1898. In 1899 werd het
vaandel aangekocht.
De eer van dit verdienstelijk werk komt in de eerste plaats toe aan wijlen de
heer Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter waarnam. Hij was
een onvermoeibare werker die zich met hartstochtelijke ijver volledig aan de
maatschappij heeft gegeven en tevens ook verschillende jaren het ambt van
burgemeester waarnam.
In
1928 werd de taak van voorzitter overgenomen door Pieter De Prins, deze nooit
afgevende leider komt de eer toe voor onze fanfare een triomftijdperk te helpen
bewerken.
Als
eerste muziekmeester trad Louis Verbeeck uit Tisselt op, zijn taak werk bij
zijn afsterven overgenomen door zijn broer Ferdinand.
In
1938 werd één onzer eigen zonen, een jonge Leestse muzikant, de heer Rik De
Bruyn, als muziekbestuurder aangesteld. Dank zij zijn grote wilskracht en
aktiviteit, heeft hij onze fanfare op enkele jaren tijds uitgebouwd tot een
machtig geheel dat met de beste
fanfares
uit het omliggende kan wedijveren.
Voor
de tweede wereldoorlog beperkten wij er ons toe, deel te nemen aan het vieren
van godsdienstige en vaderlandslievende plechtigheden, traditie die wij nog
steeds in ere houden. Ook werd er deel genomen aan muziekfestivals waarvan de medailles,
aan ons vaandel gehecht, getuigen.
De
betrachting van onze huidige dirigent, ons muziekkorps op een hoger peil te
brengen, kwam voor de eerste maal tot uiting in 1948 toen we voor het eerst aan
een muziekwedstrijd deelnamen.
Sedert
1947 zijn we aangesloten bij de Katholieke Federatie van Muziekmaatschappijen,
tevens ook bij het Muziekverbond van België sedert 1951 onder nr.32A...
Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan
bracht L.V.L. in De Band (nr.1) het volgende lyrisch verslag :
...In
onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de
gekende hoeven o.m. de Rendelbeek-hoeve, deze van Kobe-Latens, Ter
Moortere e.a., en waar seders 1552 de goede mensen ter kerke werden
opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de
tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek
te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen met de open natuur om
zodoende het edukatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief
te hebben.
Peter
Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan
de muziek te beoefenen.
Onder
die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van
wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan
boord en de stevige hand aan het rad.
Het
was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een toch van 5 maand
op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het
begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt
worden.
De
statuten van de muziekmaatschappij Ste Cecilia werden vastgelegd in de
bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar
tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het
gemoedelijke Leest.
Het
was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten
aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Constant
Van Hoof, en opstapten naar het dorp met als stapmars Hulde aan Mr Mathys,
getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als
terminuspunt De Vlaamse Leeuw gehouden door lokaalhouder Theodoor Van den
Heuvel.
Terloops
moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken
spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan
waren.
Alles
begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, in 1902, ontvingen
de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming
Fanfare Ste Cecilia 1899.
Wie
zou ooit durven denken hebben dat zo een sosjeteitje zo snel een poging zou
gedaan hebben om medaljes te veroveren ?
Er
staat ergens geschreven : de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid ;
ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige
mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke
muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen.
De
geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om
te vernemen ; Medaljes werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel
(1902), Oostende (1902), O.L.V.Waver (1903), Antwerpen (1903), Hombeek-Eike
(1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906),
Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt
(1909), Blaasveld (1911), Kapelle o/d Bos (1913), Oostende (1925), Humbeek
(1934), Mechelen (1934).
De
hogervermelde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven
werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik De Bruyn, dat was in 1938...
Na Louis Verbeeck, Ferdinand Verbeeck en
Hendrik Rik De Bruyn, werd Theo Fierens in 1965 muziekleider. In 1973 nam
Frans Dierckx het dirigeerstokje over.
Het eerste reglement telde 5 hoofdstukken en 62 artikelen
en werd gestemd door volgend bestuur :
Erevoorzitters : Frans Beullens en
Marcelinus Lemmens.
Voorzitter : Teophiel Verschueren.
Onder-Voorzitter : Frans Piessens.
Schrijver : Floriaan Meyers.
Schatbewaarder : Theophiel De Wit.
Boetmeester : Prosper Busschot.
Raadsleden : Antoon Stoop, Victor
Robijns, Frans Robijns, Lod. Nuytkens, Const. Polspoel, Lod. Alewaeters, Jozef
Selleslagh, Jan Lauwers.
De markantste artikelen pikken wij eruit
:
Art.
6. De uitvoerende en verplichte eereleden zullen eene maandelijksche bijdrage
betalen van 1,50 fr voor de uitvoerende, en drie frank voor de verplichtende
Eereleden.
Art.
7. De Eere-Voorzitters en Voorzitter betalen eene jaarlijksche bijdrage van 50
fr.
Art.
29. Niemand mag op dezelfde gemeente deel uitmaken van twee
Fanfarenmaatschappijen.
Art.
30. Elk lid der maatschappij dat komt te overlijden zal de laatste hulde, door
het muziek toegebracht worden..
Art.
31. Indien een afgestorven lid de laatste eer door het muziek toegebracht
wordt, moeten al de leden persoonlijk den lijkstoet en lijkdienst bijwonen op
boet van 5 frank.
Art.
34. In de maatschappij St. Cecilia mogen geene leden zijn, waarvan uit
hetzelfde huisgezin een lid of leden zouden deelmaken van eene andere muziekmaatschappij,
bestaande of nog zoude ingericht wordende in de kom der gemeente.
Art.
51. De uitvoerende leden dwelke eene geheele repetitie zullen afwezig zijn,
zullen eene boete betalen van vijftig centiemen, degene welke na de
naamoproeping en voor de poos komen,zullen 0,25 centiemen betalen.
Art.
52. De repetitie zal ten minste drij uren duren, een uur voor de leerlingen,
twee uren voor de wezentlijke muzikanten, en zal juist op het uur
beginnen,welke het bestuur zal vaststellen.
Art.
61. De maatschappij neemt geen deel aan politieke betoogingen.
|