Constant Stanne Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een
verrassing.
Toen ik werd opgeroepen dacht ik : t is maar voor
veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar t was voor vier jaar en
half.
Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd
opgeroepen.
Terwijl de anderen in Namen aan het front streden
moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.
Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien
dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze
klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die
onmiddellijk naar het front trokken.
Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in
Ouderlick kwamen.
Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer.
Dat was de aftocht !
De soldaten waren hun eigen baas.
Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen
maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.
De 5de december 1914 ben ik dan aan t
front gekomen.
Daar heb ik afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat
ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook
soldaat.
Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig
aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd,
alhoewel ik nochtans piot was.
Aan t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal
gezeten.
We moesten buiten t geschut van de vijand blijven
want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op
strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen
trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...
Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons,
moesten wij voortwerken.
Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me
steeds moest laten vallen...
Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van
een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !
Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag
geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg
van Veurne naar Nieuwpoort.
Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee
Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met
hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons
kunnen redden door onder een brug te kruipen.
Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een
Frans schip.
Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van
de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren.
Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis
waas een vrouw werd onthoofd.
Daarvan was ik getuige. Wreed !
Of hij veel schrik had geleden ?
Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen...
Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk halen,
iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren.
Wij waren wilde mensen hé.
Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of
gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.
Eén keer ben ik licht gekwest geweest.
In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land
trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon
300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn
bovenarm.
Het was echter een lichte kwetsuur.
Ik stond veel liever op 10 meter van zon inslag.
Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had
je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit
mekaar.
Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de
staat, naar Adinkerke gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de
muur hing.
Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden
aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de
spoorweg.
Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de
wapenstilstand.
Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen.
Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari het jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van
huis weggeweest...
|