Frans Coeckelbergh - De Band nr. 7 van 1956 :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde
toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen
die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.
Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want
niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911
optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.
Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e
Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen
zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor
ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren
welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee,
aldus Frans.
En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?
Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en
manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren
nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde
staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat
ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten
strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.
We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om
eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller
moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en
waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even
verhalen, we moesten s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het
ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots
aan t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken
ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang
krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de
Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te
doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met
kasteel en Duitsers korte metten.
Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze
troepen in slagorde te brengen.
Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop
slag leverden, maar de Duitser beschoot
met zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.
Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te
schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden
herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag
hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte
ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten
leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en
ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra
wij dat in de gaten hadden losten wij salvos in de bomen, de Duitsers aldus
verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen
ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de
Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van
de Redoute.
Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad
Antwerpen getrokken, waar zelfs
de Schelde in vuur en vlam stond.
Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas
waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.
U moet nu niet gaan denken dat we deze transport
meemaakten in confortabele wagens !
Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens
geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken,
wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de
Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale
er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend
neergekogeld.
Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor
goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer
gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.
In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen
tussen gekomen.
Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op
sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met
de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik
met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen
enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij
tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel
doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.
Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger
afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een
vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.
Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten
in water en slijk...
|