Foto : de ouderlijke
woonst in de Blaasveldstraat in 1978. Tijdens de oorlog ook herberg In den
Nieuwen Buiten.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De Vlucht
Die woensdagmorgen vertrokken we, te voet naast onze
zwaar beladen fietsen, want tante Melle kon geen fiets rijden..
Op de Juniorslaan gekomen sloten we aan bij de massa,
een nooit geziene aaneengesloten
mensenzee met alle mogelijke vervoermiddelen, te voet, per fiets,
stootkar, kruiwagen, wagens getrokken door paarden, allen zwaar
beladen...richting Tisselt.
Voor ons uit stapte een soldaat met een geit aan een
ketting.
We volgden de mensenzee in de richting Kapelle op/den
Bos.
Daar zagen we de eerste sporen van de bombardementen :
kapotte huizen.
Aan de brug stonden zeer nerveuze Belgische soldaten,
we begrepen snel waarom, want toen we even voorbij de kerk waren hoorden we
achter ons een harde knal. Ze hadden de brug in de lucht laten vliegen.
Ik heb me nadien steeds blijven afvragen hoe men daar
in hemelsnaam in geslaagd was, met die immense onafzienbare rij vluchtelingen.
We vervolgden onze weg langs Ramsdonk, Londerzeel. In
Steenhuffel moesten we schuilen, we werden overvlogen door Duitse vliegtuigen
die door Belgisch afweergeschut werden bestookt. We schuilden in de hangar van
een plaatselijke brouwerij en hoorden de stukken schrapnels op het dak inslaan.
Angstaanjagend !
Gelukkig werd daar niemand gekwetst.
Langs binnenwegen ging het dan richting Merchtem Heikant.
Het was ondertussen avond geworden en we moesten uitzien naar een
slaapgelegenheid.
De meeste huizen, door hun oorspronkelijke bewoners
verlaten, staken reeds boordevol.
Tot we op een boerderij kwamen, hier mochten we in de
stal achter de koeien op stro slapen. Dat vonden we nog plezierig ook, ik heb
er voortreffelijk geslapen.
De oudere mensen begonnen intussen na te denken en
zagen de miserie en de risicos van de vlucht in.
s Anderendaags rond negen uur, toen we aanstalten
maakten om verder te trekken, werden we plots verrast door een vijftal Duitsers
te paard met hun geweer op ons gericht.
Een gebrul in het Duits : we moesten gaan staan met
onze handen in de lucht.
Ze vroegen of er geen Belgische soldaten bij ons
waren. Na een ontkennend antwoord lieten die ons verder met rust en reden weg.
Dat we geschrokken waren hoeft niet gezegd, enkele
minuten voordien waren daar nog twee Belgische soldaten per motorfiets met
side-car aangekomen en naar ik later vernam, hadden die zich bij de boer
omgekleed, hun militaire kledingsstukken omgeruild voor burgerkleren, en zich
tussen ons vluchtelingen gemengd.
Daar het geen nut had om nog verder te vluchten,
besloten we huiswaarts te keren.
Langs een binnenweg terug naar Londerzeel
Daar werden we plots brutaal aangesproken door een
Belgisch officier. Mijn vader en nonkel Fons moesten zich identificeren. Toen
hij zag dat wij vluchtelingen waren, vroeg hij waar de Duitsers zich bevonden.
Toen we vertelden dat die reeds lang voorbij waren, trok hij zich terug in een
korenveld. Daar zaten nog vele soldaten verborgen. Naderhand vernamen we dat
die allen werden krijgsgevangen genomen.
In Ramsdonk lagen in de living van een woning waarvan
de deur openstond, vele gekwetste
Belgische soldaten, ze waren verzorgd door Duitse verplegers.
Op de straat nabij de kerk lagen de lichamen van een zevental dode soldaten in
alle mogelijke houdingen.
Van de pastoor, een ex-onderpastoor van Leest,
vernamen we dat deze soldaten in dronken toestand op de Duitsers hadden
geschoten.
In Kapelle o/d Bos moesten we, omwille van de
opgeblazen brug, via het sas de vaart oversteken. Om hun paarden en kanonnen
over de vaart te leiden hadden de Duitsers een primitieve brug van bomen en balken gecontrueerd.
Het was geen makkie onze zwaar bepakte fietsen
daarover te krijgen, hierbij werden we bereidwillig geholpen door Duitse
soldaten.
In de namiddag kwamen we thuis, alles was gelukkig nog
zoals bij ons vertrek.
Generaal Paulus
We waren nog niet lang thuis toen er Duitsers
passeerden. In dichte rijen, te voet en met paarden trokken ze richting
Blaasveld.
s Avonds hield er een gans regiment ruiterij halt op
de weide van Leemans tegenover ons café.
Duitsers, met paarden, wagens, kanonnen, gans de
straat vol, overal waar men zag, Duitsers!
Ze trokken tenten op, maakten hun paarden vast aan de
draadomheining, zetten wachtposten uit.
Ik meen dat wij een van de eersten terug thuis waren..
De Duitsers liepen bij ons in en uit, deden of het
allemaal van hun was.
De radio werd aangezet, dat was toevallig een
Telefunken en dat viel duidelijk in hun smaak.
Op de Leuvense stoof maakten ze wijn warm en maar
drinken en dansen. Dat deden ze onder elkaar en velen raakten bedronken.
Plots werd alles muisstil. Er waren twee Feldgendarmen
binnengevallen. Ze begonnen meteen alles te doorzoeken.
Ons moeder moest mee naar boven, ik wou ze volgen maar
één van die Duitsers zette zijn voet op mijn borst en duwde mij naar beneden.
De mannen met de metalen keten en plaat om hun hals
hadden ook het plezier van de andere
Duitsers vergald want die dropen stil één na één af.
Boven hebben die feldgendarmen alles overhoop gehaald,
vermoedelijk op zoek naar Belgische soldaten of wapens. Er werd echter niets
gevonden en ze lieten ons verder met rust.
s Anderendaags ging ik de straat op en keek mijn ogen
uit naar dit machtige leger.
Op de weide van Stanne Gobien was het grote
vergadering van hoge officieren, herkenbaar aan de rode strepen op hun rijbroek
en kepi. In één van deze officieren, een grote magere man, meen ik stellig de
latere beroemde generaal Paulus te hebben herkend. Doch lang mocht ik daar niet
slenteren, want door een wachtpost werd ik toegesnauwd dat ik moest verder
gaan.
In de voormiddag vertrokken ze richting Blaasveld.
Gans de straat en de wei van Leemans lag vol met lege wijnflessen, duizenden,
oorlogsbuit, allemaal gestolen uit leegstaande huizen.
De daaropvolgende dagen en weken heerste er een enorme
drukte in onze straat : oprukkende Duitsers, terugkerende vluchtelingen,
afgevoerde Belgische krijgsgevangenen.
Stilaan hernam het leven zijn gewone gang, de meeste
mensen waren terug thuis, enkele bleven weg, sommigen in krijgsgevangenschap.
Ons café was terug open en we deden goede zaken aan
die vluchtelingen. Ik moest bijna dagelijks met een triporteur met twee honden
in, naar Mechelen, naar brouwerij Lamot om bier en ijs aan te halen.
Ik begon terug te werken op mijn oude post.
Mijn baas was ook teruggekeerd en al het materiaal dat
we hadden verstopt lag nog op zijn plaats. Doch aan autos was weinig werk,
slechts enkele kregen een vergunning om te rijden, er werden nog allerlei
beperkingen ingevoerd en er kwam een strenge rantsoenering.Een gouden tijd voor
smokkelaars brak aan.
Enkel voertuigen die dienden voor bevoorrading kregen
benzine.
Daarom werkten wij veel aan de vernieuwing en
vergroting van de garage. Onze baas had een toekomstvisie, maar al wat wij
opbouwden zou in 1943 en 44 worden platgebombardeerd, ditmaal door de Engelsen.
Toen de benzine nog schaarser werd, specialiseerde
mijn baas zich in het plaatsen van gazogénes, dit waren kolenketels die
gestookt werden om gas op te wekken, als surrogaat voor benzine. Doch weinigen
haalden een bevredigend resultaat.
Men moest s morgens minstens een half uur uittrekken
vooraleer men kon vertrekken : het vuur aansteken, dan trachten om met benzine
te starten en wanneer men gas had, overschakelen op kolen. Na enkele ritten
waren de leidingen binnenin aangekoold en dienden gereinigd te worden.
Uiteindelijk werden de ketels in de meeste gevallen
gebruikt om er allerlei smokkelwaar in te vervoeren.
Dat was soms vlees maar veelal tarwe waarmee vnl.
Waalse groentenhandelaars de garage kwamen ingereden. Ze losten hun waar en
vertrokken op hun beurt met benzine.
Vele Belgische vervoerders die voor de Duitsers o.a.
op de vliegvelden reden, kwamen in de garage een deel van hun benzine verkopen
of ruilen voor tarwe of andere schaarse producten.
Dat was poort toe, benzine lossen en vertrekken met
een lading tarwe.
Onze baas heeft vele malen Breendonk geriskeerd en wij
die van die handel op de hoogte waren, moesten zwijgen als een graf..
|