Foto :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Sooi Willems in actie. Een archieffoto uit de
beginjaren van Milac.
Bezieler
Aalmoezenier Sooi Willems vertelde in 85 :
Bij de bevrijding in september 1944 werden de klassen
1941-1942 gemobiliseerd en voor opleiding naar Engeland en Noord-Ierland
gestuurd, met de bedoeling desgevallend ingezet te worden bij de
krijgsverrichtingen in Duitsland. Want de oorlog was nog niet gedaan. Bij die
gemobiliseerden is de idee gegroeid dat er iets moest gebeuren voor de soldaten
: een uitbreiding van wat K.A.J. en B.J.B. als dienst voor de soldaten hadden voor de oorlog. Toen Duitsland was
gevallen, hoorde men van het bezettingsleger en het verwoeste Duitsland de
wildste verhalen : over de miserie van de bevolking en de sexuele avonturen van
de soldaten.
Kortom, Duitsland was gevaarlijk voor onze brave
jongens.
Onder impuls van Kan. Dubois in Roeselare zijn leiders
van jeugdbewegingen samengekomen. Het echte idee is daar geboren : er werd een
actie opgezet in West-Vlaanderen. Heel vlug werd het idee overgedragen naar het
Nationale Jeugdverbond van Katholieke Actie, waarvan Mgr. Cruysberghs algemeen xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />proost was.
Gedelegeerden van de diverse jeugdbewegingen, o.a. De
Schuyffeleir van K.A.J., besloten om als gezamelijke dienst van het J.V.K.A.,
een katholieke actie voor toekomstige soldaten op te richten. Inmiddels was ook
in Limburg, onder impuls van Kan. Claes, een actie voor soldaten op gang
gekomen.
Omdat het college van Seraing, waar ik leraar was,
stukgeschoten was, was ik dus werkloos. Die kunnen we dus gebruiken dachten ze
in Limburg, want ik ben tijdens de slag aan het Albertkanaal ook nog waarnemend
aalmoezenier geweest. En zo is het gekomen. Ik ging voorlichting geven in
Limburg : op 23 vergaderingen bereikte ik 3.000 jongens. Niet omdat ik het was,
want ik was totaal onbekend, maar omdat de tijd er rijp voor was : men was bang
van Duitsland.
Door dit succes werd ik naar Brussel geroepen
(J.V.K.A.).
Zo werd ik proost
van Milac...
(Kerk en Leven, 20 juni 1985)
MILAC-LEEST en DE BAND
Op een bijeenkomst
van bestuursleden in 1953 van KWB, BJB en Chiro werden definitieve plannen
gesmeed tot de oprichting van een
Soldatendienst.
Onderpastoor Stany
De Decker werd proost en Jan De
Decker voorzitter.
Er werd besloten een
soldatenblad uit te geven waardoor de miliciens op de hoogte
zouden blijven van
het dorpsleven, een band tussen thuis en de kazerne.
Het eerste nummer
van de Band was zeer povertjes, telde slechts zes bladzijden en had een oplage van 30
exemplaren.
Vijf jaar later, bij
het eerste jubileum, was de oplage gestegen tot 550 exemplaren.
In de loop van die
eerste vijf jaar kregen de Leestse miliciens van Milac 32 kg chocolade, 19 kg pralines, 48 kg koekjes, 258 boeken en 12.331
tijdschriften toegestuurd. Waaronder Het Goede Zaad, Zondagsvriend, De Band,
Ons Land, De Haardvriend, Humoradio, Ons Volk, Bevrijding, Toren, Vlaamse
Filmkens, Doorbraak, Kompas, Mardijck, Raak, Africa Cristo, Ons Zondagsblad...
De meeste uitgesproken katholiek.
Op voorlichtingsvergaderingen
kregen de toekomstige soldaten een beeld van wat hen te wachten stond via films
en uiteenzettingen door selectieofficieren.
Vaak hield dokter
Stuyck zijn spreekbeurt over
venerische ziekten...
De eerste proost, onderpastoor De Decker, werd reeds in het
stichtingsjaar overgeplaatst naar Coloma te Mechelen waarna zijn werk werd
overgenomen door Jan De Decker, die de kar zou trekken tot de dag dat pater
Omer als onderpastoor te Leest werd aangesteld.
|