1984
2 mei : Overlijden van Piet Van
Aken
Op 2 mei 1984 overleed te
Antwerpen, aan de gevolgen van een hersenbloeding,
de Vlaamse schrijver Piet Van Aken.
Hij werd onder zeer ruime
belangstelling op maandag 7 mei op het kerkhof van
Terhagen ten grave gedragen, dit
overeenkomstig de laatste wil van de
overledene.
Piet Van Aken was immers geboren in
Terhagen op 15 februari 1920 en hij was
met die streek als schrijver
zodanig verbonden dat men hem betittelde als de
schrijver van de Rupelstreek.
Naast de vele honderden mensen die
hem jarenlang in Terhagen en ook in Leest
hadden gekend, waren er delegaties van
de SP en het ABVV, waar hij tot zijn
dood werkte als redactiesecretaris
van het vakbondsblad De Werker.
De afscheidstoespraak werd gehouden
door dhr Derieuw namens de in laatste
instantie verontschuldigde
secretaris-generaal André Van den Broecke.
De spreker belichtte vooral de mens
en de schrijver Van Aken.
Onder de personaliteiten uit de
literaire wereld viel een diep bedroefde
Hubert
Lampo op, die zijn vriend een laatste groet
kwam brengen.
Ook Julien Weverbergh, directeur
van de uitgeverij Manteau was aanwezig met
een delegatie van het personeel.
Terwijl de urne met de as werd
bijgezet in het columbarium, schoven de mensen
minutenlang voorbij.
In zijn realistische romans en
novellen had Piet Van Aken de sociale
onrechtvaardigheid aan de kaak gesteld : De duivel vaart in
ons (1946),
Klinkaart (1954), Slapende
Honden (1965), De Blinde Spiegel (1981).
In 1966 ontving hij de
driejaarlijkse Staatsprijs voor Verhalend Proza.
Op het einde van zijn leven woonde
Piet Van Aken in de Winkelstraat te Leest.
Het was daar dat hij vriendschap
sloot met Fons Hellemans van de gelijknamige
bakkerij. Fons leverde er alle
dagen brood, vandaar.
De auteur droeg in memoriam zijn
boek Dood getij (1979) op aan zijn
verongelukte vriend en de weduwe
van Fons, Amelie Portael, kreeg van de auteur
volgend eigenhandig neergeschreven
briefje van troost : Geachte familie,
wie ook
ons
lot moge bestieren, het kent al
te vaak een merkwaardig verloop : mensen
als
Alfons zouden niet zo ontijdig van
ons mogen worden weggerukt.
Hij behoorde tot de zeldzamen die
hun goedheid niet berekend uitstallen
maar ze dag aan dag onbewust
uitdragen, als een onvervreemdbaar deel van
zichzelf.
Ik ben er nog steeds trots op dat
hij me toegestaan heeft deze weinige jaren tot
zijn goede vrienden te mogen
behoren.
Piet Van Aken.
In De Band van juni 1984
publiceerde de broer van Fons Hellemans, Guido,
een In Memoriam :
Piet
Van Aken werd geplant. Piet Van Aken werd geveld.
In Terhagen geboren groeide hij er
op als zoon van een werkmansgezin.
Vroeg was hij dus vertrouwd met de
sociale nood der misdeelden. Dit heeft op hem
een stempel geslagen voor een heel
leven.
Piet Van Aken was, om het in zijn
taal te zeggen recht voor zijn raap.
Dit leverde hem misschien meer
vijanden op dan nalopers.
Maar die laatste wenste hij niet.
In zijn boeken zien we een sociale bewogenheid.
Piet Van Aken gebruikte geen
franjes. Zijn stijl is hoekig zoals hijzelf.
In een vraaggesprek met Maria
Rosseels destijds zei hij : als ik voor de telefoon
sta word ik stom als een vis. Hij
had moeite om vlot met de mensen op te schieten.
Er bleef iets wantrouwigs in hem
voor vreemden.
In Aganda van een heidens lezer
(1967) (volgens mij een sleutelboek), schrijft hij,
alle geuniformeerden te misprijzen.
Dit steunt wellicht op een persoonlijke tragische
ervaring. Hij vond moeilijk de
vlotte toonaard en miste soepelheid.
De enkele keren dat ik met hem
gesproken heb ervaarde ik steeds iets ongedurigs
in zijn wezen. Het was alsof er
schimmen konden opduiken. Dit verklaart misschien
zijn mytische aanleg, wat aan
sommige van zijn boeken als bv. De Goddemaers
(1983) een aangrijpend karakter
meegeeft.
In zijn korrespondentie daarentegen
was hij des te hartelijker. Zijn vriendschap
gaf hij ongevraagd, zonder
wedervraag. Zo bv. aan mijn broer Fons aan wij hij
in memoriam zijn boek Dood
getij (1979) opdroeg, en die hij in de bakkerij
ooit hielp. Ook schonk hij
belangloos boeken weg aan wie zijn vertrouwen had.
Piet Van Aken woonde een
vijftiental jaren te Leest, waar hij vier boeken
(Dood getij, De hoogtewerkers, De
blinde spiegel en De Goddemaers) schreef.
Hij deed dit in stilte en oprecht.
Want dit wil ik maar zeggen : een man was hij
van top tot teen. Geen flierefluiter
of flauwerik, maar een knoestige kerel uit een
stuk, met een klokhuis waar aan te
pakken was.
Leest werd door zijn kunst niet
opgeschrikt.
Hij heeft er geleefd aan de
zelfkant van zijn bestaan, als belangrijkste artistieke
figuur hier ooit vertoefd.
Hij sprak en schreef zoals hij
gebekt was niet alleen de merel heeft het recht te
zingen zei hij.
Toegevingen aan literaire mode of
succes deed hij niet, nooit.
Groter auteurs dan hij deden dit wel.
Dit siert hem. Vandaar zijn
beperkte populariteit. Nochtans kent iedereen een aantal
boeken van hem met Klinkaart als
uitschieter.
Zijn evocatief vermogen getuigt in
een aantal van zijn boeken van een magische
kracht. Zijn vakmanschap om een
roman op te bouwen is groot.
Piet Van Aken is gestorven, zijn
lichaam zal vergaan, zijn eerlijk mens-zijn werkt
bewondering, zijn authentiek
schrijversschap is onuitwisbaar in ons literair bestek.
Zijn taalmedium was in volmaakte
harmonie met zijn diepste zijn.
Ik ben blij hem een beetje gekend
te hebben.
-Piet Van Aken
-Het briefje dat de auteur
schreef naar Amelie Portael, de weduwe van zijn vriend bakker Fons Hellemans.
-Zijn woning in de Winkelstraat
(2013) waar hij een vijftiental jaar verbleef.
|