1985
Oktobernummer De Band : Uit de
oude tijd
In het begin van de jaren 1900
woonde ik met mijn ouders in de Tiendeschuurstraat. Mijn vader oefende er het
beroep van smid uit en had ook een ijzerwinkel. Hij verkocht er alle
landbouwalaam en huishoudgerief.
Moeder met haar zeven kinderen
baatte een klein landbouwbedrijf uit en hield tevens ook staminee. Dat
landbouwbedrijf bestond uit : één ezel, twee koeien, twee geiten, twee zwijnen,
enkele konijnen en kippen. Vader was eigenlijk afkosmtig uit de stad Mechelen.
Hij had school gelopen in het Scheppersinstituut en behaalde er zijn diploma
van hoef- en meestersmid. Hij was danig fier op deze diplomas en ze hingen dan
ook aan de beste muur van ons staminee.
Bij het beroep van smid had hij
nog andere eigenschappen. Hij overlas ook zieke dieren en had daar speciale
gebeden voor. Meestal beterden deze dieren dan. Vroeger jaren werden alle
huishoudstellen in geval van breuk of sleet naar de smid gebracht. Zo werden
nieuwe bodems in ketels of caserollen gezet, afgesleten kolenschoppen hersteld
en keuterhaken verlengd. Ook werden op karwielen nieuwe repen gelegd, maar ook
nieuwe werden er gemaakt. Bij zulk groot werk had hij dan de hulp van de Vets
en Poede.
Bij ons zelf ging er ook al
eens iets kapot. Voor dit echter hersteld werd, moest moeder altijd eerst eens
dreigen met : ik zal dat maar naar de smid van de Heide brengen zeker.
Met Sint Elooi werden naar
jaarlijkse gewoonte de rekeningen gemaakt. Ieder die dan kwam betalen, kreeg
dan gratis een gebakken haring met brood en koffie.
Het boek waarin de rekeningen
van vader stonden, heb ik altijd bewaard. Het dagtekent van het jaar 1906 tot
1917.
Enkele jaren daarna zijn wij
verhuisd naar de Alemstraat in een groter bedrijf. Moeder overleed er in 1932.
Vader maakte de
smeedijzerenkettingen die haar graf sierden. Tot het einde van zijn leven in
1934- oefende vader zijn beroep van smid uit.
Hoe zo een rekening er in die
tijd uitzag kunt u hierna zien. Er werd er één lukraak uit het dagboek genomen.
Pauline Van Boxem.
(DB,
oktober 85)
In
1979 had ze, naar aanleiding van het Jaar van het Kind, enkele van haar
jeugdherinneringen toevertrouwd aan De Band (enkel jaartal gekend) :
Vroeger was het de gewoonte
van op Nieuwjaar een peperkoek (pondkoek in de volksmond) aan zijn petekind te
geven. Naargelang de peter of meter vrijgevig was gaven ze een gewone pondkoek
of anders ene versierd met suikeren bloemenbollekes en het jaartal erop.
Mijn moeder was meter van een
van de zoontjes van nonkel Charel, die dan ook weer mijn peter was. Het was met
Nieuwjaar 1907 en ik was toen tien jaar oud.
Ik werd, met de pondkoek in een geruiten handdoek geknoopt, weggestuurd.
We woonden toen in de Tiendeschuurstraat
en nonkel Charel woonde in de Alemstraat. Met mijn klompen aan en een
grote sjaal om de schouders stapte ik voort in de sneeuw. Op het hoogveld
gekomen hield ik halt. De bekoring kwam en ik maakte het pak open en zag die
mooie pondkoek vol suiker, met in het midden een suikeren kindje en in de hoek
het jaartal 1907. Ik nam van iedere hoek de suikeren rozen en smulde ze op. Wat
was dat heerlijk ! Toen deed ik het pak terug toe en stapte weer wat verder.
Met de goeie smaak in mijn mond dacht ik : als ik er nu
al de suiker er eens af at, dat
zouden ze toch niet zien en dan was het maar ne pondkoek zonder suiker. Ik
begon er onmiddellijk aan. Eerst het liggend kindje, dan al de bollekens en het
laatst het jaartal. Maar wat zag ik nu : tot mijn grote verbazing : een matte
peperkoek vol puttekens. Ik likte met mijn tong heel de peperkoek af tot hij
blonk als een spiegel. Ik deed het papier er weer zorgvuldig aan, de handdoek
toegeknoopt en stapte voort tot bij nonkel Charel. Daar werd ik met veel vreugde ontvangen en
wenste hun allen een zalig en gelukkig Nieuwjaar, ook van vader en moeder en
gaf meteen de peperkoek af.
Mijn tante deed de handdoek
eraf maar liet er het papier aan. Ik kreeg dan ook een pondkoek van mijn peter
en bedankte hem onmiddellijk.
Mijn tante stelde voor om
koffie te blijven drinken, maar ik zegde bedankt, want ik moet voor donker
thuis zijn. Ik wilde daar zo rap mogelijk weg zijn en wenste iedereen goeden
avond en weg was ik met mijn peperkoek (versierd met suiker), regelrecht naar
huis, zonder van mijn peperkoek te proeven, want ik had er genoeg van.
Thuisgekomen zegde mijn moeder,
hawel wat hebben ze gezegd. Dat ge bedankt zijt en ze wensen jullie ook een
zalig en gelukkig Nieuwjaar.
Mijn moeder deed de handdoek
los van de pondkoek, deed het papier eraf en riep : wat een schone en met een
mooi suikeren paardje, nu ben ik verlegen want die is veel schoner dan die ik
gegeven heb.
Nooit hebben wij van nonkel
Charen een bedankenis gekregen voor onze peperkoek en nooit heb ik een woord
gelost van wat ik gedaan had.
Pauline Van Boxom.
Pauline
Van Boxem was te Leest geboren op 4
oktober 1897 en ze overleed in het rusthuis De Dertien Eiken te Bonheiden op
9 december 1993. Ze was gehuwd met Victor T. Diddens, die geboren was te
Mechelen op 23 augustus 1891 en aldaar overleed op 11 oktober 1973.
-Een factuurtje uit 1911 voor
David Verbruggen.
-De familie Van
Boxem-Selleslagh en kroost in 1910. Van links naar rechts : Adéle, Johannes,
vader Edmond Van Boxem, Pauline, moeder Christina Selleslagh, Maria en
Pelagie.
-Pauline Van Boxem en haar zus
Adéle in uitgangskledij. Deze foto was bestemd om op te sturen naar hun
schoonbroer August De Prins (gehuwd met hun zus Marie) aan het front tijdens de
laatste Oorlogswinter van 1917-18. (LG)
|