Reisverslag van Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
REIS NAAR BAGARD EN MILHAC IN OKTOBER 2001
Voorwoord
Marcel De Prins uit de Kleine Heide en Jan Spoelders, uit de Kouter, hebben, als weggevoerde jongeren, de eerste maanden van de tweede wereldoorlog ‘40-’45 verplicht in Frankrijk doorgebracht. Ze werkten er bij de plaatselijke boeren. Marcel tussen de wijnstronken van Bagard (Gard); Jan tussen de wijnvelden en tabaksplanten van Milhac (Dordogne). Beiden gingen graag in op het aanbod van Robert en Bertha Verbruggen-Smulders, uit de Elleboogstraat, om deze plaatsen nog eens op te zoeken.
Marcel De Prins was een zoon van oud-burgemeester Pieter De Prins. Hij was geboren te Ramsdonk op 6 november 1921 en gehuwd met Alice Verbeeck. Hij overleed in het A.Z. Sint-Maarten te Mechelen op 9 november 2009.
Jan Spoelders ‘Jangske van beneje” was te Hombeek geboren op 6 maart 1923. Hij was afkomstig van “den Dries” een zijstraat van de Hombeekse Boterstraat, richting Zemst-Laar. Hij was gehuwd met Maria Verschueren, een dochter van oud-burgmeester Miel Verschueren. Het echtpaar volgde Jef Beullens-Clementina Robijns op als pachters van het Hof ten Broecke, vandaar zijn bijnaam. Jangske en Maria kregen twee dochters : Rina en Emilia die gehuwd waren met de broers Luc en Johan Stikkers. In 1984 kreeg het echtpaar te maken met een gewapende overval, details daarvan in deze kronieken onder datum 10/12/1984. Maria Verschueren (°Leest 16/4/1921) overleed te Leest in haar huiskring op 29 december 2011. De laatste jaren van zijn leven woonde weduwnaar Jangske bij zijn dochter Emilia in Battel waar hij op 29 december 2014 overleed.
Kort verslag van de 5-daagse reis:
Dinsdag 2 oktober 2001: Leest -> Auxonne 580 km
Rond 8uur vertrekken we. Ons humeur is goed. Het weer valt tegen. De lucht is zwaarbewolkt, het regent ononderbroken en in Zemst staan we reeds in de dagelijkse E19 file! Een lichte remstoot op de Brusselse binnenring, herinnert Marcel eraan dat het toch maar beter is, voor de rest van de reis, zijn veiligheidsriem “comme il faut” vast te maken. Verder loopt alles op de wieltjes van onze VW Passat en voor we het doorhebben zitten we in de Ardennen. De zon komt er door. Na een koffie in Wallin (Houyet) op de E411 rijden we in een stralende zon naar het Groot-Hertogdom Luxemburg, waar we even halt houden om er goedkoop bij te tanken in Capellen. Via Luxemburg rijden we Frankrijk binnen. We passeren onder de dikke transportbuizen van de staalindustrie in de buurt van Nancy en krijgen tussen Metz en Nancy goesting om even zelf bij te tanken. Een “entrecote”, overgoten met een “Kronenburg”, volstaat om in een haast zomers weertje verder naar het zuiden af te zakken. In de late namiddag bereiken we onze eindbestemming voor de eerste reisdag: Auxonne-sur-Saône. Auxonne is een versterkt middeleeuws stadje, met een 10.000 inwoners, ter hoogte van de grotere stad Dijon. Na een kort bezoek aan de kathedraal zoeken en vinden we een goed onderkomen op de ringlaan in het hotel-Restaurant l’Aquarium. Onmiddellijk daarop drinken we onze aperitief, in een voorstadswijk van Auxonne, bij Maria, een nicht van Bertha. We worden er goed ontvangen en drinken er een lekkere “Pernod” We bewonderen er de ruime en verzorgde groentetuin en de opgezette vissen in de living en laten Bertha en Maria ondertussen bijpraten. Dat gaat best in het Frans, want na 60 jaar Frankrijk verstaat Maria enkel nog wat plat Mechels. Bij het invallen van de duisternis rijden we terug naar ons hotel en na fijne kikkerbillen verorberen we ieder een flink stuk “Poulet de Brèsse” heerlijk overgoten met een goede moezelwijn. Nog een lekker dessert en even later liggen we allen tussen de lakens. Al peinzend “zou het nog altijd regenen in Leest?” en “wat staat ons morgen te wachten?” vallen we in een diepe slaap..
Woensdag 3 oktober 2001: Auxonne -> Bagard 480 km
Na het traditionele franse ontbijt met croissant en schijfje stokbrood vertrekken we naar Hameau de la Feuillée, een deelgemeente van Auxonne. Onderweg vragen we de weg naar het bedrijf van Guy, zoon van Bertha’s nicht. Men vertelt ons dat we op de goede weg zijn en dat we het gemakkelijk gaan vinden omdat er een “serre”voor het gezochte huis staat. Na voorbij een huis te zijn gereden met een bronzen hert (un cerf) valt onze franse frank en zijn we er.
We worden er hartelijk ontvangen door Guy en zijn vrouw Giselène. Hij is een pallieter en natuurliefhebber en verdient zijn goedbelegde boterham als dierenopzetter. Hij toont ons fier zijn bedrijf. Hij neemt ons ook mee in zijn hof, tussen een troep ganzen, voorbij een voliére met prachtige grote vogels, recht naar een brede beek. Hij trekt aan een zeeltje, aan de ene kant vastgemaakt aan een stronk en haalt aan de andere kant met veel moeite…. een “monster” boven. Een tiental meter verder doet hij hetzelfde met een gelijkaardig “monster”. Deze maal gelukken we erin van een foto te maken. De monsters zijn meervallen (=katvissen?), gevangen door broer Serge, vanuit een roeibootje op de Saône.
Na het drinken van een “kanon”(=scheut wijn) nemen we afscheid van dit ontspannen gastvrije koppel en trekken weer verder zuidwaarts richting Bourg-en-Brèsse. Tientallen kilometers rijden we nu door het Jura natuurpark. Om de kilometer rijden we onder houten bruggen die het wild toelaat over de autostrade te steken. Een hevige bui dwingt ons tot zeer traag en voorzichtig rijden. Maar algauw rijden we weer in een stralende zon met een lekker temperatuurtje van om en bij de 25° C. Na een uurtje manoeuvreren van de ene autobaan op de andere om de tweede grootste stad van Frankrijk, Lyon, achter ons te kunnen laten beginnen we uit te kijken naar wat eten. Voor het zover is steken in Vienne tot tweemaal toe de machtige Rhône stroom over. We zullen deze stroom nog lang volgen, richting Middellandse Zee. “Casser la croûte” doen we dan in de “Aire d' Isardrome” te St. Rambert d’Albon, zowat halfweg tussen Lyon en Valence. Weer de wagen in. Gelukkig hebben we air-conditioning in onze VW want de buitentemperatuur loopt reeds op tot 27°C. Al vlug krijgen we dorst en willen we ook het thuisfront geruststellen dat we de regen in Leest hebben gelaten. Normaal bier kunnen we niet krijgen; dan maar “Tourtel” en “Vittel”. Met Jan zijn “Telecomkaart” bereikt ieder zijn thuis, behalve Marcel. Bij Alice Verbeeck is het altijd maar “tuut-tuut-tuut-tuut”. En Marcel had nog zo graag geweten, hoe laat Alice gaat slapen als hij niet thuis is!
Vervolgt…
Foto’s : -Reisgenoten Jan Spoelders, Robert Verbruggen, Bertha Smulders en Marcel De Prins. -Bertha tussen Giselène en taxidermist Guy, de zoon van haar nicht. -Het bedrijf van Guy en Giselène. -De toonzaal. -Een meerval uit de Saône.
|