Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest
Op zondagnamiddagen kwam heel de familie bij elkaar bij grootmoeder Tien in de Blaasveldstraat. Terwijl de mannen kaartten of luisterden naar de voetbaluitslagen op de radio met hun pronostiek van Prior bij de hand, speelden de vrouwen met de ‘lotjes’ of zaten met hun voeten rond de Leuvense stoof gezellig te keuvelen. ‘Bon’ had een heel arsenaal oude liedjes die ze met graagte zong. Vooral het ‘vlooienlied’ zal me altijd bijblijven :
“Vrienden ik zal u gaan verklaren, ’t is voorwaar ne viezen toer, Hoe dat ik zijn gevaren, hoe die vlooien geven snoer. En ze willen toch niet verhuizen, daar zitten er wel duizend in ons bed. Ze bijten nog erger dan de luizen en springen in mijne nek.
Rik tak, rik tak, rik tak, ik lig niet op mijn gemak en ze geven maar knap op knap En ze waren nog zo gezond van te bijten aan mijn kont.
De eersten die mij kwamen te plagen, dat waren gasten uit de Kongo, Ze waren zwart gelijk ne moren, elke vlo woog ne kilo. Hunnen bek was fijn geslepen ging er door gelijk een snoer, Vrienden ge moogt het zeker weten, het is voorwaar een paardentoer.
Rik tak,…
Dan kwam er een oude weegaal, hij was voorzeker wel honderd jaar. Hij had ne gang lijk een oude peter ’t was ne Gentse moordenaar. Hij deed zijn ronde langs mijn ooren en hij danste daar ne wals, Dan begon hij straf te boren en te bijten in mijne hals.
Rik, tak…”
Deze tekst, en nog vele andere, heeft ze ooit voor me neergeschreven. Die liedjes bracht ze ook op de samenkomsten van de Leestse gepensioneerden. Soms liet ze haar hondjes kunstjes uitvoeren. Die konden op bevel gaan zitten en opstaan, een pootje geven en ook dansen en daar was ze fier op. Elke samenkomst werd besloten met een gemeenschappelijke maaltijd : ‘balletjes met pruimen’, uiteraard op grootmoederswijze…
Soms mocht ik bij mijn andere grootouders logeren in Blaasveld, in de woning die we thans betrekken. Dat was daar een drukke bedoening met de winkel en de bakkerij. Met mijn neven Jan en Eddy gingen we zwemmen in het openluchtbad van Willebroek op de Dr. Persoonslaan, later afgebroken en omgevormd tot postkantoor dat daar intussen ook al verdwenen is. Ik kon toen nog niet zwemmen maar dook wel al van de driemeter plank met een fietsband. Terug thuis werden we opgewacht door ‘Moemoe’ met een halve meter boterhammetjes, dik besmeerd met ‘goei boter’ en perenstroop. Die berg ‘bokes’ smolt als sneeuw voor de zon. Moemoe was een verwenner en vaak maakte zij voor ons ‘koekskes met boter’, dan liet ze petit beurs smelten in warme melk en daar een flinke klad van weer die ‘goei boter’ er overheen…
Op zaterdagavond gingen we naar de boerderij van Fikske Van de Vondel in de Bezelaarstraat waar je op primitieve houten banken voor vijf frank kon genieten van den Dikke en den Dunne en andere Charly Chaplins. Willebroek bezat in die tijd drie bioscopen : de Palace en de Rio in de Nieuwstraat en de Cinex in de A. Van Landeghemstraat, waar thans het Volkshuis is gevestigd. Met tante Janet en haar vriendin Philomene trokken we er te voet naartoe. Per vertoning werden er, naast het nieuws van Belgavox, twee films afgespeeld : een zogenaamde B-film en een hoofdfilm.
‘Vava’, mijn grootvader langs moederskant, heb ik vaak vergezeld op zijn bakkersronde. Hij reed met een Renault Dauphine die achteraan vol brood gestouwd was. Zij ronde startte in Blaasveld en liep over Heffen, Heindonk, Willebroek en Tisselt.
De ‘Mees’, zoals hij genoemd werd, was een aimabel man, attent, behulpzaam en een enorme werker. Hij was te Leest geboren in de Kleine Heide als zoon van een landbouwer die op zijn beurt een zoon was van een boswachter uit Steenhuffel die in dienst was van een graaf uit Londerzeel.
Vervolgt…
Foto’s : -De katholieke gepensioneerden van Leest in de jaren ’50. Links onderaan grootmoeder Florentien ‘Tien’ De Schoenmaecker. -“Bon” met haar hondjes. Links haar dochter Jeanne. Onderaan kleindochter Josée Tourné. -Mijn grootouders langs moederskant : Jan Baptist Mees en Sofie De Schoenmaeker. -Fikske Van de Vondel was gebeten door de filmmicrobe.
|