Als je net de 'Haerlemsche Treck-Vaert' bent binnen gevaren en je gaat door de scherpe bocht naar links, ligt het nieuwe gerestaureerde 'Tolhuysch' in al zijn schoonheid te schitteren in het bleke avondlicht. Het oorspronkelijk aan het begin van de vliet gelegen tolhuis werd door de metselaar Dirck Jans Treurniet uit Noordwijk opgetrokken voor de prijs van 31 stuivers voor 1000 te metselen stenen. Het tolhuis in Heemstede werd gelijkertijd opgetrokken in augustus 1657 door Jan Pieters van Brederode uit Warmond voor de prijs van 34 stuivers voor 1000 te metselen stenen. Het 'Tolhuysch' aan de 'Haerlemsche Treck-Vaert' in Oegstgeest is uit de as herrezen. Decennia lang verpauperde de bij velen bekende enclave, maar gelukkig is het ingrijpend gerestaureerd en. Het 'Tolhuysch' kan weer eeuwenlang mee en leidt inmiddels een "tweede leven" als bedrijfskantoor (oude tolgaarderhuis) en een prestigieus restaurant (het oude stalgedeelte). De plek waar nu chef-kok Erik Jansen furore maakt met zijn restaurant Het Tolhuysch, barst van de historie. Het 'Tolhuysch' de naam zegt het natuurlijk al wel heeft eeuwenlang gefungeerd als de plek waar op het land én op het water tol werd geheven. Niet uit luxe, maar uit pure nood. Met het tolgeld kon bijvoorbeeld het onderhoud van de brug worden onderhouden. Zo dienden motorfietsen en vaartuigen rond 1950 7,5 cent te betalen om de weg, dan wel het water bij het 'Tolhuysch' te mogen passeren. Automobilisten betaalden het dubbele. De Leidse Vaart, het water langs het 'Tolhuysch', werd gegraven in 1657 op kosten van de steden Leiden en Haarlem, met de bedoeling als trekschuitverbinding te fungeren. De karakteristieke tolpalen, waarop de wapens van beide steden prijken, dateren uit 1701. Het hoofdgebouw is ongeveer 350 jaar oud, de stal veel "jonger": zon 200 jaar. Eeuwenlang vormde het weggetje tussen de tolpalen de enige officiële verbinding tussen Haarlem en Leiden. En tot 1988 liep de Haarlemmertrekvaart (officieel de S54) langs het 'Tolhuysch', dwars door de tolpalen. Die hadden natuurlijk veel te lijden: in de jaren tachtig wurmden dagelijks 4000 automobilisten en 2500 scholieren zich er doorheen. Pas daarna werd de zo druk bereden asfaltweg pal naast de enclave geopend en verrees de monumentale muur, die het monument van het verkeer moest scheiden. Waar de meeste hekken en tolhuizen in de regio zijn verdwenen, kan iedereen nu van "ons" 'Tolhuysch' genieten. Waar het de laatste decennia een kwijnend bestaan leidde omdat er anderhalve eeuw niets aan onderhoud was gedaan, prijkt het nu fier en ook vanaf de weg goed zichtbaar. Het complex is grondig gerestaureerd; projectontwikkelaar Menno Smitsloo heeft er jarenlang zijn ziel en zaligheid ingelegd en daarbij niet op een "tolcent" meer of minder gekeken. Waarbij in het oog werd gehouden dat het gebouw "boers" van opzet is; voor luxe en verfraaiing was immers nooit geld. Geen steen bleef onberoerd en ook het 200 meter lange jaagpad, alsmede een nieuwe oude boomgaard, zijn pronkstukjes. Natuurlijk is ook de oude "Tolhuysch"-naam in ere hersteld. Zonder één eurocent te betalen kunnen gasten er hun bootje aanleggen of auto parkeren om in de tot restaurant verbouwde koeienstal te dineren.
Conditiën, waarna de Heeren Commissarissen van het Zandpad tusschen Haerlem en Leyden presenteeren te verhuuren de Tollen, die aan yder der respective Tol-Hekken tusschen de twee voornoemde Steden moeten worden betaald.
Articul I.
Den Huurder zal deswegens ontfangen volgens de Lyste hier navolgende, en wel aan yder Hek in 't byzonder, te weeten : Een man te Voet een halve Stuyver. De kinderen van twaalf Jaar of daar beneden tot zes Jaaren te betaalen halve Tollen, en onder de zes Jaaren vry te laten. Een man te Paerd één Stuyver. Van yder Paerd, Os, Koe of ander Hoorn-Beest, dat geleyd of gedreven word, een halve Stuyver. Van yder Pink, Vaers, Kalf, Schaap of Varken 1/4 Stuyver. En daarenboven van de Dryvers voor hunne Persoonen 1/5 Stuyver. Wel verstaande, dat het verweyden der Beesten hierinne niet is begrepen, dewelke van haar ordinaris Weg zyn afgesneden. Mitsgaders, dat het niemand als de Huyslieden, byzondere betrekking tot het zandpad hebbende, vry zal staan de voornoemde Weg met drift Varkens te passeeren. Van een Koets, Wagen, Karre of Chaize één Stuyver. Behoudelyk, dat yder Perfoon, zittende in de voornoemde Koets of op de Wagen, Karre of Chaize, daarenboven zal betaalen één Stuyver. Des zal de Voerman of Knecht, die de Koets of de Wagen ment, daar vry van zijn.
II.
Den Huurder van het Tol-Hek aan de Haerlemsche zyde, zal daarenboven van yder Rytuyg den Boom aldaar passeerende, nog ontfangen eene Stuyver.
III.
Des is tot meerder encouragement en om een proef te neemen tot verbeetering van de Passagie langs de Trek-Weg, en over zulks tot meerder beneficeering der Tolle en Gabelle, goedgevonden en geresolveerd, dat de Tol of 't Weg-Geld, welke aan de Slagboom op Halfwegen tot nu toe by Collecte is geheeven, geduurende deeze zesjaarige Verhuuring niet zal worden gevorderd en voorschreve Slagboom ten dien einde voor alle en een iegelyk zal openstaan.
IV.
Van alle Schepen of Schuyten, het zy groot of kleyn, met of zonder Ladinge, door de trekvaart vaarende, het zy dezelve met de Lyn langs de 'Treck-Wech' getrokken of met de Boom gevaaren worden of niet, één Stuyver. En van de zulken, die met een Paerd getrokken worden, twee Stuyvers. Doch de Schippers en Knechts daarop zynde, zullen van de Tollen vry zyn, des niet te min zal van yder Persoon, in de voorschreve Schuyten zittende, ontfangen worden één Stuyver. Onder de voorschreve Schuyten werden mede begrepen en zullen midsdien mede gehouden zyn den voorschreve Tol te betalen, de respective Markt- of Pak- Schuyten van Rotterdam, 's Gravenhage en andere Steden, de voorschreve Trekvaart passeerende, zonder dat nochthans de Passagiers, die in dezelve Schuyten zouden mogen werden overgevoert, voor hun Persoon de voorschreve Tol verschuldigd zullen zyn, als werdende de Gabellen voor dezelve Passagiers ten behoeve van den Huurder der Gabellen in de Trek-Schuyten goed gedaan en verantwoord. De Jachten en ordinaris Veer-Schuyten van de beyde Steden, gelyk mede de Jachten van de respective Collegien, mitsgaders de Plaizier-Vaartuygen van Lieden, hunne Buyten-Plaatsen aan de Trekvaart hebbende, als ook de Jachten van andere Steden (mits alvorens doende blyken, dat de Jachten van beyde de Steden Haerlem en Leyden van gelyke Vrydomme quaamen te gaudeeren) zullen hier van vry en exempt zijn. Voorts zal van de andere Plaizier- of Tent-Schuyten, op de naast gelege Dorpen, de Trekvaart passeerende, en meerder als zes Persoonen inhebbende, ontfangen worden zes Stuyvers. Doch minder Persoonen in hebbende zal van yder ontfangen één Stuyver. Van yder Vlot-Hout, het geene de Vaart komt te passeeren, en zulks van yder lengte van een balk zo veel ér achtereen zoude mogen zyn, zal worden ontfangen 1/3 Stuyver. En voor yder Paerd, waarmede hetzelve word getrokken, één Stuyver.
V.
Den Huurder zal zorge dragen, dat niemand met eenige Schepen of Schuyten in de voorschreve Trekvaart komt te Zeylen, met hoedanigen Zeyl het ook zoude mogen zyn, en zulks bevindende, de zodanigen vermogen af te vorderen een Boete van f. 3,00
VI.
Dezelve zal, zo veel in hem is, goede toezicht neemen, dat geen Schippers of Knechts van de Boere Schuyten eenig ander Volk komen te voeren, als hunne eygene Plaats, of eenig Volk uyt te zetten, of onderweg in te neemen, als op haar Dorpen en op de ordinaire Veer of aan de Tolhekken, en dezelven daarop bevindende, vermogen af te vorderen een Boete van zes Gulden, ten lasten van de Schippers, die zulks hebben gedaan.
VII.
Zal ook niet toelaten, dat iemand eenige Beesten, het zy Paerden of eenige Hoorn-Beesten langs den Dyk laat loopen, maar daarvoor te mogen afvorderen een Boete van 3 Gulden, en van yder Kalf 6 Stuyvers. En den Eygenaar niet kunnende ontdekken, zal de zodanige Beesten in een Schut-Hok brengen, en dezelve aldaar van het noodige Voer bezorgen, tot dat den Eigenaar zig komt op te doen, van wien hy boven en behalven de Boete hier vooren vermeld, nog zal mogen afvorderen voor yder dag, dat die Beesten aldaar zullen hebben gestaan, twaalf Stuyvers. Doch zal dezelve Beesten niet langer als acht dagen behoeven te bewaaren, en zig binnen dien tyd niemand als Eygenaar komende op te doen, dezelve vermogen te verkoopen, en daarvan aftrekkende de gemelde Boeten en Onkosten by hem gedaan, het overschot brengen ter Secretary der respective Steden, alwaar de Eygenaar hetzelve zal moeten zoeken.
VIII.
Den Huurder zal zorge moeten draagen, dat geen Schepen of Schuyten met staande Masten leggen in de Vaart aan de zyde van het Zandpad, en dit bevindende, de zodanige beslaan in eene Boete van ééne Gulden tien Stuyvers, ten waare by noodzakelykheyd in cas van Lossing of anderzins, in welk geval altoos zorg zal moeten worden gedraagen, dat de Lynen van de passeerende Schuyten behoorlyk worden overgegeeven.
IX.
Gelyk hy mede niet zal toelaaten, dat iemand zyn gezonken Schuyten in de Grond laat leggen, op eene Boete als boven.
X.
Item, dat niemand zyn Schuyten langs het jaagpad legge, zonder boven dezelve te stellen een bequaame Balie, op een Boete als boven.
XI.
Ingelyks, dat niemand het Zandpad, daar het Jaagpad loopt, met Wagen of Karre bereyde of sleepe met eenige Vrachten, op Boete als boven.
XII.
Dat niemand eenige Boomen, Belten van Vulnis, Mist, of andere Materie , langer op de 'Treck-Wech' laate leggen als vier dagen, op de verbeurte van één Gulden voor yder dag, dat dezelve bevonden word daar na de voorschreeve vier dagen gelegen te hebben. Gelyk ook, dat niemand eenig Vulnis, hoe genaamd, in de Vaart kome te gooijen, of op de Weg te werpen eenig Snoeysel, Scheersel, Onkruyd en diergelyke, dewelke uyt de Tuynen en Woonhuyzen, aan dezelve Vaart leggende, worden uytgebragt en als Vulnis weg geworpen, op een Boete van 30 Stuyvers.
XIII.
Den Huurder zal niemand de Hekken behoeven te Laaten passeeren, zonder den Tol te betaalen, ten zy hy Specialyk daarvan volgens de onderststaande Lyste worde geëximeerd, en iemand contrarie doende, mogen afvorderen een Boete van 1-10. En, ingevalle het mogte gebeuren, dat des Winters by beslooté Water de Passagiers voor de Hekken van de Rytuygen quamen af te treden en over het Ys gingen, en daarna, als de Rytuygen door de Hekken gepasseerd waren, zig wederom op dezelven plaatsten, zonder de Gabellen te betaalen, zal de Huurder de Wagenaars, of wie het ook moge wezen, daarvoor in hunnen particuliere Persoonen moge aanhouden, en van dezelven de verschuldigde Gabellen der afgetredene Persoonen afvorderen.
XIV.
Alle welke voornoemde Boetens zullen komen ten profyte van den Huurder, of van die geene, die de Bekeuringe van zynent wegen komen te doen.
XV.
En zullen van deeze Vrydommen gaudeeren de Raaden en Vroedschappen van beyde de Steden; de Commissarissen en Penningmeesteren van het Zandpad; Pensionarissen en Secretarissen, zo met hun eygen als ander Rytuyg en byhebbend Gezelschap; de Heer Bailliuw; Dykgraaf; Hoog-Heemraaden; Rentmeester; Secretaris; Casteleyn; Bodens en verdere Bediendens van Rhynland; mitsgaders de Stedehouder van dezelve Bailliuw; de Heer Bailliuw; alsmede de Secretaris, Stedehouder en Bode van Kennemerland; de Heer Bailliuw en Houtvelder van Brederode; de Heer Bailliuw van Blois; de Heer Bailliuw van Noordwyker-Hout met deszelfs Stedehouder; de Heer Bailliuw van Oestgeest; de Dienaars van de Justitie van de voorsz. respective Bailliuwen; de Onder-Schouten van de twee Steden, als met Gevangenen de Hekken komen te passeeren; de Fabryken en Bazen van het Zandpad, doch maar voor zig zelfs en hunne Rytuygen; mitsgaders het Werkvolk, en voorts alle zodanige Persoonen aan welke specialyk Vrydom aan de respective Tol-Hekken is verleend, en die daarvan behoorlyk kunnen doen blyken. Gelyk ook mede vry zal zyn de Militie van den Staat, op Patent of andre hooge Ordres marcheerende.
XVI.
De Huurders der respective Tol-Hekken, zullen geduurende de tyd van hunne Huur-Jaaren, tot hun gebruyk en bewooning hebben, de respective Huyzingen en Erven, aan yder der voorschreve Tol-Hekken staande, des, dat zy verpligt zullen zyn dezelve zo van buyten als van binnen Glasdigt te onderhouden, en in behoorlyke ordre wederom over te leveren. En dat met relatie tot den Huurder van 't Tol-Hek aan de Leydsche zyde tot zyn gebruyk hebben het Tuyntje aldaar, waaronder echter al het wassend Hout, en de Grond waarop hetzelve staat, niet werd begreepen, als behoudende de Heeren Verhuurders al hetzelve ten hunner profyte, insgelyks zal dezelve moeten gedogen, dat de oude Schuur, die aan het begin van de Tuyn staat, alsmede het Schuytenhuys, worden geamoveerd.
XVII.
De Huur-Penningen met het Rantzoen alleen voor het eerste jaar tegens twee Stuyvers van de Gulden, zullen betaald moeten worden yder Vierendeel-Jaars een gerecht gedeelte, uyterlyk voor den Twaalfden Dag van de Vierde Maand, binnen de Steden voornoemd aan de Penningmeesters aldaar, zonder dat den Huurder eenige kortinge daar aan zal mogen doen, uyt wat Pretensie hetzelve zoude zyn, of tot eenige Doleantie te worden geadmitteerd; alzo deze verhuuringe geschied, dat den Huurderren zynen kosten, baate enschade den Tol zal moeten invorderen en de onwilligen tot de betaalinge constringeeren, volgens de Ordonnantie, waartoe de Heeren Gecommitteerdens van de twee Steden, des verzocht, hun Auctoriteyt zullen interponeeren, tot onderhouding van de voornoemde Ordonnantie.
XVIII.
Voor de voldoening van welke, en het presteeren van de bovenstaande Conditiën, den Huurder gehouden zal zyn te stellen twee suffisante Borgen, ten genoegen van de voornoemde Heeren Gecommitteerdens, onder Renunciatie van de Beneficien Ordinis feu Excussionis & Divisionis.
XIX.
De voornoemde Huur zal ingaan den eersten Mey 1771 en eyndigen den laatsten April 1777.
XX.
De Uytlegging of Interpretatie van deeze Conditiën, voor zoveel eenige Duysterheyd zouden mogen behelzen, houden de Heeren Gecommitteerdens aan haar.
XXL.
De Huurders zullen gehouden zyn een exemplaar van deze Conditiën altoos voor de hand te houden, om dezelven ten allen tyden te vertoonen, aan den geene, die zulks requireeren zal, of dezelve van nooden mogten hebben.
Aldus gedaan en geresolveerd, den 15 January, 1771.
Ter Ordennantie van de Heeren, Burgemeesteren en regeerders der Stad Haerlem. O. Van SCHUYLENBURCH.
Ter Ordennantie van de Heeren, Burgemeesteren en regeerders der Stad Leyden. YSBRAND van DAM.
Landgoed 'de Keukenhof', 230 ha groot met daarop vele bossen, weilanden en ook boerderijen dateert vanaf de 17e eeuw. Het werd in 1641 aangelegd en er werd ook een landhuis op gebouwd, nu nog zeer bekend als 'kasteel de Keukenhof'. In de loop van de jaren is het bewoond geweest door graven. De laatst daar wonende graaf, enige jaren geleden overleden was graaf Lynden. Deze sober levende man, hij was vaak niet anders gekleed dan in een corduroy broek en een donkere trui, heeft jaren op het landgoed gewoond en was bijzonder geliefd bij zijn personeel. In de laatste jaren van zijn leven was hij niet vaak meer aanwezig op de Keukenhof omdat hij zich had teruggetrokken op een buitenplaats aan het riviertje 'de Dommel' in Brabant. Wel bracht hij regelmatig een bezoek aan het kasteel maar dat was meer om zijn personeel te instrueren, niet met de bedoeling er te verblijven. Hierdoor verpauperde van lieverlee het eens zo mooie landgoed. Na de oorlog heeft het kasteel ook nog gediend als tijdelijk opvanghuis voor in woningnood verkerende gezinnen. Dat mede hierdoor wat aanpassingen, zoals toilet, badkamer en was voorzieningen zijn verricht aan het landgoed mag voor een-ieder geen verrassing meer zijn. Na het overlijden van graaf Lynden ging het bezit van het kasteel over naar een nieuw opgerichte stichting met als doel het zwaar verpauperde landgoed, inclusief het kasteel weer nieuw leven in te blazen. Deze stichting werd mede opgericht omdat het een laatste wens van graaf Lynden was, dat na zijn overlijden het landgoed een museum-achtige bestemming zou krijgen. De stichting zet zich hier tenvolle voor in! Wist u dat er in dit kasteel acht badkamers zijn waarvan twee op de begane grond? Niet zozeer bedoeld voor de graaf, maar meer voor de gezinnen aan wie onderdak werd verleend. Nadien zijn deze badkamers echter verfraaid en nu is er een met witte, creme tegeltjes, twee mooie wastafels die voor het oog wat lager zitten dan dat we nu gewend zijn (de mensen waren korter). De andere badkamer is er een met diepe donkerblauwe inrichting, daarbij de vloer belegd met groen/witte tegels en ook is er in de wand een tegel ingemetseld die een soort vogelkooi voorsteld, met een mooie grote boog erin. De gerestaureerde kamers zou een ieder eens moeten bezichtigen; zo is er de 'rode salon', een kamer met een prachtig plafond, versiert met engeltjes, een diep-rood behang en wat meteen bij binnenkomst opviel, een schitterende 'venetiaanse' kroonluchter, welk in de 19e eeuw speciaal uit Venetie hier naar toe is gehaald. Er staat een mooie goudkleurige klok en ook ligt een mooi, dik tapijt op de houten vloer, waarop ook nogeens een mooie ronde tafel staat. Er wordt verteld door onze gids dat dit de kamer is waar vroeger de dames thee dronken, borduurden en of naaiden. Ook werd de kamer gebruikt om muziek te maken. Wanneer we hierna door een smal gangetje heen gaan komen we bij de mannenkamer, bij binnenkomst valt meteen de grote marmeren 'openhaard' op met daarboven een grote spiegel. Met een mooi blauw tapijt op de vloer heeft deze kamer iets plechtigs. Niet zo verwonderlijk dan dat deze zaal, waar vroeger de mannen hun pijp- en of sigaren rookte, tegenwoordig als 'trouwzaal' nog in gebruik is. Het lijkt ons prachtig om in zo'n plechtige kamer het jawoord te mogen uitspreken. Veel is er veranderd de laatste jaren op landgoed 'de Keukenhof en ook op het kasteel. Vrijwilligers hebben er heel veel aan gedaan dit kasteel tot in de puntjes te verzorgen. Zo zijn er vrijwilligers voor de tuin, voor het bos en voor de kwekerij en bij het koetshuis, de stallen, enz. enz. De 230 ha die landgoed 'de Keukenhof' bestrijkt, en daarbij ook de boerderijen zijn daarmee verzekerd van alle aandacht. Laten we vaststellen dat zonder al die vrijwilligers de Keukenhof allang verpauperd zou zijn geweest. Met ingang van mei 2008 wordt het landgoed voor breed publiek opengesteld en er zullen zelfs gidsen zijn die u gaan begeleiden om dit mooie stukje historie in de Bollenstreek te bezichtigen.
Op dinsdag, 25 april 1656 werd door de Heeren Andries van der Walle en Joris Gerstecoren, landmeters van de steden Leyde ende Harlemum, op de hoek van de Cromme Vaert bewesten Lis omtrent een hondt en vijftigh roede besuyden Den Delff, een paal van elzenhout in de grond gestoken. Als eerste baken in het landschap ging deze paal het 'Halfscheyd' markeren van de te maken 'Treck-Vaert' en 'Treck-Wech' tussen de steden Leyde ende Harlemum.
De eerste plannen daarvoor dateerden al uit 1640, maar die liepen op niets uit door tegenwerking van Gouda. De kaasstad was bang dat een deel van het vrachtverkeer met Rotterdam nu over Haarlem, Leiden en Delft zou gaan varen en dat zou wel eens tot lagere tolopbrengsten kunnen leiden. Maar toen in 1655 Gouda zelf met Amsterdam het plan opvatte om een trekvaart tussen die beide steden te realiseren, zagen Leyde en Haerlem hun kans schoon. Na enig gedelibereer over de voorwaarden (uitsluitend personen-, post en klein pakketvervoer) kon het graafwerk, na publicatie van de aanbesteding op 27 februari 1657, in Vogelenzang was men al eerder in september 1656 begonnen i.v.m. de daar aanwezige strandwal, een aanvang nemen. Het werk werd in parcken aanbesteed en men werkte dus op verschillende plaatsen tegelijkertijd. De trekvaart werd bijna dertig kilometer lang, met een diepte van circa anderhalf tot twee meter en een breedte die varieerde tussen de vijftien en twintig meter. Het graven van de vaart was handwerk. Als we daar rekening mee houden, moeten we zeggen dat het graafwerk verbluffend snel voltooid was. Al op donderdag, 1 november 1657 voer de eerste trekschuit van Leiden naar Haarlem.
De trekvaart vindt zijn oorsprong in de uitlopers van het Cager Meer en komt via de Brouwersvaart, Oude Singel en Nieuwe Gracht uit op het Spaarne in Haerlem. Het Leidse deel wordt Haarlemmertrekvaart en het Haarlemse deel aanvankelijk Leidsche trekvaart genoemd. Pas na 1822 sprak men van Leidsevaart. Haarlem en Leiden exploiteerden de trekvaart voor gezamenlijke rekening en die exploitatie bleek zeer lucratief voor beide steden. In het topjaar 1677 maakten 148.397 mensen er gebruik van. De trekvaart bestaat inmiddels 350 jaar.