De rimpels om je mond en om je ogen verrraden me het leven, dat je leidt je bent een mens wiens dromen zijn vervlogen, hoelang ben jij de weg al kwijt?
Het doet me pijn je zo verdwaald te weten zo ver van huis, in een wereld vol van schijn, het doet me pijn, dat je blijkbaar bent vergeten, hoe het is om zuiver als een kind te zijn.
Er zijn rimpels, veel, en diep gesneden in je gezicht, dat alles heeft gezien zijn het rimpels van het ongeleefde leven waarvan je hoopte, dat je 't leven zou misschien?
Het doet me pijn, om de pijn die jij moet voelen, als je beseft, hoever je was verdwaald, maar 'k zal met jou een diepe blijdschap voelen als je eindelijk zeggen mag: "Goddank, ik heb 't gehaald".
Toen God het verzorgend personeel schiep, deed hij de zesde dag al overuren. Terwijl hij even rustte en zich afvroeg of het goed was, kwam er een engel naast Hem zitten. "Hebt U die lange lijst met speciale wensen op het bestelformulier gezien?" vroeg Hij. "Deze mensen moeten geleverd kunnen worden in een mannelijke en in een vrouwelijke versie, en zonder wachttijd. Ze moeten gemakkelijk te desinfecteren zijn, maar ze mogen niet gemaakt zijn van plastic. Ze moeten stalen zenuwen hebben en een brede rug die alles kan dragen wat anderen kwijt willen. Maar toch moeten ze tenger genoeg zijn om zich goed te voelen in veel te kleine personeelskamers. Ze moeten vijf dingen tegelijk kunnen doen en daarbij nog altijd een hand vrij hebben". Den engel schudde het hoofd..."Zes handen, dat zal moeilijk gaan!". "Over handen lig ik niet wakker" zei God. "Maar zelfs het standaardmodel moet drie paar ogen hebben: een paar dat 's nachts door alle muren heen kan kijken; een tweede paar in het achterhoofd waarmee ze kan zien wat men voor haar probeert te verbergen en wat ze absoluut moet weten, en natuurlijk een paar gewone ogen waarmee ze een bewoner kan aankijken en hem laten voelen: "Ik begrijp u en ik ben er voor u zonder dat u een woord moet zeggen." De engel trok God aan de mouw en zei: "Ga slapen Heer, doe morgen verder." "Geen sprake van " zei God. "Nu ik er toch al een hele dag aan gewerkt heb, wil ik ze ook afwerken. Ik ben er net in geslaagd om ze zo te maken dat ze nooit ziek worden en mochten ze toch bezwijken, dan kunnen ze zichzelf genezen;" "Kunnen ze denken?" vroeg de engel.
"Ze kunnen niet alleen denken, ze kunnen ook zelf een oordeel vormen en als het nodig is compromissen sluiten" antwoordde God. "Ze kunnen begrijpen dat 20 bewoners soms evenveel werk vragen als 40, en dat 10 betrekkingen vaak maar door 5 personen ingevuld worden. Ze houden van hun beroep ook al eist het al hun energie op en worden ze er niet rijk van. Ze kunnen leven met wisselende werktijden en zich ermee verzoenen dat ze weinig vrije weekends hebben. De engel bekeek het model langs alle kanten. "Het materiaal is te zacht", zuchtte hij. "Maar wel ongelooflijk taai", antwoordde god meteen. "Je hebt geen idee van wat het allemaal kan verdragen!" De engel boog zich voorover en streek met zijn vinger over de wang van het model. "Er zit een lek in!" zei hij verontrust. "Ik heb u toch gezegd dat U veel te veel in één model hebt willen stoppen..." "Dat is geen lek, dat is een traan," Glimlachtte God. "En waarvoor dient die dan?" "Ze vloeit bij vreugde en verdriet, bij pijn en ontgoocheling, bij onmacht en verlatenheid," antwoordde God. De traan is haar overloopklep..."
Toen je werd geboren, heb ik je in m'n hart gesloten, je was zo lief en blij, je lach en vriendelijkheid vertederde mij, je was een jaar of acht, soms was je erg boos,dan weer een lach, ik zag...er was iets mis, ik werd geroepen per telefoon, moest je gaan halen op school, je liep naar me toe, en vroeg...oma wat wil je dat ik doe? nam je mee naar huis, je was zo stil als een muis, ik keek naar hem,keek naar zijn ogen, die blik zal ik nooit vergeten, het kind wou niet meer leven, zo jong en al zwarte gedachten, ik heb bij hem gewaakt, en dat vier nachten, ik was bang voor jou, want ik wist het al gauw, je wist met je eigen geen blijf, je was helemaal niet meer blij, Ik heb je tegen mijn hart gedrukt, en jij zei "oma hou me vast ik voel me goed bij jou" dan werd je opgenomen, elke dag wou ik naar je toekomen, Bij je mama kon je niet blijven, je kleine broertjes konden je niet begrijpen, die tijd was een hel voor jou, en ik dacht daar zit hij nu in de kou, jongen lief, mijn harte dief, ik heb je nog altijd even lief, nu ben je twaalf, en je zegt nog steeds "oma ik hou van jou" Lieve Jente je bent en blijft mijn schattebout, Elke dag en nacht ben je in mijn gedachten, en...mijn hart weent, Je oma,
Heel veel kon ik alleen geen mens die dat betwistte, maar toen ik dacht, dat ik alles kon dus niemand nodig had, bleek dat ik mij vergiste, want, weet je wat ik niet kon? en ik heb het geprobeerd, mezelf kon ik niet omarmen: al leken de handen die van een ander, ik stond met m'n rug naar de spiegel gekeerd.
Nu ik dit opschrijf, schrik ik ervan: zijn mijn woorden, is mijn houding camouflage voor m'n angst? Ben ik bang dat ik toch niet alles alleen kan? en als ik dat toegeef Wat dan ???
Met m'n gezicht naar de spiegel gekeerd, durf ik mezelf eindelijk recht aan te kijken wonderlijk, ik begin echt te lijken op al die mensen om me heen de één kan maar weinig de ander heel veel, toch kan niemand dus ook ik niet altijd alles alleen.
Dag in, dag uit, op elk moment gebeuren ze, en nog altijd in Santiago en Andenne en soms gewoon in Zolderend gebeuren ze. Dat weet je toch? In naam van God of een regiem een koning of een president in het geniep of legitiem, als boete of als dreigement of als barbaars amusement de dingen waar je bang voor bent.
Want martelingen horen bij het leven en schikken zich in elk gewenst patroon en folteraars zijn meestal doodgewoon.
Wees nou maar blij dat je de kans nooit hebt gehad wees nou maar blij dat je nooit "nee" hebt hoeven zeggen om te bemerken hoe het kwaad van erger tot erger gaat en tot waar beesten niet in staat toe zouden zijn want enkel mensen doen elkaar moedwillig pijn.
En als je denkt: "wie doet dat nou"? stel, dat je oog in oog zou staan alleen maar naar ze kijken zou je zag een man, je zag een vrouw en daar was niks bijzonder aan misschien zelfs leken ze op jou de godvergeten hondentrouw de gruwelijke parallel met bange katten in het nauw zelfs het ontbreken van berouw misschien zelfs leken ze op jou.
Afschermen doe je je voor iedereen, je bent doodsbenauwd jezelf te verliezen liever dan te kiezen blijf je neutraal.
Jouw wereld is klein en beperkt tot jezelf je wilt immers nergens betrokken bij raken? Je bewaart steeds een afstand tot andermans zaken zo blijf je, neutraal.
Je kleur is het grijs, geen zwart en geen wit, de kleur van het vale het grauwe, neutrale, geen bergen, geen dalen, geen ja, geen nee.
Welke prijs heb je daarvoor moeten betalen? Waarom koos jij uit zo'n groot kleurenscala juist het grijs dat aan kleur het minste heeft?
Emoties en gevoelens brengen kleur in je leven als je tenminste werkelijk wil Leven!
Jouw huis gaf mij een les te leren, hoe moet een mens die stilte toch hanteren, wat doet een mens als nergens plichten zijn jouw stilte, weet je, deed een beetje pijn.
Soms had ik zin om heel hard weg te lopen, maar ik wist heel goed dat ik dat moest bekopen met spijt. Tegen een uitdaging zeg ik niet neen 'k loop van nature dwars door 's levens plassen heen.
Dus ben ik in dat stille huis gebleven en langzaam groeide toen een ander leven, die daverende stilte werd vertrouwd, het leven is op meer dan stadsrumoer gebouwd.
Toen dacht ik: jij hebt goed gekozen, een evenwicht tussen bureau en rozen, want na jouw hevig werk met al die zorgen vind jij hier atlijd weer een nieuwe morgen.
Met iets daarvan verankerd in mijn hart, ga ik na dit interval opnieuw van start met als herinnering dit onschatbaar goed: ik heb in jou een waarlijk mens ontmoet.
Er zit een merel in 't plantsoen en elke morgen op gezette tijden verschijnt zij aan mijn raam en wacht bescheiden op het door mij verstrekte sobere rantsoen.
Wat mij daarbij opvalt, dat is hoe ik elke morgen omstreeks kwart voor achten weer toegeef aan 't vertrouwensvol verwachten en steeds opnieuw het venster opendoe.
Is niet die kleine vogel net als ik, die aan de achterdeur des levens schooide, geduldig wachtend tot een hand wat kruimels strooide; zoveel verwachting voor één ogenblik....
Woorden kunnen koesterend zijn een veilig warm omarmen voor het hart dat doodmoe van de reis, zich bij het vuur komt warmen.
Woorden kunnen troostend zijn schrijnende pijn verzachten van het hart dat door verdriet verdoofd geen dagen kent, slechts nachten.
Woorden kunnen teder zijn vol liefdes zoet gefluister een hart van dit gevoelen vol, stroomt over als het luistert.
Woorden kunnen striemend zijn een gesel fel en wreed waarvoor een hart zich bergen wil omdat het geen weerwoord weet.
Woorden kunnen moordend zijn wanneer ze worden afgevuurd op een hart dat vol vertrouwen niet door argwaan wordt ommuurd.
Woorden kunnen zwijgend zijn uit trots of onvermogen een hart dat afgesloten is spreekt enkel met de ogen.
Woorden, dagelijks gebruikt, gesproken door zovele mensen met een hart dat maar zo zelden spreekt omdat het leven moet binnen enge grenzen.
Woorden, we moeten er wat meer op letten wat meer bewust zijn van hun bereik ons hart wat meer aan het woord laten komen dan spreken onze mond en ons hart, tegelijk.
Langs gescheiden wegen, door een wisselend landschap, alleen onderweg van het reizen wat moe, beiden op zoek naar een plekje om te rusten, nietsvermoedend op weg naar de ander toe.
Op een kruispunt van wegen, in een lieflijk landschap, beiden alleen van het reizen moe, zagen we blij een plekje om te rusten, verlieten de weg liepen naar elkaar toe.
Langs steeds nieuwe wegen door een wisselend landschap, niet meer alleen na een lange, lange tocht reizen we verder langs plekjes waar we rusten, hand in hand, met de reisgenoot die elk van ons zocht.
Mijn "mama" wordt nu stillekens oud. De noorderwind waait door het najaarshout. Wij waren al groot toen vader stierf. Zij bleef alleen met een diep verdriet. De jaren ontnamen haar menigen waan. Wellicht heb ook ik haar leed gedaan. Haar been wordt wat dik, zij gaat wat gebogen, maar stil is haar stem en zacht zijn haar ogen. Mijn moederken wordt nu stillekens oud en 'k voel mij zo bang om haar verder behoud. Wat ga ik, wat zal ik dan moeten beginnen als zij mij niet langer zal mogen beminnen. Hoe dieper wij zelf in het leven staan, hoe meer behoef ik haar dapper bestaan. Zij is als zon die schemeren gaat en nog schoon maar weemoedig in goudglans staat
Nog nooit zag ik een man die keek met zulk een blik vol leed naar 't stukje blauwe verte, dat bij ons de hemel heet, naar ieder wolkje, dat daarin een weidend schaapje leek.
Hij wrong zijn handen, noch kloeg of weende, had geen pijn. Hij dronk de lucht alsof zij was een goede medicijn, met open mond dronk hij de zon als was ze louter wijn.
En vreemd was het te zien, hoe hij zo rust en vredig lag en vreemd hoe hij weemoedig keek langs 't zonnig wandelpad en vreemd te denken dat die man nog zo'n eind te gaan had.
Hij lag als één die slaapt en droomt in lief'lijk weideland. Niemand waakt, er is geen tranenloop 't ging boven ons verstand hoe iemand sterven moest zonder groet, zonder leidend hand.