Een nachtelijke hemel, fonkelende sterren : glimlachende, pinkelende deugnietjes, die elkaar vertellen over wat zij zien van verre : de blijheid en de droevenissen, wezens die elkaar soms missen ... wezens die de liefde kennen en elkaar ermee verwennen ... medogenloze gruweldaden, armoe, honger, barre nood, een strijd tussen leven en dood ... of rijken die in weelde baden, nog meer rijkdom niet versmaden... er zijn dapperen of moedelozen, zij die haten of minnekozen ... die fonkeltjes nemen alles waar, soms schateren ze met elkaar ... er is één ster met een bloemgezichtje en voor die ster is dit gedichtje : het is er een die twinkelt en praalt, altijd weer voor een ieder straalt : een bloemster, een mooie,witte lely ze heeft een naam,want ze heet Jely !
Zijn papa had hem ooit beloofd dat hij mee mocht met de boot, maar vandaag was het dan zover hij mocht mee, ja het was echt.
Hij nam plaats in de kajuit groot genoeg voor die schavuit, trots naast papa kapitein het kindje kon niet fierder zijn.
Hij stond daar even aan het roer kijkend waar het schip hem voer, met een glimlach op zijn mondje droomde hij soms een stondje
van de kapers op de boot en de weerstand die hij bood, want naast zijn papa kapitein kon het echt niet veiliger zijn.
Natuurlijk kon hij niet laten de toeter te doen blazen een glinster in zijn oogjes klein dit beleven was een festijn
maar nu werd het kindje moe en wou naar zijn bompa toe want voor het zou gaan slapen moest opa hem nog aaien hem een kruisje geven en een zoen, hij was toch zijn kapoen.
Wie medemensen wil begeleiden, zieken en gezonden, op hun weg ten leven moet van ze houden:
moet leren luisteren naar al wat leeft in hun hart aan verlangens en pijn
en zal zacht nabij komen bij hun vreugde en verdriet hun vragen en vertwijfeling
en stil worden in zwijgende aandacht en diepe eerbied voor de mens en het levensgrote mysterie van het bestaan
zal diep in zichzelf tekenen en taal van liefde laten geboren worden om dan schroomvol te proberen, in eenvoud en oprechtheid, het broze woord te spreken, zo uit Gods hart genomen, een tekenwoord van begrip geborgenheid en vergeving van eindeloos vertrouwen en hoop op leven...
zal zichzelf zijn en zo waarden voorleven waaraan een mens zich kan rechttrekken
en zal ook in de pijn om eigen onmacht, niet moedeloos worden maar in sterk geloof de hand vasthouden van Hem die altijd groter is in liefde en trouw
wie medemens wil begeleiden zal zelf ook gewoon maar mens zijn die echt oprecht probeert te leven.
Ik ben mezelf Ik ben ik Ik ben niet volmaakt maar zo ben ik Ik weet wie ik ben Ik weet wat ik wil Soms ben ik een prater en soms ben ik stil Om mij te kennen moet je dit leren Ik ben wie ik zijn wil Zo moet je mij accepteren
Heb ik niet zelf gemaakt,maar vond mij daarin terug!!!
Zij zit voor 't raam in gedachten haar dagen zijn bijna geteld een mens, zij is een van de velen maar niemand die haar ooit eens belt. En is dan de avond gevallen en klopte geen mens bij haar aan dan is al haar hoop weer vervlogen zo is het al heel lang gegaan.
Ze heeft altijd hard moeten werken dat heeft ze met vreugde gedaan haar kinderen werden steeds groter en zijn toen het huis uit gegaan. Ze wonen nu ver in de vreemde maar denken ze ooit nog aan haar zo af en toe krijgt ze een kaartje met Kerstmis en soms met Nieuw Jaar.
Alleen zijn is moeilijk te leren alleen zijn doet dikwijls verdriet je ziet daag'lijks mensen passeren zo velen, maar jou zien ze niet. Alleen zijn is moeilijk te leren geen sterveling die jou verwent je bent zo alleen, geen mens om je heen alsof je n' verschoppeling bent.
We dromen in 't leven van geld en succes geluk, dat je duur moet betalen. Maar leren met schande en schande, de les dat niets in de wereld kan halen bij 't simpel geluk dat een kind voor je heeft. Dat op je verjaardag een bloemetje geeft en dan kijk je ontroerd naar die twee kinderhandjes naar die knuistjes, geklemd om een bloempje voor jou dan ligt al je geluk in die twee kleine handjes en geen rijkdom in geld die je dat geven zou.
We hebben een kind in een wereld gebracht vol spoetniks, raketten, atomen een argeloos kind, dat nog speelt en nog lacht en niet weet hoe angstig wij dromen 't pakt onze hand, met z'n handjes zo klein en denkt dan naïef, dat 't veilig zal zijn en dan kijk je ontroerd naar die twee kinderhandjes naar die knuistjes, geklemd om een bloempje voor jou dan ligt al je geluk in die twee kleine handjes en geen rijkdom in geld die je dat geven zou.
Wat wil je weten en nooit meer vergeten vraag wat je wilt, stel duizend vragen, vergeet de tijd, ik zal niet klagen, reik mij je handen en ik zal je dragen. Ik luister...
Wat is er meer, wat is het leven? Wat is geluk, wat kan ik geven? Waar zijn gevaren en wie zorgt er voor mij? Wie ben jij?
Wat je moet weten en nooit mag vergeten niet één moment, nooit in je leven, wat jij ook doet, of zult beleven, maak je geen zorgen, sta open voor morgen. Op al je vragen is er maar een antwoord; Geef liefde...
Ik weet nog hoe je lag daar in je wiegje, ik weet nog wat je eerste woordje was, ik weet nog van je allereerste stapjes en je eerste morgen in de kleuterklas.
Ik weet nog van je eerste onvoldoende en hoe je ooit alleen naar school mocht gaan, het allereerste vriendje dat je zoende en ook nog dat je zei: nu wil ik gaan.
Nu sta ik naast een wiegje stil te kijken jouw kindje met een glimlach om haar mond, alsof ze jou en mij daarmee wil zeggen de cirkel van het leven is weer rond.
Jij hebt een kleur, en ik ben wit, snap jij waar het verschil in zit? De mensen kijken ons steeds aan, of zeggen zie me dat eens aan, we lopen samen hand in hand, en dat moet kunnen in een land, waar iedereen het hardste roept hoe je werkelijk leven moet!
Het kleurverschil tussen jou en mij, maakt me echt niet uit, het is gewoon jou huid, en de mensen die wat zeggen, hoeven mij niks uit te leggen, laat ze toch maar praten, trek je er niks van aan, want er komt een tijd dat het over zou gaan als men zich gaan realiseren dat gepraat ons niet kan binden.
Denk aan al die mensen, ze liggen in de zon, ze hopen bruin te worden, racisme, hoho wat zijn ze dom.
Want weet je waar het verschil in zit? Zij willen het liefste bruin zijn en jij wit, ook al was je geel, wit of zwart, waar het mij om gaat is de kleur van je hart, en meisje jou hart heeft de kleur van goud.
Amelie was haar naam, maar niet meer bekwaam, schuifelde met trage stap door de gang, een traan biggelde over haar wang, ik kwam haar tegen, en vroeg ,Amelietje waar ga je heen? zij keek me aan, met een blik,laat me gaan! mijn glimlach heeft haar toch wel iets gedaan, want Amelie bleef staan, Ik zag de vraag in haar ogen, die er niet om logen, zij vroeg mij met bevende stem, weet jij wie ik ben en wie ik was, was jij niet bij mij in de kleuterklas? jij droeg blauwe jas. Ja zei ik en jij had twee staartjes in een vlecht en een kleedje met bloemetjes, precies echt, telkens als ze mij zag, was het voor haar of ze in de kleuterklas was, Haar dochter kwam op bezoek,met een bloem, haar moeke zat stil op een stoel, Amelie herkende haar niet, tot de dochter 's groot verdriet, Amelie en ik hebben samen veel gelachen, want zij zat in de kleuterklas met haar gedachten, Dit verhaal in gedachten, hoop ik als ik later mijn kinderen niet meer ken er iemand is die zegt: "ik ken jou ook van in de kleuterklas"
De rimpels om je mond en om je ogen verrraden me het leven, dat je leidt je bent een mens wiens dromen zijn vervlogen, hoelang ben jij de weg al kwijt?
Het doet me pijn je zo verdwaald te weten zo ver van huis, in een wereld vol van schijn, het doet me pijn, dat je blijkbaar bent vergeten, hoe het is om zuiver als een kind te zijn.
Er zijn rimpels, veel, en diep gesneden in je gezicht, dat alles heeft gezien zijn het rimpels van het ongeleefde leven waarvan je hoopte, dat je 't leven zou misschien?
Het doet me pijn, om de pijn die jij moet voelen, als je beseft, hoever je was verdwaald, maar 'k zal met jou een diepe blijdschap voelen als je eindelijk zeggen mag: "Goddank, ik heb 't gehaald".
Toen God het verzorgend personeel schiep, deed hij de zesde dag al overuren. Terwijl hij even rustte en zich afvroeg of het goed was, kwam er een engel naast Hem zitten. "Hebt U die lange lijst met speciale wensen op het bestelformulier gezien?" vroeg Hij. "Deze mensen moeten geleverd kunnen worden in een mannelijke en in een vrouwelijke versie, en zonder wachttijd. Ze moeten gemakkelijk te desinfecteren zijn, maar ze mogen niet gemaakt zijn van plastic. Ze moeten stalen zenuwen hebben en een brede rug die alles kan dragen wat anderen kwijt willen. Maar toch moeten ze tenger genoeg zijn om zich goed te voelen in veel te kleine personeelskamers. Ze moeten vijf dingen tegelijk kunnen doen en daarbij nog altijd een hand vrij hebben". Den engel schudde het hoofd..."Zes handen, dat zal moeilijk gaan!". "Over handen lig ik niet wakker" zei God. "Maar zelfs het standaardmodel moet drie paar ogen hebben: een paar dat 's nachts door alle muren heen kan kijken; een tweede paar in het achterhoofd waarmee ze kan zien wat men voor haar probeert te verbergen en wat ze absoluut moet weten, en natuurlijk een paar gewone ogen waarmee ze een bewoner kan aankijken en hem laten voelen: "Ik begrijp u en ik ben er voor u zonder dat u een woord moet zeggen." De engel trok God aan de mouw en zei: "Ga slapen Heer, doe morgen verder." "Geen sprake van " zei God. "Nu ik er toch al een hele dag aan gewerkt heb, wil ik ze ook afwerken. Ik ben er net in geslaagd om ze zo te maken dat ze nooit ziek worden en mochten ze toch bezwijken, dan kunnen ze zichzelf genezen;" "Kunnen ze denken?" vroeg de engel.
"Ze kunnen niet alleen denken, ze kunnen ook zelf een oordeel vormen en als het nodig is compromissen sluiten" antwoordde God. "Ze kunnen begrijpen dat 20 bewoners soms evenveel werk vragen als 40, en dat 10 betrekkingen vaak maar door 5 personen ingevuld worden. Ze houden van hun beroep ook al eist het al hun energie op en worden ze er niet rijk van. Ze kunnen leven met wisselende werktijden en zich ermee verzoenen dat ze weinig vrije weekends hebben. De engel bekeek het model langs alle kanten. "Het materiaal is te zacht", zuchtte hij. "Maar wel ongelooflijk taai", antwoordde god meteen. "Je hebt geen idee van wat het allemaal kan verdragen!" De engel boog zich voorover en streek met zijn vinger over de wang van het model. "Er zit een lek in!" zei hij verontrust. "Ik heb u toch gezegd dat U veel te veel in één model hebt willen stoppen..." "Dat is geen lek, dat is een traan," Glimlachtte God. "En waarvoor dient die dan?" "Ze vloeit bij vreugde en verdriet, bij pijn en ontgoocheling, bij onmacht en verlatenheid," antwoordde God. De traan is haar overloopklep..."
Toen je werd geboren, heb ik je in m'n hart gesloten, je was zo lief en blij, je lach en vriendelijkheid vertederde mij, je was een jaar of acht, soms was je erg boos,dan weer een lach, ik zag...er was iets mis, ik werd geroepen per telefoon, moest je gaan halen op school, je liep naar me toe, en vroeg...oma wat wil je dat ik doe? nam je mee naar huis, je was zo stil als een muis, ik keek naar hem,keek naar zijn ogen, die blik zal ik nooit vergeten, het kind wou niet meer leven, zo jong en al zwarte gedachten, ik heb bij hem gewaakt, en dat vier nachten, ik was bang voor jou, want ik wist het al gauw, je wist met je eigen geen blijf, je was helemaal niet meer blij, Ik heb je tegen mijn hart gedrukt, en jij zei "oma hou me vast ik voel me goed bij jou" dan werd je opgenomen, elke dag wou ik naar je toekomen, Bij je mama kon je niet blijven, je kleine broertjes konden je niet begrijpen, die tijd was een hel voor jou, en ik dacht daar zit hij nu in de kou, jongen lief, mijn harte dief, ik heb je nog altijd even lief, nu ben je twaalf, en je zegt nog steeds "oma ik hou van jou" Lieve Jente je bent en blijft mijn schattebout, Elke dag en nacht ben je in mijn gedachten, en...mijn hart weent, Je oma,
Heel veel kon ik alleen geen mens die dat betwistte, maar toen ik dacht, dat ik alles kon dus niemand nodig had, bleek dat ik mij vergiste, want, weet je wat ik niet kon? en ik heb het geprobeerd, mezelf kon ik niet omarmen: al leken de handen die van een ander, ik stond met m'n rug naar de spiegel gekeerd.
Nu ik dit opschrijf, schrik ik ervan: zijn mijn woorden, is mijn houding camouflage voor m'n angst? Ben ik bang dat ik toch niet alles alleen kan? en als ik dat toegeef Wat dan ???
Met m'n gezicht naar de spiegel gekeerd, durf ik mezelf eindelijk recht aan te kijken wonderlijk, ik begin echt te lijken op al die mensen om me heen de één kan maar weinig de ander heel veel, toch kan niemand dus ook ik niet altijd alles alleen.