Zo mens zijn dat je medemens bent. Daarin schuilt het geluk. Verbondenheid ontstaat niet zomaar, Er is een grondhouding van de ontvankelijkheid voor nodig, je helemaal verplaatsen in hem, wie is hij, wat beweegt hem, wat zijn zn hoogten, zn diepten, wat verwacht hij, wat bemint hij? Wil die ander jouw mens worden dan moet hij je wezenlijk tot in je ziel raken. Hij of zij zal je moeten ontroeren. Zonder ontvankelijkheid geen geluk. Dit geldt voor allerlei niet menselijke vormen van leven. Pas wanneer een boom in al zn oorspronkelijkheid boom voor je is, krijg je een relatie met hem. Je zult je dicht tegen hem moeten aandrukken Hij zal moeten wortelen in je bewustzijn, zo krijg je het geluk van verbondenheid.
Een roodborstje op de rand van het balkon ik wilde dat ik het houden kon, ik zou de rode loper leggen en vrolijk goeie morgen zeggen. 't Leek of het vrolijk naar mij knikte misschien wel een zaadje oppikte, zo'n kleurig kleine wijze vogel op ons balkon.
Ik zou het binnen leiden als ik kon, het verzorgen als mijn eerste lief het koesteren als mijn hartendief maar ach, ik weet dat dit niet kan dat de vrijheid voor hem heilig is.
Kijk nu, het stijgt weer op het knikt nog even met zijn kleine kop zoiets kan mijn hartje raken ik hoop dat het verder op ook iemand blij kan maken.
Mag ik naast je komen zitten een arm om de schouder leggen? Ik wil je wat verklaren omdat je mijn gedachten niet kan raden.
We zoeken ons een knus hoekje ik zorg voor boterhammen, "boter" en beleg neem jij de koffie voor je rekening?
Luister eens, soms doe je heel vervelend dan weer heel lief, ik kan er mee leven omdat ik weet dat er iets scheelt, andere beweren dat je acteert hetgeen betekent dat je met mijn gevoelens speelt. Is er iemand die jou kent?
Het was een signaal, een kreet, dat mensen niet moeten oordelen wel een oorzaak zoeken voor je gedrag. Ik kan er niet genoeg zijn voor jou. Ik moest hen tonen dat er wat er schort. Wees niet boos, je hoeft je niet te schamen, geen masker meer te dragen, toon je, zoals je bent, dan zullen ze wel begrijpen waarom ik voor je vecht. Je hebt nu eenmaal iemand nodig om je af te reageren, laat mij die persoon maar zijn, het doet maar even pijn, je bent het zo weer vergeten en wat je dan geeft, betekent zoveel, dat mijn hartje smelt. Heb je mij begrepen, vooruit, ga dan maar spelen.
Ach jongen toch, ik zou de Heer dankbaar moeten zijn om uw "ziek zijn".
Als doodgewone grap hadden de jongens haar pennenzak gejat. Het kind was aan 't verzinnen, zal zij gaan klagen of stilzwijgend een nieuwe halen? God nog aan toe die jongens met hun gedoe, eens moeten ze toch leren hun naaste te respecteren. Het kind deed haar beklag, bij de juf die nog steeds niets zag: "juf, speelt men hier met de wet, word ik zomaar aan de kant gezet"? De juf kreeg de deur gewezen het kind werd de schuld aangewreven, ze had moeten zwijgen, maar niemand wist, dat zij voordien een vermaaning tot verbanning had gekregen, om een afgeleide van zulke praktijken. De jongens zonder enig moraal begonnen een nieuw spel in de zaal.
In een grote zaal, trof zij wat kinderen met uiteenlopende problemen, automutatie, levensmoeheid en manisch depressief. Ze zag ze op een meeting. Er werden plannen gemaakt met enkele, om te komen logeren, een vakantie te organiseren, zodat ook zij, van wat levensvreugde konden genieten.
Enkele mensen die van haar plannen op de hoogte waren wilden graag wat hulp bieden, en besloten haar te helpen. Eén van hen had problemen met de pc (verzonnen) en vroeg of men de hare moet gebruiken. Zij zag daarin geen kwaad en gaf toestemming.
Van de ene dag op de andere werden kinderen volwassenen, hun schrijfstijl veranderde. Zij kwaad om het bedrog, schreef onzinnige reacties en werd verbannen. Weg kinderen, weg dromen. Zij gebroken. Haar bedoelingen en geloofwaardigheid, alles in één flits verdwenen. Men hoefde haar niet meer, een bedriegster zoals zovelen dachten de kinderen. Dit tot groot jolijt van de spelers.(volwassen mensen) Al kwam er honderdduizend maal spijt, dit behoorde voorgoed tot verleden tijd.
Zij had zich al uitgekleed, zat in haar satijnen nachtgewaad voor het grote raam, kijkend naar de hoge bomen wiens gebladerte schalkse schaduwen wierpen.
In de zetel zat zij daar met een schemerlampje aan, de handen gevouwen. Op de stenen vloer trilden haar voetjes die verdronken in haar te grote schoenen.
Ik hielp haar bij het rechtstaan: bedtijd: het was al laat. Vluchtig gaf ze mij een zoen op de wang waarop ze lachte, zacht-brutaal, in trillers spatte het uiteen, het lachje, als kristal zo klaar.
Onder het nachtkleed kropen haar voeten weg, "leg het laken maar over mij," beveelt ze mij lachend. Ze had iets speels, "ziezo, alles naar wens," vroeg ik lachend over haar wangen strelend, "ja" lachte ze terug, mompelend "goede nacht, tot morgen?". "Ja, dank u, welterusten". De deur ging dicht, terwijl ik dacht: ze is toch lief.
Een nachtelijke hemel, fonkelende sterren : glimlachende, pinkelende deugnietjes, die elkaar vertellen over wat zij zien van verre : de blijheid en de droevenissen, wezens die elkaar soms missen ... wezens die de liefde kennen en elkaar ermee verwennen ... medogenloze gruweldaden, armoe, honger, barre nood, een strijd tussen leven en dood ... of rijken die in weelde baden, nog meer rijkdom niet versmaden... er zijn dapperen of moedelozen, zij die haten of minnekozen ... die fonkeltjes nemen alles waar, soms schateren ze met elkaar ... er is één ster met een bloemgezichtje en voor die ster is dit gedichtje : het is er een die twinkelt en praalt, altijd weer voor een ieder straalt : een bloemster, een mooie,witte lely ze heeft een naam,want ze heet Jely !
Zijn papa had hem ooit beloofd dat hij mee mocht met de boot, maar vandaag was het dan zover hij mocht mee, ja het was echt.
Hij nam plaats in de kajuit groot genoeg voor die schavuit, trots naast papa kapitein het kindje kon niet fierder zijn.
Hij stond daar even aan het roer kijkend waar het schip hem voer, met een glimlach op zijn mondje droomde hij soms een stondje
van de kapers op de boot en de weerstand die hij bood, want naast zijn papa kapitein kon het echt niet veiliger zijn.
Natuurlijk kon hij niet laten de toeter te doen blazen een glinster in zijn oogjes klein dit beleven was een festijn
maar nu werd het kindje moe en wou naar zijn bompa toe want voor het zou gaan slapen moest opa hem nog aaien hem een kruisje geven en een zoen, hij was toch zijn kapoen.
Wie medemensen wil begeleiden, zieken en gezonden, op hun weg ten leven moet van ze houden:
moet leren luisteren naar al wat leeft in hun hart aan verlangens en pijn
en zal zacht nabij komen bij hun vreugde en verdriet hun vragen en vertwijfeling
en stil worden in zwijgende aandacht en diepe eerbied voor de mens en het levensgrote mysterie van het bestaan
zal diep in zichzelf tekenen en taal van liefde laten geboren worden om dan schroomvol te proberen, in eenvoud en oprechtheid, het broze woord te spreken, zo uit Gods hart genomen, een tekenwoord van begrip geborgenheid en vergeving van eindeloos vertrouwen en hoop op leven...
zal zichzelf zijn en zo waarden voorleven waaraan een mens zich kan rechttrekken
en zal ook in de pijn om eigen onmacht, niet moedeloos worden maar in sterk geloof de hand vasthouden van Hem die altijd groter is in liefde en trouw
wie medemens wil begeleiden zal zelf ook gewoon maar mens zijn die echt oprecht probeert te leven.
Ik ben mezelf Ik ben ik Ik ben niet volmaakt maar zo ben ik Ik weet wie ik ben Ik weet wat ik wil Soms ben ik een prater en soms ben ik stil Om mij te kennen moet je dit leren Ik ben wie ik zijn wil Zo moet je mij accepteren
Heb ik niet zelf gemaakt,maar vond mij daarin terug!!!