Dit witte blad is een uitgestoken hand die tergend langzaam wegvloeit in de nevel als je haar grijpen wil. Het is de lokroep van de wentelende zee bij valavond met ruisend zilveren golven die het strand van je hart strelen en telkens terugrollen naar een vreemde, onbereikhare horizon. Dit blad is een wuivende boom in de wind; hij zingt een zorgeloos lied en doet je vingers verstijven als je mee wil zingen. Soms breekt de zon toch door de takken in juichende stralen... dan heb je alleen maar heimwee, omdat je eigen zang zo oneindig vals klinkt en ontoereikend. Altijd opnieuw wil je dit blad bevruchten met je rusteloze levensadem en je weet dat je het niet kunt. Want deze onbeholpen woorden zijn slechts de verre echo van wat je écht hoort. Toch laat het je nooit los... en je wordt de hopeloze minaar van steeds glimlachende ogen die in je ziel kijken. Is dit het mysterie van wat je doet leven? Dit nooit aflatend verlangen naar een hemel binnen het bereik van je handen? Je beseft immers dat je nooit gelukkig zult zijn wanneer dit blad je geen vragen meer stelt. Dit witte blad is een oproep waarin je luistert naar je eigen pijn, maar met een glimlach van hoop, die je doet schrijven en waarvoor je nooit de woorden zult vinden. Het is een zang van vreugde om wat je ziet door je tranen heen.
Mijn echtgenoot is op 22 mei de Mont Ventoux opgereden. Vandaar dat ik er een gedichtje bij schrijf ( niet van mij). Dichten is fietsen op de Mont Ventoux, waar Tommy Simpson toen is overleden. Onder zo tragische omstangidheden werd hier de wereldkampioen doodmoe.
Op deze col zijn velen losgereden, eerste categorie, sindsdien taboe. Het ruikt naar dennegeur, Sunsilk Shampo, die je wel nodig hebt, eenmaal beneden.
Alles is onuitsprekelijk vermoeiend; de Mont Ventoux opfietsen wel heel erg, waarvoor ook geldt: bezint eer gij begint.
Toch haal ik, ook al is de hitte schroeiend, de top van deze kaalgeslagen berg: ijdelheid en het najagen van wind.