Als doodgewone grap hadden de jongens haar pennenzak gejat. Het kind was aan 't verzinnen, zal zij gaan klagen of stilzwijgend een nieuwe halen? God nog aan toe die jongens met hun gedoe, eens moeten ze toch leren hun naaste te respecteren. Het kind deed haar beklag, bij de juf die nog steeds niets zag: "juf, speelt men hier met de wet, word ik zomaar aan de kant gezet"? De juf kreeg de deur gewezen het kind werd de schuld aangewreven, ze had moeten zwijgen, maar niemand wist, dat zij voordien een vermaaning tot verbanning had gekregen, om een afgeleide van zulke praktijken. De jongens zonder enig moraal begonnen een nieuw spel in de zaal.
In een grote zaal, trof zij wat kinderen met uiteenlopende problemen, automutatie, levensmoeheid en manisch depressief. Ze zag ze op een meeting. Er werden plannen gemaakt met enkele, om te komen logeren, een vakantie te organiseren, zodat ook zij, van wat levensvreugde konden genieten.
Enkele mensen die van haar plannen op de hoogte waren wilden graag wat hulp bieden, en besloten haar te helpen. Eén van hen had problemen met de pc (verzonnen) en vroeg of men de hare moet gebruiken. Zij zag daarin geen kwaad en gaf toestemming.
Van de ene dag op de andere werden kinderen volwassenen, hun schrijfstijl veranderde. Zij kwaad om het bedrog, schreef onzinnige reacties en werd verbannen. Weg kinderen, weg dromen. Zij gebroken. Haar bedoelingen en geloofwaardigheid, alles in één flits verdwenen. Men hoefde haar niet meer, een bedriegster zoals zovelen dachten de kinderen. Dit tot groot jolijt van de spelers.(volwassen mensen) Al kwam er honderdduizend maal spijt, dit behoorde voorgoed tot verleden tijd.
Zij had zich al uitgekleed, zat in haar satijnen nachtgewaad voor het grote raam, kijkend naar de hoge bomen wiens gebladerte schalkse schaduwen wierpen.
In de zetel zat zij daar met een schemerlampje aan, de handen gevouwen. Op de stenen vloer trilden haar voetjes die verdronken in haar te grote schoenen.
Ik hielp haar bij het rechtstaan: bedtijd: het was al laat. Vluchtig gaf ze mij een zoen op de wang waarop ze lachte, zacht-brutaal, in trillers spatte het uiteen, het lachje, als kristal zo klaar.
Onder het nachtkleed kropen haar voeten weg, "leg het laken maar over mij," beveelt ze mij lachend. Ze had iets speels, "ziezo, alles naar wens," vroeg ik lachend over haar wangen strelend, "ja" lachte ze terug, mompelend "goede nacht, tot morgen?". "Ja, dank u, welterusten". De deur ging dicht, terwijl ik dacht: ze is toch lief.