Maandag 29/08/2005 Elke stad heeft haar gebouwen: de dienst van de bevolking, officiƫle ziekenhuizen, burelen van de belastingen en noem maar op. Er staat een portier bij de ingang, er zijn fietsrekken en parkeervakken. Zo ging de oude vrouw naar de dienst van de posterijen. Ze keek angstig rond, met de hulpeloze blik van gewone mensen die verdwalen tussen loketten en kantoren. De ontvangstruimte was kraakhelder, glanzend in kleuren van wit metaal en fel oranje. De rij beambten met gesteven boorden was al even rechtlijnig opgezet als de etalagepoppen in een kledingmagazijn. De vrouw werd beleefd van A naar B verwezen en liep kreunend het hele alfabet af, ondertussen met het bewuste papiertje zwaaiend als met een witte vlag. Toen moest ze een volgende glad betegelde ruimte door, waar heel achteraan een man wenkte vanachter stapels werkdocumenten. De witte vlag belandde op het bewuste bureel. Maar deze man was anders. Hij stelde haar gerust, niet met een vaderlijke minachting om het 'oud sukkeltje', maar hartelijk en vol eerbied. Hij zette wat stempels en handtekeningen in de papieren jungle en praatte heel gemoedelijk, als zaten ze thuis bij een kop koffie. De vrouw drukte zijn hand en stapte glimlachend terug. Haar gezicht was ontspannen en dankbaar, dank zij deze ene mens. Ik was even heel gelukkig. Om deze man, die warmte en onthaal geboden had met heel eenvoudige gebaren. Hij had niet 'administratief gefunctioneerd'. Eens te meer zag ik de kracht en het wonder van kleine attenties en wat gewone menselijkheid. Onze woestijn van nut en rendement is nog leefbaar zolang dit mogelijk blijft.
|