Drugs in het verkeer zijn niet zonder risicos. Zij hebben een negatieve invloed op het rijgedrag (rijvaardigheid). Daardoor verhogen ze het risico op een verkeers- ongeval. Rijden onder invloed van (illegale) drugs is strafbaar. Bovendien brengt een bestuurder onder invloed van drugs niet alleen zijn eigen leven in gevaar, maar ook dat van de vrienden die meerijden en van de andere weggebruikers.
Ongewenst effecten van drugs op het rijgedrag:
1.Het roken van marihuana of hasj - verminderd concentratievermogen op het verkeersgebeuren waardoor je zaken niet of te laat opmerkt( je hoort en ziet niet alles ) - duizeligheid - verlengde reactietijd: zwaar gevoel in armen en benen (stoned gevoel) - meer twijfel : bv bij het inhalen - problemen met het volgen van een baan op de weg - afstanden verkeerd inschatten
2.Middelen als XTC,cocaïne,en speed - onrustig: nervositeit,prikkelbaarheid,hallucinaties - agressief rijgedrag - onnodige risicos in het verkeer nemen: - onverantwoord inhalen - veel te snel rijden - bochten te scherp nemen - zijn eigen rijvaardigheden overschatten (verhoogd zelfvertrouwen)
3.Heroïne,methadon - concentratie neemt sterk af - onverschilligheid voor externe prikkels - verlenging van de reactietijd - men reageert veel te laat op: - een overstekende voetganger - een rood verkeerslicht - aanpassingsprobleem bij duisternis: bij het binnenrijden van een tunnel
4.LSD - waarnemingsstoornissen - verlies van zelfcontrole
5.De effecten van drugs worden nog eens extra versterkt door de combinatie met alcohol en/of geneesmiddelen. Zo ook de risisosin het verkeer. Dus, gebruik nooit drugs als je moet autorijden. Ben je toch onder invloed? - ga in geen geval rijden. Slaap desnoods in de auto - vraag een vriend die niets heeft gebruikt om een lift - neem het openbaar vervoer of een taxi
6.De gevolgen Een positieve speekseltest heeft een onmiddellijk rijverbod van 12uur tot gevolg of een boete of een gevangenisstraf
7.Rij drugvrij Duidelijk is dat gebruik van drugs en veilig autorijden niet samen kunnen gaan.
Het is belangrijk dat men als bestuurder inzicht heeft in de factoren die onveilig rijgedrag kunnen veroorzaken.
Risicofactoren:A : gebruik van alcohol
1.-Het is verboden om een voertuig te besturen vanaf een alcoholgehalte van : -0,5grper liter bloedof -0,22 mg uitgeademde lucht -2 glazen bier of wijn in een uur gedronken kunnen al een strafbaar alcohol- gehalte geven en verhogen het risico een verkeersongeval te veroorzaken. -een pint bier, een glas wijn of whisky bevatten allemaal dezelfde hoeveelheid alcohol. -jongeren en ouderen zijn immers gevoelig voor kleine hoeveelheden alcohol -opgelet: het aantal glazen dat u mag drinken voor u een gehalte van 0,5gr of 0,22mgr bereikt verschilt van individu tot individu. Het beste is niet drinken als u nog achter het stuur moet .
2.- Het strafbaar alcoholgehalte wordt door een ademtest,ademanalyse of bloed- proef aangetoond. Dit wordt door de politie uitgevoerd.
3. De gevolgen van alcohol voor het lichaam. Alcohol heeft een negatieve invloed op de rijvaardigheid en verzwakt een aantal functies die essentieel zijn voor veilig autorijden. a. Verminderde waarneming (vermogen) -men heeft de neiging om recht vooruit te kijken, als men in een tunnel rijdt. -veel van wat er links en rechts van het voertuig gebeurt ziet men niet of minder goed. -de aandacht verdelen over alles wat men in het verkeer ziet: wordt moei- lijker.
b. Verminderd reactievermogen -men reageert langzamer dan in nuchtere toestand. -de controle over arm en beenspieren gaat achteruit en minder secuur waardoor men met remmen en sturen vaak te laat reageert -de handelingen worden minder goed gecoördineerd. c. Verminderde concentratie. -alcohol maakt suf en vermindert de concentratie woordoor men zaken niet of te laat opmerkt. d. Zelfoverschatting neemt toe (gehaaste en ondoordachte reacties) -van alcohol wordt men minder kritisch. -na het drinken van een paar glazen alcohol heeft men het gevoel meer te kunnen doen en durft men meer risicos te nemen. -dat leidt tot overmoed en roekeloosheid. -euforie is opgewekt.
4.-Afbraak van alcohol. -per standaardglas (pils, wijn .) heeft de lever ongeveer anderhalf uur nodig om de alcohol af te breken. -middeltjes om het afbraakproces te versnellen (koffie,..) bestaan niet.
5.Ongevallen. -de kans op ongevallen neemt door het gebruik van alcohol toe en dit een derde van alle verkeersongevallen veroorzaakt. -het beste is niet te drinken als men nog achter het stuur moet
5 procent van alle ongevallen wordt door concentratieproblemen veroorzaakt. Word je door iets afgeleid, dan heb je niet meer je onverdeeld aandacht bij de taak (bestuurder) die je aan het uitvoeren was.
Wat zijn de grootste afleidingen tijdens het rijden? De bronnen van afleiding tijdens het rijden zijn met de nieuwe technologieën talrijker geworden (ze zijn bijna ontelbaar):
a. in de wagen:
- eten - mobiel telefoneren (GSM) - afstemmen van de radio, GPS, .. - luisteren naar de radio - een gesprek voeren met een passagier - de krant lezen -
b. buiten de wagen - een opvallend persoon op het trottoir - een reclamebord - een winkelraam - een ongeval op de andere rijbaan - ..
c. na eenruzie rijdt men ongeconcentreerd
Mobiel bellen (GSM) is het gevaarlijkste: waarom? - de bestuurder wordt fysiek afgeleid doordat hij tegelijkertijd zowel de telefoon als het voertuig moet bedienen. Hij moet zijn aandacht verdelen over het telefoongesprek en het autorijden.
- rijgedrag van bestuurders die rijden en bellen: - ze vertragen plots als zij een oproep ontvangen of zelf iemand opbellen - ze staren = strak naar een punt in de verte kijken waardoor de rest weinig aandacht krijgt, bij voorbeeld: - voetgangers die aan een zebrapad wachten om over te steken - verkeersborden langs de weg - in de spiegels kijken - geen voorrang geven - aarzelend of onaangepast rijgedrag: - de auto wijkt van zijn traject af - de reactietijd wordt langer - overtredingen van de tweede graad ( 100 ):gebruik van een GSM in de hand behalve bij stilstaan of parkeren. Hij mag geen gebruik hiervoor van de pechstrook en niet bellen terwijl hij wacht voor het rode licht ,in de file staat.
1.Wat verstaat men onder stress? zodanige inwerkingen op ons lichaam, van buitenaf maar ook van binnenuit, dat er een bedreiging bestaat voor ons psychisch evenwicht en de aanpassing aan de omgeving. Van stress is sprake als je gedurende bepaalde tijd last ondervindt van spanningen en je hiervoor geen oplossing vindt.
2.Situaties die aanleiding tot stress geven (langdurende spanning) - bepaalde van je verwachtingen niet uitkomen - mogelijk vernam je je ontslag - een file zorgt ervoor dat je te laat bij een klant, op je werk,op een afspraak komt - gevoel van machteloosheid - de relatie met collegas, ruzie, - gebrek aan waardering - trein te laat vertrekt - lawaai - gebrek aan slaap - bepaalde drugs: zoals alcohol - hitte - langdurige mentale inspanning en werkdruk
3.Stress herkennen ( symptomen ) - hoofdpijn en spierpijn - nervositeit, onrust - irriteerbaar zijn, woede - men voelt zich niet fit - koorts - prikkelbaarheid - vermoeidheid, rust helpt niet - slaapeloosheid - zenuwinzinking - hartkloppingen
4.Stress is een risicofactor ( nadelige gevolgen voor het lichaam ) - hoge bloeddruk - maagzweer - gedragsveranderingen: men rookt meer :agressief rijgedrag - depressie - men presteert minder goed - verkeerde beslissingen nemen
5.Kleine ingrepen die de omstandigheden minder stressvol maken - neem de tijd voor ontspanning - vergelijk jezelf niet met anderen - stel je grenzen, leer neen te zeggen - concentreer je op één zaak - leef gezond: gezond eten, voldoende bewegen - slaapmiddelen, roken, koffie en alcohol lijken vermoeidheid op het eerste gezicht op te lossen maar verergeren de situatie op termijn - wees niet te perfectionistisch, goed is vaak voldoende
6.Anti-stresstips - vermijd zoveel mogelijk knelpunten en drukke wegen - vertrek op rustige tijdstippen en vermijd zo de spitsuren - vertrek liever 5 minuten te vroeg dan op tijd - luister naar de verkeerinformatie op de radio en blijf de files een golflengte voor - door snel te rijden en risicos te nemen wint u geen tijd, maar een extra kans op een ongeval - regelmatig tijd maken voor ontspanning waar je je goed voelt - buikademhaling
Een kwart van de ongevalllen is te wijten aan de vermoeidheid en slaperigheid.
1. Belangrijkste oorzakenvan slaperigheid bij het rijden a. vermoeidheid: - vermoeide bestuurders kunnen enkele seconden in slaap vallen wat men microslaap noemt. Oorzaken van slaapschuld: - na een drukke dag - na een avondje uit - een ziek kind - lang wakker blijven - opeenvolging van korte nachten - dagelijks lange afstanden afleggen - slaapapneu - lange tijd aan het stuur blijven zitten - eentonig bij het rijden op autosnelweg
b. biologische klok
Om veilig te rijden moet men met de biologische klok rekening houden. Bij vrijwel iedereen is de klok zo geprogrammeerd dat de slaapbehoefte het grootst is: - s nachts, ongeveer tussen middernacht en 0600u en - in de middag tussen 1300 en 1500 uur Op die momenten ontstaat er een natuurlijke neiging om te slapen. Doordat daaraan niet kan toegegeven, ontstaat vaak een gevoel van slaperigheid of vermoeidheid.
c. chronische slaperigheid
Dit leidt tot een verstoring van het slaappatroon en een tekort aan diepe slaap.
d. geneesmiddelen, alcohol, drugs
Menig geneesmiddel veroorzaakt slaperigheid tijdens het rijden. De geneesheer moet de patient hierop wijzen. Lees de bijsluiter. Ook substanties zoals drugs en alcohol doen de waakzaamheid afnemen.
2.Slaperigheidssignalen
Indien je tijdens het rijden een van de volgende symptomen opmerkt beschouw dat dan als een duidelijke waarschuwing: je kan in slaap vallen dat je het wil en zonder dat je het beseft: -zware oogleden en prikkelden ogen -moeite om de ogen open te houden -voortdurend geeuwen -de neiging om sneller te gaan rijden -problemen om je blik te richten -concentratiestoornissen: daalt -minder waakzaam
3.Gevolgen van vermoeidheid-slaperigheid
-men neemt minder goed waar -men zal later soms te laat reageren -afstanden en snelheid van de anderen schatten wordt moeilijker -de neiging om sneller te gaan rijden -aandachtvermindering -je bent een keer van links naar rechts gegaan binnen je eigen rijstrook -je hebt een verkeersteken niet gezien of een verkeerslicht genegeed -je kan in slaap vallen zonder dat je het wilt en zonder je het beseft -men kan micro-slaapjes van 4 tot 5 seconden doormaken
4.Enkele tips om slaperigheid tijdens het rijden te voorkomen
-gun jezelf voldoende slaap voor je vertrek -neem de tijd voor een pauze net na middaguur, stop zeker om de 2 uur -plan je reis zodanig dat je weet waar je kan stoppen -vraag aan een passagier je te verwittigen indien je tekenen van vermoeidheid begint te vertonen -tijdens de rustpauze: ook een rondwandelen, eventueel wat oefeningen doen, stretchen -neem een lichte maaltijd en drink veel water -drink geen alcohol zelfs niet bij het eten
5.Houden je niet wakker en helpen je allemaal niet
-koffie en cola drinken -wat lichaamsbeweging -roken in de auto -radio keihard aanzetten -rijden met open raam
6.Conclusies - Slapen en rijden gaan niet samen - Een kwart van de ongevallen is te wijten aan slaperigheid achter het stuur - Slaapschuld kan alleen maar worden terugbetaald door te slapen - Bij tekenen van verminderde waakzaamheid en slaperigheid moet je zo snel mogelijk stoppen. Zo niet kan je ongemerkt in slaap vallen - Maak nooit een lange rit met een slaapschuld - Als je echt de vermoeidheidsverschijndelen waarneemt, stop onmiddellijk en rust uit - Veilig rijden betekent rekening houden met de biologische klok
1.de veiligheidsgordel draagt want met de gordel om vermindert het risico op zware verwondingen met 75%.
2.over een goed zicht beschikt. Een preventieve en regelmatige controle van het zicht is aangeraden. Achter het stuur bereikt, meer dan 90% van de nodige informatie voor het rijden, de hersenen via het zicht.
3.rekening houdt met factoren die onveilig rijgedrag kunnen veroorzaken. Risicofactoren: - gebruik van alcohol,medicijnen of drugs - afleiding: GSM bedienen, radio, . - ziekte - vermoeidheid (slaperigheid), irritatie, stress.
4.voldoende inzicht hebt in defensief rijden of preventief rijdt ttz: - zelf geen fouten maken - vooruitziend zijn: anderen kunnen fouten maken dus alert zijn en een goede kijktechniek toepassen - correct reageren: door te anticiperen en dit om een ongeval te voorkomen.
5.regelmatig in de achteruitkijkspiegels kijkt: - voor het vertrek stel ze goed af nadat uw stoel goed geplaatst is. - om de 5 seconden in de spiegels kijken.
6.een veilige afstand tussen uw voertuig en de voorligger bewaart. Dit om te voorkomen dat u tegen die voorligger opbotst wanneer die plotseling zou gaanremmen.
7.je snelheid past aande omstandigheden: weersomstandigheden, verkeers- drukte, plaatsgesteldheid, het zicht, de staat van de weg, uw lichamelijke conditie. Houd ook rekening met de snelheidsbeperkingen
8. alje rijbewegingen gemakkelijk te voorzien zijn door elke weggebruiker Wees voorspelbaar.
2. Hoe kan je op een eenvoudige manier brandstof besparen? - Tips om zuinig te rijden -
1. Onderhoud van je wagen Houdt u zich aan de onderhoudsintervallen die door de autofabrikant voorgeschreven zijn.
2. Houd de bandenspanning in de gaten - hou ze op peil - controleer daarom maandelijks de spanning, bij koude banden - bij een te lage spanning neemt het brandstofverbruik toe en de banden gaan sneller slijten want : de rolweerstand wordt groter
3. Vermijd overbodig gewicht - hou de koffer leeg - plaats fietsen bij voorkeur op een rek achteraan - verwijder bagagerekken en skiboxen als je ze niet gebruikt, want ze veroorzaken meer brandstofverbruik
4. Rijd niet te snel - hoe gelijkmatiger de snelheid, hoe lager het verbruik - vermijd volgas accelereren - een sportieve rijstijl ( rijden met hoge snelheden, voortdurend accelereren met hoge toerentallen, dan weer plots afremmen om opnieuw te versnellen) geen tijdswinst oplevert vergeleken met een rustige rijstijl - vertrek kalm
5. Anticiperen ( defensief rijden ) - anticiperen op wat voor je gebeurt - houd rekening met de mogelijke rijbewegingen (reacties) van de andere weggebruikers - dit laat je toe op tijdig te reageren - dit helpt om beter met stress om te gaan - wat kan er gebeuren en hoe ga ik reageren ?
6. Houd voldoende afstand - voldoende afstand houden tot je voorligger is veilig: het voorkomt ook dat je vaak moet remmen, wanneer je voorganger afremt, en vervolgens weer gas moet geven, wat alleen maar veel brandstof verbruikt - eenvoudige vuistregel voor de totale stopafstand: snelheid - 60km/u :6*6=36M - 120km/u: 12*12= 144M
7. Gebruik het rollend vermogen - als je merkt dat je moet gaan stoppen, laat tijdig het gaspedaal los en schakel niet te snel terug - vaak kan je verder uitrollen zonder te ontkoppelen (ontkoppelen verbruikt brandstof) - moderne motoren sluiten immers automatisch de brandstoftoevoer af = nulverbruik - vermijd om tot een volledige stilstand te komen want opnieuw in beweging brengen kost veel brandstof
8. Draaiende motor afzetten - ook bij korte stops: voor een open brug, een spoorwegovergang, in de file, bij een rood licht - leg je motor stil als je langer dan 20 seconden moet wachten
9. Cruise controle - zorgt automatisch voor gelijkmatige en lagere snelheden - dat drukt het brandstofverbruik en verhoogt het rijcomfort
a. Eerst moeten de ruiten, de spiegels, de lichten, en de nummerplaat proper zijn - de ruiten: voor een betere zichtbaarheid rondom de wagen - de spiegels: om zijdelings en achter uw wagen te kunnen kijken - de lichten: om in t donker beter te zien en gezien te worden ( bochten ) - de nummerplaat: de voorste dan is beter reflecterend - de reflectoren: tonen van verder uw geparkeerde wagen in t donker b. Werken de signalisatiemiddelen? - de pinkers: tijdig gebruiken om een zijdelingse verplaatsing of een verandering van richting kenbaar te maken maar, tijdig gebruiken - de stoplichten: werken als u op de rempedaal duwt. Dit laat de andere weg- gebruikers tijdig te reageren (kop-staart aanrijding!!!!) - claxon: om uw aanwezigheid kenbaar te maken (zwakken verkeersgebruikers) c. Banden: zorgen voor - de rijstabiliteit, de rijcomfort - de remafstand - de grip op de weg - de wegligging van de wagen indien - de bandenspanning juist is, controleer 1X per maand als de band koud is (ook de reserve wiel) - de profieldiepte minstens 1,6mm is (minder gevaar voor watergladheid) - Opmerkingen: - met brede banden verbruikt men meer brandstof want, grotere wrijving met t wegdek -een te lage spanning veroorzaakt snellere slijtage van de band en hoger verbruik met 2 tot 3% - vermijd tegen stoepranden te rijden d. De remmen: - zijn de remblokjes nog dik genoeg - is de afstand tussen de remblokjes en remschijf niet te groot = te veel speling om de rempedaal - is het remoliepeil niet te laag e. De vering en schokdempers - zijn de bladen niet beschadigd en aangetast door roest - de schokdempers zorgen voor: - meer comfort - een beter contact tussen de banden en de weg f. De accu: - controleer het peil van het elektrolyt, eventueel gedistilleerd water bijvoegen - de capaciteit loopt in de winter sterk achteruit
g. Winternazicht - de ruitenwissers laten vervangen indien hard geworden (laten sporen achter) - koelsysteem : is er nog voldoende antivriesmiddel aanwezig - accus : voldoende opgeladen zijn - brandstof : vanaf oktober winterdiesel tanken h. De verlichting - controleer dagelijks de werking - verwijder het vuil van de lichten i. De niveaux controleren - accu: electrolyt - koelvloeistof - waterreservoir voor de sproeiers (met antivries) - remvloeistof - motorolie
j. Rokende uitlaat - blauwe rook: olielek in de motor - zwarte rook : vuil luchtfilter systeem
Voorrang van rechts voor fietsers en bromfietsers(BF)
1.De regel : Elke bestuurder (par 2) moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt. Het doet er niet toe welke richting een bestuurder kiest: hij rijdt rechtdoor of slaat rechts of links. Als hij van een aardeweg of een pad komt gereden moet hij voorrang verlenen aan de bestuurders op een rijbaan (zowel van links als van rechts) Rijbaan heeft een harde rijstrook
2.Wie : Het verkeersreglement spreekt overbestuurders ttz : bespannen voertuigen, ruiters, fietsers, bromfietsers( BF), motorfietsers, autos, en zelfs begeleid vee (geen voetgangers: fietsers of BF te voet)
3.Waar : De regel geldt op de banen, kruispunten, parkings, rondpunten ttz waar een bestuurder op een normale wijze rechts van een andere kan komen en dit op een plaats zonder verkeerssignalisatie: verkeerslichten of borden, agenten.
4.Fietsers of BF op het fietspad: hebben voorrang op de bestuurders(par 2) die het het fietspad willen oversteken.
5.Fietsers of BF op de rijbaan: moeten voorrang verlenen aan de bestuurders(par2) die van rechts komen(par3).
6.Fietsers en BF die de rijbaan oversteken op: a. oversteekplaats voor fietsers: voorrang verlenen aan de bestuurders(par2) die op de rijbaan rijden b. oversteekplaats voor voetgangers: moeten afstappen dan als voetgangers hebben ze voorrang
7.Fietsers en BF die de rijbaan oversteken moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de rijbaan want zij voeren een maneuver
8.Rekening houden met: a. de afstand en de snelheid van de naderende bestuurder b. voldoende zichtbaarheid links en rechts om niet verrast te worden door een bestuurder c. de rijbaan recht oversteken d. tijdens het oversteken links en rechts blijven kijken
9.Trams en prioritaire voertuigen: hebben steeds voorrang
10.Techniek: hoe moet een fietser of BF handelen: a. vertragen (handen op de remmen) voorzichtig zijn b. links en rechts kijken (zoeken kijken) c. vertraag de naderende bestuurder? d. oogcontact houden met de bestuurder e. de bestuurder bedanken(handgebaar)
11.Wees als zwakke weggebruiker dubbel voorzichtig tijdens uw verplaatsingen Uitkijken, altijd
a. Als u rechts op een drukke weg staat geparkeerd, ga langs de voorkant van de auto naar de bestuurderportier, met de sleutel in de rechterhand, zodat je goed zicht op het aankomend verkeer op jouw weghelft dat van links nadert. Voor je bij de linker koplamp bent kijk je links en rechts, om te beoordelen of je zonder gevaar naar het portier kunt lopen en deze zonder gevaar of hinder voor het overige verkeer kunt openen Open het portier met de linkerhand. Zo ziet u bij het instappen het naderend verkeer dat u kan bedreigen. b Opgelet: stapt u langs de achterkant van de auto naar de deur, dan draait u de rug naar het verkeer. U ziet een eventueel gevaarlijk naderend voertuig niet. c. Blijf ook niet langer op de rijbaan staan dan nodig. Zorg dan dat u uw sleutels al in de hand hebt. d. Laat passagiers en vooral kinderen instappen aan de kant van het trottoir, ook de passagiers die op de achterbank zit
2.Uitstappen
a. Wanneer u uitstapt, ga dan met het aangezicht in de richting van het naderend verkeer naar de achterkant van uw voertuig. b. Laat passagiers en vooral kinderen uitstappen aan de kant van het trottoir.
c. Denk aan de dode hoek: dit is het gedeelte van de weg, links en rechts, dat je in de spiegels niet kunt zien. Dus, eerst kijken in de spiegels en over de linker schouder, kant bestuurder,en rechter schouder, kant passagiers, dan uitstappen.
3. Opmerkingen
- Let bij het openen van het portier op fietsers en bromfietsers. - Hou ook rekening met harde windstoten, die het portier uit je hand kunnen rukken. - Wat zeg de WEGCODE
Het is verboden het portier van een voertuig te openen of open te laten, in of uit een voertuig te stappen, zonder zich ervan vergewist te hebben dat dit de andere weggebruikers niet in gevaar kan brengen of hinderen, in het bijzonder voetgangers en bestuurders van tweewielers.
1.Sommige geneesmiddelen hebben een negatieve invloed op de rijvaardigheid. Deze geneesmiddelen noemt men verkeersgevaarlijk Die zijn nefast voor de concentratie en vormen een potentieel gevaar tijdens het autorijden.
2.Welke geneesmiddelen zijn rijgevaarlijk, die je rijgeschiktheid zullen beïnvloeden: - slaapmiddelen: zijn 10uur na inname nog werkzaam - pijnstillers - medicijnen tegen allergie (anti-histaminica) - kalmerende middelen - medicijnen tegen reisziekte en braken - hoestmiddelen die codeïne bevatten - medicijnen tegen hoge bloeddruk - stimulerende middelen
3.Raadpleeg vooral je arts en/of apotheker. Deze kan je inlichten over de mogelijke gevolgen voor je rijvaardigheid. In principe worden de mogelijke effecten (waarschuwingen) van het geneesmiddel vermeld in de bijsluiter.
4.Aanwijzingen die je kunnen helpen om geneesmiddelen met een mogelijke invloed op de rijvaardigheid op te sporen: - slaperigheid met als gevolg: verminderde waakzaamheid en trager reactievermo- gen - waarnemingsstoornissen (het zicht) - duizeligheid - verminderd besef van gevaar - agressiviteit - beven, coördinatiestoornissen - misselijkheid Reactie: stop met autorijden
5.Hoelang duren de neveneffecten: - Dit hangt af van geneesmiddel tot geneesmiddel en van persoon tot persoon. - Heel wat factoren zoals leeftijd, individuele gevoeligheid en gecombineerd geneesmiddelen gebruik spelen hier een rol . - Het tijdstip van inname is van groot belang: - nooit overdag of alvorens te rijden maar altijd net voor het slapengaan
6.Gouden regels als je geneesmiddelen neemt: - lees aandachtig de bijsluiter - drink geen druppel alcohol - stop bij het minste neveneffect (slaperigheid, concentratieproblemen, duizeligheid, verminderd zicht, enz) - rij bij voorkeur overdag in plaats van s nachts - vermijd lange ritten - drink geen koffie om de neveneffecten van een geneesmiddel tegen te gaan - als beroepchauffeur: maak dan je arts hierop attent wanneer hij je genees- middelen voorschrijft.
7.Wat zegt de wet? Je bent NIET rijgeschikt als je als bestuurder, in welke vorm dan ook, geneesmiddelen gebruikt die een nadelige invloed op je rijgeschiktheid kunnen hebben De bestuurder moet in staat om te sturen en moet zijn voertuig voortdurend in de hand hebben
8.Een verminderde rijgeschiktheid, lichamelijke en/of geestelijke geschiktheid, bij voorbeeld een verminderd gezichtvermogen zal de rijvaardigheid, die aangeleerdwordt, negatief beïnvloeden en men loopt twee- tot vijfmaal zoveel risico lopen om bij een verkeerongeval betrokken te geraken
1.de richtingsaanwijzers (pinkers) moeten gebruikt worden bij het verlaten van een rondpunt (rotonde)
2.inhalen gebeurt links, ook op de autosnelweg
3.een bestuurder op een rondpunt heeft voorrang op de bestuurders die het willen oprijden
4.je,een zijdelingse afstand van tenminste 1m moet houden tussen je voertuig en een tweewieler of een voetganger
5.de veiligheidsafstand tussen je voertuig en een voorligger hangt van je snelheid afVb : 50km/u : ongeveer 25m 70km/u :35m 120km/u :60m
6.in alle straten met eenrichtingsverkeer mogen de fietsers en bromfietsers in beide richtingen rijden
7.wij, als bestuurders, voorrang moeten verlenen aan de fietsers of bromfietsers die in de tegenrichting uit een beperkt eenrichtingsverkeer straat een kruispunt oprijden
8.wij, onze snelheid moeten aanpassen bij het naderen van een kruispunt
9.de peage(tol) voor de vrachtwagens zal in 2013 in België ingevoerd worden
10.vanaf 2013 , alle nieuwe wagens zullen van dagrijlichten voorzien zijn
Een gele onderbroken streep op de trottoirband of op de boorsteen van een verhoogde bermbetekent: verboden langs de streep op de rijbaan te parkeren Opm: -een stilstaand voertuig: een voertuig dat niet langer stilstaat dan nodig is voor het in of uit te stappen of het laden of lossen -een geparkeerd voertuig:een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in of uit te stappen of voor het laden of lossen
2.Openbare weg: een woonerf(woonwijk) In een woonerf: - de snelheid is tot 20km/ubeperkt - het parkeren is er verbodenbehalve: op de plaatsen - waar een verkeersbord het toelaat - waar een wegmarkering met de letter P is aangebracht - de voetgangers mogen de ganse breedte van de openbare weg gebruiken - de bestuurders mogen de voetgangers niet hinderen of in gevaar brengen
3.De pechstrook
Het is verboden op de autosnelwegen stil te staan of parkeren : - GSM gebruiken - wegenkaart raadplegen . Denk maar niette gauw dat de andere automobilisten U altijd ( tijdig ) zullen zien staan Pechstrook alleen gebruiken in uiterste nood (wagen verlaten !!)
Verboden richting voor iedere Eenrichtingsverkeer voor alle
bestuurder , uitgezonderd voor bestuurders maar tweerichtings
fietsers en bromfietsers klasse A verkeer voor fietsers en brom
fietsers klasse A C1+M3 F19+M5
1.Sinds 01 Juli 2004 is het beperkt eenrichtingsverkeer (BEV) veralgemeend F19+M5: op enkele uitzonderingen na ( om veiligheidsredenen of minimale wegbreedte 3m en uitzonderlijk 2,6m)
2.De eenrichtingsstraten worden opengesteld voor fietsers (eventu- eel bromfietsers klasse A: 25Km/u) die tegen het andere verkeer in rijden, voor zover er specifieke signalisatie is aangebracht ( foto C1). De autobestuurders en de fietsers of bromfietsers ontmoeten elkaar.
3.Fietsers (en bromfietsers klasse A) die uit een straat met beperkt eenrichtingsverkeer (foto F19) komen aangereden hebben natuur- lijk voorrang van rechts want zij komen niet uit een voor hen verbo- den richting.
4.Aanbevelingen: - als bestuurder:denk bij het inrijden van een eenrichtingsstraat steeds aan de fietsers of bromfietsers die er zouden kunnen uitkomen. Hou op een kruispunt rekening met de signalisatie en de voorrangregels. - als voetganger: als je wil oversteken, kijk dan in ieder geval naar links en naar rechts. - als fietser: respecteer de signalisatie en rij enkel in de tegen- richting waar dit toegestaan is. Let op voor geparkeerde wa- gens (die kunnen vertrekken) en wees voorzichtig op elk kruis- punt.
Eenrichtingsstraat waar fietsers en bromfietsers klasse A
Fietsers en bromfietsers zijn erg kwetsbaar. 20% van de verkeersdoden en zwaargewon- den zijn fietsers en bromfietsers. Een bestuurder mag kwetsbaardere verkeersdeelnemers niet in gevaarbrengen, dus dubbel voorzichtig zijn bij hun aanwezigheid. Hij moet hoffelijk blijven en defensief rijden.
Houdingt.o.vfietsers en bromfietsers
1.Een bestuurder moetbij het inhalen of kruiseneen zijdelingse afstand van ten minste 1 metertussen zijn voertuig en een fietser of bromfietser. Indienonmo- gelijkmoet hij vertragen en zo nodig stoppen ( onvoorziene bewegingen maken van fietsers).
2.Het is verbodenhet portier van een voertuig te openen of open te laten, in en uit een voertuig te stappen zonder zich ervan vergewist te hebben dat dit de andere weggebruikers ( op een fietspad ) niet in gevaar kan brengen of hinderen.
3.Het is verbodenstil te staan of parkeren: - op een fietspad of een oversteekplaats voor fietserswant dan moeten ze de rijbaan gebruiken = risicos nemen.
- op de rijbaan en de berm: - op minder dan 5 mvan de plaats waar de tweewielers verplicht zijn : - het fietspadte verlaten om op de rijbaan te rijden of - de rijbaan te verlaten om op het fietspadte rijden
- op de rijbaan: - op minder dan 5 mvoor een oversteekplaats voor fietsers of brom- fietsers.
4. Als een bestuurder een fietspadoversteekt moet hij voorrang verlenen aan de fietsers of bromfietsers die zowel van links als van rechts komen.
5Een bestuurder mag een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers slechts met matige snelheidnaderen. Hij mag de weggebruikers die zich erop bevinden nietin gevaar brengen of hen niet hinderen als zij de rijbaan oversteken. Indien nodig stoppen om hen te laten doorrijden.
6. Een bestuurder mag een oversteekplaats niet oprijden als het verkeer zodanig belemmerddat hij er waarschijnlijk op moet stoppen.
7. Het is verbodeneen bestuurder in te halen die een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers nadert of ervoor stopt op plaatsen waar het verkeer niet wordt geregelddoor een bevoegde persoon (agent)of door verkeerslichten.
8. Op tweerichtingsfietspaden moet een bestuurder,op kruispunten,rekening houden metde fietsers die uit twee richtingen kunnen komen. Fietsers behouden hun voor rang. Haaientanden of stopstreep en verkeersborden met een onderbordM9 duiden de verkeerssituatie aan.
9. De tweewielers die op het einde van een fietspadrechtdoor rijden op de rijbaan , voeren geen maneuver uit. Ze moeten dus geen voorrang verlenen aan de andere weggebruikers op de rijbaan.
10. Elke bestuurder ( t.t.z fietser en bromfietser, motorfietser, auto, vrachtwagen, bus, ruiter, gespan)moetvoorrang verlenenaan de bestuurder die van rechts komt( ook uit een beperkteeenrichtingsstraat) . De bestuurder, die voorrang heeft , stopt en terug vertrekt, behoudtzijnvoorrang.
11. Het is eveneens verbodenop een fietspadte rijden om een bestuurder langs rechts voorbijte rijden of in te halen(ook op een pechstrook).
5 procent van alle ongevallen wordt door concentratieproblemen veroorzaakt. Word je door iets afgeleid, dan heb je niet meer je onverdeeld aandacht bij de taak (bestuurder) die je aan het uitvoeren was.
Wat zijn de grootste afleidingen tijdens het rijden? De bronnen van afleiding tijdens het rijden zijn met de nieuwe technologieën talrijker geworden (ze zijn bijna ontelbaar):
a. in de wagen:
- eten - mobiel telefoneren (GSM) - afstemmen van de radio, GPS, .. - luisteren naar de radio - een gesprek voeren met een passagier - de krant lezen -
b. buiten de wagen - een opvallend persoon op het trottoir - een reclamebord - een winkelraam - een ongeval op de andere rijbaan - ..
c. na eenruzie rijdt men ongeconcentreerd
Mobiel bellen (GSM) is het gevaarlijkste: waarom? - de bestuurder wordt fysiek afgeleid doordat hij tegelijkertijd zowel de telefoon als het voertuig moet bedienen. Hij moet zijn aandacht verdelen over het telefoongesprek en het autorijden.
- rijgedrag van bestuurders die rijden en bellen: - ze vertragen plots als zij een oproep ontvangen of zelf iemand opbellen - ze staren = strak naar een punt in de verte kijken waardoor de rest weinig aandacht krijgt, bij voorbeeld: - voetgangers die aan een zebrapad wachten om over te steken - verkeersborden langs de weg - in de spiegels kijken - geen voorrang geven - aarzelend of onaangepast rijgedrag: - de auto wijkt van zijn traject af - de reactietijd wordt langer - overtredingen van de tweede graad ( 100 ):gebruik van een GSM in de hand behalve bij stilstaan of parkeren. Hij mag geen gebruik hiervoor van de pechstrook en niet bellen terwijl hij wacht voor het rode licht ,in de file staat.
9. Leg je motor stil als je langer dan 20 seconden moet wachten (bij een rood licht, bij een spoorweg, voor een open brug, ). Een wagen verbruikt veel brandstof bij een stationair toerental.
10.Controleer maandelijks de bandenspanning. Te weinig spanning zorgt ervoor dat je meer brandstof gaan verbruiken en de banden sneller gaan slijten.
11.Vermijd overbodig gewicht. Hou de koffer leeg en plaats fietsen bij voorkeur op op een rek achteraan het voertuig. Verwijder onmiddellijk na het gebruik de ski- box, het fiets of bagagerek.
12. Gebruik de auto niet voor korte ritten, vooral met koude motor.
13. Parkeer je wagen in de rijrichting waarin je de volgende keer zal wegrijden ten- einde onnodig manoeuvreren met een koude vervuilende motor te vermijden.
14. Veilig en zuinig rijden kan alleen met een goed onderhouden wagen.
15. Maak verstandig gebruik vanboordapparatuur: - gebruik je toerenteller om tijdig te schakelen - cruise controle helpt je om gelijkmatig te rijden - schakel de airco alleen aan als het echt warm wordt in de auto of wanneer je ramen beslaan.
16. Registreer je brandstofverbruik.
Eco-rijden is een nieuwe rijstijl. Wie zo rijdt zal dit niet alleen in zijn portemonnee merken maar levert ook een belangrijke bijdrage tot het ontlasten van ons milieu:
-minder brandstofverbruik -schade en onderhoud -meer comfort en veiligheid voor de bestuurder -minder stresserend rijgedrag
De bedoeling van Eco-rijden is energieverbruik en schadelijke uitstoot van gassen te verminderen.
Eco-driving is de meest moderne manier van autorijden. Op technisch gebied zijn de motoren enorm geëvolueerd waardoor er een groter vermogen kan ontwikkeld worden bij lagere toerentallen. Helaas rijden de meeste autobestuurders nog steeds zoals het hen jaren geleden werden aangeleerd. Dit vereist dan een totale andere rijstijl: een energiebewuste rijstijl die op een eenvoudige manier soms een brandstofbesparing tot 15 procent levert met als gevolg minder uitstoot van vervuilende stoffen. TIPS om eco-driving zuinig te rijden:
1.Zorg ervoor dat je vooraf je weg uitstippelt zodat je geen nodeloze omwegen moet rijden. Houd steeds rekening met de voorziene verkeersdrukte en de spitsuren: vermijd bijvoorbeeld het centrum van drukke steden. Gebruik even- tueel een navigatiesysteem.
2.Vermijd onnodig versnellen en vertragen. Houd je voertuig in beweging.
3.Schakel zo snel mogelijk naar een hogere versnelling. Schakel bij een toeren- tal dat bij voorkeur lager is dan 2000 toeren.
4.Vermijdhoge toerentallen die onnodig veel brandstof kost. Moderne motoren leveren namelijk ook bij lagere toerentallen voldoende vermogen.
5.Geef de juiste hoeveelheid gas. Houd de toerentallen relatief laag en rijd met met zo constant mogelijke snelheid.
6.Volg de verkeersstroom en anticipeer op wat voor je gebeurt. Hou voldoende afstand ten opzichte van je voorligger. Zo vermijd je dat je voortdurend moet afremmen en gas geven wat alleen maar veel brandstof verbruikt.
7.Laat tijdig het gaspedaal los bij het vertragen wanneer je een kruispunt , verkeerslicht nadert. Moderne motoren sluiten immers automatisch de brandstoftoevoer af en het verbruik is 0,0 liter.
8.Rem op de motor. Laat hierbij de motor zo lang mogelijk in dezelfde versnel- ling zonderkoppeling in te drukken. Zo laat je jouw auto bollen zonder te ontkoppelen. Ontkoppelen verbruikt brandstof, uitrollen niet.
Anticiperen = defensief en preventief rijden situaties voorzien
1.Wat is anticiperen ? betekent vooral zelf fouten vermijden en tijdig reageren op fouten van andere weggebruikers om zo ongevallen te voorkomen= vooruitlopen op mogelijke ontwikkelingen.
2.Hoe kan men anticiperen ?
a.Houd je blik ver gericht en laat je blik zoeken ; hou eveneens voldoende ruimte rondom je voertuig ( maar ook kijken in de achteruitkijkspiegels en over de schouders ) Factoren die het zicht kunnen beperken: - Ruitenwissers: moeten aan de binnen- en buitenkant zuiver zijn -Na het gebruik van alcohol,drugs of geneesmiddelen: merkt men zaken niet of te laat op. Zaken lijken verder op dan ze in de werkelijk- heid zijn. De rijvaardigheid is negatief beïnvloedt. -De weersomstandigheden: beperken dikwijls het zicht (regen,mist,sneeuw, wanneer de zon erg laag staat, ook een tunnel inrijden:(lichten ontsteken) -Een oogarts: kan nagaan of je voldoende goed ziet. Het dragen van een bril kan heel wat probleem oplossen. -De vermoeidheid: dat de alertheid en concentratie afnemen , veroorzaakt een minder efficiënte informatieverwerking. -Door afleiding: is men minder aandachtig. Kan het gevolg zijn van: de radio bedienen,telefoneren(GSM), =verstrooidheid -De snelheid: aan de omstandigheden aanpassen; geef je voldoende tijd om de risicos tijdig te herkennen. -Een slechte zit- en stuurhouding: achter het stuur. -Gebrek aan zuurstof: en roken in het voertuig verminderen het gezicht- vermogen bij nacht. -Slechte werking van de verlichting: van je wagen ( grote lichten van tegenliggers kunnen je ook verblinden)
b.Houd voldoende veiligheidsafstand tussen je voertuig en de voorligger: dit laat je toe om ver te kunnen zien. Rekening houden met: -De snelheid: deel uw snelheid door 2 80km/u delen door 2= 40m als veilige afstand -De zichtbaarheid: ( in het donker, mist, regen; rook) snelheid aanpassen. -De remafstand: de stopafstand mag nooit groter zijn dan de zichtafstand ( zijn de remmen ,de verlichting,de banden, de vering,de schokdempers in goede staat. De lading(aanhangwagen) kan een grote hoeveelheid voortbeweging of kinetische energie ontwikkelen die soms moeilijk te stoppen is. -De weersomstandigheden: op een glad wegdek wordt de remafstand
langer en de kans op slippen is groot. -De signalisatie: borden die de snelheid beperken, een onoverzichtelijke bocht, een gevaarlijke plaatsgesteldheid, een afdaling aankondigen -Een vluchtweg: inschatten in wisselende situaties.
c.Aandachtig en alert blijven. - let op mogelijke rijbewegingen van andere weggebruikers ( zwakke) - voet klaar boven het rempedaal houden zo is men klaar op tijdig te remmen.
3.Waarom altijd anticiperen? ( positieve gevolgen) om:- ongeval te voorkomen - brandstof te besparen(vermijd bruusk remmen en opnieuw optrekken) - ecologisch te rijden : er worden minder uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en geluidsoverlast ( max 80dB) - slijtage van de remmen en de banden te beperken
4.Hoffelijkheid - gun kinderen, fietsers, bromfietsers de nodige tijd - andere weggebruikers ook helpen - indien beperkt zicht: kunnen stoppen over een afstand die men nog kan overzien.
5.Past tijdens het rijden de volgende verdedigingstechnieken toe: - wat kan er gebeuren? ( risicos ) - hoe kan ik gepast en tijdig reageren?
en zelfs als men de goede kijktechniek toepast en alert is, kan er onverwachts een hindernis opduiken. Een te kort veiligheidsafstand belemmert het zicht.
1.De dode hoek is de ruimte rond het voertuig (groter bij vrachtwagen)die de bestuurder niet kan zien waarin zich andere weggebruikers kunnen bevinden. - Vooral de dode hoek aan de rechterkant maakt het rechts afslaan bijzonder risicovol zelfs met goed afgesteld spiegels.
2.Gevaarlijke dode hoeken rond de vrachtwagen - naast de rechtse portier - voor de neus van de vrachtwagen - achter het voertuig - een rijstrook links of rechts van het voertuig
3.Het slechte zichtveld van de bestuurder is het resultaat van de typische bouw (hoge positie en de grootte van het voertuig) van een vrachtauto waarbij de motor zich vooraan onder de cabine bevindt.
4.Om de dode hoek zo klein mogelijk te maken moeten de spiegels goed afgesteld zijn.
5.Rijgedrag: tijdens het rijden moet men bij het uitvoeren van een zijdelingse verplaatsing(bv:bij file -of rijstrookverandering, links inhalen, links of rechts afslaan) herhaaldelijk naar links of rechts over de schouder kijken om een duidelijk beeld te hebben van de weggebruikers die zich in de onmiddellijke nabijheid van het voertuig bevinden.