Hier beneden wil ik even iets testen, ik ben nl. nog een beginnende blogger... foto met link, knopjes naar linken, powerpoints enz...
Site : Jeruzalem bijbel centrum Klik op de foto
Rondvraag / Poll
Geloof je in God, die de wereld zo lief heeft dat Hij Zijn eniggeboren zoon Jezus Christus gaf opdat een ieder die in Hem gelooft , EEUWIG leven ontvangt?
Iedereen is van harte welkom op deze blog. Als je een zoekende bent naar de Here Jezus hoop ik dat je hier iets kunt vinden...Welkom...
WELKOM IN GODS KONINKRIJK.
ER KOMT EEN DAG DAT DE POORTEN VAN "GENADE"DICHT GAAN, ZORG DAT JE BINNEN BENT.. LAAT JE OUDE "IK"ACHTER EN DOE EEN NIEUW KLEED AAN...HET BRUILOFTSKLEED.
07-04-2017
WEEK6 DAG 33 : IN JERUZALEM
Dag 33 - 7 April 2017 - 40 dagen Marcus-----
35 Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 36 Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37 David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.
38 Tijdens zijn onderricht zei hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39 en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40 ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’ 41 Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42 Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43 Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44 want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’ (Marcus 12:35-44, Nieuwe Bijbelvertaling)
Op het scherpst van de snede
Bij zijn onderwijs in de tempel is Jezus even raadselachtig als duidelijk. De mensen luisteren graag naar hem. Voelen ze aan hoe hij spreekt vanuit de Joodse heilige boeken (Psalm 110:1, Jesaja 10:2), maar tegelijk iets brengt dat radicaal nieuw is? Jezus raakt aan hun verlangen naar het koninkrijk van God.
In de tijd van de Bijbel was een weduwe heel kwetsbaar. Ze had geen man om in haar levensonderhoud te voorzien. Volgens de Joodse wet had ze recht op een deel van de oogst die de mensen aan de tempel gaven (Deuteronomium 14:28-29). Maar in dit verhaal is het andersom: de weduwe geeft juist alles wat ze heeft aan de tempel. Al het geld waarvan ze moet leven. Het is veel meer dan de rijken hebben gegeven van het geld dat ze overhadden. Het maakt haar een voorbeeld voor de mensen die Jezus onderwijst.
Waarom zou deze vrouw alles wat ze heeft geven? Geef jij God iets wat echt belangrijk voor je is, wat voor jou echt iets op het spel zet?
Wil je verder lezen over weduwen, of de quadrans? Ontdek het op debijbel.nl
13 Ze stuurden enkele farizeeën en herodianen naar hem toe om hem een ongeoorloofde uitspraak te ontlokken. 14 Toen ze bij hem gekomen waren, zeiden ze tegen hem: ‘Meester, we weten dat u oprecht bent en dat u zich aan niemand iets gelegen laat liggen. U kijkt niemand naar de ogen, maar geeft in alle oprechtheid onderricht over de weg van God. Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? Moeten we betalen of niet?’ 15 Maar omdat hij hun huichelarij doorzag, antwoordde hij: ‘Waarom stelt u me op de proef? Laat me eens een geldstuk zien.’ 16 Ze gaven hem een munt en hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’ ‘Van de keizer,’ antwoordden ze. 17 Toen zei Jezus tegen hen: ‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ En ze waren met stomheid geslagen. 18 Er kwamen enkele sadduceeën naar hem toe; volgens de sadduceeën is er geen opstanding uit de dood. Ze vroegen hem: 19 ‘Meester, Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven: “Als iemand sterft en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen, moet zijn broer die vrouw bij zich nemen en nakomelingen verwekken voor zijn broer.” 20 Er waren eens zeven broers. De eerste nam een vrouw en stierf zonder nakomelingen; 21 de tweede nam haar tot vrouw, maar stierf ook zonder nakomelingen; en met de derde ging het net zo. 22 Geen van de zeven kreeg nakomelingen. Het laatst van allen stierf de vrouw. 23 Wiens vrouw zal ze dan zijn bij de opstanding, wanneer ze opstaan uit de dood? Alle zeven zijn ze immers met haar getrouwd geweest.’ 24 Jezus antwoordde: ‘Dwaalt u niet? U kent blijkbaar de Schriften niet en evenmin de macht van God. 25 Want wanneer de mensen uit de dood opstaan, trouwen ze niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, maar zijn ze als engelen in de hemel. 26 Wat betreft de opwekking van de doden, hebt u in het boek van Mozes in het gedeelte over de doornstruik niet gelezen dat God tegen hem zei: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”? 27 Hij is geen God van doden, maar van levenden; u dwaalt vreselijk!’ 28 Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” 31 Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’ 32 De schriftgeleerde zei tegen hem: ‘Inderdaad, meester, wat u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere god dan hij, 33 en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.’ 34 Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: ‘U bent niet ver van het koninkrijk van God.’ En niemand durfde hem nog een vraag te stellen. (Marcus 12:13-34, Nieuwe Bijbelvertaling)
Gods wereld
De conflictgesprekken tussen Jezus en de leiders gaan nog even door. Over het betalen van belasting, over de opstanding van de doden, en over wat van alle geboden het belangrijkste gebod is. Jezus discussieert met verschillende groepen Joden, zoals de farizeeën en de sadduceeën. Allemaal hebben ze hun eigen ideeën over de verhouding van religie en politiek, hun eigen theologische opvattingen, en hun eigen interpretaties van de Joodse wet.
Belangrijker dan de verschillen tussen deze groepen, is wat Jezus met zijn antwoorden laat zien van het koninkrijk van God. Geef de wereldlijke macht wat haar toebehoort, en geef God wat van God is. Geloof in God als een God van levenden, ook na de dood. En weet dat God liefhebben én je naaste als jezelf het allerbelangrijkste is. Jezus legt er zijn tegenstanders het zwijgen mee op.
Welke van deze drie antwoorden brengt voor jou het koninkrijk van God het meest tot leven?
Wil je verder lezen over belasting in het Nieuwe Testament, sadduceeën, of het koninkrijk van God? Ontdek het op debijbel.nl
27 Ze kwamen weer in Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar hem toe 28 en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u het recht gegeven om zo te handelen?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft, zal ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid ik zo handel. 30 Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’ 31 Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we zeggen: “Van de hemel,” zal hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” 32 Maar als we zeggen: “Van mensen,” wat dan?’ Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes voor een echte profeet. 33 Dus zeiden ze tegen Jezus: ‘We weten het niet.’ En Jezus zei tegen hen: ‘Dan zeg ik ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.’
1 Hij begon tegen hen te spreken in gelijkenissen: ‘Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan wijnbouwers en ging op reis. 2 Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst van hen te ontvangen; 3 maar ze grepen hem vast, mishandelden hem en stuurden hem met lege handen terug. 4 Daarna stuurde hij een andere knecht naar hen toe, die ze in het gezicht sloegen en vernederden. 5 Hij stuurde nog een derde, die ze doodden, en nog vele anderen; sommigen werden door de wijnbouwers mishandeld en anderen werden door hen gedood. 6 Ten slotte was alleen nog zijn geliefde zoon over; die stuurde hij als laatste naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 7 Maar de wijnbouwers zeiden tegen elkaar: “Dat is de erfgenaam. Kom op, laten we hem doden, dan is de erfenis van ons.” 8 Ze grepen hem vast en doodden hem en gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard. 9 Wat zal de eigenaar van de wijngaard daarna doen? Hij zal zelf komen om de wijnbouwers om te brengen en hij zal de wijngaard aan anderen geven. 10 Hebt u deze schrifttekst dan niet gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. 11 Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.”’ 12 Daarop wilden ze hem gevangennemen, want ze wisten dat hij hen op het oog had bij het vertellen van deze gelijkenis, maar ze waren bang voor de reactie van de menigte. Dus lieten ze hem staan en gingen weg. (Marcus 11:27-12:11, Nieuwe Bijbelvertaling)
Afkeuring
Het komt ons inmiddels bekend voor: religieuze en politieke leiders die een conflict hebben met Jezus. Eerst gaat het over het gezag van Jezus – op dag 2 lazen we er al over (Marcus 1:14-34). Jezus laat duidelijk voelen dat God hem het recht geeft om te doen wat hij doet. Maar antwoord geven op de vraag van de leiders? Dat laat Marcus aan de lezer zelf over.
Vervolgens vertelt Jezus een gelijkenis over een wijngaard. Al net zo confronterend als het voorbeeld van de vijgenboom dat we gisteren lazen. In hun reactie op de gelijkenis van de wijngaard ontmaskeren de religieuze leiders zichzelf als de moordenaars. Het past allemaal naadloos in het beeld dat Marcus schetst: het lot dat Jezus te wachten staat is onontkoombaar.
Herken je dat: iets wat je eerst niets waard vindt, blijkt later heel belangrijk te zijn? Houd dat eens in gedachten de komende dagen. Verandert het je manier van kijken en denken?
Wil je verder lezen over profeten in het Nieuwe Testament, of een wijngaard in de tijd van de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl
12 Toen ze de volgende dag uit Betanië vertrokken, kreeg hij honger. 13 Hij zag in de verte een vijgenboom die in blad stond en ging erheen in de hoop iets eetbaars te vinden, maar toen hij bij de boom gekomen was, vond hij geen vruchten; het was namelijk nog niet de tijd voor vijgen. 14 Hij zei tegen de boom: ‘Nooit ofte nimmer zal er nog iemand vruchten van jou eten!’ Zijn leerlingen hoorden dit. 15 Ze kwamen in Jeruzalem. Hij ging de tempel binnen en begon iedereen die daar iets kocht of verkocht weg te jagen; hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver, 16 en hij liet niet toe dat iemand voorwerpen over het tempelplein droeg. 17 Hij hield de omstanders voor: ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ 18 De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden wat er gebeurd was en zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen; ze waren bang voor hem, omdat het hele volk in de ban was van zijn onderricht. 19 Nadat de avond gevallen was, gingen Jezus en zijn leerlingen weg uit de stad. 20 Toen ze ’s morgens vroeg weer langs de vijgenboom kwamen, zagen ze dat hij tot aan de wortels verdord was. 21 Petrus herinnerde zich het voorval en zei: ‘Rabbi, kijk, de vijgenboom die u vervloekt hebt, is verdord.’ 22 Jezus zei tegen hen: ‘Heb vertrouwen in God. 23 Ik verzeker jullie: als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, dan zal het ook gebeuren. 24 Daarom zeg ik jullie: alles waarom jullie bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen. 25 Wanneer je staat te bidden en je hebt een ander iets te verwijten, vergeef hem dan, opdat ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen vergeeft.’ (Marcus 11:12-26, Nieuwe Bijbelvertaling)
Maak ruimte!
Gisteren lazen we dat Jezus bij zijn aankomst in Jeruzalem al een kijkje in de tempel heeft genomen. Vandaag horen we hoe hij vervolgens doortastend optreedt: Gods huis moet een huis van gebed zijn!
We lezen ook over een vijgenboom. Het is een boom met veel bladeren: van een afstandje lijkt het heel wat. Jezus hoopt dan ook dat hij vijgen kan plukken. Maar als hij dichterbij komt, ziet hij dat er geen vijgen aan de boom groeien.
Marcus gebruikt hier een manier van vertellen die we vaker bij hem tegenkomen. Hij vlecht twee verhalen door elkaar, waardoor ze elkaars betekenis beïnvloeden. De vijgenboom wordt symbool van het einde van de tempeldienst zoals Jezus die aantreft. Even radicaal als het beeld van de boom die verdort nog voor zij vruchten kan dragen, is wat Jezus zijn leerlingen zegt: ‘Als je iets aan God vraagt, twijfel dan niet, maar geloof dat het zal gebeuren. Dan gebeurt het ook.’
Is er in jouw leven ruimte voor (een huis van) gebed? Wat zou je willen doen om daar plaats voor te maken?
Wil je een filmpje over vijgen bekijken, verder lezen over geldwisselaars of het woord ‘rabbi’? Ontdek het op debijbel.nl
1 Toen ze Jeruzalem naderden en in de buurt waren van Betfage en Betanië bij de Olijfberg, stuurde hij twee van zijn leerlingen vooruit. 2 Hij zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra jullie er binnenkomen, zul je daar een ezelsveulen vastgebonden zien staan, dat nog nooit door iemand bereden is; maak het los en breng het hier. 3 En als iemand jullie vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: “De Heer heeft het nodig, hij zal het meteen weer terugsturen.”’ 4 Ze gingen op weg en vonden een veulen dat buiten op straat bij een deur was vastgebonden en ze maakten het los. 5 Er stonden een paar mensen die vroegen: ‘Waarom maken jullie dat veulen los?’ 6 Ze zeiden wat Jezus hun had opgedragen te zeggen en de mensen lieten hen begaan. 7 Ze brachten het veulen naar Jezus en legden hun mantels op het dier en hij ging erop zitten. 8 Velen spreidden hun mantels uit op de weg, anderen spreidden takken met bladeren uit, die ze in het veld afhakten. 9 Allen die voor hem uit liepen of achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. 10 Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David. Hosanna in de hemel!’ 11 Hij trok Jeruzalem in en ging naar de tempel. Nadat hij alles in ogenschouw had genomen, ging hij – want het was al laat geworden – met de twaalf terug naar Betanië. (Marcus 11:1-11, Nieuwe Bijbelvertaling)
Vandaag hosanna, morgen…
Eindelijk komt Jezus met zijn leerlingen in de buurt van Jeruzalem. Door de Olijfberg te noemen, wordt de toon gezet: het naderende verraad en Jezus’ aanstaande dood zijn meteen dichtbij. Aan de voet van deze berg zal Jezus bidden voordat hij gevangen genomen wordt. Zijn leerlingen zullen niet met hem kunnen waken. En Judas zal Jezus op deze plek verraden.
Maar zo ver is het nog niet. Jezus gaat Jeruzalem binnen. En hoe! Als een koning. Net als Matteüs denkt Marcus vast aan teksten uit de heilige boeken, zoals Zacharia 9:9 (Matteüs 21:4-5). De mensen wachten op de koning die het rijk van koning David zal herstellen, en roepen dat luidkeels. Ze zien werkelijk iets van wie Jezus is: hij komt in de naam van de Heer (Psalm 118:26). ‘Hosanna: Alle eer aan God!’ klinkt het. Maar Jezus komt niet binnen op een trots paard of een strijdwagen. Hij is een koning die rijdt op een ezelsveulen. Zal hij wel de koning met politieke macht zijn die zij verwachten?
Hoe heet jij Jezus welkom? Wat is jouw ‘rode loper’, jouw woord of lied voor zijn intocht?
Wil je een foto zien van de Olijfberg, verder lezen over het woord ‘Heer’, of over ‘koning’ in het Nieuwe Testament? Ontdek het op debijbel.nl
32 Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat hem zou overkomen: 33 ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die hem ter dood zullen veroordelen en hem zullen uitleveren aan de heidenen. 34 Ze zullen de spot met hem drijven en hem bespuwen en hem geselen en doden, maar na drie dagen zal hij opstaan.’ 35 Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij hem en zeiden: ‘Meester, we willen dat u voor ons doet wat we u vragen.’ 36 Hij vroeg hun: ‘Wat willen jullie dan dat ik voor je doe?’ 37 Ze zeiden: ‘Wanneer u heerst in uw glorie, laat een van ons dan rechts van u zitten en de ander links.’ 38 Maar Jezus zei tegen hen: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken of de doop ondergaan die ik moet ondergaan?’ 39 ‘Ja, dat kunnen wij,’ antwoordden ze. Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen de beker drinken die ik zal drinken en de doop ondergaan die ik zal ondergaan, 40 maar wie er rechts of links van mij zal zitten, kan ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd.’ 41 Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op Jakobus en Johannes. 42 Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. 43 Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, 44 en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, 45 want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ 46 Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ 48 De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, hij roept u.’ 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’ 52 Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg. (Marcus 10:32-52, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zoon van David
Nog steeds begrijpen de leerlingen niet wie Jezus is. Weer hebben ze een discussie over wie de belangrijkste is. Jezus’ reactie voelt als een koude douche: ‘Jullie weten niet wat je vraagt!’ En dan legt hij uit waar het echt om gaat: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen.’ In het verhaal van Bartimeüs wordt duidelijk hoe je dat kunt doen.
Juist de blinde Bartimeüs ziet wie Jezus echt is. Hij roept Jezus namelijk door de naam ‘Zoon van David’ te gebruiken. In de tijd van Jezus verwachtte een deel van het Joodse volk dat er een nakomeling van David zou komen. Die zou het koninkrijk van Israël herstellen, en die zoon van David zou als nieuwe koning alle vijanden verslaan. Als Petrus Jezus ‘messias’ noemt, bedoelt hij daarmee die zoon van David (Marcus 8:29). Jezus is inderdaad de zoon van David. Maar hij komt niet met geweld. Hij komt juist om onbelangrijke mensen te helpen. Mensen zoals de blinde Bartimeüs. En zo laat Jezus zien hoe je andere mensen moet dienen. Door mensen aan de rand van de samenleving te zien. Door stil te staan en aandacht te hebben. Zo laat Jezus iets van het koninkrijk van God zien.
Voor wie zou jij vandaag meer aandacht kunnen hebben?
Wil je meer lezen over de stad Jericho, de titel Zoon van David of Bartimeüs? Ontdek het op debijbel.nl
13 De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen. 14 Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: ‘Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 15 Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ 16 Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen. 17 Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 18 Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. 19 U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’ 20 Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’ 21 Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’ 22 Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen. 23 Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 24 De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: 25 het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26 Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 27 Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ 28 Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’ 29 Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, 30 zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven. 31 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’ (Marcus 10:13-31, Nieuwe Bijbelvertaling)
Worden als een kind?
Vaak worden de verhalen over Jezus en de kinderen uitgelegd alsof het om de openheid en het grote geloof van kinderen gaat. Alsof kinderen het goede voorbeeld geven dat wij moeten volgen. Maar in de tijd werden kinderen niet als voorbeeld gezien. Ze telden helemaal niet mee! In de tijd van de Bijbel deed je er alleen toe als je volwassenen was, en dan eigenlijk ook alleen als man. Maar hier wil Jezus laten zien dat je de minste moet willen zijn, de allerlaatste, en alles moet willen opgeven (lees ook Marcus 8:34-37) als je Gods koninkrijk wil ingaan.
Het gaat er niet om dat je jezelf niets waard moet vinden. Nee, het gaat erom dat je afstand neemt van alles wat je belangrijk maakt in de ogen van de wereld. Je positie, status, imago, geld, enzovoort. Net als de rijke man dat moet doen. Want je rijkdom of je status brengt je niet in het koninkrijk van God. Wat dan wel? Dat je weet dat je God nodig hebt. Dat je zwak en kwetsbaar durft te zijn. Dan word je als een kind, een kind van God. En dan is dit geen zoet verhaal over Jezus als kindervriend, maar een glimp van Gods koninkrijk.
Wil je meer lezen over het koninkrijk van God of geld en rijkdom in de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl. Lees ook Deuteronomium 6:4-9. Hierin wordt duidelijk gemaakt dat het belangrijk is om je kinderen te vertellen over Gods wetten en regels. Of bekijk de afbeelding uit de Samenleesbijbel.
42 Wie een van de geringen die in mij geloven van de goede weg afbrengt, zou beter af zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee gegooid werd. 43 Als je hand je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af: je kunt beter verminkt het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen naar de Gehenna te moeten gaan, naar het onblusbare vuur. 45 Als je voet je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af: je kunt beter kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee voeten in de Gehenna geworpen worden. 47 En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, 48 waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft. 49 Iedereen moet met vuur gezouten worden. 50 Zout is goed! Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe zullen jullie het zijn kracht dan teruggeven? Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkaar de vrede.’
1 Hij vertrok uit Kafarnaüm naar Judea en het gebied aan de overkant van de Jordaan, en de mensen verzamelden zich weer in groten getale om hem heen; hij onderwees hen zoals hij gewoon was te doen. 2 Er kwamen ook farizeeën op hem af. Ze vroegen hem of een man zijn vrouw mag verstoten. Zo wilden ze hem op de proef stellen. 3 Hij vroeg hun: ‘Hoe luidt het voorschrift van Mozes?’ 4 Ze zeiden: ‘Mozes heeft de man toegestaan een scheidingsbrief te schrijven en haar te verstoten.’ 5 Jezus zei tegen hen: ‘Hij heeft dat voor u opgeschreven omdat u zo harteloos en koppig bent. 6 Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt; 7 daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, 8 en die twee zullen één worden, ze zijn dan niet langer twee, maar één. 9 Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.’ 10 In huis stelden de leerlingen hem hier weer vragen over. 11 Hij zei tegen hen: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel; 12 en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij overspel.’ (Marcus 9:42-10:12, Nieuwe Bijbelvertaling)
Naar de hel?!
Wat een woorden spreekt Jezus hier weer! ‘Als je hand je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af: je kunt beter verminkt het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen naar de Gehenna te moeten gaan, naar het onblusbare vuur.’ Bedoelt Jezus dat letterlijk? Nee, maar wel bloedserieus. De Gehenna waar Jezus het over heeft is een afkorting van het ‘Hinnomdal’. In dit dal werden mensen begraven, maar er zouden ook kinderen geofferd zijn aan de god Moloch (2 Koningen 23:10). In het Nieuwe Testament werd Gehenna daarom een naam voor een plaats waar voor eeuwig vuur brandt, de hel. En op die plek beland je volgens Jezus als het je niet lukt om alle mogelijke verleidingen te weerstaan.
Eigenlijk legt Jezus een rekensom aan zijn luisteraars voor. Wat vind je meer waard: je hand/je voet/je oog, of een plek in Gods nieuwe wereld? Je moet er dus alles voor over hebben als je naar het Koninkrijk van God wilt gaan. Als er dingen zijn die jou bij God weg kunnen houden, moet je die dingen wegdoen. Zelfs als het dingen zijn waarvan je denkt dat je niet zonder kunt.
Probeer vandaag eens te bedenken welke dingen jou kunnen afhouden van een leven met God. Hoe kun je daar afscheid van nemen?
Wil je meer lezen over het Hinnomdal of het dodenrijk in het Nieuwe Testament? Ontdek het op debijbel.nl
30 Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, 31 want hij was bezig zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ 32 Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen. 33 Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ 34 Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 35 Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’ 36 Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: 37 ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’ 38 Johannes zei tegen hem: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’ 39 Jezus zei: ‘Belet het hem niet. Want iemand die een wonder verricht in mijn naam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van mij spreken. 40 Wie niet tegen ons is, is voor ons. 41 Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden. (Marcus 9:30-41, Nieuwe Bijbelvertaling)
Onbelangrijk zijn?
Jezus zegt: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ Maar de leerlingen begrijpen zijn woorden niet. Ze begrijpen niet dat Jezus zijn dood al voelt aankomen. In hun beleving kan de messias (lees Marcus 8:29) niet sterven. In plaats van echt te luisteren naar Jezus, gaan de leerlingen juist ruziemaken. Ze willen weten wie van hen de belangrijkste is. Maar als Jezus ernaar vraagt, zwijgen ze. Ze durven niet toe te geven waar ze het over hadden. Ze voelen dus zelf ook wel aan dat wat ze doen, niet de bedoeling is.
Jezus laat dan aan de hand van een kind zien hoe zijn boodschap begrepen moet worden: je moet de minste willen zijn, en andere mensen dienen. Als je zorgt voor mensen die er niet toe lijken te doen, voor mensen die aan de rand van de samenleving staan, dan doe je wat Jezus bedoelt. En dan doe je wat God wil dat je doet. Dan richt je je echt op Gods koninkrijk.
Wie kun jij dienen? Probeer vandaag eens iets heel concreets te doen voor iemand voor wie je normaal geen belangstelling hebt.
Wil je zien hoe Kafarnaüm er nu uit ziet? Of meer lezen over kinderen in de tijd van de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl
14 Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. 15 De mensen waren verbaasd toen ze hem zagen, en liepen meteen naar hem toe om hem te begroeten. 16 Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ 17 Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; 18 steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ 19 Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen? Breng hem bij me.’ 20 Ze brachten de jongen bij hem. Toen de geest hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. 21 Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, 22 en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ 23 Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ 24 Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ 25 Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak hij de onreine geest op strenge toon toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ 26 Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. 27 Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op. 28 Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 29 Hij antwoordde: ‘Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.’ (Marcus 9:14-29, Nieuwe Bijbelvertaling)
Ongelovig volk?!
De woorden van Jezus kunnen hard klinken: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Als je dat leest, kun je je zelf vragen stellen. Bijvoorbeeld als je ziek bent en niet geneest: Is mijn geloof dan niet groot genoeg? Maar als je verder leest in het evangelie volgens Marcus, zegt de vader van de zieke zoon: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp!’ De vader wil dus de hulp van Jezus, want hij weet dat hij het niet alleen kan. En Jezus geeft de vader de hulp, want hij geneest zijn zoon. Zo komt Gods nieuwe wereld ineens heel dichtbij.
Durf jij dingen aan God te vragen? Je twijfels uit te spreken? Misschien kunnen de woorden van Psalm 31 je daarbij helpen: ‘In uw hand leg ik mijn leven, HEER, trouwe God, u verlost mij.’
Welke dingen zou jij vandaag in Gods hand willen leggen? Spreek ze eens hardop uit en kijk wat er dan gebeurt.
Wil je verder lezen over verdriet en hoe de Bijbel daarover spreekt? Of over demonen? Ontdek het op debijbel.nl
2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, 3 zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. 4 Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus. 5 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ 6 Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. 7 Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ 8 Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond. 9 Toen ze de berg afdaalden, zei hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. 10 Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat hij bedoelde met deze opstanding uit de dood. 11 Ze vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 12 Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden? 13 Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.’ (Marcus 9:2-13, Nieuwe Bijbelvertaling)
Om nooit te vergeten
Jezus ontmoet Mozes en Elia, op een berg. In de Bijbel zijn bergen vaker een plek waar God en mensen elkaar ontmoeten. Mozes krijgt de tien geboden van God op de berg Sinai (of: Horeb; Exodus 24:12-18). En Elia ontmoet God in de stilte op dezelfde berg (1 Koningen 19:11-13). Dat Jezus juist deze twee mensen hier ontmoet, is niet zo vreemd. Mozes vertegenwoordigt als het ware de wetten van God. En Elia de profeten. Zo ontmoet Jezus eigenlijk het hele Oude Testament. Petrus wil dit bijzondere moment meteen vastleggen door drie tenten neer te zetten. Maar dan klinkt er een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ En meteen zien de leerlingen alleen nog Jezus. Dezelfde woorden klonken uit de hemel toen Jezus gedoopt werd, aan het begin van het evangelie volgens Marcus. Nu komt de stem uit een wolk. En wolken zijn in het Oude Testament vaak een symbool van Gods aanwezigheid (lees maar in Exodus 24:15-18). Zo wil Marcus dat we echt zien dat dit een heel bijzonder moment is. Een moment dat we nooit mogen vergeten. We kunnen het misschien niet vastleggen, zoals Petrus dat wil, maar vergeten moeten we het zeker niet.
Wanneer en hoe ontmoet jij God?
Wil je verder lezen over Mozes, Elia of de berg Sinai? Ontdek het op debijbel.nl
34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen. 35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. 36 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet? 37 Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? 38 Wie zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader.’
1 Verder zei hij ook nog: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.’ (Marcus 8:34-9:1, Nieuwe Bijbelvertaling)
Volgeling van Jezus worden
De woorden van Jezus kunnen onbegrip oproepen: waarom moet je je leven opgeven als je Jezus wilt volgen?
Ons beeld van Jezus is vaak dat van een vriendelijke man, die in de groene heuvels rondliep. Die mooie woorden sprak in een mooie wereld. Maar de wereld van Jezus was niet alleen maar pais en vree. De Romeinse onderdrukking was zwaar, en het leven van mensen ook. Steeds duidelijker blijkt in het verhaal van Marcus dat Jezus geen snelle, goedkope oplossing voor hun problemen aanbiedt. Jezus’ naderende dood wordt steeds voelbaarder. Jezus zegt hier dan ook tegen zijn leerlingen en tegen de mensen die het willen horen dat je er soms veel voor over moet hebben om hem te volgen. Maar als je dat doet, zul je je leven behouden.
Wil je verder lezen over engelen of over de titel ‘Mensenzoon’? Ontdek het op debijbel.nl
27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 28 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat u een van de profeten bent.’ 29 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’ 30 Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken. 31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; 32 hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. 33 Maar hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ (Marcus 8:27-33, Nieuwe Bijbelvertaling)
Jezus is de messias
Jezus vraagt aan zijn leerlingen wie hij is. En Petrus antwoordt dan: ‘U bent de messias.’ Deze titel is heel bijzonder. In het Oude Testament kregen priesters en koningen deze titel ook. Het liet zien dat ze een bijzondere opdracht van God ontvangen hadden. Als God een koning of profeet uitkoos, dan werd die gezalfd: er werd een beetje olie over zijn hoofd gegoten. Voorbeelden zijn David (1 Samuel 16:13) en Aäron (Leviticus 8:12). In de tijd van Jezus wachtten veel mensen op de nieuwe messias: deze messias zou een einde maken aan de Romeinse overheersing en hij zou de nieuwe koning van Israël worden. Petrus ziet Jezus als die nieuwe koning.
Direct na deze woorden over Jezus als messias, zegt Petrus dat Jezus beslist niet mag spreken over zijn naderende dood. Petrus kan zich niet voorstellen dat de nieuwe koning moet lijden en sterven. Geloof en ongeloof liggen vlak naast elkaar. Iets dat je misschien ook wel bij jezelf herkent: het ene moment ben je volledig overtuigd van iets, een moment later twijfel je toch. Wanneer had jij dat voor het laatst?
Wil je verder lezen over ‘messias’ als titel voor Jezus? Ontdek het op debijbel.nl
14 De leerlingen waren vergeten genoeg brood mee te nemen; ze hadden maar één brood bij zich in de boot. 15 Hij waarschuwde hen: ‘Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de farizeeën en voor de zuurdesem van Herodes.’ 16 Ze hadden het er met elkaar over dat ze geen brood hadden. 17 Toen hij dit merkte, zei hij: ‘Waarom praten jullie erover dat je geen brood hebt? Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? 18 Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? Weten jullie dan niet meer 19 hoeveel manden vol stukken brood jullie hebben opgehaald toen ik vijf broden brak voor vijfduizend mensen?’ ‘Twaalf,’ antwoordden ze. 20 ‘En toen ik zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden vol stukken brood hebben jullie toen opgehaald?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. 21 Toen zei hij: ‘Begrijpen jullie het dan nog niet?’
22 Ze kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij hem gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. 23 Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’ 24 Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ 25 Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder. 26 Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’ (Marcus 8:14-26, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zie jij alles scherp?
Jezus geneest hier opnieuw een blinde man. Hij doet wat spuug op de ogen van de man, legt zijn handen op diens ogen, en vraagt: ‘Ziet u iets?’ Voor ons klinkt dat misschien vreemd, maar het was een gebruikelijke manier in Jezus’ tijd om mensen te proberen te genezen. Jezus zorgt hier voor de man, want op het eerste gezicht de man kan weer zien. Maar als je beter kijkt, is er iets aan de hand: hij ziet nog niet goed. Zijn ogen doen het weer, maar gezichten kan hij nog niet onderscheiden. Dus Jezus raakt hem een tweede keer aan, nu met het gewenste effect.
Je kunt dit verhaal ook minder letterlijk lezen, en toepassen op je eigen leven. Doen je ogen het alleen maar, of kun je ook echt met aandacht zien? Begrijp jij wat je ziet, of moeten – net als bij de leerlingen – je ogen steeds opnieuw geopend worden? Op die manier gelezen wordt de genezing van de blinde man een oproep. Voor die blinde man, voor de omstanders, en ook voor ons: Leer te kijken, leer echt te zien. Naar elkaar, en naar je eigen leven. Zijn de dingen waar je mee bezig bent, echt zo belangrijk? Of, eerlijker, maar ook moeilijker: wie en wat zie jij scherp, en waarvoor sluit je liever je ogen?
Wil je verder lezen over blindheid in de tijd van de Bijbel of over het getal twaalf? Ontdek het op debijbel.nl
1 Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze niets meer te eten hadden, riep hij de leerlingen bij zich en zei tegen hen: 2 ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten. 3 Als ik hen met een lege maag naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken; sommigen zijn immers van ver gekomen.’ 4 Zijn leerlingen antwoordden: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?’ 5 Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. 6 Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten; hij nam de zeven broden, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. 7 Ze hadden ook een paar kleine vissen bij zich; hij sprak er het zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten uitdelen. 8 De mensen aten tot ze verzadigd waren; de leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven manden vol. 9 Er waren ongeveer vierduizend mensen. Toen stuurde hij hen weg. 10 Meteen daarna stapte hij met zijn leerlingen in de boot en voer naar het gebied van Dalmanuta. 11 Daar kwamen de farizeeën op hem af, en ze begonnen met hem te discussiëren. Om hem op de proef te stellen, verlangden ze van hem een teken uit de hemel. 12 Jezus slaakte een diepe zucht en zei: ‘Waarom verlangt uw soort mensen een teken? Ik verzeker u: aan mensen als u zal zeker geen teken gegeven worden!’ 13 Hij liet hen staan waar ze stonden, stapte weer in de boot en voer naar de overkant. (Marcus 8:1-13, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zeven is vrijheid
Weer willen de farizeeën een teken van Jezus. En dat terwijl hij net vierduizend mensen te eten heeft gegeven met maar zeven broden en een paar vissen! Zeven staat in de Bijbel symbool voor compleetheid. Het geeft aan dat iets af is: het kan niet beter worden dan het is. Het getal speelt al een rol vanaf het allereerste begin: de schepping wordt in zeven dagen beschreven (Genesis 1:1-2:4). En in Leviticus 25 wordt gesproken over het sabbatsjaar. Elk zevende jaar moest de grond rust krijgen, want dat jaar was bestemd voor God. En na zeven keer zeven jaar was er een extra bijzonder jaar: het jubeljaar. In dat jaar konden slaven bijvoorbeeld terugkeren naar hun familie, en hoefden schulden niet meer terugbetaald te worden. Zo wil God ervoor zorgen dat mensen en land niet uitgeput raken. En zo kunnen mensen laten zien dat ze God willen eren.
Door hier met zeven broden iedereen te eten te geven, laat Jezus zien dat hij er voor de hele wereld is. Iedereen mag meedoen! De vraag is alleen: herkennen de mensen zijn wonderen?
Wil je verder lezen over het getal zeven of het sabbatsjaar? Ontdek het op debijbel.nl
24 Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. 25 Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. 26 Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 27 Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren.’ 28 De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ 29 Hij zei tegen haar: ‘Dat hebt u goed gezegd. Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ 30 En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn. 31 Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis. 32 Daar werd iemand bij hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte hem om deze man de hand op te leggen. 33 Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. 34 Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ 35 Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. 36 Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. 37 De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’ (Marcus 7:24-37, Nieuwe Bijbelvertaling)
Erbij horen?
In het evangelie volgens Marcus doet Jezus veel wonderen. In dit verhaal geneest hij twee mensen: een meisje dat last heeft van een demon, en een dove man. Het bijzondere van deze twee verhalen is dat ze plaatsvinden in niet-Joods gebied, net zoals in Marcus 5:1-20. Jezus is dus niet ‘thuis’, maar hij is in het buitenland. En over de vrouw wordt zelfs gezegd dat ze geen Jodin is. Jezus wil de vrouw dan ook eerst niet helpen. Hij is er eerst voor de kinderen, en niet voor de honden. Die woorden klinken hard: noemt Jezus niet-Joden nu ‘honden’? Honden hebben in de Bijbel vaak een slechte naam. Zwerfhonden hadden smerige eetgewoontes en konden vals zijn. Daarom wordt het woord ‘hond’ vaak als scheldwoord gebruikt. Maar het is belangrijk om te weten dat Jezus het hier niet over zwerfhonden heeft. Het gaat eerder over ‘schoothondjes’, die een vaste plek hebben in het gezin. En zulke honden werden wél gewaardeerd. Dus ook al wil Jezus er allereerst voor de kinderen zijn, hij vergeet deze honden niet. Hij helpt ook deze vrouw en haar dochter. Ze lijken er misschien eerst niet bij te horen, maar Jezus nodigt ze toch uit.
Hoe ga jij om met mensen die op het eerste gezicht anders lijken te zijn dan jijzelf?
Wil je verder lezen over honden of over Joden en andere volken in de tijd van de Jezus? Ontdek het op debijbel.nl
1 Ook de farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. 2 En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen 3 (de farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun voorouders houden, 4 en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonspoelen van bekers en kruiken en ketels), 5 toen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?’ 6 Maar hij antwoordde: ‘Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk op huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; 7 tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.” 8 De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’ 9 En hij vervolgde: ‘Mooi is dat, hoe u Gods geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities overeind te houden! 10 Heeft Mozes niet gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder”, en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden”? 11 Maar u leert dat iemand tegen zijn vader of moeder mag zeggen: “Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn is korban”’ (wat ‘offergave’ betekent), 12 ‘waarmee u hem niet toestaat nog iets voor zijn vader of moeder te doen, 13 en zo ontkracht u het woord van God door de tradities die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’ 14 Nadat hij de menigte weer bij zich had geroepen, zei hij: ‘Luister allemaal naar mij en kom tot inzicht. 15 Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken.’ 17 Toen hij een huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen hem om uitleg over deze uitspraak. 18 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet? Zien jullie dan niet in dat niets dat van buitenaf in de mens komt, hem onrein kan maken 19 omdat het niet in zijn hart, maar in zijn maag komt en in de beerput weer verdwijnt?’ Zo verklaarde hij alle spijzen rein. 20 Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. 21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, 22 overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; 23 al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ (Marcus 7:1-23, Nieuwe Bijbelvertaling)
Binnenste buiten
Jezus zorgt voor veel onbegrip bij de farizeeën en schriftgeleerden. Hij draait de zaken om: het is iedere keer weer anders dan zij denken, ook in deze tekst.
Er bestonden veel regels over wat rein en onrein was. Het boek Leviticus staat er vol mee, en in de eeuwen voor onze jaartelling vulden de schriftgeleerden die regels steeds verder aan. Veel discussies tussen bekende leiders en hun volgelingen gingen over de juiste uitleg ervan. Alles wat je in het dagelijks leven deed, werd door die regels gekoppeld aan het geloof in God.
Hier zijn de religieuze leiders boos omdat de leerlingen van Jezus zich niet aan de regels houden. Maar Jezus maakt duidelijk dat een regel nooit belangrijker mag worden dan God of de zorg voor de mensen om je heen. Bovendien: met regels alleen kom je er niet – die kunnen met elkaar in strijd zijn, en je kunt ze zelfs gebruiken om anderen schade toe te brengen. Uiteindelijk gaat het om je motivatie. Volg je een regel omwille van die regel? Of omdat je het eens bent met de gedachte die erachter zit?
Stel jij jezelf weleens die vraag? Let er vandaag eens op welke regels je volgt, en waarom.
Wil je verder lezen over farizeeën, rein en onrein of het bijbelboek Leviticus? Ontdek het op debijbel.nl
45 Meteen daarna gelastte hij zijn leerlingen in de boot te stappen en alvast naar de overkant te varen, naar Betsaïda; intussen zou hijzelf de menigte wegsturen. 46 Nadat hij afscheid van de mensen had genomen, ging hij de berg op om er te bidden. 47 Bij het vallen van de avond was de boot midden op het meer, en hij was alleen aan land. 48 Toen hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. 49 Toen ze hem over het water zagen lopen, dachten ze dat hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. 50 Ze hadden hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar hij sprak hen meteen aan en zei: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ 51 Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Zijn leerlingen waren helemaal van hun stuk gebracht. 52 Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd, omdat ze hardleers waren. 53 Nadat ze waren overgestoken, kwamen ze bij Gennesaret aan land en daar legden ze aan. 54 Toen ze uit de boot stapten, werd hij meteen herkend. 55 In het hele gebied ontstond een druk komen en gaan van mensen, die zieken op draagbedden meenamen naar elke plaats waarvan ze hoorden dat hij daar was. 56 Overal waar hij kwam, in dorpen, steden en gehuchten, legden ze de zieken op het plein. Ze smeekten hem of ze ten minste de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En iedereen die hem aanraakte, werd genezen. (Marcus 6:45-56, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wonder na wonder
Net als in de tekst van een week geleden zitten de leerlingen in een boot en hebben ze last van de hevige wind. Deze keer loopt Jezus over het water naar hen toe en wil hij hen voorbijlopen: niet om ze te negeren, maar om zichzelf en zijn macht te laten zien. Het water van een meer of zee werd in die tijd namelijk gezien als een plaats waar kwade machten waren. Jezus laat zien dat hij daar ook macht over heeft, en dat de leerlingen zich geen zorgen hoeven te maken. Maar het omgekeerde gebeurt: de leerlingen worden juist doodsbang. Ze denken dat hij een geest is!
Ondanks alle wonderen die Jezus deed, begrijpen de leerlingen nog steeds niet wie Jezus is. En onophoudelijk blijven de wonderen doorgaan. Als Jezus en de leerlingen weer aan land komen, begint Jezus te genezen. Overal waar hij komt, geneest hij zieken. Wonder na wonder.
Soms kun je je afvragen: Heeft het wel zin? Als zelfs zijn leerlingen nog steeds niet begrijpen wie hij is, waarom blijft Jezus dan doorgaan? Maar de wonderen van Jezus zijn er niet alleen om te laten zien hoe bijzonder hij is. Ze laten ook zien hoe het koninkrijk van God eruitziet: een plaats waar zonde en ziekte niet meer de baas zijn.
Wil je verder lezen over wonderen, bedden, of ziekte? Ontdek het op debijbel.nl
30 De apostelen kwamen weer terug bij Jezus en vertelden hem over alles wat ze gedaan hadden en wat ze de mensen onderwezen hadden. 31 Hij zei tegen hen: ‘Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.’ Want het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te eten. 32 Ze voeren met de boot naar een afgelegen plaats, om daar alleen te kunnen zijn. 33 Maar hun vertrek werd opgemerkt en velen hoorden ervan, en uit alle steden haastten de mensen zich over land naar die plaats en kwamen er nog eerder aan dan Jezus en de apostelen. 34 Toen hij uit de boot stapte, zag hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en hij onderwees hen langdurig. 35 Toen er al veel tijd was verstreken, kwamen zijn leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. 36 Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om eten te kopen.’ 37 Maar hij zei: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Ze vroegen hem: ‘Moeten wij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen om hun te eten te geven?’ 38 Toen zei hij: ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.’ En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: ‘Vijf, en twee vissen.’ 39 Hij zei tegen hen dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten. 40 Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig. 41 Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde hij onder allen die er waren. 42 Iedereen at en werd verzadigd. 43 Ze haalden de overgebleven stukken brood op, waar wel twaalf manden mee konden worden gevuld, en ook wat er over was van de vissen. 44 Vijfduizend mensen hadden van de broden gegeten. (Marcus 6:30-44, Nieuwe Bijbelvertaling)
Een herder voor zijn volk
Eerder in Marcus zagen we al dat Jezus bijna geen rust heeft. De mensen willen zo graag bij hem zijn dat ze hem bijna onder de voet lopen. Alweer krijgen Jezus en zijn leerlingen niet eens de kans om te eten, zo populair zijn ze! Maar nog steeds reageert Jezus niet boos. Hij zet zijn eigen behoeften niet voorop, maar hij leeft zich in in zijn publiek. Wat hebben zij nodig?
Jezus krijgt medelijden. Hij ziet de nood van de mensen: ze hebben een herder nodig. Door hen te onderwijzen, neemt hij die rol op zich. Maar daar blijft het niet bij. Jezus laat ook zien hoe ver de zorg van een herder gaat. Hij zorgt er met een wonder voor dat het weinige voedsel dat er is, genoeg is voor al zijn luisteraars. Zo sluit Jezus aan bij de verhalen waarin Mozes het volk onderwijst (Deuteronomium 1:5), voedsel van God geeft (Exodus 16:9-36), en hoopt dat het volk nooit zonder herder zal zijn (Numeri 27:16-17). Telkens gaat Jezus nog een stapje verder dan Mozes: zijn onderwijs heeft gezag, en zijn voedsel vermenigvuldigt hij zelf. Hij is de ultieme herder.
Op Jezus afstormen en hem niet met rust laten – durf jij dat ook?
Wil je verder lezen over het beeld van de herder, denarie, of zegenen? Ontdek het op debijbel.nl
17 Want Herodes had Johannes gevangen laten nemen en hem, aan handen en voeten geketend, laten opsluiten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, met wie hij getrouwd was. 18 Johannes had namelijk tegen Herodes gezegd: ‘U mag niet trouwen met de vrouw van uw broer.’ 19 Sindsdien had Herodias het op hem gemunt en wilde ze hem uit de weg ruimen, maar ze kreeg er de kans niet toe, 20 want Herodes had ontzag voor Johannes, omdat hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hij nam hem in bescherming. En hoewel hij altijd in grote onzekerheid verkeerde als hij naar hem geluisterd had, bleef hij hem toch graag horen. 21 Op een keer deed zich echter een gunstige gelegenheid voor, toen Herodes op zijn verjaardag een feestmaal gaf voor zijn hovelingen en de hoge militairen en de voornaamste inwoners van Galilea. 22 De dochter van Herodias kwam binnen om voor Herodes en zijn gasten te dansen, wat bij hen erg in de smaak viel. De koning zei tegen het meisje: ‘Vraag me wat je maar wilt, en ik zal het je geven.’ 23 En hij bezwoer haar: ‘Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk!’ 24 Ze ging naar haar moeder en vroeg: ‘Wat zal ik vragen?’ Haar moeder zei: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.’ 25 Haastig ging ze weer naar binnen, stapte recht op de koning af en zei tegen hem: ‘Ik wil dat u me nu meteen op een schaal het hoofd van Johannes de Doper geeft.’ 26 Deze vraag bedroefde de koning zeer, maar hij wilde het haar niet weigeren omdat hij in het bijzijn van zijn gasten een eed had gezworen. 27 Hij stuurde iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen. De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. 28 Hij bracht het hoofd binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder. 29 Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het in een graf. (Marcus 6:17-29 Nieuwe Bijbelvertaling)
Straf voor een onschuldige
Johannes de Doper heeft forse kritiek op Herodes. Dat trouwen met de vrouw van je broer niet mag, dat begrijpen we nu nog steeds. Herodias krijgt dan ook een enorme hekel aan Johannes. Ook dat is begrijpelijk, want wie wil er nu constant op zijn of haar fouten gewezen worden?
Maar Herodes reageert anders op de kritische woorden van Johannes. Hij luistert graag naar wat Johannes zegt. Sterker nog, hij heeft ontzag voor Johannes. Johannes verwoordt de wil van God, dat weet Herodes heel goed. Het geeft hem een ongemakkelijk gevoel: hij zondigt, en vervolgens luistert hij naar degene die zijn daden volledig afkeurt.
Uiteindelijk krijgt Herodias haar zin: ze brengt de man ter dood aan wie ze een hekel heeft omdat hij haar telkens weer wijst op Gods wil. Herodes staat het toe. Ondanks dat hij weet dat Johannes de waarheid aan zijn kant had.
Marcus wijst hiermee alvast vooruit naar de belangrijke dood aan het eind van het evangelie: die van Jezus. Pilatus heeft dan de macht over het leven van Jezus. Hij zal hem ter dood veroordelen. Terwijl hij weet dat Jezus onschuldig is (Marcus 15:1-15).
Vind je het lastig om kritisch naar jezelf te kijken? En hoe reageer jij als iemand je op je fouten wijst?
Wil je verder lezen over Herodias, Filippus, of leerlingen? Ontdek het op debijbel.nl
OPMERKELIJK!!! Ben nooit bang om iets nieuws te doen Denk
eraan: Amateurs hebben de Ark gemaakt, professionals maakten de
Titanic! Groetjes van Erich
Over mijzelf
Ik ben Skottke Erich
Ik ben een man en woon in Maasmechelen (België) en mijn beroep is Bruggepensioeneerde.
Ik ben geboren op 23/08/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Familie, kleinkinderen,tuin, honden.....
Ik zou gaarne langs deze weg mensen bereiken die op zoek zijn naar de dingen die met het geloof te maken hebben. Men moet niet persé met mij eens zijn maar ik wil de mensen aanzetten tot nadenken over hun geloofsleven...over de relatie met onze Here Jezus
Rondvraag / Poll
Als je moet kiezen tussen:
Rondvraag / Poll
Zou je, indien je een Christen bent voor crematie kiezen????
Door Zijn genade bent u gered; doordat u in Hem ging geloven.
Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal
zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben.
Efeziërs 2:8-9
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.