Wie
het doel wil bereiken, moet ook de weg willen gaan
Overal in het leven
moeten we, als we een bepaald doel willen bereiken, doen wat daarvoor
nodig is. We moeten eten en drinken, anders zullen we sterven. Ook
moeten we ons steeds weer aan handleidingen en gebruiksaanwijzingen
houden die experts ons aan de hand doen. Als we dat niet doen, zullen we
een gecompliceerde machine niet aan de gang krijgen of hem zelfs
helemaal ruïneren.
Stelt u zich voor dat
uw dokter u vertelt dat in uw lichaam een vergiftiging aan de gang is
die, als u er niets tegen doet, tot de dood leidt. »Maar er is een sterk
medicijn. Als u dat inneemt, zult u niet sterven«, voegt hij er nog aan
toe. Maar u zegt: »Ik geloof niet dat ik zal sterven. Ik voel me niet
echt ziek, en ik moet niets van medicijnen hebben. Het kan me toch niet
schelen of er een tegengif is of niet. Alles moet zijn beloop hebben. Zo
is het nu eenmaal in het leven.« Als u dan sterft, wie is dan schuldig?
De dokter? Het medicijn? De ziekte? Bent u niet de enige die schuldig
is?
Het beschreven
principe geldt ook voor het geloofsleven. We hebben allemaal een
dodelijk gif in ons. We zullen erdoor sterven als we er niet een
tegengif voor innemen. Het gif is de zonde, die noodlottige neiging van
alle mensen om niet naar de wil van God te vragen en zijn aanwijzingen
in de wind te slaan. Daarbij weet God, die ons allemaal het leven heeft
gegeven en een goed plan voor ons leven heeft, als enige »Expert« hoe
een leven echt goed kan gaan.
De meeste mensen
hebben weet van het gif in hun lichaam. Ze vermoeden tenminste dat ze
voor een heilig God niet zullen kunnen bestaan. Ze weten dat veel van
wat ze hebben gedaan niet echt bij de edele daden van de mensheid hoort,
dat ze steeds weer schuldig werden en worden tegenover hun medemensen
en ook tegenover God. Maar ze nemen het gif niet serieus; ze geloven
niet dat het tot de eeuwige dood leidt. Omdat ze geen bank hebben
overvallen en niemand hebben vermoord, omdat anderen nog veel »erger«
zijn dan zij, denken ze dat ze ermee weg kunnen komen. Deze houding laat
echter zien dat ze het ware karakter van de zonde nog niet hebben
begrepen. Zonde betekent eigenlijk »het doel missen«, het
doel missen dat God met ons leven had: Hem eren en een onberispelijk
leven voor Hem leiden. Zonde is altijd ongehoorzaamheid aan en afwijzing
van God. Vandaar dat geen enkele zonde gering is en vandaar dat ze ook
zon vérstrekkende uitwerking heeft. Óf we scheiden ons van de zonde af,
óf de zonde scheidt ons van God.
Als we niets tegen het
gif in ons ondernemen, hoeven we verder niets meer te doen. Op beide
vlakken in het natuurlijke leven en in het geloofsleven is het gif
alleen al voldoende om ons te laten sterven, om onze fysieke en onze
eeuwige dood te bewerkstelligen. De eeuwige dood is de volkomen en
onherroepelijke scheiding van God. Is het echt hard en onrechtvaardig
als iemand de eeuwigheid ver van God moet doorbrengen? Is het niet
consequent dat dit gebeurt als hij niet gedaan heeft wat voor zijn
redding noodzakelijk was geweest en wat hem daarvoor werd aangeboden? Is
het niet consequent dat hij daar kan, mag en moet blijven waar hij in
zijn leven altijd wilde blijven ver van God? Zou
het niet onbegrijpelijk en tiranniek zijn als God een mens die volgens
zijn eigen verklaring niets met Hem van doen wil hebben, zou willen
dwingen om na zijn dood in Zijn Rijk te komen?
De gerechtigheid en
heiligheid van God verlangen dat Hij onze zonde straft, maar Gods liefde
heeft tegelijkertijd het losgeld en het geneesmiddel klaargezet: het
plaatsvervangende offer van Zijn Zoon. Maar dit offer wordt alleen
werkzaam als we Jezus Christus als onze Redder en Heer aannemen. Zijn
voor ons vergoten bloed is het enige werkzame tegengif. Dat moeten we
nemen, deze reddingsweg moeten we gaan. Een andere is er niet. Ook hier
geldt: wie het doel wil bereiken, moet ook de weg willen hebben en die
volgen. Wees verstandig! Kies niet de dood, als God u het leven
aanbiedt!
Bron:De Stem in de woestijn: Werner
Graf
|