Genetische factoren spelen een grote rol borderline lijkt in de familie te zitten. De kans om borderline te ontwikkelen is 6 keer zo groot als één van de naaste familieleden de ziekte heeft. Uit onderzoek bij eeneiige tweelingen is gebleken dat veel persoonlijkheidskenmerken genetisch bepaald zijn. Er is een verband tussen bepaalde karaktertrekken en de bloedgroep (de zogenoemde bloedgroep-antigenen).
Borderliners lijden vaak ook aan andere stoornissen. PMS, depressie, een traag werkende schildklier, vitamine B12-tekort, andere persoonlijkheidsstoornissen, angsten, eetstoornissen en verslavingen zijn daarvan de meest voorkomende. De intelligentie wordt niet beïnvloed door de Borderline stoornis, maar het vermogen om tijd te organiseren en te structureren kan ernstig beschadigd zijn. Er is geen verband met schizofrenie.
Veel borderliners zijn in hun jeugd misbruikt of verwaarloosd, maar bij sommigen heeft de ziekte zich ontwikkeld na ernstig hoofdletsel, epilepsie of herseninfecties. Ook het vroeg verliezen van (één van) de ouders en incest worden vaak geassocieerd met Borderline.
De feiten die wijzen op een medische oorzaak zijn indrukwekkend: hersenonderzoeken laten regelmatig afwijkingen zien. Neurologische onderzoeken ook. Borderliners nemen geluiden op een andere manier waar dan niet-borderliners. Hun geheugen en gezichtsvermogen zijn vaak slechter. De werking van hun klieren kan afwijkingen vertonen. Ook de slaap is afwijkend. De reactie op sommige medicijnen kan vreemd zijn. Een injectie met het medicijn Procaine zorgt gewoonlijk voor een gevoel van slaperigheid, maareen borderliner krijgt dan last van dysforie zoals beschreven in de eerste paragraaf. Als Borderline puur een emotionele ziekte is, waarom zijn er dan zoveel medische en neurologische afwijkingen te constateren?
Bij borderliners is de kans groot dat de regulering van de neurotransmitter serotonine een onvoorstelbaar belangrijke stof in de hersenen afwijkingen vertoont. Een verstoorde serotoninehuishouding kan zorgen voor angsten, depressies, stemmingsstoornissen, onjuiste pijnbeleving, agressiviteit, alcoholisme, eetstoornissen en impulsiviteit. (Toediening van extra serotonine kan dan helpen de symptomen te onderdrukken.)
Een tekort aan serotonine kan ook leiden tot zelfmoord; bij een lage serotoninespiegel in het bloed is het risico van zelfvernietigend of impulsief gedrag tijdens een crisis groter. De meest gewelddadige vormen van zelfmoord (ophanging, verdrinking) worden over het algemeen toegepast door patiënten met een lage serotoninespiegel. Van degenen bij wie de zelfmoordpoging niet is gelukt, zal 2% daar binnen een jaar alsnog in slagen. Als echter de serotoninespiegel laag is, neemt die kans toe tot 20%.
|