Een diepe put.
Ik ben verdwaald, in een grote diepe put. Geen zonnetje wat straalt, dus ik raak uitgeput. Met een beetje moed, ga ik opzoek. Zo zwart als roet, van hoek tot hoek.
Een trapje omhoog, is wat ik vinden kan. Leidend tot de regenboog, maar het maakt me bang. Twee stapjes op, een stapje terug. Naar de hoge top, dat gaat niet vlug.
Iemand gooit een touw, en ik pak het vast. Om me heen komt de dauw, en ik ben verrast. Iemand schenkt mij hulp, om te klimmen. Kruip uit mijn schulp, om op nieuw te beginnen.
Drie stapjes op, een stapje terug. Naar de hoge top, dat kan niet zo vlug. Maar de zon gaat stralen, door de dikke dauw. Ik zal het eind halen, naar het hemelsblauw.
Het is een grote strijd, uit de diepe put. Het kost veel tijd, maar het heeft nut. Ik moet blijven knokken, heel mijn leven. Met een beetje mokken, ben ik overeind gebleven.
|