HEEMKUNDE
Over mijzelf
Ik ben Vandooren Lionel, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Robby.
Ik ben een man en woon in Zonnebeke (Belgiƫ) en mijn beroep is Pensioen.
Ik ben geboren op 01/07/1947 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen en fietsen.
Deze blog is bedoeld om dagelijkse zaken te noteren



Categorieën

Categorieën

Zoeken in blog


Blog als favoriet !

28-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bezoek aan de Lovie met Iepers Kwartier

De opdrachtgevers voor de bouw van het kasteel waren Marie-Joséphine van Renynghe en haar zoon Jules Van Merris. De familie had zich na de Franse Revolutie in de Westhoek gevestigd. Ze geven architect Pierre Croquison uit Kortrijk de opdracht om het domein ‘De Lovie’ te ontwikkelen tot een park met luxueus buitenverblijf. In de 19de eeuw was het een gebruik bij de gegoede burgerij, de adel en de aristocratie om voor de zomerperiode een buitenverblijf aan te schaffen waar men kon genieten van licht, lucht en ruimte. Het complex wordt volledig nieuw opgetrokken en is dus geen verbouwing van een bestaand gebouw. De familie behoorde niet tot de adel, maar beschikte over meer dan voldoende financiële middelen dankzij hun Europese handelsactiviteiten zoals de import van overzeese goederen, het aanbieden van zeeverzekeringen en de betrokkenheid in buitenlandse tin- en kopermijnen. Jules Van Merris was als voornaam Poperingenaar liberaal schepen van zijn thuisstad. Door zijn status, rijkdom en gearrangeerde huwelijk met de adellijke Pauline van Outryve d’Ydewalle in 1854 konden Jules Van Merris en diens moeder, die de titel “madame la Douairière” bezat, zich in de hogere kringen begeven. Nadat mevrouw Van Renynghe in 1875 stierf, liet zoon Jules op het park een kapel in gotische stijl voor haar oprichten. Tijdens de zomer organiseerde Jules Van Merris grote feesten op het kasteelpark. De muziekmaatschappij Société Philharmonique de Poperinghe, aanvankelijk bekend onder de naam “Les sapeurs pompiers” en de indrukwekkende verlichting zorgden voor een zomerse sfeer. De koorddansers en vuurwerkspektakels lokten veel volk. Het park werd aangelegd volgens het model van de Engelse landschapstuin. Engelse tuinen worden gekenmerkt door een ongedwongen, natuurlijke aanleg waarbij men tijdens het wandelen op verschillende plekken in het park verrassingen tegenkomt zoals prieeltjes, fantasierijke gebouwtjes, zichtassen, natuurlijke vijvers, boompartijen, enz. Engelse tuinen zijn geïdealiseerde natuurtuinen waar mens en natuur in evenwicht komen en waar vrijheid, ruimte, verrassingen en frisse, zuivere lucht de basiskaders vormen. Een belangrijke landschaps-as op het kasteelpark was de bijna één kilometer lange ‘Rode Dreef’. Dit is een weg, omzoomd met rode beuken en aangelegd met rode bakstenen, die het kasteelpark verbond met de weg Poperinge-Proven-Duinkerke. Het park werd gekenmerkt door een aantal opmerkelijke bouwwerken zoals het koetshuis met paardenstallen, een conciërgewoning, het ‘Drogenbroodberg’ prieel, de ijskelder en de jagershut. In het park bevonden zich verschillende exotische sierbomen en –heesters en meer dan 300 verschillende bloemsoorten. Aan de achterzijde van het kasteel werden een aantal grote vijvers uitgegraven.

Het kasteelpark is in de 19de eeuw volgens de Engelse landschapsstijl ontworpen. Ze maakt deel uit van de Sixtusbossen. Deze groene long bestaat uit verschillende, iets verspreid liggende bossen met een zeer biodivers karakter. Ze herbergen heel wat bijzondere fauna en flora, zoals de grootste reeënpopulatie van de Westhoek

Er viel in de beginperiode ook al heel wat te beleven. In de tweede helft van de 19de eeuw organiseerde eigenaar Jules Van Merris er tal van bals, banketten, circusvoorstellingen, vuurwerkspektakels enz.....


Graaf Brouchoven de Bergeyck (1912) Zomerverblijf voor gezin met 10 kinderen en militair hoofkwartier tijdens WO I

Kasteelpark als hoofdkwartier voor geallieerden tijdens WO I

Het kasteelpark werd een paar jaar na de dood van Jules Van Merris openbaar verkocht aan Graaf Joseph de Brouchoven de Bergeyck. Deze liet het kasteel inrichten als buitenverblijf voor zijn gezin met 10 kinderen. Deze tweede fase in het gebruik en inrichting van het park wordt vooral gekenmerkt door WO I. Het kasteel werd gedurende vier jaar gebruikt als militair hoofdkwartier voor afwisselend de Franse en de Engelse troepen. Het kasteel zelf werd ingericht als stafgebouw met uitkijkpunt op het slagveld vanaf het dak van het kasteel. Op en rond het kasteelpark werden in deze periode veel tijdelijke militaire infrastructuren opgericht zoals kampementen voor soldaten (barakken en tenten), oefenterreinen, opleidingskampen, het “La Lovie Aerodrome” vliegveld, administratieve barakken, hospitalen, kampen van de eerste tankdivisies, spionage-eenheden, enz. In deze periode kreeg het domein heel wat opmerkelijke prominenten uit die tijd over de vloer zoals de toenmalige Engelse minister Winston Churchill, de koning van Engeland George V, de Belgische koning Albert I en de Britse kroonprins Edward, Prince of Wales die er een deel van zijn militaire opleiding kreeg. De enige getuigenissen uit deze periode zijn de loopgraven die vormelijk nog zichtbaar zijn in het landschap en het uitkijkpunt op het dak van het kasteel.

Provinciaal Sanatorium Sint-Idesbald (1929) Rust, (zon)licht, en veel gezonde buitenlucht, de ideale omgeving voor tbc-patiënten

Kasteelpark als Provinciaal Sanatorium

 In deze periode wordt het kasteelpark omgevormd tot een plaats waar mensen werden behandeld tegen tuberculose (tbc). Deze infectieziekte is een longaandoening waar op dat moment nog geen medicatie voor bestond. Het parkdomein werd mee ingeschakeld voor het genezingsproces. Zo bevonden zich dieper in het park twee ‘solariums’ of ‘lighallen’. De geneesheer van het Sanatorium, Dr. V. Sierens, vestigde zich met zijn gezin in de vroegere woning van de hovenier en het historisch koetshuis werd omgevormd tot logistiek gebouw. In 1934 komt er nog een kloostergebouw bij voor de Zusters van Liefde uit Kortemark met een merkwaardige, ronde Sanatoriumkapel en werd een nieuwe dokterswoning opgetrokken door architect Alfons Van Coillie. Tenslotte worden er ook twee grotten gebouwd, nl. de Mariagrot en de Jagersgrot. Voor de patiënten op de site worden heel wat activiteiten georganiseerd ter verstrooiing. Zo kunnen ze gaan wandelen, met een bootje varen op de vijvers, vissen, … In 1935 wordt er op het domein zelfs een heuse wielerwedstrijd voor beroepsrenners georganiseerd. Ook deze periode zullen er wel wat aanpassingen gebeurd zijn aan het domein, vooral om de toegankelijkheid te verbeteren en om het functioneel gebruik te optimaliseren.

Rust en ruimte waren naast licht en gezonde voeding de belanrijkste aandachtspunten in de behandeling van tuberculosepatiënten. De uitgestrektheid en kalmte van het park waren cruciale factoren om in 1929 een sanatorium op te richten.

Medisch Pedagogisch Instituut De Lovie (1960) Aangepaste scholing en zorg voor jongens met een verstandelijke handicap onder leidinge van de Broeders Van Dale

kasteelpark als woonpark voor mensen met een verstandelijke beperking.

 

Het park werd vanaf de jaren ‘60 verder ingericht en omgevormd tot kleinere leefgroepen. Naast de reeds bestaande gebouwen uit de periode van het sanatorium (kasteel, twee zijvleugels met patiëntenkamers, ronde kapel, kloostergebouw, koetshuis, hovenierswoning en dokterswoning) kwamen er op het kasteelpark verschillende kleinere paviljoenen bij die de uitbouw van diverse leefgroepen mogelijk maakten. Uiteindelijk werden in het park meer dan 40 verschillende gebouwen bijgeplaatst en werden drie parkeerzones ingericht. Deze forse uitbreidingen in het park manifesteerden zich in hoofdzaak langsheen de open zichtas of toegangslaan richting de oorspronkelijke hoofdtoegang aan de Couthoflaan. Later werd de aanleg van nieuwe complexen uitgebreid in de noordwestelijke richting, dus dwars op de historische zichtas. Daarnaast werden in de zone van het vroegere koetshuis ook een uitgebreide logistieke zone en serres ingericht. De hoofdtoegang werd verlegd van de Canonstraat naar de Krombeekseweg. Het kasteel zelf wordt nog ruime tijd gebruikt voor administratie (burelen), vergaderingen en evenementen. Het is duidelijk dat deze periode ook een zeer grote impact heeft gehad op de landschappelijke en ruimtelijke inrichting van het domein.

28-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
26-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KASTEEL VAN GELUVELD

Het Kasteel van Geluveld is een kasteel in het tot de West-Vlaamse gemeente Zonnebeke behorende dorp Geluveld, gelegen aan Kasteelstraat 1-3.

Geschiedenis

Het kasteel was de eigendom van de familie Keingiaert de Gheluvelt. Dit 18e-eeuwse classicistische kasteel werd verwoest tijdens de Eerste Slag om Ieper (einde 1914). In de jaren 30 van de 20e eeuw werd het kasteel herbouwd.

De laatste telg van de familie, Léonie Keingiaert de Gheluvelt, schonk het aan de Vereniging van de Adel van het Koninkrijk België. Bij gebrek aan regelmatige bestemming, verkocht de Vereniging het goed in 2001 aan een particulier. Met de opbrengst werd een 'Fonds Keingiaert' opgericht, dat jaarlijks verschillende prijzen toekent aan leden van de Belgische adel die zich voor sociale doelstellingen inzetten.

Gebouw


Kasteel van Geluveld

Het kasteel werd min of meer herbouwd naar voorbeeld van het oorspronkelijke kasteel. Het werd echter wat vergroot en de hoektorens werden verhoogd. Het kasteel is gebouwd in rode baksteen en is een dubbelhuis van negen traveeën, geflankeerd door twee, iets vooruitgeschoven, hoektorens op vierkante plattegrond. De middentravee bevat de ingang met daarboven een driehoekig fronton, getooid met het familiewapen en de spreuk: deforti. dulcedo.

Het geheel ligt in een park in Engelse landschapstijl, waarbij ook de omgrachting weer werd aangelegd in combinatie met een vijver.

De conciërgewoning is verbouwd tot villa.

26-09-2024, 18:26 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
18-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WEDEROPBOUW VAN IEPER NA DE EERSTE WERELDOORLOG
De wederopbouw
(Volgend artikel is overgenomen uit de brochure 'Open Monumentendag 09/09/2007 - Wonen in de Zuidelijke Westhoek. Organisatie en uitgever van de brochure CO7).

Het herstel van het platteland

Net voor de Eerste Wereldoorlog was de Westhoek, ondanks een verregaande ontbossing, nog steeds een oase van groen, met tal van bossen, boomgaarden, bomenrijen en hagen. De Grote Oorlog veegde niet alleen dorpen en steden van de kaart, maar transformeerde ook bet rijke, groene buitenlandschap in een troosteloze steppe. 'Wat hier vreemd aandoet, dat men zo ver het oog reikt, geen enkele boom meer ontwaart. Slechts steken hier en daar dode stammen in de grond', zo schreef een bezoeker in 1919. De velden oogden rampzalig door de vele granaatputten, mijnkraters, het oorlogsschroot, de stapels onontplofte munitie, loopgraven, bunkers en smalspoorlijnen. De grond was bovendien gekloofd, gescheurd en overwoekerd door distels en ander onkruid. Bij de vereffening van 1 hectare land werden tot 5.000 kilo granaatscherven en 'obuskoppen' verzameld en dit nog zonder de onontplofte springtuigen, waarvan er op sommige plaatsen tot 5 per vierkante meter naar boven kwamen. Bovendien was dit slechts een klein deel van wat dan nog effectief in de grond stak.

In 1919 deed de Belgische vereniging van bosbouwkundigen haar jaarlijkse uitstap naar het Ieperse. Deze reis overtuigde hen ervan dat de streek nog lang niet voor de landbouw bruikbaar was en dat de kosten voor herstel te hoog zoude oplopen. Daarom werd er krachtdadig gepleit om het centrale gedeelte van de frontstreek te bebossen. Anderen, zoals baron Ruzette, West-Vlaming en Minister van Landbouw, geloofden wel in het herstel. Maar ook hij schatte dat voor zowat 15.000 van de ca 90.000 hectares Verwoeste Gewesten het landbouwklaar maken zinloos was. De voorgestelde bebossing werd echter, met uitzondering van de staatsbossen van Houthulst en Zonnebeke, nagenoeg nergens op gang gebracht. Als voornaamste oorzaak werd het grote tekort aan plantgoed ingeroepen. Maar de plannen voor de grootse bebossing werden vooral doorkruist door het dynamisme van de mensen zelf, die met een ongeziene ijver alle gronden terug in gebruik namen. Overal werd het oude patroon van het landschap zoveel mogelijk hersteld. Pas in laatste instantie kwamen er ook weer bossen, maar dan enkel op terreinen die niet ingenomen of bruikbaar waren door de landbouw. Toch werden de voornaamste vooroorlogse bossen uiteindelijk opnieuw aangeplant, vooral deze die eigendom waren en zijn van openbare instanties. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de Gasthuisbossen in Zillebeke, die bijna allemaal in 1922 heraangeplant werden. Het minderwaardige plantgoed dat daar toen gebruikt werd, zorgt echter nu nog altijd voor problemen. Op verschillende andere plaatsen is het bos echter definitief verdwenen. Hier en daar kwam er zelfs bosgrond bij. In de buurt van Bellewaerde liet een eigenaar 4 ha bos aanplanten omdat de daar aanwezige mijnkraters zo talrijk waren dat hij dacht er de grond nooit meer te kunnen nivelleren.

De belangrijkste motor achter het landelijk herstel was niet de ministeriële Dienst van de Verwoeste Gewesten of het Ministerie van Landbouw, maar wel de Belgische Boerenbond. In augustus 1919 richtte zij een Dienst voor het Herstel van West-Vlaanderen op met zetel in Roeselare. Via haar 'Spaar- en Leengildes', de latere Raiffeisenkassen, verleende de Boerenbond ook voorschotten op de verwachte schadevergoeding. Met de 'Belgische Heidemaatschappij' zorgde de Boerenbond daadwerkelijk voor hulp bij het saneren van de gronden, waarvoor ze op piekmomenten tot 7.000 werklieden inzette. Tenslotte beschikte de organisatie ook over een Bouwdienst, die honderden plannen voor hoeven en woningen tekende. Het is door deze dienstverlening met betrekking tot de wederopbouw dat de Boerenbond zich stevig heeft ingeplant in de Westhoek. Ook tal van andere instanties en privé-personen stonden in voor het effenen en heropbouwen van het platteland.

In 1920-21 kwamen dagelijks zo'n 30.000 werklieden uit bet binnenland om er te helpen met het nivelleren van de gronden. Het belangrijkste werk daarbij bestond in het dichtgooien van loopgraven, granaatputten en mijnkraters. Dat gebeurde door het onkruid en de 'slechte grassen' te maaien, de putten droog te leggen, het oorlogstuig te verwijderen en de putten weer te vullen, waarbij de vruchtbare grond bovenaan kwam te liggen. Het droogleggen van de putten verliep echter niet van een leien dakje aangezien ook de afwateringskanalen nog niet hersteld waren. Bovendien moesten de putten met de spade gevuld worden. Immers, pas na het effenen en het wegnemen van onkruid konden moderne technieken ingeschakeld worden, zoals de 'trekmotor' (tractor) voor het ploegen. Bij de eerste omploeging werd op de verzuurde gronden tot 400 kg kalk per ha aangevoerd, wat in normale omstandigheden gedeeltelijke verbranding zou impliceren. In 1920 was het areaal nog zeer beperkt en werd de al schaarse oogst bijna volledig opgegeten door een ongekende plaag van veldmuizen, die op sommige plaatsen tot 50 gaten per vierkante meter maakten. Ook de volgende jaren waren er nog grote plagen van koperwormen, veldmuizen en ratten en bleef de landbouwopbrengst door een gebrekkige kwaliteit van de grond ontoereikend. De problemen werden pas helemaal bezworen wanneer men de genivelleerde velden in een tweede fase ging 'diepgronden' op zoek naar oorlogsbuit, maar waarbij ook betere teelaarde naar boven kwam. Dat er bij de behandeling van de gevonden springstoffen heel wat slachtoffers vielen, hoeft weinig betoog, vooral dan tijdens het afdraaien van de koperen "obuskoppen".

Het hervatten van de veeteelt werd bevorderd door schenkingen en door massale aankopen van dieren in het buitenland. Het Ministerie of de Boerenband verkocht die dan tegen lage en vaste prijzen. Hetzelfde gebeurde met meststoffen, zaden en plantaardappelen. Als oorlogsschade waren ook grote hoeveelheden landbouwmateriaal uit Duitsland gerecupereerd. Vanaf 1920 werden er in de streek regelmatig landbouwtentoonstellingen georganiseerd. Al deze initiatieven ten spijt verkozen vele eigenaars en pachters niet meer uit Frankrijk terug te keren. Daardoor veranderden in de jaren 1920 heel veel hoeven en landerijen van eigenaar. In tal van dorpen bleven nog lang spanningen bestaan tussen de teruggekeerde oorspronkelijke inwoners en de aangespoelde 'oosterlingen' die vaak goede gronden hadden 'ingepikt'. Vele andere hoeves werden nooit heropgebouwd.
Het herstel van een samenleving

Reeds tijdens de oorlog woedde internationaal een discussie aangaande de wederopbouw van de steden en dorpen in de Verwoeste Gewesten, zoals de frontstreek ging heten. Sommigen waren er voorstander van om de ruïnes te bewaren en de nieuwe steden elders bouwen. Onder hen was Winston Churchill die in januari 1919 het voorstel deed om geheel Ieper te verwerven en als ruïne te bewaren. De belangrijkste Belgische tegenstander van een identieke wederopbouw was de architect en professor architectuurgeschiedenis Eugène Dhuicque, die tijdens de oorlog verantwoordelijk was geweest voor het redden van de kunstschatten uit de frontstreek. Dhuicque vond dat elk tijdvak zijn eigen rechten had en dat een identieke wederopbouw een vorm van geschiedenisvervalsing zou zijn.

Lijnrecht tegenover Dhuicque stond de Ieperse stadsarchitect Jules Coomans en zijn collega-architect, tevens minister, Georges Helleputte. Beiden waren adepten van de traditionele sint-Lucasscholen. Coomans had in de 25 jaar voorafgaand aan de oorlog de Ieperse monumenten in een neogotische élan gerestaureerd en pleitte dan ook hartstochtelijk voor een identieke heropbouw van de monumenten en de openbare gebouwen. Andere voorstellen hielden het midden tussen de visies van Dhuicque en Coomans. Zo was de socialistische minister Emile Vandervelde voorstander van wederopbouw, mits behoud van enkele kenmerkende ruïnes. De Brugse architect Hubert Hoste verbleef tijdens de oorlog in Nederland . Hoste, die zich voortaan met Huib liet aanspreken, organiseerde er een enquête onder bekende kunstenaars en architecten zoals Mondriaan, Van Doesburg en Dudok over wat zij meenden wat er diende te gebeuren met de verwoeste Lakenhallen van Ieper. Zelf pleitte Huib Hoste voor een wederopbouw, maar dan wel in modernistische stijl.

Uiteindelijk haalde de strekking die voor een historiserende wederopbouw was, het nagenoeg over de gehele lijn. Die visie beantwoordde aan de ene kant het meest aan het verlangen van de plaatselijke bevolking om het vooroorlogs uitzicht te herstellen. De Westhoekers wilden immers na de zware jaren van ballingschap hun vertrouwde leefomgeving terugcreëren. Aan de andere kant bood een wederopbouw naar vooroorlogs model meer garanties voor eigendomsstructuren. Ook bij de overheden was er veel schroom om grootse én erg dure onteigeningsprocedures te starten. Dat zou niet in goede aarde vallen bij de teruggekeerde vluchtelingen die door de oorlog willens nillens al hun have en goed verloren waren. Bovendien omzeilde een wederopbouw naar vooroorlogs model ook vele andere praktische bezwaren die zouden kunnen opduiken bij het kiezen van een andere optie, zoals het veranderen van het stratenpatroon.

Eens het conflict effectief afgelopen was, werden de plannenmakers geconfronteerd met een schier onmogelijke opdracht. Dorpen als Zillebeke of Passendale en de stad Ieper waren officieel voor 100 % vernietigd. Dat wil zeggen dat ze in het echt en op papier niet meer bestonden. In de frontstreek an sich zijn er dus geen vooroorlogse gebouwen meer, ten hoogste fragmenten. De aard en de schaal van de vernietiging maakte de wederopbouw institutioneel en juridisch tot een heel ingewikkelde zaak. Het ene na het andere probleem deed zich voor en, toen eenmaal de juridische knopen ontward waren, was Duitsland failliet, zodat de herstelbetalingen achterwege bleven. De wederopbouw van de Westhoek werd dus hoofdzakelijk met Belgisch geld betaald. Eigenlijk konden de echte bouwwerken pas echt goed van start gaan in 1922, vier jaar na afloop van het conflict. Van groot belang om bij de overheid de druk op de ketel te houden waren de "comités voor geteisterden" die de belanghebbenden van bepaalde steden en gebieden verenigde. Ook sommige individuen speelden een cruciale rol in de wederopbouw van hun dorp of stad, niet zelden de plaatselijke burgemeester of pastoor.

De wederopbouw van gebouwen en huizen was slechts een volgende fase in het herstel van de hele Westhoek. Vooreerst moest de bevolking, of althans een deel ervan, naar hun geboortestreek terugkeren. Dat ging slechts heel langzaam. In Ieper woonden eind april 1919 nog maar 125 personen. Twee jaar na de wapenstilstand, in 1920 was dat nog altijd maar een kleine 6000 personen, tegenover ruim 17 000 voor het uitbreken van de oorlog. Vooral in de vroege jaren 1920 keerden vele bewoners terug, maar pas na 1930 zou het bevolkingsaantal zijn vooroorlogs peil terugvinden. Overigens lang niet iedereen die zich in het puin kwam vestigen, was er ook uit afkomstig: vele nieuwkomers waren inwijkelingen die hun brood wilden verdienen met de wederopbouw. Uit de Ieperse bevolkingscijfers van 1930 blijkt dat slechts de helft van de inwoners ook oorspronkelijk uit de stad afkomstig was. Zeer velen zijn dus nooit uit hun vluchtoord teruggekeerd of hebben zich elders gevestigd.

De teruggekeerde en/of nieuwe bewoners werden geconfronteerd met een nooit geziene woningnood. Aanvankelijk woonde men zo goed en zo kwaad als het ging en dienden achtergelaten bunkers, schuilplaatsen en legerbarakken als oncomfortabele noodwoning. Anderen maakten met achtergelaten legermateriaal en puin zelf een squatterswoning, die meer weg had van een krot dan van een echt huis. Om aan de woningnood te verhelpen was reeds tijdens de oorlog het Koning Albertfonds (K.A.F.) opgericht. Dat moest in vrij comfortabele houten barakken voorzien. Het werk van het K.A.F. kwam echter veel te traag op gang en men kon nooit aan de vraag voldoen. In Merkem bijvoorbeeld waren er slechts 25 K.A.F.-barakken ter vervanging van 760 verwoeste woningen. Toch werden er in de frontstreek honderden K.A.F.-barakken opgericht waarvan op vandaag slechts enkelen overleven. Naast de K.A.F.-barakken namen velen hun toevlucht tot zogenaamde "Drieduusters". Dat waren zelfgebouwde barakken, waarvoor men een toelage van drieduizend frank ontving. De grote barakkenwijken verrezen daar waar geen permanente wederopbouw zou plaatsvinden , meestal op vrije gronden aan de rand van de vroegere bebouwde kom. In Ieper bijvoorbeeld was dat het Minneplein, een groot leeg grasplein op voormalige vestinggronden. Waar er in het stadscentrum tijdelijke woningen verrezen, was dat niet zelden in het midden van de percelen, zodat de definitieve woning ervoor kon worden opgetrokken.

Ook de infrastructuur moest hersteld worden. Sommige wegen waren van de aardbodem verdwenen, talrijke andere wegen zwaar beschadigd. Het eerst werden de spoorwegen hersteld: die waren immers vitaal voor het aanleveren van bouw- en herstellingsmaterialen. Straatmeubilair zoals stoepen en lantaarnpalen waren onbestaande. Ook voor nutsvoorzieningen, zoals water, gas en in beperkte mate de elektriciteit moesten opnieuw gezorgd worden. Al die grootse werken gingen soms gepaard met wijzigingen aan het rooilijnenplan, maar dat bleef al bij al eerder beperkt. In enkele gevallen aan de IJzer (Sint-Joris, Oostkerke en Kaaskere) werd de dorpskom anders georiënteerd of op een andere plek aangelegd.

Op een eerder bescheiden wijze werden tijdens de wederopbouw ook nieuwe ideeën aangaande urbanisatie in de praktijk gebracht. Daarbij ging het vooral om de tuinwijkidee die vooral vanuit Groot-Brittannië opgang maakte. In de tuinwijken zouden de arbeiders vrij comfortabele woningen betrekken in een groene omgeving. Voorbeelden hiervan zijn de Ligywijk en de NMBS-tuinwijk in Ieper. Al deze sociaal-functionele experimenten waren slechts mogelijk aan de rand van de stadskernen. Meer ambitieuze urbanisatieprojecten voor de stadscentra botsten op heel wat meer weerstand. Zo werd een omvangrijk modelproject voor de volkse Sint-Pieterswijk in Ieper afgevoerd na ruim protest van enkele belangrijke eigenaars, waaronder het bestuur der burgerlijke godshuizen (OCMW).

Eenmaal op gang gekomen verliep de wederopbouw van steden en dorpen, en zelfs van de landbouw, vrij voorspoedig. Het hoogtepunt van de heropbouw van individuele huizen viel tussen 1922-1924. Daarna zwakte het tempo van de wederopbouw wat af. De heropbouw van grotere gebouwen, waaronder tal van openbare gebouwen duurde echter veel langer. De Lakenhallen van Ieper, waarvan het stadhuis een onderdeel is, werd pas als voltooid beschouwd in 1967. Wat meestal niet terugkwam, was de schaarse industrie die de Westhoek voor de oorlog had. De enige echte nijverheid in de jaren 1920 was als vanzelfsprekend de bouwnijverheid. De Westhoek zal op industrieel vlak bijna de hele 20ste eeuw lang achterop hinken bij de rest van Vlaanderen.

De architectuur van de wederopbouw

Het meest zichtbare element van de wederopbouw is vanzelfsprekend de architectuur. Daarbij is het een foutieve gemeenplaats te stellen dat de stadjes van de Westhoek, en dan in het bijzonder Ieper, identiek werden heropgebouwd. Sommige gebouwen kwamen nooit terug, zoals het Begijnhof en het pandjeshuis, de Lombaard. Niet zelden waren het enkel bekendere, niet zelden openbare gebouwen, die identiek herbouwd worden. Dat "identiek" dient trouwens met een korrel zout te worden genomen. Juister is: "naar vooroorlogs model". Het aanwenden van hedendaagse bouwtechnieken, zoals gewapend beton, was legio, ook bij de reconstructie van historische gebouwen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de Ieperse Lakenhallen of de Sint-Maartenskerk. Ook schuwde men bepaalde correcties niet. Zo kreeg dezelfde Sint-Maartenskerk tijdens de wederopbouw eindelijk de scherpe (gotische) spits die hij volgens architect Coomans altijd al had moeten hebben. In enkele gevallen werd een gebouw à l'identique heropgebouwd op een andere locatie. Een veel voorkomende praktijk, ook bij nagenoeg identiek heropgebouwde panden, was het aanbrengen van jaartallen en opschriften die verwezen naar de oorlog en/of de wederopbouw. Bij het reconstructiewerk was de documentatie van de "Mission du ministère des Sciences et des Arts" een belangrijke hulp. Deze eenheid, onder leiding van Eugène Dhuicque had vanaf 1915 onder meer alle kunsthistorisch interessante gebouwen in de frontstreek gefotografeerd en opgetekend. De Mission Dhuicque was natuurlijk alleen maar aan de geaillieerde zijde van het front actief.

Ondanks het feit dat het aantal reconstructies naar vooroorlogs model vrij beperkt bleven vertonen de frontsteden Nieuwpoort, Diksmuide en Ieper een vrij homogeen uitzicht. Dat komt door de uiterlijke kenmerken, de stijl die de meeste gebouwen uit de wederopbouw vertonen. Gemakshalve en bij gebrek aan een betere term wordt deze stijl met "wederopbouwstijl" aangeduid. Pejoratief spreekt men soms van "vieux neuf". De architecten van de wederopbouw grepen vooral terug naar de Vlaamse renaissance, met regionale kenmerken. Het is bij uitstek een façade-architectuur waarbij een "oud" geveltje een moderne interieurindeling met gebruik van moderne materialen verbergt. Enkele belangrijke kenmerken zijn het gebruik van de gele baksteen (polderklei), het voorkomen van houten kozijnconstructies in verschillende vormen en een gevel op een plint van zandsteen. Bij de uitwerking grijpt men terug naar traditionele vormelementen zoals een tabernakelvenster, "Brugse" traveeën, schelpmotieven in boogvensters, allerhande baksteenversieringen, getorste topstukken en muurankers in allerlei vormen. Sommige elementen werden ontleend aan de neogotiek. Ondanks het traditionele, "oude" uitzicht, werden er tal van toegevingen gedaan aan de moderne tijd: garages voor de automobiel en grote winkelpuien werden geïntegreerd in het geheel. De wederopbouwstijl komt niet alleen voor bij burgerhuizen maar ook in hoeves. Door een overgeaccentueerd gebruik van de bovengemelde stijlelementen steken deze vaak af tegenover de doorgaans veel soberder traditionele hoevebouw van de streek. De "wederopbouwstijl" bleef vrij lang in voege. Zo dateert het gemeentehuis van Beveren-IJzer uit 1951.

Voor moderne architectuur was er maar weinig plaats tijdens de wederopbouw. Toch zijn er sporadisch enkele kwalitatief hoogstaande verwezenlijkingen. Die zijn vooral het werk van Huib Hoste. In Zonnebeke realiseerde hij de kerk, de pastorie en een huizenrij. Zijn vernieuwende bouwstijl zorgde echter voor steeds meer weerstand van plaatselijke notabelen en uiteindelijk verliet Hoste Zonnebeke. Toch realiseerde hij nog in andere frontgemeenten enkele gebouwen, onder meer op de Markt in Diksmuide. De merkwaardigste wederopbouw is wellicht dat van het Kasteel Elzenwalle tussen Ieper en Kemmel, gerealiseerd door de bewoner, architect Ernest Blérot. Blérot zorgde voor een spectaculaire mix van art nouveau en art déco, volledig afgewerkt in beton. Aan de kust ging de wederopbouw samen met een versterkte opkomst van het toerisme en de daaraan gekoppelde architectuur: de cottagestijl.

In de voormalige frontstreek zijn nauwelijks gebouwen te vinden die dateren van voor 1914. Misschien meer nog dan de Eerste Wereldoorlog is het de wederopbouw na die oorlog die de Westhoek zijn huidig uitzicht heeft gegeven. Het erfgoed van die wederopbouw is net als de begraafplaatsen, oorlogsmonumenten en bunkers een nalatenschap van de Eerste Wereldoorlog en verdient het dan ook met dezelfde aandacht en welwillendheid te worden bekeken.

Dominiek Dendooven, historicus en wetenschappelijk medewerker bij de Stedelijke Musea van Ieper

18-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
17-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ARCHITECT JULES COOMANS

Jules Coomans (Scheldewindeke 17 mei 1871 - Ieper 31 juli 1937) was een Iepers stadsarchitect die voor een groot deel het gezicht van de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog heeft bepaald.

Jules Coomans

Coomans studeerde architectuur aan het Sint-Lucasinstituut Gent en rondde zijn studies af als ingenieur architeckt aan de Katholieke Universiteit Leuven.

Hij pleitte voor verbeterende restauraties en verzette zich tegen de plannen om van de Ieperse ruïnes een zone de silence te maken (verdedigd binnen de Koninklijke Academie van België, de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten en het Comité Consultatif d'Architecture). Zijn visie haalde het en hij was nauw betrokken bij de grootschalige uitvoering ervan. Hij reconstrueerde een aantal grote monumenten en zorgde ook voor veel van de neogotische eenheidsbebouwing in het centrum. Ook het stadhuis en het postgebouw van Poperinge werden door hem ontworpen. Het archief van de architect werd in 2010 door de achterkleinkinderen verkocht aan het stadsarchief van Ieper.

Het Kasselrijhof van Ieper is een gereconstrueerd renaissancegebouw uit 1551 op de Grote Markt. Rond 1500 was het een zetel van de Kasselrij Ieper en nog altijd vervult het gebouw een gerechtelijke functie.

Geschiedenis

Oorspronkelijk zetelden de baljuw, schepenbank en raad van de Kasselrij Ieper in het grafelijk zaalhof. In de 15e eeuw trad daar verval op en verhuisde men de administratie naar de Grote Markt. Ze werd ondergebracht in het bestaande steen De Wulf, dat aanvankelijk wellicht werd gehuurd. Uit een akte van 6 januari 1502 weten we dat de aankoop op dat moment voltooid was. Ondervragingen, folteringen, opsluitingen en terechtstellingen vonden nog steeds plaats in het Zaalhof.

Een herbouwing van De Wulf in renaissancestijl vond plaats vanaf 1551 (eerste steen gelegd door hoogbaljuw Jan van Lichtervelde). In de gevel waren zeven borstbeelden ingemetseld. Ze stelden de zeven planeten voor, die hun naam hadden gegeven aan de zeven stadspoorten.

In 1562, in volle aanloop naar de Beeldenstorm, bekwam de kasselrij toelating van de stadsmagistraten om een galg op te richten voor haar hof op de Grote Markt. Dit moest de bestraffing van protestanten voorbeeldiger maken. Maar de toelating gold slechts voor enkele jaren, want de poorters bewaakten jaloers hun "voorrecht" om binnen de stadsmuren te worden opgehangen.

Aan het einde van het ancien régime werden de kasselrijen opgeheven. Nieuw opgerichte rechtbanken vonden onderdak in het gebouw (1811-44). Een ander deel ervan werd uitgebaat als Hôtel de la Châtellenie. In 1844 kocht de literaire kring La Concorde het gebouw.

De Eerste Wereldoorlog liet het hof verwoest achter. Heropbouwarchitect Jules Coomans liet het op historisch verantwoorde wijze reconstrueren. Op basis van oude afbeeldingen hertekende hij de gevel (die een neoklassieke bepleistering had gekregen) en voegde hij opnieuw de drie rijen dakkapellen toe. Nog tot 1967 diende het kasselrijhof als voorlopig stadhuis. Nadien namen de rechtbank van koophandel, de jeugdrechtbank en het vredegerecht er hun intrek.

Beschrijving

In de voorgevel zijn zeven medaillons aangebracht die de hoofdzonden voorstellen (v.l.n.r.):

  • IJdelheid
  • Hebzucht
  • Lust
  • Afgunst
  • Gulzigheid
  • Luiheid
  • Gramschap

Ze zijn het werk van de Gentse beeldhouwer . Aloïs De Beule

Voorzijde met de medaillons boven de eerste verdieping

Straatbeeld

Medaillons van Aloïs de Beule

Hebzucht en Wellust

17-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
09-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HELM OUD-STRIJDER WEER BIJ FAMILIE

De helm van oud-strijder Hector Desmadryl is weer bij zijn familie. De graftrommel met de helm van de gesneuvelde was verdwenen, toen de nakomelingen afgelopen maandag zijn graf gingen schoonmaken. "De helm werd meegenomen om diefstal te voorkomen", zegt burgemeester Stephan Mourisse.

Afgelopen maandag ging de familie van oud-strijder Hector Desmadryl zijn graf schoonmaken op de begraafplaats in Woesten, een deelgemeente van Vleteren. Zijn graf maakt deel uit van een familiegraf. Bij aankomst bleek dat de graftrommel met de helm van de gesneuvelde verdwenen was. Op het graf vond familielid Wim Desmadryl uit Poperinge een brief van het gemeentebestuur van Vleteren waarin stond: "Het gemeentebestuur Vleteren laat weten dat de graftrommel met helm werd gedeponeerd in het Flanders Fields Museum te Ieper. De graftrommel wordt opgenomen in hun permanente collectie." Een uitleg waar de nakomelingen niet tevreden mee waren. "We zijn verontwaardigd dat dit zonder onze toestemming is gebeurd. Het is voor ons een heel waardevol stuk. De fatale kogel had zijn helm doorboord toen Hector sneuvelde in Kaaskerke in 1916. In een graftrommel staat de helm, samen met zijn foto en een bloem op zijn graf. Die helm staat al 102 jaar op het graf en nog nooit werd het gestolen", zegt de neef van Hector, Hugo Desmadryl (87) uit Ieper. "De gemeente heeft ons de helm teruggebracht en die zullen we voorlopig thuis bewaren."

Misverstand

Volgens burgemeester Stephan Mourisse van Vleteren gaat het om een groot misverstand. "De helm werd meegenomen om diefstal te voorkomen. Het is heel jammer dat dit zo is gelopen, maar ondertussen is de helm terug bij de familie", zegt burgemeester Mourisse. "De vraag werd ons gesteld of de helm in bewaring genomen mocht worden om diefstal te vermijden ook al hebben wij gelukkig geen last van diefstallen op onze begraafplaatsen. Vanuit de gemeente hebben wij wel gesteld dat eerst toestemming gevraagd moest worden aan de familie. Uiteindelijk is dat niet gebeurd en werd de situatie volledig verkeerd aangepakt. De helm werd met de beste bedoeling in bewaring genomen, daar ben ik zeker van. Ik heb me meermaals verontschuldigd bij de familie."


In andere steden en gemeenten is het trieste fenomeen van diefstallen op begraafplaatsen wel een probleem. Zo ook in Poperinge. "Het valt niet te begrijpen dat mensen zoiets als bloemstukken op een begraafplaats stelen", zegt burgemeester Christof Dejaegher (CD&V). "Met de politie en stadsdiensten proberen we diefstal en vandalisme op begraafplaatsen zoveel mogelijk tegen te gaan. Er wordt gepatrouilleerd, maar dat kunnen we niet klok rond doen. Momenteel wordt een mobiele camera gebruikt, maar camerabeelden zijn niet zaligmakend." Op de begraafplaats Ter Ruste in Poperinge werd een waarschuwingsbord geplaatst met tips en regels. "Naar de politie stappen, bij het aantreffen van diefstal, is voor slachtoffers zeker aan te raden. Zonder proces-verbaal kan anders weinig ondernomen worden. Het is een heel triest fenomeen", vindt burgemeester Dejaegher.







09-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
08-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPEN MONUMENTENDAG 3 GERESTAUREERDE GRAFTROMMELS IN WEST-VLETEREN

Vandaag zijn we naar West-Vleteren geweest om 3 gerestaureerde graftrommels die daar op de begraafplaats lagen te gaan bekijken, met de uitleg erbij gegeven door Frederik Vandenbroucke, voorzitter van Heemkring "Iepers Kwartier".

Graftrommels zijn gemiddeld 20 centimeter hoog en hebben een doorsnede die kan variëren van 10 tot 120 centimeter. Ze werden in veel Europese landen vanaf circa 1870 tot ongeveer 1940 in groten getale geplaatst. In de omgeving van Ieper en omstreken heeft Frederik er nog 16 gevonden op verschillende begraafplaatsen, soms 3 soms maar 1 en soms geen enkele. Een vrijwilliger heeft de restauratie ervan ter hand genomen.

West-Vleteren had er 3 staan op de begraafplaats, de ene wat meer vervallen dan de andere. Door weer en wind, in winterse omstandigheden, vrieskou, regen en het glas dat gebroken was waar er stof en beestjes in nestelden waren ze in erbarmelijke staat. 

In de ene zat een krans met bloemen die gemaakt waren in een soort metaal, in de andere een bidprentje van de overledene, hij had er zelfs één gezien met een soldatenhelm met een foto erbij van de soldaat die gesneuveld was in de Eerste Wereldoorlog in Kaaskerke.

Een graftrommel ziet er zo uit, in Nederland zijn er nog meer te vinden volgens de bron: Wikipedia.

08-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
07-09-2024
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE BEVRIJDING VAN DE WESTHOEK 80 JAAR GELEDEN

De bevrijding van de Westhoek maakte Christian (84) als jong knaapje mee: “Daar stond een Duitse soldaat voor de deur... Mijn ouders hebben hem gered”

Christian Depoorter (84) was pas 4 jaar toen Poolse tanks op 6 september 1944 Poperinge binnenrolden, maar de wonderlijke verhalen die zijn vader er later over vertelde, staan nog steeds in zijn geheugen gegrift. Hij heeft zélfs een eigen oorlogsmuseumpje op zolder. De hoppestad veranderde na de bevrijding in één klap. “De Britten zochten hier een bakker die hun sandwiches kon maken. Gelukkig kon mijn vader al een mondje Engels van tijdens de Eerste Wereldoorlog.” En ook bij de redding van een Duitse soldaat speelde de bakkersoven een belangrijke rol.

Augustus 1944. Poolse soldaten, getraind in Schotland, komen in het Franse Arromanches en Courseulles aan land. De militairen van de 1st Poolse Pantserdivisie, onder leiding van brigadegeneraal Maczek, boekten hun eerste successen bij Chambois en Mont-Ormel, waar ze de Amerikaanse en Canadese troepen bijstonden. De Polen achtervolgen de terugtrekkende Duitsers en op 6 september steken ze de grens bij Abele over. Niet veel later rijden de eerste tanks Poperinge binnen.

Likje verf

Bij hen was BBC-journalist Frank Gillard, die voor de oorlog nog vrijwilliger was in het Talbot House, de Engelse soldatenclub die voor de Britten in de Eerste Wereldoorlog zo belangrijk was. De reporter hield samen met Poolse soldaten halt aan het ‘oude huis’. Zijn getuigenis is bekend: “Aan het bovenraam hing een grote Union Jack (vlag van het VK, red). De plek had dringend een likje verf nodig, maar verder was het uiterlijk in uitstekende staat. Er was zelfs geen ruit gebroken. De grote voordeur zwaaide open en daar, in de hal, stond een ontvangstcomité – gewapende leden van de Belgische verzetsbeweging die de wacht hielden over dit stuk Brits bezit.”

Om de 80-jarige bevrijding te herdenken, werd donderdag een krans neergelegd aan het stadhuis van Poperinge in aanwezigheid van Karolina Maczek, de kleindochter van de Poolse generaal Stanisław Maczek. Het stadhuis toont nog sporen van de Tweede Wereldoorlog, want wie naar boven kijkt, ziet een gat in de muur als gevolg van wellicht een kogelinslag. Tussen het publiek bevindt zich Christian Depoorter, een 84-jarige Poperingenaar die als kind de intocht van de Polen meemaakte.

De tachtiger woont nog altijd in zijn ouderlijke woning in de Pottestraat, waar zijn vader bakker was. “Mijn vader leerde tijdens de Eerste Wereldoorlog Engels van de soldaten die in onze stad verbleven. Na de bevrijding in 1944 zochten de Britten een bakker die hun sandwiches kon bakken. Ze waren verbaasd dat mijn vader een mondje Engels sprak en hij mocht onmiddellijk aan de slag. Ik liep toen als klein kind altijd mee met hem, tussen de militairen”, vertelt Christian, die een echt spraakwaterval blijkt te zijn. “Zelf herinner ik mij er niet zoveel meer van, ik was toen pas 4 jaar oud. Ik zie wel nog hoe de Polen spullen buiten gooiden in het Vlaams huis. Later kwam ik veel te weten van mijn vader, die er vaak nog over sprak.”

“Mijn vader Firmin was zeer Engelsgezind, maar problemen met de Duitse bezetter had hij weinig”, vertelt Christian verder. “Tijdens de bezetting kon hij maar twee dagen per week brood bakken. In de rijksmiddelbare school van Poperinge hadden de Duitsers een grote stock van bloem liggen die ze voor zichzelf hielden. Toen de geallieerden naderden, wilden ze er echter snel brood mee maken om de terugtrekkende troepen te bevoorraden. Alle bakkers werden opgevorderd. De veldwachter kwam ook mijn vader zeggen dat hij brood moest bakken voor de Duitsers. Mijn vader zei echter dat hij niet ‘werkt voor die smeerlappen’. De politieman dreigde dat mijn vader zou worden opgepakt en meegenomen. Hij was er echter tamelijk gerust in. Vader luisterde immers naar de BBC en wist dat de geallieerden aan de poorten van de Westhoek stonden.”

“Daags nadien werd er echter toch aan de deur geklopt en schoot mijn vader een beetje in paniek”, aldus Christian. “Mijn moeder deed de deur open en er stond een jonge Duitse soldaat die perfect Frans sprak. Mijn moeder was een Française, ze woonde 30 jaar in Parijs en was een aanhanger van de Gaulle. Ze verbaasde zich erover dat de knaap haar taal sprak. Hij bleek afkomstig van de Elzas en hij besefte dat hij aan de verkeerde kant stond. Hij was gedwongen dienst te doen bij het Duitse leger. Mijn moeder overtuigde de soldaat ’s avonds terug te keren tot bij ons. Zijn Duitse uniform werd in de bakkersoven verbrand en mijn ouders stopten de jongeman in burgerkleren. Met hulp van een dokter werd hij naar bevrijd Frankrijk gesmokkeld.” Christian Depoorter bleef heel zijn leven gebeten door de oorlog en verdiepte zich er fel in. Hij werd een beetje de militaire expert van de heemkring. Zijn zolderruimte staat nog steeds vol met uniformen, helmen en insignes.

Ieper

Na de Polen kwamen de Canadezen Poperinge binnen en later ook de Britten. Nadat Poperinge was bevrijd, trokken de Polen dezelfde dag verder via Vlamertinge naar Ieper. Rond 17 uur die dag drongen de bevrijders via de Kalfvaart het stadscentrum binnen. Bij schermutselingen met de Duitsers lieten negen Polen het leven, maar er vielen ook verschillende burgerslachtoffers.

Enkele jaren geleden gaf de Heemkring Iepers Kwartier nog het boek ‘Ieper tijdens de Tweede Wereldoorlog’ uit. Daarin zijn enkele getuigenissen opgenomen van mensen die de oorlog hebben meegemaakt. Een van hen is de vorig jaar overleden Daniël Masure. Masure werd geboren in 1934 in ‘De Smidse’, een café aan de Diksmuidseweg in Ieper. Zijn ouders hadden een fietswinkel en een smederij, die door de Duitse genie in beslag werd genomen. Het gezin kreeg in de loop van de oorlog enkele Duitse soldaten ingekwartierd.

Duitse officier

“Op zekere dag zag ik bij het naar huis komen van school hoe in de huidige Polenlaan Duitse soldaten van huis naar huis gingen aanbellen en daarna met fietsen naar buiten kwamen”, vertelt Daniël in het boek. “Ik liep zo vlug mogelijk naar huis, waar vader een paar fietsen van klanten voor herstelling had staan. Die werden vliegensvlug verborgen en de Duitsers vonden ze niet. Onze overbuur, Bertha Gryson, kwam net thuis met haar fiets vol boodschappen. Haar fiets werd uit haar handen getrokken en ze moest laten begaan.” De fietsen werden gebruikt voor de Duitse terugtocht, die toen volop bezig was.

Daniël vertelt in zijn getuigenis ook hoe hij in de namiddag van 6 september volop hoorde schieten in de richting van Vlamertinge en Poperinge. “Mannen van de Witte Brigade brachten een gevangen Duitse officier tot bij ons. Ze fouilleerden hem en namen zijn eretekens af. Daarna werd hij onder bewaking naar de stad gebracht. Vanaf dan kwamen dagenlang rijen tanks en vrachtwagens voorbij. De inzittende bevrijders spraken wel geen Engels, maar Pools. Ze hoorden bij de eerste gepantserde Poolse divisie onder leiding van generaal Stanisław Maczek, die Ieper zonder veel geweld innam.”

07-09-2024, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
21-02-2023
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.STICHTER VAN HEEMKRING

“Daniël verbleef al drie jaar in rusthuis Huize Sint-Jozef in Ieper”, zegt Jean-Pierre Meirlaen, secretaris-penningmeester van Heemkring Iepers Kwartier. “Daniël was voor zijn pensioen leerkracht Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde in het VTI van Ieper. In 1964 nam hij het initiatief om samen met enkele collega’s een heemkring op te richten. Hij werd voorzitter en bleef dit elf jaar. Hij werd opgevolgd door Karel M. De Lille, die overleden is in februari 2002. Daniël nam toen opnieuw het roer over en nam vrijwillig ontslag in maart 2020. Hij werd opgevolgd door Frederik Vandenbroucke, de huidige voorzitter. Daniël werd door het bestuur aangesteld als erevoorzitter.”

‘De Madonna van Ieper

De belangrijkste bijdragen van Masure voor het tijdschrift ‘Iepers Kwartier’ zijn de themanummers ‘400 jaar geleden stierven de drie priesters van Reningelst’ (1968) en ‘De Madonna van Ieper’ (1974). De Europese Bibliotheek uit Zaltbommel gaf een boekje van Masure uit over ‘Ieper in oude prentkaarten’ (1972). Er verscheen daarvan een tweede druk in 1978. Hij schreef mee aan het boek ‘De Sint-Maartenskathedraal in Ieper’ en nog aan enkele andere werken. “Je kon Daniël veel jaren op zondagnamiddagen vinden in de verkoopruimte van religieuze voorwerpen van de Sint-Maartenskathedraal”, weet Jean-Pierre Meirlaen. “Hij gaf er talloze keren uitleg aan toeristen. Daniël was ook stadsgids in Ieper. Voor zijn kerkelijke verdiensten kreeg hij het Zilveren Kruis van Sint-Donatianus. Daarnaast ontving hij ook enkele burgerlijke medailles, onder andere van de stad Ieper.”

Geen kinderen

Daniël werd geboren op 25 januari 1934 in Ieper. Hij was de zoon van wijlen Oscar Masure en Alida Belaen en broer van Gisèle Masure. Daniël is nooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Van Daniël wordt afscheid genomen op vrijdag 24 februari om 10 uur in de Sint-Maartenskathedraal in Ieper. Na het afscheid wordt Daniël begraven op de begraafplaats in Ieper.

21-02-2023, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
12-12-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VIER ELLENDIGE JAREN ONDER DUITSE BEZETTING

Heemkring Iepers Kwartier brengt boek uit over hoe stad Tweede Wereldoorlog beleefde: “Vier ellendige jaren onder Duitse bezetting”

Over hoe Ieper de Tweede Oorlog doormaakte, zijn nog niet veel boeken geschreven. Bestuursleden van de Heemkring Iepers Kwartier kropen daarom in de pen, met als resultaat een werk van zo’n 185 pagina, waarin de ervaringen van enkele getuigen centraal staan.

“We weten dat Ieper tijdens de eerste wereldbrand volledig van de kaart werd geveegd, maar ook in 1940 kreeg onze stad af te rekenen met felle bombardementen”, vertelt co-acteur Jean-Pierre Meirlaen, tevens secretaris van de Heemkring Iepers Kwartier. “Grote delen van het centrum werden verwoest, waarna vier ellendige jaren van Duitse bezetting begonnen.”

Getuigenissen

“We zijn blij dat we met onze heemkring het verhaal van die periode kunnen vertellen. Het boek is niet ‘de’ geschiedenis over de Tweede Oorlog in Ieper, maar wel een basiswerk over wat er zich tussen 1940 en 1945 allemaal in onze stad afspeelde. We zijn vooral tevreden dat we enkele getuigenissen konden optekenen in het boek.” Een daarvan komt van Daniël Masure, de 87-jarige stichter en gewezen voorzitter van de heemkring bij wie thuis Duitse soldaten werden opgevangen. 

Getuigenissen

“We zijn blij dat we met onze heemkring het verhaal van die periode kunnen vertellen. Het boek is niet ‘de’ geschiedenis over de Tweede Oorlog in Ieper, maar wel een basiswerk over wat er zich tussen 1940 en 1945 allemaal in onze stad afspeelde. We zijn vooral tevreden dat we enkele getuigenissen konden optekenen in het boek.” Een daarvan werd geschreven door Daniël Masure, de 87-jarige stichter en gewezen voorzitter van de heemkring. “Wij kregen bij ons thuis Duitse soldaten ingekwartierd”, vertelt Daniël in het boek. “De eerste die ik mij herinner, was een officier van de grenstroepen, afkomstig uit Münster. Later kregen we bij ons twee soldaten in opleiding van het Zesde Leger. Die werden nadien naar het Oostfront gestuurd.”

Witte Brigade

“Onze laatste verplichte bewoner was een onderofficier”, gaat Daniel verder. “Op zekere dag zag ik hoe Duitse soldaten van huis tot huis gingen op zoek naar fietsen. Omdat de Duitsers volop bezig waren met hun terugtocht verzamelden ze allerlei voertuigen, zoals fietsen en wagens met paarden. In de namiddag van 6 september 1944 hoorden we geweerschoten in de richting van Vlamertinge en Poperinge. Mannen van de Witte Brigade brachten een gevangen Duitse officier tot bij ons. Hij werd gefouilleerd en al zijn eretekens werden afgenomen.”

12-12-2021, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
01-08-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HEEMKUNDE

Heemkunde, naar het woord heem, is onderzoek naar de eigen leefomgeving. Heemkunde valt onder het immateriële culturele erfgoed en omvat alle wetenschappen op lokaal of regionaal niveau, met als doel heemkennis te vergaren. Het onderzoek kan gericht zijn op de geschiedenis (bijvoorbeeld door middel van archeologie), geografie, demografie, genealogie, dialectologie, toponymie, aardrijkskunde, biologie en ecologie van een woonplaats of omgeving. Heemkunde kan zich op zowel het heden als het verleden richten.

Beschrijving


Geïnteresseerden verenigen zich in een heemkundige kring, heemkring of oudheidkundige vereniging. Om hun bevindingen te delen publiceren heemkundige kringen een tijdschrift of een jaarboek, beheren ze een lokaal erfgoed en organiseren ze activiteiten zoals lezingen, theater of tentoonstellingen. Tegenwoordig vestigen de kringen zich op internet, onder de vorm van een dorpswebsite of via aanvullingen op de internetencyclopedie Wikipedia.

De activiteiten van heemkundige verenigingen en oudheidkamers worden veelal versterkt door een regionaal centrum voor geschiedenis. Zo verbindt bijvoorbeeld in Noord-Brabant de stichting Brabants Heem de heemkundige kringen en historische verenigingen.

Heemkunde en volkskunde (vroeger folklore genoemd) worden vaak als synoniemen gebruikt en richten zich grotendeels op dezelfde onderzoeksthema's.

 

01-08-2020, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
01-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom op mijn blog

Deze blog heb ik opgestart om enkele dagelijkse gebeurtenissen te noteren, het zal gaan over uiteenlopende zaken die in de krant verschijnen en wat ik zelf meemaak. Onze hobby's , van mijn vrouw en ik zijn wandelen en fietsen met enkele vrienden. Toen ik jonger was was ik een lange afstandswandelaar, en heb ik een paar keer de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella gedaan, een keer vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port aan de pyreneeën zo'n 800 km en een keer vanuit Poperinge (België) via Lourdes naar Santiago 2100 km. Fietsen doen we als het heel mooi weer is niet meer dan 50 km eerder wat minder, liefst uitgepijlde routes.

Veel kijk- en leesplezier !!

01-07-2020, 00:00 geschreven door Lionel  

Reageer (0)
0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Inhoud blog
  • Bezoek aan de Lovie met Iepers Kwartier
  • KASTEEL VAN GELUVELD
  • WEDEROPBOUW VAN IEPER NA DE EERSTE WERELDOORLOG
  • ARCHITECT JULES COOMANS
  • HELM OUD-STRIJDER WEER BIJ FAMILIE

    Gastenboek
  • Fijne dag.
  • Succes met uw blog.

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per week
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 02/09-08/09 2024
  • 20/02-26/02 2023
  • 06/12-12/12 2021
  • 27/07-02/08 2020
  • 29/06-05/07 2020


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!