|
Mijn eerste keer naar de Cinéma, met de juf van de 3e klas. Wij werden naar onze stoelen begeleid door een dame met een zaklantaarn, want de nummers op de toegangskaartjes, die ik zorgvuldig spaarde, zoals ik alles spaarde indertijd, waren ook de stoelnummers.
Eerst was er een voorprogramma met de altijd opgewekte stem van de man van het Polygoonjournaal waarin heel veel vrolijke aandacht aan het koninklijk huis werd geschonken. En er werd gecollecteerd om zomers duizenden zielige stadse bleekneusjes met de Biobus naar het Bio-vakantieoord te sturen om ze daar 6 weken lang Frisse Lucht, Rust, Regelmaat en Reinheid te kunnen aanbieden. Het was een andere wereld, een wereld van orde en goede bedoelingen. En dan begon eindelijk de hoofdfilm en het werd doodstil...
“Le Ballon Rouge. Een film uit 1956 van Albert Lamorisse.” Over Pascal, een jongetje in Parijs die op weg naar school een rode ballon vindt, vastgebonden aan een lantaarnpaal.
De ballon die niet zomaar een ballon was, maar een vriend, een metgezel een stukje magie dat hem overal volgde, worden onafscheidelijk en samen zwierven zij door de straten.Tot jaloezie en wreedheid hun pad kruisten. Het einde was triest en toch wonderlijk, alsof de ballon niet alleen uit lucht bestond, maar ook uit hoop.
Voor mij was het meer dan een film. Het was mijn eerste kennismaking met de betovering van de cinema: het donker, de stilte, het licht dat verhalen tot leven wekte. Al was er ook het onvermijdelijke geroezemoes van altijd dezelfde ettertjes die zich niet konden gedragen, alsof ze de magie wilden verstoren. En misschien ook de eerste les dat schoonheid kwetsbaar is, dat er altijd mensen zijn die het willen stukmaken; Maar dat er ook altijd iets blijft zweven, iets dat ons optilt.
|