WELKOM OP HUISMUSJE'S BLOGJE.

Zolang ik niet wordt opgehokt
wegens 'vogelgriep'

Zolang ik niet de kogel krijg
wegens een dominoeffect.

Zolang tjilp ik hier vrij en vrank
mijn hoogste lied.

Mijn verhaal is persoonlijk!
Laat het ook zo!


Page copy protected against web site content infringement by Copyscape


100%
150%
200%
Vergroot hier de tekst
Of druk op ctrl en het = teken
van uw toetsenbord

Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter. Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Laatste commentaren


ALS JE WERKELIJK OP ZOEK WIL NAAR EEN OPLOSSING,.....
STOP DAN MET HET VERDEDIGEN VAN HET PROBLEEM.
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Foto
Foto
Foto
Zoonlief
aan 't werk

op mijn
oude pc
Dochterlief

DE ZES ANTI-STRESS REGELS!

1) Hou van je bed als van jezelf!
2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen!
3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen!
4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat!
5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan!
6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!


 


Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
Foto

huismusje
(2 JAAR)

Foto
huismusje in Rivierenhof.
Foto
Met pleeg-ma aan zee.
(De enige foto van ons beide samen.)
Foto

MIJN BLOEMENTUINTJE.

Foto
Foto

HET GELUKKIGE GEZINNETJE!
ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.

De nacht.

En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.

(huismusje)

©

BEDANKT VOOR UW BEZOEK UW WAARDERING UW REACTIE. IK HOOP U SNEL WEER TE MOGEN BEGROETEN. KUS VAN MUS
HUISMUJE'S TRIESTE JEUGD
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED!
ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!

14-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ST MAR. VAN CORTONA (3)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Kerstmis kwam en ging, zo ook oud en nieuw.
Ik probeerde wanhopig alle emoties onder controle te houden.
Probeerde niet teveel te denken hoe het er bij mijn pleegouders zou aan toe gaan tijdens de feestdagen.
Wij, als achterblijvers in het internaat probeerden troost te vinden bij mekaar, al lukte dat niet makkelijk door de bemoeizucht en het bestendige toezicht van de nonnen en de opvoedsters.
We mochten immers niet bij mekaar kruipen. We mochten mekaar niet omarmen, of uithuilen bij elkaar.
Het enige dat we konden was stil in ons bed liggen huilen, er steeds op bedacht opdat de non die toezicht hield 's nachts, het niet zou horen.
Dat gunden we hen niet.

Het leven ging zijn gangetje met de dagelijks weerkerende routine en dicipline.
We waren robotten, zonder eigen mening of visie. We werden geleefd.
Ik was reeds meer dan tien maanden uit "huis" en ik had ondertussen taal noch teken gehad van mijn pleegouders.
Ik begon hen meer en meer te missen.
Het is raar dat je als kind al snel alle ellende kunt vergeten, en de omstandigheden maakte dat ik al vlug de situatie bij mijn pleegouders begon te verheerlijken.
Ik had ook geen alternatief.
Het meeste miste ik in feite nog de buurtbewoners uit de straat.
De mensen die mij opvingen na weer eens een heftige ruzie.
Mijn kameraden die steeds bereid waren naar me te luisteren en me meermaals zeiden dat ik niet eerlijk behandeld werd.
Van dat feit was ik wel op de hoogte ondertussen, maar het deed mij goed om te horen dat een ander er ook zo overdacht, en het maakte mij sterk om de situatie verder aan te kunnen.
Tot op die bepaalde hoogte, op die bewuste dag, die mijn leven een zo drastische wending gaf.

Het was weer "postdag" in het internaat. Ik bleef er al geruime tijd koel onder, want ik had er mij bij neergelegd dat er voor mij nooit een brief zou komen.
Mijn pleegouders wilden niet schrijven, mijn vrienden mochten niet schrijven.
Plots riep de non mijn naam!
De eerste seconden drong het niet echt tot mij door, daarom riep zij met meer nadruk nog eens mijn naam af.
Het was een brief van mijn pleegouders!
Gretig nam ik hem aan, al maakte ik mij terzelder tijd de bedenking dat deze brief mij ging kwetsen, mij nog meer verdriet ging doen dan ik al had.
Ik kon met de beste wil van de wereld niets goed meer van hen verwachten, hoe graag ik het ook wilde.
De brief was zoals de regels het voorschreven opengescheurd en reeds door de nonnen gelezen.
Dus toen ik opstond om hem uit haar handen te gaan aannemen, lachte zij mij toe, en kreeg ik een hartelijk schouderklopje erbovenop.
Mijn pleegmoeder was een slechte briefschrijfster, zinnen die geen aanbouw hadden, springend van de hak op de tak, en vooral veel taalfouten.
Zij schreef praktisch fonetisch.
Zo schreef ( en sprak) ze mijn naam nooit correct uit.
Van Lucienne maakte zij Lusjen.
Maar ze sprak mijn naam dan ook zelden uit, ze had velerlei andere benamingen voor mij.

Ik had een beetje moeite om haar geschrift te kunnen ontcijferen, maar het kwam erop neer dat ze wellicht een keertje op bezoek zouden komen.
Ze hadden nu pas toelating gekregen van de jeugdrechter.
Volgens mijn pleegmoeder had ze mij al vaak geschreven, maar kwamen die brieven telkens terug met de vermelding dat de inhoud niet toepasselijk was.
Er was maar één probleem, Luc (mijn pleegbroer) mocht niet meekomen van de jeugdrechter.
Ze moesten dus opvang voor hem zoeken, en mijn oudere pleegzuster die mij het licht in mijn ogen niet gunde, weigerde om hem op te passen.
Maar vermits hij negen was kon hij misschien alleen thuisblijven voor die drie à vier uurtjes, en de buurvrouw zou dan een oogje in het zeil houden.
Er stond niet in wanneer ze juist gingen komen, het eerst volgend bezoek was over twee weken, maar ze liet mij in het ongewisse.
Ze schreef ook dat ze blij was dat ik had ingezien dat ik totaal verkeerd was geweest, en dat het goed was dat ik tot inkeer was gekomen.
Ik weet nog steeds niet waar ze dat vandaan haalde, want ik had nooit toegegeven dat alles mijn fout was. Ook had ik hen nooit geschreven.
Maar ik stond er verder niet bij stil.
Ik was blij omdat ik niet vergeten was. Ik was blij voor de hoop die ik weer mocht hebben.
Ik was gelukkig met het feit dat ik erbij hoorde, want zolang je geen brief kreeg van "thuis" nam men vanzelfsprekend aan dat je je schuldig had gemaakt aan onvergeefelijke feiten.
Door de onmiskenbare blikken van de nonnen alleen al voelde je je schuldig wanneer er geen post kwam voor jou.

Ik zat een beetje perplex op mijn stoel en las de brief keer op keer over.
Want op het einde schreef mijn pleegmoeder " wel schatteke, tot op het bezoek"
Het was de allereerste keer in mijn leven dat ze me "schatteke" noemde, en het maakte mij aan het huilen.
Op slag was alle ellende die ik had moeten verduren van haar, vergeten.
Mijn hart smolt, en mijn haat jegens haar verdween op diezelfde moment.
En de liefde die ik ondanks alles steeds voor hen was blijven voelen, kwam in één klap weer.
De twee weken tot bezoektijd zouden mij eeuwig lijken.

Elke zondagmiddag mochten we brieven schrijven, en ik besloot om ook een brief te schrijven.
Iets dat ik tot nu steeds geweigerd had te doen.
We kregen één blad briefpapier, het moest dus van de eerste keer juist zijn.
We hadden wel de mogelijkheid om eerst een kladbrief te schrijven met potlood.
Wanneer je toch een fout had geschreven, moest je een ander blad gaan vragen, en dat werd dan met een laakdunkende blik aangereikt.
Ik ondervond op een keer dat die kladbriefjes door de nonnen uit de prullemand werden gehaald, glad werden gestreken, en in een kaft werden gestopt.
Dus ik wikte en woog mijn woorden heel zorgvuldig, want ook onze brieven werden eerst gelezen voor ze de poort uitgingen.
Ik weet niet meer wat ik heb neergepend, maar het zal wel heel emtioneel zijn geweest.
Of misschien wel juist koel en berekend, want ik was zò voorzichtig geworden in alles.
En niettegenstaande kinderliefde niet vlug verdwijnt, met mijn vertrouwen was het anders gesteld.
Ik had, en heb steeds mijn ganse leven, die dosis wantrouwen naar mijn pleegouders toe gehouden.
En heel terecht zou later blijken, maar voor nu had ik weer even hoop.
Hoop dat ik uit deze gevangenis ooit zou uitkomen.
Hoop dat ik iets van mijn leven zou kunnen maken.
Hoop, zoveel hoop, voor zovele dingen!



Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
06-12-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KERST OP INTERNAAT.
Klik op de afbeelding om de link te volgen Op het internaat stond alles in het teken van Kerstmis.
Er werd geen gedachte besteed aan geschenkjes, lekker eten en/of een nieuwe outfit.
Alles draaide rond geboorte van Jezus.
De kapel was prachtig versiert. We moesten nog meer bidden dan op gewone dagen want we zaten in de adventsperiode. En we werden er meermaals uitdrukkelijk op gewezen dat dit een periode was waarop we ons moesten bezinnen over onze zonden..

Hoe vaak de nonnen ook beweerden dat wij die grote zondaars waren, ze konden ons er niet van overtuigen dat dit zo was. We voelden ons integendeel slachtoffers van de maatschappij. En al dat bidden en bezinnen zou daar niets aan veranderen of ons ook maar een stap vooruit helpen.
Maar we deden er wijselijk het zwijgen toe.

Vele meisjes keken gretig uit naar het verlengde weekend bij hun ouders thuis.
Maar velen bleven ook in de instelling wegens niet welkom thuis.
Ik was één van hen.

Zoals ik al schreef moesten we regelmatig naar de psychiater. En wanneer ik onderweg was naar die man nam ik mij telkens voor om eindelijk eens te vertellen hoe de situatie bij mijn pleegouders werkelijk in mekaar zat.
Maar wanneer ik in die kale kamer op die harde houten stoel zat en naar het vette gezicht van de man keek, klapte ik dicht.
Het was in feite ook niet de bedoeling dat ik sprak, het was veeleer de bedoeling dat ik luisterde.
Dat ik zou toegeven dat het enkel en alleen mijn fout was dat het "thuis" was misgelopen.
Ik viel nog liever dood!

Sinds vele jaren had ik mij eigen gemaakt om te zwijgen of mijn verdriet en onmacht te verdoezelen met een kwinkslag.
Dat was mijn manier om de situatie aan te kunnen.
Maar die gediplomeerde deskundige zag niet door mij heen. En hij oordeelde steeds maar weer dat ik koppig was en weigerde om mee te werken.
Wat de man ook probeerde, ik zou nooit toegeven dat ik de schuldige was. De sukkelaar! Hoe graag hij het ook had zien gebeuren hij zou mij niet breken.

Elke week kregen we post.
De enveloppen waren zonder uitzondering open gescheurd.
Elke brief werd zorgvuldig door de nonnen gelezen, en als er in de brief iets stond dat de nonnen niet wilden dat je te lezen kreeg, was die passage met een dikke zwarte viltstift onleesbaar gemaakt.
Maar we leerden tussen de regels te lezen, en de schrijver, of schrijfster, leerde in "code" te schrijven.
In het begin keek ik ook telkens uit naar die wekelijkse avond. Maar er kwam niets.

Alle twee weken op zaterdag mochten de ouders ook op bezoek komen.
Daar had ik het heel moeilijk mee.
's Morgens werd er op die dag in ijltempo gepoetst, dan na het middagmaal vlug onze nette kleding aan ( als je die had) en dan naar de refter.
Daar zaten we dan te wachten tot de telefoon ging. ***Telkens er een bezoeker binnen kwam belde non-portierster naar boven om te zeggen dat die of die bezoek had en naar beneden mocht komen.***
Wanneer de bel rinkelde, ging de non naar haar bureeltje en even later riep ze dan de naam van diegene waarvan het bezoek in de grote zaal op de benedenverdieping was zat te wachten.

Bij elk telefoon gerinkel zag je de hoop in onze ogen. En meteen daarop de teleurstelling wanneer het niet onze naam was die werd afgeroepen.
Ik wist dat ik geen bezoek zou krijgen. Al hoop je steeds van wel.
Er waren nog meisjes die stellig wisten dat er niemand zou komen opdagen.
Sommigen omdat ze van heel ver moesten komen en het voor dat twee uur durend bezoek niet doenbaar was om de verplaatsing te maken. Sommigen omdat er geen geld was. En een zeer klein aantal omdat ze niemand van hun familie wilden zien, of vice versa.
 
Dat laatste was meestal zo wanneer ze pas in het gesticht waren aangekomen. Ze waren nog boos. Maar vooral hadden ze nog een grote weerstand.

Die weerstand probeerden de nonnen steevast te breken, en in de meeste gevallen lukte hen dat ook.

Eén van hun methoden was om iedereen bij mekaar in de refter te zetten wachten. ook diegene waarvan men zeker wist dat er geen bezoek zou komen.
Men verplichte ons om te blijven wachten tot het bezoekuur was afgelopen.
In de refter stond een piano en daar ging de non wat trieste muziek zitten op spelen. Kwestie van dat we ons goed bewust zouden zijn van onze eenzaamheid.
Na het bezoek vroeg de non dan aan diegene die wel bezoek hadden gehad, om ons ongelukkigen extra te gedenken in hun gebeden.
 
Zo hielden ze ons in hun macht. Zo lieten ze ons voelen dat wij zondaars waren.

En met kerstmis werd dit nog wat dikker in de verf gezet.
©Huismusje



Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
27-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET REGLEMENT
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik kan mij het volledige reglement niet meer herinneren, er waren teveel regels. Enkel diegene die op mij de meeste inruk hebben nagelaten staan in mijn geheugen gegrift.
De voornaamste kreeg je in eerste instantie te horen van de non in mitrailleur stijl. De andere leerde je gaande weg van de meisjes of wanneer je ze onbewust verbrak.
Steeds volgde er dan straf, en zo vergat je ze nooit meer.

Zo mochten we nooit met minder dan een groepje van vijf bij elkaar zitten.
Dit om te vermijden dat gegevens werden uitgewisseld die tegen de zedelijk indruiste. Of dat er plannen werden gesmeed, om het hazepad te kiezen uit de instelling bijvoorbeeld.
Wanneer we ons in de tuin of op de koer toch een keer afzonderden of gewoon met z'n twee op de bank zaten, dan kwam de non er als een waakhond tussen staan. En onze non had een indrukwekkend figuur!
Zij had de brede schouders die van staal leken te zijn gemaakt.
Zij had een indrukwekkende boezem die je in normaal omstandigheden zou kunnen beschrijvnl als moederlijk en uitnodigend om er je vermoeide hoofd tegen te leunen en troost te ontvangen.
Maar haar houding en haar streng gelaat en norse blik bracht je heel snel op andere gedachten.

Naar het toilet gaan wanneer het nodig was, was uit ten boze en werd zeer streng gestraft.
Op bepaalde tijdstippen moesten we ons allemaal in de gang twee aan twee opstellen om dan in volledige stilte naar het toilet te gaan.
Dat was een grote ruimte met muren van witte tegels en langs beide zijden de toiletten met halve deuren. We noemden het spottend "Ons plasvatorium."
Ooit hadden we een non die ons gebood om die deur open te laten terwijl we ons gevoeg deden. Zij wandelde dan steeds door de ganse ruimte heen en weer. Maar van "onze non" mocht de toiletdeur dicht. We kregen ook niet rustig tijd, het moest vlug gaan.
Enkel wanneer we ongesteld waren en we moesten ons verschonen werd er een uitzondering gemaakt.
Dan ging je eerst met de non naar de slaapzaal waar de linnenkasten stonden, je kreeg dan een door ons meisjes een van oud linnen zelfgemaakte katoenen verband met je persoonlijke nummer op geborduurd. Je mocht dan op je eentje naar het toilet, maar je moest wel je gebruikte verband tonen aan de non voor je het in de waston smeet. Kwestie van dat je niet zou profiteren van de situatie. En ook mocht je niet te vlug verversen, voor enkele druppels kreeg je geen nieuw verband leerden we al gauw.
In een rij van twee aan twee moesten we ook naar de eetzaal, slaapzaal, kerk, douche en de klas. En dit allemaal in stilte natuurlijk!

Elke donderdag mochten we douchen. ook daar was de regel, snel, snel, snel. Er waren ook enkele ligbaden, en het was een gunst als je mocht baden. Dit was dus voor de lievelingetjes van de non of opvoedsters.
Die laatsten zouden het nu niet zo gemakkelijk hebben als toen met ons. Wij zeiden ja en amen op vrijwel alles wat men ons gebood te doen. Hun nukken hadden een weerslag op onze dag.
Kwam bij dat het in de meeste gevallen stagiaires waren die goede punten moesten halen, dus van af en toe een kleine afwijking op de regels was geen sprake. Ook zagen ze nooit wat door de vingers, zij waren soms nog strenger dan de nonnen.

Om 20h. moesten we gaan slapen. De slaapzaal was onderverdeeld in houten chambrettes van twee op twee meter. Ze stonden in rijen van vier, veertig in totaal. Boven ons hoofd waren de chambrettes afgedekt met tralies of kippengaas. Er was een deur met een piepklein venstertje van gewapend glas en eveneens tralies ervoor. Enkel langs de buitenkant kon dit venstertje open of dicht worden gemaakt. Tussen twee rijen in stonden de lavabo's waar we 's avonds met een teil water mochten nemen om ons wassen in onze cel. Om negen uur 's avonds gingen de lichten uit en kwam de non onze deur op slot doen. Wanneer daar brand was uitgebroken Hadden we als ratten in de val gezeten. 
'S morgens om zes uur werden we gewekt door een ouderwetse schoolbel en mochten we ons wassen aan de lavabo's. We moesten ons wel wassen onder ons nachtkleed, een stukje naakt was strikt verboden.

Voor en na schooltijd (de klassen waren op het verdiep zelf) moesten we werken. 's morgens moesten we aardappelen schillen, de slaapzaal en recreatiezaal schoonmaken, of verstelwerk doen. Sommigen "mochten" in de keuken gaan helpen, sommigen mochten in de was-kelder helpen. (Beide waren gelegen in de catacomben van het klooster.)  Dat was een gunst en een begeerde job omdat er minder streng toezicht werd gehouden.

's Avonds moesten we de refter, de ziekenboeg, de isoleercellen, de toiletruimte en de gang schoonmaken.
Elke dag moesten we ook werken voor een fabriek. Dat ging van chocolaatjes inpakken tot kartonnen taartdozen vouwen voor bakkerijen. J(e ziet die gevouwen dozen bij de bakker als je taart op taartjes gaat kopen.)
Er was echter een uitweg voor al die klussen, want diegene die 's morgens naar de vroegmis gingen, die moesten niet helpen. Enfin, toch niet elke dag, want natuurlijk waren de nonnen niet achterlijk. Jullie mogen eens drie keer raden waar ik vaak te vinden was? Juist! Kon ik lekker verder soezen. Ik kende de mis in het latijn gans van buiten na een wijl.

Er waren heel veel regels. Grote en kleine, harde en minder harde.
Elk van die regels had zijn bijbehorende straf wanneer je ze overtrad.
We waren geen totaal individu meer, we waren één geheel.
Ik voelde mij er doodongelukkig, en ik niet alleen.
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
24-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SINT MARGARETHA VAN CORTONA (2)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

St.Margaretha van Cortona werd in de volksmond "Cartouche" genoemd, naar Louis Dominique Cartouche (1693-1721) Hij was een bende leider van meer dan tweehonderd rovers en moordenaars. (
En ons noemde men "De bende van Cartouche" naar de titel van het boek dat men later over hem schreef. Het waren geen fraaie benamingen.
En dan te bedenken dat de meeste geplaatste meisjes allemaal sores kenden of hadden gekend door een slechte thuis.
Er zaten meisjes die te maken hadden gehad met de losse pollen of de snelle rits van hun stiefvader of vriend van hun moeder. Er zaten meisjes die uit wanhoop zichzelf wat hadden willen aandoen omdat één of beide ouders liever dronken dan werkten. En er zaten meisjes, zoals ik, die geen ouders hadden, of waarvan de ouders niet konden of wilden voor hen zorgen.
Natuurlijk zaten er ook meisjes die thuis waren gaan lopen omdat ze niet met hun vriendje mochten omgaan van ma of pa.
En er zaten spijbelaars waarmee de de ouders zich geen raad wisten. Ook meisjes die aan de drugs waren geweest zaten er.
Het kwam er in feite op neer dat we een kleurrijk allegaartje waren.
Maar allen moesten we leven naar het strenge regime dat in het internaat werd toegepast.
En die was niet van de poes.

Het internaat telde drie verdiepen en op het eerste verdiep logeerden de meisjes voor wie hun ouders betaalden. Die afdeling noemde men "Home Sint Anna" zoals ik al in vorig logje schreef. Het waren die meisjes die Bojako al eens zag lopen op straat.

De anderen kwamen nooit buiten de poort. Tenzij ze op weekend mochten, hetgeen om de zes weken toegelaten was na een opsluiting van drie maanden, of diegenen die buiten het internaat gingen werken.

Het tweede verdiep was voor de al iets oudere meisjes en met zwaardere delicten op hun conto. Dieven of moordenaars waren het evenwel niet! Het waren meestal meisjes die weken of maanden op straat hadden gezworven. Sommigen hadden samengehokt met één of meerdere personen, sommige hadden drugs genomen en waren opgepakt in een kraakpand.

En dan had je het derde verdiep, daar zaten de jongere meisjes van veertien tot achttien jaar.
(In die tijd was men pas meerderjarig op ons eenentwintigste, en de jeugdrechter kon beslissen om je zolang binnen te houden, hetgeen ook vrij vaak gebeurde.
Op die derde verdieping kwam ik terecht.

De procedure voor alle nieuwkomers was dat je drie dagen in een cel in volledige afzondering werd gezet.
Je mocht pas bij de andere meisjes als je bij de psychiater was geweest en een gynaecologisch onderzoek had ondergaan.
Ik zat er dus vijf dagen in die cel vermits ik op een zaterdag was aangekomen, en er pas op maandag kon begonnen worden met mijn observatie. Pech dus!
Elk uur van de dag kroop vooruit. Temeer daar ik van die procedure niet op de hoogte was en dus niet wist of ik er ooit nog zou uitkomen.
Naar buiten kijken ging niet want het piepkleine raampje met tralies zat zowat tegen het plafond. Stoel en tafel zaten verankerd, en een bed stond er niet, enkel een matras tegen de grond.
Ik zag enkel de non die mij driemaal daags eten bracht. Maar die zei nooit één woord. Zij bezag je trouwens ook niet, haar ogen keken steeds aan je voorbij of naar de grond.
In plaats van een normaal bestek kregen ik enkel een houten lepel, kwestie van dat ik mijn polsen niet zou oversnijden met een metalen of plastiek bestek. Mijn warme maaltijd was steeds fijn geprakt, vlees aardappelen en groenten door mekaar.
Terwijl ik at bleef de non steeds met haar rug naar mij voor de open celdeur staan.
Vaak heb ik haar in gedachten vermoord. En elk uur dacht ik ook aan zelfmoord. Maar ik vermoed dat de nonnen dit wisten en daarom hun voorzorgen namen.
Het wassen gebeurde met lauw water in een grootmoeders teil. Ook daar bleef de non op staan kijken.
Zelfs mijn emmer mocht ik niet zelf uitdragen. Deze klus werd geklaard door een meisje dat gestraft was voor haar ongehoorzaamheid.
De vernedering was compleet!

Op donderdag mocht ik dan eindelijk naar de psychiater.
Het was een stokoude man. Zo een man waar de jeugd sowieso al een afkeer van heeft.
Een vette speknek, varkensogen, en een blik om van te gruwelen.
Ik kreeg tekeningen te zien, en ik moest zeggen wat ik daar in zag. Ik zag een vlinder in het eerste, twee negers in het tweede, en bij de derde zei ik dat ik het al een even lelijke vlek vond als de twee vorigen..
Hij stak zijn kaartjes woedend weg, en zei dat ik mocht gaan omdat ik weigerde om mee te werken.
Goed gezien van die vent! Onderzoek afgelopen!
De volgende dag naar een sociaal assistente. Vragen beantwoorden over de toestand bij mijn pleegouders. Niet hoe het mij daar was vergaan, maar hengelen naar hun financiële toestand.
De derde dag moest ik naar de dokter.
Volgens mij was hij een tweelingbroer van de psychiater, want hij zag er al net zo vettig uit, alleen droeg hij een brilletje op z'n neus.
Ik moest mij volledig uitkleden en in het midden van de kamer gaan staan. De dokter leunde met zijn rug tegen zijn bureau met zijn armen over mekaar.
En, zei hij "vertel me eens hoeveel keer jij seksuele betrekkingen hebt gehad? Nu was ik nog maagd op mijn vijftiende, maar toen ik dat zei lachte hij dit weg. "Dat zeggen ze allemaal" zei hij en knipoogde naar de non die hem assisteerde bij het onderzoek.
Leg je maar op de tafel" zei hij, en wees naar iets dat wij vrouwen nog vaak in ons leven zouden beklimmen.
Het was echter niet de luxe uitvoering van nu, het was een witte metalen tafel. Niks lederen bekleding, niks papier. De tafel werd door de non na elke "patient" met een sopje schoongemaakt.
Eerst met zijn hand naar binnen tot aan zijn elleboog meende ik. En toen nam hij een marteltuig en prikte er mee in mijn baarmoeder om vocht af te nemen. Ik heb twee dagen pijnlijk moeten plassen.
"Je bent inderdaad nog maagd" kreeg ik te horen, maar het bloed op de tafel bewees dat dit verleden tijd was.
Dat onderzoek was ook een vaste procedure. Want telkens je op weekend was geweest moest je het ondergaan.
Meisjes die gevreeën hadden kregen dan steevast twee rode pilletjes te slikken waarna ze, ook steevast, vijf dagen later ongesteld werden..

Maar na dit vernederend avontuur mocht ik mijn eigen kleren aandoen en mocht ik bij de andere meisjes op het verdiep.
We waren ongeveer met twintig.
Het reglement zou mij later op de dag worden uitgelegd, maar ik zat er niet mee.
Ik was al lang blij dat ik niet terug naar de cel hoefde.
Dat was hun tactiek! Ze maakten je blij met een dooie mus en je was er hen nog dankbaar voor ook.
Omdat je wist dat het erger kon!

©huismusje




Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SINT MARGARETHA VAN CORTONA (1)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De sociale assistente en ik gingen niet door de grote poort aan de voorkant naar binnen, maar via een deur in de zijstraat. 
Nadat zij aan de bel had getrokken, het was zo'n ouderwetse trekbel, kwam een non opendoen.
Dat trok me al niet erg aan want ik moest niet veel hebben van nonnen sinds ik snit en naad had gevolgd in een katholieke school. Daar had ik reeds ondervonden dat katholieken er niet voor terug deinzen om je te vernederen. En dat de naastenliefde die ze zo graag en vaak predikten niet was bedoeld voor de arme.
We staken een mooi geplaveid plein over met in het midden een mooi rozenperk. Gingen weer door een deur die uitkwam op een lange gang.
Wat bij mij al wat lichte paniek veroorzaakte was dat de non telkens met een enorme bos sleutels elke deur weer achter ons op slot draaide.
Ik mocht plaats nemen op een houten bank.
Diegenen die al eens een klooster hebben bezocht als toerist, zullen zich het interieur wel een beetje voor de geest kunnen halen.
Hoge ramen met glas in lood tekeningen.... meters hoge heiligenbeelden in grote nissen... etc.
Maar ik heb geen zin om het interieur te bespreken van de inkom. Want hoe rijkelijk het ook oogde voor de bezoeker, onze verblijven waren heel wat minder fraai.

Daar het weekend was nam Mere superieure de honneurs waar. (De eigenlijke directrice van het internaat was iemand die aangesteld was door de staat en was in het weekend vrij).
Ik heb meer dan een uur op die bank gezeten en probeerde een voorstelling te maken van wat mij hier te wachten stond.
Maar ik had me nooit kunnen inbeelden van wat er werkelijk ging komen.

De s.a. kreeg ik niet meer te zien. De non met de enorme sleutelbos verdween achter weer een andere deur.
Ik heb ze nooit geteld die deuren die op die lange gang uitkwamen, maar het waren er veel!.
Die gang kreeg je ook enkel en alleen te zien als nieuwkomer of bij het voorgoed verlaten van het internaat.

Mere superieure liet mij weten wat men vanaf nu van mij verwachtte.
Zo zou ik op het derde verdiep worden gelogeerd. Op de beneden verdieping was het home Sint Anna, maar ook dat was weer voor meisjes met betalende ouders en daar kwam ik dus niet voor in aanmerking.
Maar voor ik naar het verdiep mocht moest ik eerst met weer een andere non naar de douches.
Ik moest mij uitkleden en wassen terwijl de non toekeek. Zij kwam ook mijn haren inspecteren op luizen.
Ik voelde mij ongelooflijk gegeneerd en vernederd.
En toen kwam het ergste! Iets waar ik op dit moment niet dieper op in ga.
Ik moest een lange witte japon met blauwe strepen aantrekken over mijn naakte lichaam. De non nam mijn kleren, mijn schoenen mocht ik aandoen.
We gingen met de lift naar boven. Die lift werd ook steeds met een sleutel op slot gedaan.
Bovengekomen hoorde ik meisjes praten en borden rammelen.
Op dat moment voelde ik dat ik honger had
Maar we gingen niet richting meisjes en eten, we gingen door een deur met tralies. Daarachter zaten drie ijzeren deuren, met een klein getralied raampje dat langs de buitenkant werd afgesloten.
In de cel, want dat was het, lag enkel een matras op de grond, een piepklein tafeltje dat in de muur was verankerd met dikke ijzeren beugels en een dito stoel. Een grote witte emmer met deksel maakte het geheel af.

Omdat ik de neiging had, of misschien wel aanstalten maakte, om te vluchten, kreeg ik een stevige duw in mijn rug van de non en struikelde de cel in. De non zei me koudweg dat ik drie dagen in afzondering moest blijven. Dan zou ik worden onderzocht door een dokter en pas daarna zou ik naar mijn afdeling mogen. Dat was zo voor elke nieuwe loge, zei ze, en deed de ijzeren deur achter mij dicht.

Ik gilde in paniek dat dit een vergissing was! Dat ik naar school mocht gaan. Wat ik verder nog allemaal heb uitgeschreeuwd in mijn wanhoop, weet ik niet meer. Ik kreeg als antwoord dat zeker naar school zou moeten. Dat ik geen andere keuze zou hebben.
En weet je wat je nog gaat leren, zei de non, dat je niets, maar dan ook niets te willen hebt hier!
Anders is de volgende stap de jeugdgevangenis in Brugge.
En de cel ging dicht!

©huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
10-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET SPROOKJE IS UIT.
Klik op de afbeelding om de link te volgen


Ik keek uit naar de dag dat ik weer naar school toe mocht. Ondertussen ging ik elke dag naar de boekbinderij.
Lange tijd hoorde ik niets maar dat maakte mij niet ongerust over.
Eerder was ik van mening dat het een goed teken was. Tenslotte liep het naar de kerstvakantie toe en meende ik te moeten wachten tot na de kerstvakantie.

Om de veertien dagen kregen we 's vrijdags ons loon.
Wanneer we een gegronde reden hadden konden we in de loop van die week geld aanvragen om een aankoop te doen.
Dat werd dan in beraad gehouden, want indien we ondertussen iets uithaalden dat niet volgens de regels van het home was, werd het ons geweigerd uiteraard.
Ik had gevraagd of ik een nieuw paar winter laarzen mocht kopen Ik moest dus wachten tot vrijdag voor het antwoord.
Maar ik was er nogal gerust in dat ik het zou krijgen, want meisjes die niets van thuis kregen mochten vlugger wat kopen dan de anderen.
Dus die vrijdagavond ging ik blij gezind naar het home in het vooruitzicht op een dagje heerlijk shoppen de dag nadien

Na het avondeten ging ik dus naar het kantoor van juffrouw B. om te horen of ik de toelating had.
Tot mijn verwondering kreeg ik te horen dat ik mijn koffers moest pakken want dat ik niet in het home zou blijven.
Waar ik wel naartoe ging werd mij niet gezegd.
Wel kreeg ik nogmaals te horen dat wanneer ik naar school ging, dit niet kon vanuit het home.
Het home was enkel bedoeld om meisjes te herbergen die ofwel werkten voor hun onderhoud, ofwel onderhouden werden door hun ouders.

Later kwam ik te weten dat het mede daardoor was dat mijn pleegouders geen contact namen met mij tijdens mijn verblijf in het home. Zij waren bang dat men hen alsnog kon dwingen om voor mij te betalen.

Zaterdagmorgen stond ik met mijn koffers in de gang.
Ik zag meisjes op weekend vertrekken, anderen gingen winkelen.
Heel even dacht ik eraan dat ik nog geen nieuwe laarsjes had, maar dat zou wel komen in het volgende home.
Een beetje nerveus was ik wel, want ik hechte mij niet zo gauw aan een andere situatie, omgeving of mensen.
Het was dus bang afwachten.

De assistente van mijn voogd kwam mij oppikken.
Mijn koffers, nou ja, koffers kon je het niet noemen, het waren eerder XXXL handtassen, maar het was al een hele verbetering tegenover de plastiek tassen waar mijn pleegouders mijn beetje kleding had ingepropt. En ik had ondertussen ook al enkele kledingstukken meer dan toen.
Mijn tassen dus werden zwijgend op de achterbank  van haar auto gezet en ik mocht voorin plaatsnemen.
Op mijn vraag waar we naartoe gingen zei ze mij dat ik moest zwijgen onder het rijden.

We reden richting centrum. Maar op een bepaald moment was de omgeving mij totaal onbekend.
Iets later stopten voor een groot en somber gebouw.
Een lange donkere bakstenen muur met een grote bruine poort in het midden.
Het leek wel een gebouw uit de middeleeuwen.
We reden een zijstraat in en ook daar weer die donkere muur.
Wat mij meteen opviel was de prikkeldraad bovenop de muur en de scherpe glazen pieken die als haaientanden uit de muur leken te groeien.
Ik zag hoge ramen met dikke zwarte tralies ervoor.

Ik had meisjes over dit gebouw horen praten in het home.
Meisjes die er vandaan kwamen en de gruwelijkste verhalen vertelden.
Verhalen over de manier waarop je werd behandeld. Verhalen over de onmenselijk strenge reglementen.
Over cellen en eenzame opsluiting, over macht geile nonnen.
En plots wist ik waar ik was!
Ik was in Sint Margharetha van Cortona.

©huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
08-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TERUG NAAR AF!
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik was nu zo'n zes maanden in het home.
Het werk in de boekbinderij was leuk en mijn collega's waren fijne mensen.
Nooit heb ik ook maar iemand een rotte opmerking horen maken over ons.
In het home zelf begon ik mij goed thuis te voelen. Op die korte tijd was ik al een heel pak socialer geworden. Het praten, met en over, ging me al een pak beter af.
De reden was dat ik merkte dat ik niet alleen stond met mijn ellende. Dat er nog andere meisjes waren die ook een slechte thuis hadden.

Met de opvoedsters ging het nog wat stroef en was ik  terug houdend. Ik vertrouwde ze nog steeds niet helemaal.
Op weekend ging ik nooit. Maar door de uitstapjes die we maakten begon ook dat gemis te minderen.
Tot ik op een vrijdagavond van het werk kwam en bij de directrice werd geroepen.

Zij liet mij een brief van mijn toeziende voogd lezen.
Hij was van oordeel dat ik toch terug naar school moest.
In eerste instantie was ik blij om zulks te lezen, want naar school gaan en leren was nog altijd iets dat ik graag wou doen.
Juffrouw B. liet mij weten dat er op maandagmorgen een sociaal assistente zou komen en dus niet naar het werk moest.

Mijn gevoel bij dit alles was een beetje dubbel.
Langs de éne kant voelde ik mij een beetje euforisch omdat ik weer naar school mocht gaan. Langs de andere kant zou ik mijn werk en werk makkers missen.
Ik hield niet zo van verandering. Dan voelde ik mij steeds voor lange tijd heel onzeker en verloren. Iets dat ik nu op latere leeftijd nog steeds zo ervaar.

Maar zoals steeds sloeg ik aan het fantaseren.
Ik zag mij al lopen met een splinternieuwe boekentas en dito schoolgerief.
Natuurlijk had ik lieve leerkrachten die mij ook graag hadden!
En de leerlingen zouden binnen de kortste keren allemaal mijn vriendinnen worden.
Tenslotte had ik doordat ik werkte wat nieuwe kleren mogen kopen en mede door de goede smaak van de jonge opvoedsters waren ze nog bij de tijd ook.
Dus zou ik alvast geen buitenbeentje meer zijn wat dat betreft.
Terwijl de andere werkten zou ik vakantie hebben en dan zou ik met een boek in de hand wat privacy kunnen opzoeken.
Ja, ik was al een heel eind weg in mijn fantasie.

Wie dat allemaal ging betalen, daar stond ik natuurlijk niet bij stil.

Op maandagmorgen brak dan het uur van de waarheid aan!
Zij kwamen met z'n tweeën.
De rechterhand van mijn voogd en naar ik vermoed, haar hulpje.
Mede door de aanwezigheid en de zachte aandrang van juf B. probeerde ik zo goed en zo kwaad mogelijk uit te leggen wat ik graag zou worden later.
Ik wou later een kantoorbaan, secretaresse of zo, liet ik weten.
Maar werken met verlaten of verwaarloosde kinderen leek me ondertussen ook wel wat. Hulp kunnen bieden waar nodig. En vooral het juist inschatten van de situatie.
Een schamper lachje was mijn antwoord.

Keer op keer vroeg ze mij of ik het wel zeker wist dat ik weer naar school wou? Haar vragen werden steeds indringender geformuleerd.
Ik begon het daardoor wat benauwd te krijgen. Waarom klinken haar vragen als een waarschuwing, vroeg ik mij af? Net alsof ik zou worden gestraft.
Maar ik luisterde niet naar mijn gevoel.
Ze zuchtte en stond op. Knikte met haar hoofd naar het hulpje (dat mij zat aan te staren als was ik een rariteit)dat het tijd was om op te stappen en stak het dossier weg.
Goed, zei ze, dat zullen we dan zien te regelen voor je, en ik mocht gaan.

Terug bij de meisjes kreeg ik natuurlijk honderden vragen over mij heen.
Ik antwoordde ze één voor één met groot enthousiasme.
En toch was er in mijn achterhoofd iets dat me zei.......maar wat?
Was het mijn wantrouwen of was het mijn ongeloof in geluk?
Was ik in de loop der jaren te pessimistisch geworden, een zwartkijker, een doemdenker?
Ik zette het nare gevoel van mij af en genoot van de aandacht van de meisjes.
Had ik maar geluisterd naar mijn gevoel.

©huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
04-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEJA VU
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Op een maandag morgen begon ik dus vol goede moed en hoopvol te werken op de confiserie  schuin tegenover het home.
Het was wederom een klein familie bedrijfje met drie werknemers de baas en de bazin.
De baas was een kleine dikkerd met slechts één arm en één been.
Zijn vrouw was een kleine bange muis. Zij hadden vier kinderen onder de tien jaar..
Hij was een echte tiran. Zowel voor zijn personeel als voor vrouw en kinderen.
Zijn arm en zijn been was hij kwijtgeraakt door een flink pak volt door zijn lijf te krijgen bij het hangen van een luchter tijdens een verhuis.
Zijn vrouw kon nog net de stroom afzetten. Meer dood dan levend brachten ze hem naar het ziekenhuis.
Maar onkruid vergaat niet en hij was daar het levende bewijs van.

Omdat hij maar een halve vent was, moest er steeds iemand mee om te gaan leveren want zware of grote dozen dragen kon hij natuurlijk niet.
Omdat ik de jongste was mocht ik mee gaan leveren.
Ik was dolblij!
Ten eerste had ik nog bijna nooit in een auto gezeten en ten tweede was ik liever onderweg dan in een verhitte kelder amandelen te staan pellen. Hetgeen de minst leuke taak was en daarom natuurlijk ook werd toebedeeld aan de laatst bijgekomen.
Dus voor mij een welkome afwisseling.

Soms reden we gewoon de stad in. Maar zij hadden ook klanten in Wallonië.
Wanneer we voor een ganse dag weg waren gingen we op zijn kosten wat eten in een wegrestaurant of cafetaria.
Praten tegen mij deed hij weinig, maar dat gaf niet want ik had veel te veel om te bekijken.
Zo nu en dan vroeg hij iets over mijn leven, maar ik omzeilde steeds die vragen met een nietszeggend antwoord.
 Of hij vroeg hij mij iets over het leven in het home, maar ook daarover hield ik mijn antwoorden karig.

Op een gegeven ogenblik waren we weer ver van huis.
Het was mooi zomerweer en hij stelde voor om koffiekoeken te kopen en die ergens buiten te gaan opeten.
Het was voor mij allemaal goed.
Hij reed een bosweg in en ergens op een open plek stopten we.
We bleven in de auto zitten met de deuren open.
Toen we gegeten hadden stelde hij voor om nog wat te wandelen.
Ik had geen flauw vermoeden van wat mij stond te gebeuren.

Hij vroeg mij of ik niet graag wat geld voor mezelf zou hebben?
Ik dacht dat hij bedoelde dat hij mijn overuren in het zwart ging uitbetalen. Ik wist dat hij dit deed bij de andere meisjes. En dus zei ik  natuurlijk ja.
Mijn bevestigend antwoord zette hem meteen aan tot daden die ik niet had voorzien, noch zien aankomen.
In details ga ik niet treden, maar het kwam erop neer dat door mijn "ja" hij het idee had dat ik hem zeer genegen ging zijn.
Toen dat niet zo bleek te zijn werd hij heel vals.
Hij zou mij achterlaten daar in dat bos en vertellen in het home dat ik was weggelopen. Ik zou beter maar eens goed nadenken. Ondertussen bleef hij moeite doen om mij te overmeesteren, en geloof me, voor een halve vent had hij enorm veel kracht.

Uiteindelijk was ik zo radeloos dat ik het op een lopen zette.
Ik riep hem nog toe dat ik bij de eerste beste telefooncel de politie zou bellen, hetgeen natuurlijk pure bluf was van mij.
Ik vertrouwde immers geen politie.
Ik liep de weg terug af die we gekomen waren, wetende dat aan de rand van het bos een drukke verkeersweg liep.
Hij haalde mij even later in met zijn auto en gebood mij om in te stappen. Zei sorry, had mij verkeerd begrepen verklaarde hij. Het zou niet weer gebeuren.

Hij vertelde mij gauw nog even dat één van zijn  meisjes dat ook met hem deed en dat hij haar daar dik voor betaalde. Maar dat meisje was een vrouw van midden twintig. Geen vijftien, zoals ik.
Ik stapte in want wist anders niet hoe ik thuis moest  komen. Ik wist niet eens waar we waren!  Maar ik was vooral bang dat hij anders zijn bedreiging zou uitvoeren en gaan vertellen dat ik was weggelopen. Ik wist ondertussen al verdomd goed dat men hem eerder zou geloven dan mij.

Dit alles gebeurde op een woensdag, en op vrijdag kreeg ik mijn ontslag.
Ik had in het home tegen niemand iets gezegd van het voorval. Dat zwijgen als vermoord beter is dan praten had ik ook al jong geleerd.

Toen Juffrouw Beatrix, zo noemde de directrice, van mijn ontslag hoorde riep ze mij bij zich.
Of ze een vermoeden had weet ik niet, maar ze vroeg mij herhaaldelijk of er wat gebeurd was. Maar ik bleef zwijgen.
Juffrouw B. vond het niet zo best dat ik ontslagen was, het zou in mijn nadeel werken bij mijn voogd, zei ze. Maar ik vond nog diezelfde week ander werk,
ditmaal in een boekbinderij.
Er werkten nog meisjes uit het home, dus 's morgens gingen we met z'n allen samen naar het werk. Het werk zelf was leuk en de sfeer was heel aangenaam.
Ik was er graag. En men  had mij graag.
Maar dit was niet het mooie einde van een sprookje!


PS: Jaren later wandelde ik met dochterlief in haar kinderwagen toen plots en auto naast mij stopte. Ik dacht dat de man de weg wou vragen en stapte naar hem toe.
Het was de baas van het marsepein fabriek. Hij vroeg of ik ondertussen veranderd was van gedacht en nu misschien  wat extra geld kon gebruiken.
Ik ben zwijgend voortgestapt en liet de smeerlap voor wat hij was.
©huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
02-11-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET HOME (3)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Er roerde wat in het home wat mij betreft.
De opvoedsters probeerden mij aan de praat te krijgen over mijn leven bij mijn pleegouders.
Mijn medebewoners echter hadden mij gewaarschuwd dat wanneer je veel negatiefs vertelde over je "thuis" men je zeker niet op weekend zou laten gaan.
Van dat op weekend gaan zou bij mij toch geen sprake zijn maar desalniettemin loste ik geen woord.
Ik besefte maar al te goed dat het hen niet te doen was uit oprechte interesse in mij.
Het was hen enkel te doen om een juist profiel van mij te kunnen opmaken.

Buiten één opvoedster die bijna de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had, waren de anderen vrij jong. Twee van hen waren zelfs stagiairs.
Iets in mij verzette zich om hen ten koste van mijn ellende goede punten te laten behalen.
Uiteindelijk werden dan maar de grote kanonnen ingezet en moest ik tweemaal per week bij de directrice op kantoor komen.
Nu had zij de "moederlijke aanpak" goed onder de knie en na een beetje peuteren vertelde ik het een en ander.
Maar wat ik vreemd vond was dat ze mij op een keer  vroeg naar de financiële situatie van mijn pleegouders.

Nu was mij door pleeg-ma altijd opgedragen om te zwijgen over het bijbaantje van pleeg-pa.
Uit wraak en boosheid legde ik haarfijn uit hoe en waar hij werkte.
Ook werd er steeds gevraagd naar mijn moeder.
Net als bij een verhoor werd die vraag steeds als bij verrassing gesteld.
Nu, daar hoefde ik ook niet om te liegen, ik had haar nog nooit gezien of gehoord.
Maar ik vertelde haar niet wat mijn pleegmoeder mij allemaal naar mijn hoofd slingerde over haar.
Want ik meende dat men mij naar haar toe wilde sturen.

Dat was wishful thinking natuurlijk.
In gedachten zag ik hoe mijn jonge knappe moeder mij zou komen ophalen en mij zou meenemen om bij haar te gaan wonen.
Natuurlijk zou zij prachtig wonen, en ging ik daar een heerlijk leiden en leefde ik nog lang en gelukkig.

In de plaats daarvan liet de directrice mij onomwonden weten dat ik niet in het home zou kunnen blijven.
Er moest betaald worden voor mijn verblijf daar.
Bij de anderen werd dat gedaan door de ouders, goedschiks of kwaadschiks, al dan niet opgelegd door de wet.
Maar ik had geen ouders.
Mijn pleegouders hadden geen rechten, maar ook geen plichten tegenover mij.
Mijn droom moeder was niet te vinden of was niet in staat om te betalen voor mij. Dat werd mij klaar en duidelijk medegedeeld.
Eens temeer stond ik met mijn rug tegen de muur.
Net toen ik mij een beetje begon te integreren, kreeg ik dat nieuws te verwerken.

De directrice zei me dat er toch een klein lichtpuntje was.
Mijn toeziende voogd was van mening dat ik terug naar school toe moest. En dat kon niet vanuit het home als niemand ervoor betaalde. Omdat het gedeeltelijk een privé instelling was, of zoiets. Maar wanneer ik die man in een brief zou laten weten dat ik liever ging werken, dan kon ik misschien toch blijven. Want dan kon ik mezelf bedruipen.
Ondertussen had men alvast werk gezocht en gevonden.
Ik twijfelde niet lang. Had tenslotte ook niet veel keuze. Ik schreef de brief.
De week daarop reds begon te werken op een marsepein fabriekje.
Het was gelegen in dezelfde straat als het home.

En weer begon ik de toekomst vol goede moed in te zien.
Nu zou ik eindelijk zakgeld krijgen. En ik zou in het weekend al eens mee op groep uitstap mogen.
Uit verhalen van hen die dit al hadden mogen doen kon ik opmaken dat die uitstappen altijd heel leuk waren.

En dus werkte ik ijverig op dat fabriekje. Ik probeerde te vergeten welke hekel ik had aan fabriekswerk. Ik volgde stipt de regels van het home en zorgde ervoor dat men mij geen enkele opmerking of verwijt kon maken.

Maar hoe hard ik ook mijn best deed. En hoe klein de dromen ook waren die ik probeerde waar te maken, het wou maar niet lukken.

©huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
30-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET HOME (2)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Reeds een maand verbleef ik het home. Ondertussen had de directrice mij de brief gegeven die mijn pleegmoeder had geschreven in de eerste week. Zij had maar een klein gedeelde voorgelezen toen in haar kantoor. Misschien vond zij dat raadzamer om mij niet overstuur te maken. Ze kon natuurlijk niet weten dat al wat in die brief stond geschreven voor mij al jaren dagelijkse kost was.
Ik kon lezen mijn pleegmoeder mij liet weten dat mijn plaatsing uit hun huis mijn verdiend loon was. Dat ik het enkel aan mezelf te danken had dat het zo was mis gelopen tussen ons.
Dat ik het niet waard was om zulke brave mensen als zijzelf.........en zo wat van dat gebral.
In eerste instantie wilde ik een brief terugschrijven, maar ik mocht niet van de directrice.
Achteraf bekeken was dat misschien maar goed zo, want zelfs via een brief bleef pleeg-ma mij pijn doen
Ik was kwaad om haar oneerlijkheid en schijnveiligheid.
Jaren later besefte ik pas dat die bewuste brief een goed doordachte strategie was geweest van mijn pleegmoeder. "Pa" heeft van die brief nooit wat af geweten.
Pleeg-ma wist dat alle brieven die toekwamen in het home werden opengemaakt en gelezen voor wij ze te zien kregen.
En op die manier kon ze mijn geloofwaardigheid ondermijnen nog voor ik ze geuit had.

Zij kon natuurlijk niet weten dat ze van mijn kant niets te vrezen had. Dat ik mijn lippen stijf op elkaar hield.
omdat ik reeds vele malen ondervonden had dat er niemand om maalde hoe de vork werkelijk in de steel zat.

Omdat ik zo naar wat privacy verlangde, sloop ik 's nachts uit mijn houten kamertje.
De opvoedster sliep weliswaar op ons verdiep, maar wel in haar eigen kamer.
De marmeren trap ongehoord afdalen was geen probleem, maar de overloop ernaar toe was een ander paar mouwen, want dat was een vloer van parket.
Zo van die echte oude parket die bij elke stap kraakt, maar het lukte mij toch vrij vaak om beneden te komen zonder te worden gesnapt.
Mijn doel was de keldertrap.
Daar ging ik gewoon wat zitten niksen. Slapen kon ik nog steeds niet.
Soms nam ik een boek mee en soms had ik schrijfgerei bij me.

Tot mijn verwondering was ik lang niet de enige die op dat idee kwam.
Zo kwam het dat we dikwijls met meer dan vijf bij mekaar zaten op die ijskoude keldertrap. In dunne nachtkleding en op onze blote voeten met enkel het licht van de nood lampen.

Beetje bij beetje begon ik mijn draai te vinden.
Want hoe meer ik mij afzijdig hield hoe meer men mijn gezelschap opzocht.
Men begon spontaan zijn eigen verhaal te vertellen en ik luisterde gewillig.
Op die manier leerde ik dat ik niet alleen was die een slechte thuis had.
Dat noch mijn biologische moeder, noch mijn pleegouders de enige waren die kinderen mishandelden, verwaarloosden of in de steek lieten.
Stuk voor stuk had elkeen zijn eigen redenen om zo te handelen met hun kinderen. En wij waren zonder uitzondering daarvan de dupe.
Wij werden opgesloten, gestraft. En hun leven ging rustig verder zijn gangetje.

Tegen de opvoedsters of tegen de directrice vertelde ik niets, maar stilaan ontdooide ik wel tegenover mijn huisgenoten.
Zij wisten tenminste wat verdriet was! Zij twijfelden niet aan de echtheid van mijn woorden. Zij wisten dat het waarheid was, want zij waren ook daar geweest op één of andere manier.
Nog steeds met de nodige terughoudendheid, maar toch al wat opener en bereidwilliger, liet ik ook met mondjesmaat wat vriendschap toe.
Men leerde mij roken, men leerde me mij goed te voelen bij troost en men leerde mij wat knuffelen was.
(Dat laatste was niet steeds bedoeld als troost alleen, maar dat wist ik toen niet.)
Wij zaten allemaal in hetzelfde schuitje. Wij hadden zonder uitzondering weinig vertrouwen in volwassenen.
Wij hadden enkel elkaar. En we hadden elkaar nodig.
Stilaan verdween het meisje op de achtergrond en werd ik een jonge vrouw.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
26-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. HET HOME (1)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik beleefde de eerste dagen in “het home” als in een kwade droom!
De vele regeltjes drongen maar mondjesmaat tot mij door. Net zo met de gesprekken die men met mij hield.
Wat had het voor zin dat ik praatte over het leven bij mijn pleegouders? Men wist het allemaal zoveel beter.
Wat had ik aan woorden als: “Het komt allemaal wel in orde” en “Je hebt nog een gans leven voor je”?
Voor mijn part konden ze allemaal de boom in!

Ik sprak mijn gedachten echter nooit uit. Ik had voor mezelf uitgemaakt dat ik nooit nog mijn gevoelens zou tonen. En ik slaagde daar wonderwel in.
Ik kreeg dan ook meteen de bijnaam “Het standbeeld”
Maar liever dat dan mijn tranen te laten lopen in het bijzijn van wie dan ook.
Ik volgde de regeltjes zonder morren of discussie.
Slechts met twee had ik het moeilijk!

Zo mochten we overdag niet zonder begeleiding naar de slaapzaal.
Wanneer we iets nodig hadden moesten we steeds aan een opvoedster vragen om met ons mee te gaan.
Dit was natuurlijk om diefstal tegen te gaan, want de ene had al meer dan de andere.
Ik heb haren in het rond zien vliegen en bloed zien vloeien omdat het ene meisje beweerde dat de andere een paar panty's had gejat van haar.
Tja, die waren niet goedkoop en we moesten ze zelf  van ons zakgeld kopen.

Dat zakgeld bedroeg -30BF.per week en dat kreeg je pas als men je eerste loon had ontvangen. Van dat zakgeld moest je zowel je sigaretten kopen als je snoepgoed.
Je werd ook verplicht om je aankopen in het home zelf te doen.
Het winkeltje was twee huizen verder gelegen in het tweede pand.
Had je geen werk, had je ook geen zakgeld. Dus daarom werd er regelmatig gestolen.
Ik kon die slaapkamer regel dus wel begrijpen, maar de manier hoe die regel werd toegepast door de opvoedsters was gewoon machtsmisbruik. Want de ene keer mocht het, de andere keer niet. En een verklaring kreeg je niet.

Wanneer je bijvoorbeeld schrijfpapier wou halen op je kamer moest je met sterke argumenten afkomen, wou je de toelating krijgen. Bij alles moest je steeds weer een uitleg geven waarom,
en dan nog kreeg je niet altijd de toelating.
Ook moest je soms een engelengeduld hebben, want de opvoedster ging alleen met je mee naar boven wanneer het haar uitkwam, en dat duurde soms wel uren.
Het was net of men je wou testen hoelang het zou duren voor opstandig zou worden. Dan volgde er natuurlijk straf!
In eerste instantie kreeg je een weigering. Dus als je wou schrijven of lezen en je papier of je boek lag boven, kon je het vergeten!
Vervolgens werd er een boete gegeven. Deze boete hield in dat er enige franken van je zakgeld afgingen, of dat men het helemaal afnam, al naargelang de overtreding.
Tenslotte nam men je je weekend af en dat was voor de meeste de ergste straf.
Voor mij maakte dat laatste niet uit want ik had niemand bij wie ik op weekend kon gaan.

Met een andere regel had ik het nog het moeilijkst!
Zo mocht je je niet afzonderen en moest je steeds in groep van minstens drie bij elkaar zitten, lopen of staan.
Het home had een redelijk grote tuin met mooie eikenbomen en ik wandelde daar graag.
Enkel in gezelschap van m ’n gedachten en gewoon tot rust komen in mezelf. Maar dat was dus verboden.
Je had op geen enkel moment wat privacy. En dat viel mij echt zwaar.

Diegene die niet uit werken gingen moesten het huis onderhouden. Dat was iets dat ik wel graag deed.
Poetsen, wassen, strijken, afwassen, koken of het ontbijt klaar zetten, ik deed het allemaal zonder tegenspraak.
Het gebeurde met een beurtrol. Elke week hing er een lijst uit met de taken die we op ons moesten nemen. Ook elke taak werd door minstens drie meisjes gedaan.

De eerste maand van mijn verblijf nam ik hun taak meestal over om toch maar bezig te kunnen zijn en niet te hoeven denken.
De smerigste karwei was eens per week alle maandverbanden verbranden in de tuin.
Het was vies en het stonk van jewelste, maar vooral kroop er veel tijd in.
Ook die taak nam ik graag op mij. Al was het maar om heel even alleen te kunnen zijn zijn!

Doordat van de ene op de andere dag mijn medicatie was weggevallen kon ik niet slapen. Dus ik was constant moe. Maar ik was binnenin ook erg onrustig, zo onrustig dat hyperventileerde.
Maar ik vertikte het om ook maar iets te vragen of iets te zeggen.
Ik leefde als een slaapwandelaar. Men kon me niets verwijten of ten laste leggen.
Zo kwam ik de eerste maand door in “het home”.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
24-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEPLAATST KIND.
Klik op de afbeelding om de link te volgen Vanaf nu stond ik geboekt als een "geplaatst kind". Maar ik stond niet onder toezicht van de jeugdrechter zoals de meeste geplaatste kinderen, zo bleek.
Mijn biologische moeder had de volle kinderrechten over mij. Maar omdat zij terecht was gekomen in een tehuis voor ongehuwde moeders, en ik niet erkend werd door mijn biologische vader, werd de Procureur Des Koning aangesteld als toeziende voogd. Omdat zij onvindbaar was nam die man de verantwoording tijdelijk over.
Op de rechtbank bleek men een dik dossier bleek  over te bezitten. Ik vraag mij nu nog steeds af wat daar allemaal in stond. Ik heb het nooit mogen inkijken.

De opvoedster van het home had mij gezegd dat in de loop van de week mijn kleding zouden gaan ophalen bij mijn pleegouders. Ik keek daar erg naar uit, niet voor de kleding want ik bezat weinig of niets en wat ik bezat was niet toonbaar en kon me enkel maar in verlegenheid brengen tegenover de andere meisjes in het home.
Maar ik keek uit naar het weerzien van mijn pleegouders. Zoals ik al schreef bleef ik van hen houden en tegen beter weten in wilde ik geloven dat zij ergens nog van mij hielden. Was het niet pleeg-ma, dan wel pleeg-pa.
Maar ik zou al gauw ontdekken dat ik beter kon stoppen met hopen en dromen.

Na het ontbijt werd ik bij de directrice geroepen.
Vlak naast de deur van haar kantoor stonden een drietal plastiek tassen.
Dat waren mijn kleren, zei ze mij.
Ik moet haar ofwel heel onnozel hebben staan aangapen, ofwel heel teleurgesteld, want ze streek medelijdend over mijn haren.

Je pleegvader heeft dit deze morgen gebracht, zei de directrice, er zit een brief bij die ik je zal voorlezen: Je pleegouders hopen dat je nu eindelijk gaat leren wat werken is... Tevens hopen zij dat je nu gaat beseffen dat je het al die tijd goed hebt gehad bij hen... maar niet apprecieerde wat ze allemaal voor je hebben gedaan...ze hopen dat het goed met je komt.
Dat was het!

De brief was niet ondertekend maar ik kon aan de hanepoten zien dat hij geschreven was door mijn pleegmoeder. Ik kon het steeds nog niet helemaal vatten, maar ik wist dat ik er vanaf nu helemaal alleen stond.
Het besef dat dit alles mij overkwam door het toedoen van mijn pleegouders was als een mokerslag
Nu deden zij wat ze mijn biologische moeder zo vaak en zo hatelijk hadden verweten. Ze lieten mij aan mijn lot over.
Bovendien maakten zij mijn schuldgevoel nog wat groter, maakten ze de wond nog wat dieper.
Met één klap was alles waarin ik geloofde, en dat was al heell weinig, weggeveegd.

Ik voelde mij als een getergde tijger in een kooi. Ik kon brullen wat ik wou, ik bleef gevangen. Overgeleverd aan.....ja, aan wie eigenlijk??
Er bleef mij maar één ding over en dat was roeien met de riemen die ik had.
Mij schikken naar alles en iedereen, en er het beste van maken.

En toen zei de directrice iets dat mij weer hoop gaf...dat mij weer liet dromen.
Ze liet me weten dat mijn toeziende voogd beslist had dat ik niet naar mijn pleegouders toe mocht gaan en zij niet naar mij mochten komen. Dat een totale breuk met mijn pleegouders nodig en in mijn voordeel zou zijn.

En in al mijn naïviteit werd ik boos op die vent. Ik kende hem totaal niet, had hem nooit gezien of gesproken, en hij mij niet. Wat wist hij nu van mij? Hoe kon hij nu weten wat voor mij het beste was? Ging hij me in huis nemen dan? Of ging hij me laten wegrotten, zoals hij al die jaren hiervoor had gedaan? Waar was hij al die tijd?

Het is maar best dat ik op al die vragen het antwoord nog niet kende op dat moment. Ik had hier waarschijnlijk niet meer gezeten.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
17-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DIKKE BOMENBREKEN OOK!
Klik op de afbeelding om de link te volgen Dikke bomen barsten ook. Ik was nog een jong twijgje, heel breekbaar en kwetsbaar.

Voor de tweede maal die dag zat ik in een politiewagen.
We reden langs herkenbare straten. Ik had dan ook jarenlang op m 'n ééntje door de stad gezworven.
Het leek wel of we op weg waren naar "huis".
Ik durfde geen vragen stellen uit angst dat men mij weer met een snauw het zwijgen zou opleggen. Al  waren deze politiemannen iets vriendelijker.

De auto met de man van de jeugdbrigade reed voor ons uit.
Ik ervaarde alles als in een roes.
We kwamen aan in Berchem in een prachtige en rustige straat met het ene statige herenhuis na het andere.
Bij een van die herenhuizen stopte de politiewagen.
De man van de jeugdbrigade kwam mij halen, de politiewagen reed door. Hij nam mij stevig bij de arm en belde aan.
Nog steeds kon en durfde ik niets zeggen of vragen.

Naast de hoge dubbele eiken deur hing een koperen plaat met daarop de toepasselijke naam"Wingerdbloei".
De gevel van het huis was dan ook begroeid met dat eeuwige groen.
Er werd opengedaan door één van de bewoonsters en we kwamen in een grote wit marmeren hal met een imposante wit marmeren trap.
Net naast de voordeur leidde enkele marmeren treden naar een lager gelegen kantoor. Iets verderop in de hal was weer een dubbele hoge eiken deur. Het geheel voelde koud en kil aan.
Het huis telde drie verdiepen een kelderverdiep en tuin. Het was een imposant huis.
In feite was een prachtig huis. Maar dat besefte ik pas jaren later. Nu was het enkel iets onbekend voor mij en het vergrootte mijn al niet zo minieme angst.

De man van de jeugdbrigade daalde de drie treden af, klopte kort op de deur van het kantoor en ging ging binnen. Hij sloot de deur achter hem en liet mij alleen achter in de hal. Ik stond te daveren op mijn benen en het leek alsof ik er elk moment zou doorzakken.
Na wat een eeuwigheid leek werd ik ook binnentreden in het heilige der heiligen. Het was het kantoor van de directrice.
De kamer was niet zo heel groot. Er stonden enkele antieke kasten en een antiek bureau. Allemaal volgestouwd met bergen papieren en dossiers.
De directrice zelf zou men kunnen beschrijven als een manwijf. Maar dat zou vreselijk afbreuk doen aan haar persoonlijkheid. Want zoals ik later zou ondervinden was zij best menselijk en zeer begaan met de noden van de aan haar toevertrouwde meisjes.
Zij was van Siciliaanse afkomst. en Zij was inderdaad een lesbienne, één van het mannelijke type, maar dat wist en herkende ik toen nog niet.
Zij was een ruwe bolster met een blanke pit.
Bij haar begroeting groeide mijn angst nog een beetje meer door haar zware bulderende stem.
Wat ze allemaal tegen mij zei weet ik niet meer. ik was te zeer onder de indruk van de afgelopen uren.

Uiteindelijk nam één van de opvoedsters mij mee naar boven en gaf mij uit een enorme linnenkast wat toilet gerief en beddengoed.
Voor het eerst kreeg ik een tandenborstel, een beker en tandpasta in mijn handen, want aan tandenpoetsen werd bij mijn pleegouders niet gedaan.
Ik kreeg ook twee dikke handdoeken, één badlaken, lekker geurende zeep, shampoo, kam en haarborstel. Alles spiksplinternieuw, buiten de handdoeken dan, maar zelfs die roken heerlijk. Ondanks mijn triestheid voelde ik mij met die spullen de koning te rijk.
Mijn kleding zou ik later op de week samen met de opvoedster aan ophalen bij mijn pleegouders
Ik dacht bij me zelve dat dit niet veel tijd in beslag zou nemen want ik bezat immers weinig of geen kleding.
Ze toonde mij de badkamer met ligbad waar we zo dikwijls als we nodig achten mochten baden, weliswaar na afspraak met de opvoedster.
Verder toonde ze mij mijn kamertje.
Het was een klein chambretje, met kast, bed en lavabo en dat enkel kon worden afgesloten met een wollen gordijn. Dat laatste vond ik niet zo denderend. Maar het was regel dat wanneer de gordijn dicht was die door niemand mocht geopend worden. En die regel werd door iedereen gerespecteerd, ook door de opvoedsters. Tenzij in noodgevallen natuurlijk.

Wij werden onderverdeeld in drie leeftijdscategorieën en ondergebracht in drie verschillende panden in dezelfde straat. Ik werd gehuisvest in de eerste omdat ik bij de jongste categorie hoorde.
De meisjes die al wat ouder waren kregen een eigen kamer in het tweede huis om vervolgens naar het derde huis te verhuizen waar er minder toezicht en dus meer vrijheid was.

De aanpassing in het home was een lange en moeizame weg. Het kweken van vertrouwen in mensen die ik niet kende liep heel traag.
Omdat de mensen waar ik van hield mij niets dan pijn en verdoet bezorgden.
Naïef als ik was, was ik ondanks alles blijven geloven dat mijn pleegouders van mij hielden.
Toen dan plots het besef kwam dat ik mezelf al die tijd voor de gek had gehouden, overviel mij een levensmoeheid die eindigde in een wanhoopsdaad.
En voor die wanhoop werd ik gestraft.
Nee, Ik was geen sterke boom. Ik was een geknakte twijg.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PLAATSING
Klik op de afbeelding om de link te volgen Ik was net geen vijftien jaar.
Al maanden liep ik rond als een zombie. Ik had een zware depressie volgens de dokters van het ziekenhuis.
Naar het waarom heeft nooit iemand gezocht.
Van pillen slikken wordt ze wel weer vrolijk moeten ze  gedacht hebben.
Maar mijn situatie bij mijn pleegouders was verre van vrolijk. Nooit geweest, en dat zou het ook nooit worden.

Mijn pleegmoeder was bijzonder pissig omdat het zo lang duurde voor ik weer mocht gaan werken. Tegen de dokter durfde ze niets zeggen maar ik kreeg elke dag te horen dat wie niet werkt ook niet te eten krijgt.
"Ik was een geboren luiaard, een parasiet zoals een luis of een bloedzuiger, een komediant."
Het zijn enkele specifieke woorden die mij zijn bijgebleven omdat ze mij ondanks de vele pillen pijn deden. Want er zullen er vast nog lelijker uit haar mond zijn gekomen.

Het was een feit dat ik het werken op een fabriek haatte. Maar ik deed het wel!
Er zijn zovele mensen die op een fabriek werken, en met plezier, maar er zijn er evenveel die daarbij hun verstand op nul zetten en zo de dag doorkomen.
Omdat het moet. Omdat ze geen andere keuze hebben.
Ik behoorde tot die laatste.

Ik was echter te jong om mijn verstand op nul te kunnen zetten.
Ik was een opstandige tiener. Ik wilde meer. Meer kunnen... meer worden...meer zijn.
Maar het lukte mij niet.

Wanneer ik daar met mijn pleegouders probeerde over te praten, kreeg ik steevast het deksel op mijn neus en een resem scheldnamen bovenop.
Zo kwam ik aan het einde van mijn incasseringsvermogen. Met tot gevolg een totale lethargie.

Ik zat nog ongewassen en in mijn pyjama aan tafel toen er werd gebeld.
Mijn pleegmoeder zei: "Aha, eindelijk zijn we van je af " en deed de deur open.
Haar woorden drongen niet echt tot mij door. Achter haar aan kwamen twee politieagenten binnen en twee mannen in burger. De twee laatsten waren van de Jeugdbrigade.
Die mannen kende ik omdat zij sinds mijn twaalfde op controle waren geweest.
Maar nooit hadden ze mijn visie gevraagd. Ze luisterden enkel naar de klachten van mijn pleegmoeder. Zelfs mijn pleegvader was nooit aanwezig tijdens die controles.

Met groot machtsvertoon gebood men mij om me aan te kleden "En wel nu meteen!" blafte de agent.
Een van de politieagenten ging met me mee de slaapkamer in en bleef bij me tot ik aangekleed was. De andere politieagent bleef demonstratief met zijn hand op zijn revolver en wijdbeens voor de deur staan.
Het beeld van dat alles blijft tot op vandaag op mijn netvlies gebrand staan.

Terwijl ik deed wat men mij gebood, hoorde ik de twee mannen van de jeugdbrigade tegen mijn pleegmoeder zeggen;" Het heeft lang geduurd, onze verontschuldigingen daarvoor, maar vanaf nu nemen wij uw zorgen uit uw handen.". " Als u hier en hier zou willen tekenen?"
Mijn pleegmoeder weigerde dat en zei dat men die papieren maar moesten voorleggen aan mijn "echte" moeder.
Er was daarover nog enig geharrewar tussen mijn pleegmoeder en de heren. Maar uiteindelijk staken zij de papieren terug weg zonder handtekening. De politiemannen namen me bij de armen tussen hen in naar buiten.
Daar stond een combi van de politie en daar werd ik hardhandig ingeduwd.
Eén van de agenten stapte mee vanachter in de combi. Net alsof ik een zware crimineel was.

Op straat bleven mensen staan en sloegen het tafereel gade.
Ik ging door de grond van schaamte, al begreep ik er niks van en beleefde alles zoals in een kwade droom.
Mijn pleegmoeder stond in het deuropening samen met mijn pleegbroer.
Ze wuifden beide lachend naar mij zoals men wuift naar een baby. DaDa... Toen gingen ze lachend naar binnen en gooiden de voordeur dicht nog voor de politieauto zich in beweging zette.
Na wat een eeuwigheid leek te duren, vertrok de politiewagen uiteindelijk ook.
Ik stelde de agenten vele vragen maar kreeg enkel de opdracht om mijn mond te houden.
Ik werd afgeleverd in de kelders van het Antwerps justitiepaleis en werd daar meteen in een cel gestoken.
Men kwam mij zeggen dat de jeugdrechter niet beschikbaar was en dat ik moest wachten tot na de middag.
Op de middag werd ik uit mijn cel gehaald om te gaan eten.
Een lange houten tafel stond gedekt in het midden van een gang tussen een rijen van cellen in. Ik zag oude mannen (in mijn ogen toch) die geboeid zaten te eten.
Ik zag een resem rijkswachters tussen hen in staan.
Ook mij wilde men handboeien omdoen maar één van die rijkswachters zei dat dit niet nodig was.
Er was een warme maaltijd geserveerd, maar ik kreeg geen hap door mijn keel.

Omdat ik ogenschijnlijk te dwars was om te eten trok men mij van de tafel weg en smeet me terug in mijn cel.

Uiteindelijk, na urenlang wachten in die cel, kwam men mij halen.
Het was één van die mannen van de jeugdbrigade die met mij naar boven ging naar het kabinet van de jeugdrechter.
De jeugdrechter zijn naam was Maes. Meneer Maes, moest ik zeggen.
Hij las in stilte enkele papieren door en daarna las hij ze hardop voor aan mij.
Maar ik herinner mij niets meer van , ook niets van war hij me zegde.
Wel hoorde ik daar voor het eerst de volledige naam van mijn biologische moeder.
Hoorde dat zij onvindbaar was en dat mijn vader onbekend was.
Tevens vernam ik dat de Procureur des Konings mijn voogd was.
Ik heb mij later meermaals afgevraagd wat de taak van die man dan wel mocht zijn geweest ten overstaan van mij.
Want een voogd is toch iemand die toezicht moet houden op zijn pupil, niet?
Als dat zo is dan had die man mij voorzeker beschouwd als een afgedankte lap die men deponeert in een oude dekenkist op een stoffige zolder.
Na het vele palaveren heen en weer tussen de jeugdrechter, zijn bijzitters en de man van de jeugdbrigade (wiens naam en gezicht ik ook nooit zal vergeten) werd er aan mij gevraagd wat ik dacht dat er met mij moest gebeuren.
Men moest het mij twee keer vragen omdat ik zo onder de indruk was én zo onder de pillen zat dat ik er me niet eens bewust van was dat mij een vraag was gesteld..
Ik zei dat ik naar "huis" wou, maar daar werd ietwat schamper mee gelachen.
Er werd mij meegedeeld dat ik naar een "home" zou gaan in eerste instantie om tot rust te komen.
Later zou men dan een evaluatie uitvoeren om te zien wat er verder met mij moest gebeuren.

Met een slag van de hamer werd het einde van de zaak beslecht. Met een slag van de hamer was er over mijn lot beslist.
Nog maar eens zonder tot de kern van de zaak doorgedrongen te zijn. En onder dat ik de kans had gekregen om mijn verhaal te doen. Al zou ik op dat moment niet in staat zijn geweest om zulks te doen i

Tussen twee rijkswachters in werd ik terug naar de kelders van het justitiepaleis gebracht waar een politiecombi klaarstond om mij naar het home te brengen. Al wat ik kon denken was:"Ik wou dat ik dood was."


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN DRUPPEL TEVEEL
Klik op de afbeelding om de link te volgen Het was stilte voor de storm!
De stilte zat langs de kant van mijn pleegouders, de storm zat in mij.
Nog steeds ging ik braaf naar de fabriek, gaf mijn centjes af, en kreeg er niets voor terug.
Ik was immers aan het afbetalen, weet je wel! Al die jaren dat ik bij hen had ingewoond, en waarvoor zij het beloofde geld van mijn biologische moeder niet hadden gekregen.
Op mijn vraag hoeveel dat dit dan wel was kreeg ik enkel een schampere lach als antwoord.
Ik zou nooit genoeg kunnen verdiene  om alles terug te betalen, werd mij gezegd.
Het zag er allemaal uitzichtloos uit en ik werd daar erg  moedeloos van. Al jaren voelde ik mij ellendig.
Het was alle dagen vechten om rechtop te kunnen blijven.

Ik was als baby geboren met een omgekeerd bioritme, ik nam de dag voor de nacht.
Maar door al de problemen "thuis" sliep ik alsmaar slechter en slechter.
Ik hield meer en meer van de nacht en van het alleen zijn.
Wanneer iedereen sliep had ik niets te vrezen.
Dan kon ik lezen Of dromen van dingen die ik miste. Of gewoon niets doen en mijn hoofd tot rust laten komen.
Dan hoefde ik geen scheldwoorden te aanhoren en straf of slagen te vrezen.

Maar dat had natuurlijk een nadeel.
Meermaals ging ik werken na slechts één of twee uren geslapen te hebben.
Wanneer je jong bent heb je wel een groot uithoudingsvermogen, maar eens houdt het op.
Zo kwam het dat ik op een keer gewoon in slaap viel op de fabriek tijdens de lunchpauze bij de warme kachel.
Op een dag barstte de bom!
Mijn pleegmoeder zei dat er geen brood genoeg was voor mij om mee te nemen naar het werk.
Ik werd naar de bakker gestuurd achter brood en koffiekoeken.
De koffiekoeken waren , natuurlijk, voor mijn pleegbroer.
Ik sputterde wat tegen, want ten eerste moest ik mij dan reppen om nog op tijd op het werk te komen, en ten tweede, ik wilde ook wel eens een keer koffiekoeken mee hebben.
Waarom kon ze niet zelf even gaan vroeg ik? Of mijn pleegbroer?
Haar antwoord: "ik was een kreng en een luiaard en als ik niet naar de bakker ging dan kon ik vertrekken zonder eten."
Ik hield voet bij stek,  ik zou niet naar de bakker gaan als ik geen koffiekoeken kreeg. Dat was heel onverstandig van mij!
Mijn pleegmoeder werd ziedend, en zij klauwde haar handen in mijn haren en zei dat ik moest maken dat ik wegkwam, of......

En toen brak er iets in mij!
Het werd mij allemaal teveel!
Het geklooi met oom D dat ik moest verzwijgen... het getreiter van mijn pleegbroer...  mijn uitzichtloze situatie... het gebrek aan liefde en genegenheid...het werd me allemaal teveel.
Het leek net alsof op dat moment alle voorbije jaren met razendsnelle flitsen door mijn hoofd schoten.
Ik voelde geen pijn, alleen een gloeiende razernij die uit elke porie van mijn lichaam opborrelde.
 
Ik moet er op dat moment als een waanzinnige hebben uitgezien. Want mijn pleegmoeder lostte haar greep en deinsde achteruit. Maar ze was niet snel genoeg.
Ik voelde niets en ik zag niets. Enkel een obstakel dat mij pijn deed. Een obstakel dat ik uit de weg moest ruimen.
En ik werd er mij  pas van bewust, door het gillen van mijn pleegbroer en doordat mijn pleegvader aan mijn kleren trok en met zijn vuisten op mijn rug sloeg, dat ik haar keel aan het dichtknijpen was.

Uiteindelijk deed mijn pleegvader wat men bij vechtende katten ook doet en gooide koud water over ons heen.
Ik ben hem er nog steeds dankbaar voor. Want het was zowel haar redding, als de mijne.

Zij zakte door haar benen. En terwijl "pa" zich met haar bezig hield, nam ik haar doos slaappillen van het nachtkastje en slikte ze allemaal door. Daarbij nog alle andere pijnstillers die ik vond.
En toen ben ik kalm naar buiten gelopen, kletsnat en zonder jas.
Het was winter maar ik voelde de kou niet. Ik ben wat verderop in de straat in een portiek gaan zitten. Het is daar dat men mij bewusteloos vond.

Men kende me en wist men waar ik woonde.
Omdat wij geen telefoon hadden belden de buren de ziekenwagen.

Men had mijn maag leeg gepompt en dat was geen prettig gevoel. Mijn mond was kurkdroog en zag zwart van een goedje dat men ye slikken had gegeven.
Maar het meest onaangename was dat mijn pleegmoeder naast mijn bed stond.
Ik was er zeker van dat ik haar gedood had, al had ik haar horen vloeken toen ik buiten liep.
Maar het zijn verwarde flarden die ik heb van die ogenblikken.

Ik meende dat ik kalm de straat was opgelopen, maar nadien vertelde men mij dat ik dat luid gillend had gedaan.
Eerst dacht ik dat ik droomde toen ik haar naast mijn ziekenhuisbed zag staan. Maar toen ik besefte dat ze er werkelijk stond ben ik weer beginnen gillen en wou  het bed uitspringen.

Het is moeilijk te geloven maar mijn pleegmoeder deed tegenover het verpleeg personeel als of ze niet wist wat er aan de hand was.
Waarom en hoe, vroeg de dokter? Mijn pleegmoeder gaven geen krimp.

Na een week in het ziekenhuis mocht ik weer naar "huis".
Maar ik mocht niet gaan werken. Ik had een zware depressie.
Dagen aan stuk leek ik een slaapwandelaar. Was mij niet bewust van de dingen die rondom mij gebeurde.

Ik heb maanden thuisgezeten zonder te kunnen werken.
Mijn pleegmoeder vond dit allesbehalve prettig, maar ze zweeg.
Het énig dat ze mij zei was dat ik voorgoed bij hen weg zou moeten. Dat vond ik fijn om horen.
Ik wou niet meer blijven!
©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
07-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IJDELE HOOP
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Terwijl ik al die droge vruchten stond in te pakken gingen mijn gedachten vaak terug naar mijn schoolperiode
Dan dacht ik aan de woorden van mijn juf en het PMS, die mij zeiden dat ik zeker de capaciteit bezat om verder te studeren.
De capaciteiten misschien dan wel, maar de kansen niet!
Bij mijn pleegouders thuis had men geen oren naar mijn kunnen.
Het enige dat telde was geld.
Geld dat ik hen zogenaamd schuldig was doordat mijn moeder hen niet betaalde.

Nu waren mijn pleegouders geen rijke mensen. Dat wist ik ook wel.
Maar alle kinderen die ik kende waren geen van allen rijkeluiskinderen en kregen toch waar ze recht op hadden, en vaak ook meer dan dat
Ik vroeg mij vaak af waarom mijn pleegmoeder niet uit werken ging zoals zovele andere moeders deden.
De meeste moeders van mijn vriendinnetjes deden wel iets. Of ze werkten thuis en deden naaiwerk voor anderen. Of ze gingen een paar uren poetsen. Sommigen hadden zelfs een fulltime job, al was dat toen meer uitzondering dan regel.

Bij mijn pleegouders was er steeds geldgebrek.
Niet omdat er niet gewerkt werd, want mijn pleegvader deed vaak dubbele schiften en hij had een tweede job bij een banketbakker in het weekend. Neen, het kwam omdat mijn pleegmoeder geen geld kon beheren.
Het kwam omdat er in haar bovenkamer iets niet klopte.

Geen enkele vrouw van een handarbeider haalde het in haar hoofd om de kleding van haar zoontje op maat te laten maken door een gerenommeerde kledingzaak. Idem dito voor zijn schoenen. En dit terwijl de rest van de huishouding vrijwel in lompen liep.
Maar ik kon er dan wel opstandig over worden, beter werd ik er niet van.
Ik zag mijn toekomst somber in. Want ik hield niet van  fabriekswerk.

Eén dag op de week mocht ik helpen op het kantoor van de fabriek. e bazin had gemerkt dat kantoorwerk mij erg aansprak. En ik deed dit erg graag.
De facturen die binnenkwamen van de leveringen had ik al geklasseerd nog voor de baas het kon doen. En ik mag met enige fierheid zeggen dat ik dit feilloos deed.
Zo liet de bazin mij al eens een order uitschrijven of de telefoon opnemen. En dan was ik telkens in mijn nopjes.
Beetje bij beetje leerde ik wat bij van het kantoorwerk.
De bazin opperde dat ik als leermeisje op kantoor zou kunnen komen werken.
Ik moest dan één dag op de week naar school en de rest van de week zou ik dan bij hen het vak leren.
Op leercontract dus.
Ik was door het dolle heen.  Dat was wat ik wou! En ik kreeg hier die kans zomaar in mijn schoot geworpen!

Mijn pleegouders konden daar niks tegen hebben, dacht ik, want ik zou werken en leren tegelijk. En zo zouden we beide tevreden zijn.
Maar dat was buiten de hebzucht van mijn pleegmoeder gerekend!
Ik zou lang niet het loon hebben dat ik nu had. "En je verdiend nu al te weinig om je verblijfskosten te vergoeden" werd mij toegesnauwd.
En die éne dag school zou ook weer geld kosten.
"Waar dacht ik dat dit vandaan moest komen?"
Ik opperde nog dat ze een vergoeding zouden krijgen en kinderbijslag. Maar dat bleek in mijn geval niet waar te zijn.
Ik was immers een illegaal pleegkind, en zij zouden die vergoeding nooit kunnen aanvragen zonder het achterste van hun tong te moeten laten zien.

Toen ik mijn bazin en baas op de hoogte bracht, hoopte ik nog dat zij het zouden oplossen. Maar tevergeefs.
Ik bleef wat ik was. Ik zou mijn ganse leven een fabrieksarbeidster blijven.
En ik voelde mij daar doodongelukkig bij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
03-10-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEGIN OF EINDE ?
Klik op de afbeelding om de link te volgen Mijn pleegmoeder maakte haar belofte waar en we gingen met ons drie op zaterdag naar de stad. Ik kan jullie verzekeren dat dit een unieke gebeurtenis was.

Ik kreeg een nieuwe jas, pantalon en warme bottines. Ook dat was een unicum in mijn leven.
'S avonds nuttigden we met z'n allen het avondmaal in Grand Bazar als afsluiter. 
Al bij al een hele fijne dag.
Maar....hoe hard ik ook mijn best deed, met de beste wil van de wereld kon ik geen blijheid voelen.

De gebeurtenissen van de afgelopen week bleven zich in mijn hoofd eindeloos herhalen.
Ik sliep en at vrijwel niet meer en durfde  "ma" noch "pa" in de ogen kijken. Ik vermeed hen zoveel mogelijk omdat ik bang was dat ik op een onbewaakt moment het grote geheim zou verklappen.
Er was nochtans geen aanleiding toe want mijn pleegmoeder was nog steeds extra mild tegenover mij en dat viel zelfs mijn pleegvader op.
" Het gaat goed tussen jullie he" zei hij, en mijn hart brak bijna.
Je moest eens weten waarom, dacht ik dan.

Die maandag daarop begon ik te werken op een andere fabriek.
Ditmaal een fabriek dat droge voeding inpakte.
Fabriek was eigenlijk een groot woord want het was meer een hangar die aan het woonhuis was aangebouwd en die overkoepeld was met glas.
Het was er steeds berekoud want dat was nodig voor de producten.
Enkel tussen de middag konden we ons opwarmen aan een potkacheltje en onze boterhammen op eten.

Alle meisjes (zes in totaal) waren  ongeveer van mijn leeftijd en dat was leuk.
De baas was een oude vrijgezel die samen met zijn moeder de zaak runde.
Hij was een stille lieve man. De moeder was duidelijk de baas. Maar zij was zo ongelooflijk dik dat ze nooit uit het kantoor kwam tijdens de werkuren.

Ik verdiende er een paar centen meer dan op het mijn vorige werk. De arbeid was er wel harder harder en smeriger.
De afstand tussen werk en thuis was ook iets lange maar met de fiets was het heel goed te doen. Wanneer je jong bent heb je vlugge benen he!
In diezelfde straat waar het fabriekje gelegen was stond een kleine kapel. Daar sprong ik na het werk vaak even binnen .
Zo stelde ik de thuiskomst met een uurtje uit.

Want het ging niet goed met me!
Ik voelde me wegglijden en had donkere gedachten.
Ondanks alles hield ik van mijn pleegouders Kinderliefde is immers oneindig.
Ik moest er keihard voor vechten, maar dat gaf niet, ik was een vechter in hart en nieren.
Maar nu was die vechtlust weg.
Er kwam boosheid en beredenering voor in de plaats.
Het besef dat ik niets kon waarmaken van al wat ik ook maar droomde, deed mij afglijden in een afgrond.
Ik leefde op automatische piloot.

Thuis was men zeer tevreden over mij.
Geen opstandigheid meer bij valse aantijgingen en
geen gemor meer bij de vele klusjes die ik moest doen.
Ik was vrijwel onzichtbaar, onbestaande, en zo had mijn pleegmoeder het graag.
Werken en geen vragen stellen. Gewoon gelaten ondergaan wat ze mij toebracht.

Maar diep in mij woede een storm die ik voor iedereen verborg.
Ik zocht wanhopig naar oplossingen maar vond er geen.
Ik leefde tegen mijn zin! Was dit een nieuw begin? Of het het einde?
©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
30-09-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DILEMMA.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik was nog niet bekomen van de onaangename belevenis op de suikerwerkfabriek, of er stond mij al een andere te wachten.
Eén die mogelijk nog onaangenamer was om te beleven als veertienjarige!

Voor ik naar huis durfde had ik eerst een verdedigingsplan klaar gestoomd.
Ik zou niet meteen zeggen wat er werkelijk was gebeurd, maar ik zou beginnen met te zeggen dat ik ander werk ging zoeken.
En dan maar afwachten hoe mijn pleegmoeder zou reageren voor ik verder ging met de uitleg te geven.
Mezelf zo moed in sprekend ging ik naar huis.

Het was iets na de middag en men verwachtte mij nog lang niet terug.
Ik besloot de verrassing compleet te maken door de huissleutel te gebruiken in plaats van aan te bellen.
Meestal was de buurvrouw op dat uur op visite of anders wel de tante van pleeg-ma. En dat zou haar eventuele woede uitbarsting al een beetje binnen de perken houden.
Dus ik viel ik met de spreekwoordelijke deur in huis;
En toen kreeg ik de verrassing van mijn leven!

Er was niemand in de leefkamer.
Dat was al niet normaal want pleeg-ma ging vrijwel nooit uit huis.
Ik keek vlug even of ze niet op de wc was of in de tuin, maar ook daar geen teken van leven.
Tot de deur van de slaapkamer achter me openging en pleeg-ma met hoogrood aangezicht in de deuropening van de slaapkamer verscheen.
Maar de grote vergassing was dat oom D. die achter haar aankwam!
Beide probeerden in de rapte hun kleren te fatsoeneren.
Ik had geen optelsom nodig om te beseffen wat daar aan de hand was, maar ik stond wel perplex.
Ik kon geen woord uitbrengen en ook zij beiden zeiden niet meteen iets.
We stonden daar alle drie elkaar wat onnozel aan te gapen.

Uiteindelijk was het oom D. die het eerst in beweging kwam.
Hij nam zijn jas van de stoel en kwam naar me toe.
Hij kneep in mijn schouders en keek me boos aan.
Hij zei: "Als je ooit één woord durft zeggen over wat je hier hebt gezien, dan zal ik ervoor zorgen dat je nooit nog kan lachen in je leven."
En toen kreeg pleeg-ma ook de nodige moed om mij te vertellen dat ze mij zou afmaken wanneer ik zulks zou doen. "Desnoods maak ik je kapot in je slaap" liet ze er ook nog op volgen.
Oom D. vertrok en pleeg-ma begon een hoop onzin te verkopen.
"Dat het niet was wat ik dacht dat het was"! "Dat ik te stom was om de juiste conclusie te kunnen trekken uit hetgeen ik had gezien." Enzo. enz.

En hoe harder zij me van haar onschuld probeerde te overtuigen, hoe meer ik wist dat mijn conclusie wel degelijk de juiste was.
Zij rotzooide achter de rug van "pa" met zijn broer.
Diep in haar hart moet ze beseft hebben dat ik haar niet geloofde. Maar ze sprak er nooit nog een woord over. En ik ook niet.
Voor mij kwam het hele voorval op dat moment in feite goed van pas.
Mijn ontslag en de angst daaromtrent werden plots een bagatel.

Toen mijn pleegmoeder vroeg wat ik eigenlijk op dat uur thuis kwam doen, en ik haar vertelde dat ik was ontslagen, haalde ze gelaten haar schouders op.
Heel kalmpjes liet ze mij weten dat ik dan maar zo vlug mogelijk ander werk moest zoeken. En daarmee was de kous af voor haar.
Naar de reden van mijn ontslag heeft ze nooit gevraagd.

Ondertussen kwam mijn pleegbroer uit school en iets later kwam pleeg-pa van zijn werk.
Het leek haast of ik had alles gedroomd!
Er werd door pleeg-ma heel gewoon gedaan. alhoewel, naar mij toe was ze iets minder grof dan gewoonlijk.
Ik had daar blij moeten om zijn maar ik was het niet.
De schok was te groot vermoed ik.
En nog het ergste was het gevoel in mij dat oom D. me had bedrogen.
Ik meende dat hij van mij hield.
En nu bedreigde hij mij ook al.
Was er dan echt niemand te vertrouwen? Was er nu echt niemand die van me hield of een beetje om me gaf?
Wat zag oom D. in godsnaam in mijn pleegmoeder, vroeg ik mij af?
Die onverzorgde vuilbekkende vrouw met meer gaten dan tanden in haar mond, wat had zij te bieden?
En mijn moeder noemde ze een hoer! En ik was het hoerenjong!
En nu? Wat was zij dan?
Neen ik kon het niet vatten.
Het werd mij allemaal te veel.

Het ergste van al was dat ik het aan niemand kwijt kon.
Het was het grote geheim tussen haar en mij.
Al leek mijn pleegmoeder het voorval vlug vergeten te zijn, ik daarentegen kon het niet uit mijn hoofd zetten.
Tot op heden heb ik het, buiten aan mijn kinderen, nooit aan iemand vertelt.
Omdat ik er zeker van ben dat men mij toch niet zou geloven.
Toen niet , en nu nog niet.
Maar ook omdat ik weet dat mijn pleegvader ondanks zijn liefdeloze huwelijk, zielsveel van mijn pleegmoeder hield. En ik hem ondanks alles niet wil kwetsen.
Wie of wat zou ermee gebaat zijn als ik het hem alsnog zou zeggen?. Het zou overkomen als een wraakactie. Er is ook teveel tijd overheen gegaan
Mijn pleegmoeder zowel als oom D. zijn reeds jaren dood.
Mijn pleegvader wordt straks 92 jaar. Hij is onlangs geopereerd van keelkanker en leeft een Tracheo-stoma. Ja, ik heb er goed aan gedaan om het voor hem te verzwijgen.

Maar dat neemt niet weg dat dit feit al die jaren op mij heeft gedrukt. Dat het een levenslang dilemma geweest is voor mij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
28-09-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. DE FABRIEK 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen


Ik werkte al enkele weken op de suikerwerkfabriek.
Nog steeds gaf ik thuis mijn loonzakje volledig af en nog steeds had ik er niks van gekregen of mogen kopen.
Het gaan werken was op die manier zeer demotiverend!
Temeer omdat ik zag en hoorde wat mijn collega's met hun loon allemaal konden verwezenlijken.

Ik droeg nog steeds de afdankertjes van anderen en de antieke lingerie van mijn pleegmoeder.
Ik hield mij nog steeds van iedereen afzijdig om maar geen vragen te moeten beantwoorden.

Mijn vingers waren tot bloedens toe kapot.
Dat kwam door het werken met het suikergoed.
Mijn bazin had dat gezien en daarom werd ik verbannen naar het zwaardere werk.
Zo moest ik de bestelwagen in en uitladen.  Met volle paletten sjouwen van het atelier naar het het magazijn en omgekeerd. En vooral moest ik veel poetsen. Het magazijn, het atelier, de winkel en de straat.
In het magazijn stonden grote aluminium waar het suikerwerk in zat.  Met een grote schep moest ik dat suikerwerk uit die vaten halen en de inpaksters bevoorraden
Dat was voor mij steeds een ware hel want het krioelde er van de bijen en de wespen en daar had ik een hemelse schrik van, Nu nog trouwens.

Er werkten maar twee mannen op het kleine fabriekje. Dee baas zelf, en zijn (of haar?) vader.


Bompa, zoals hij werd genoemd, was volgens mijn jeugdige visie stokoud. Ik vond het een beetje een vieze man ook, maar dat is eigen aan de jeugd vermoed ik.
Hij was kalend en had van die bolle fletse ogen en dikke hangwangen en was behoorlijk dik. Bovendien  stonk hij naar ranzig zweet.
Nu had ik al meermaals opgemerkt dat ik, vooral voor oudere mannen, een lekker hapje scheen te zijn. En bij oud bedoel ik boven de vijftig. Mannen dus die mijn vader, of zelfs grootvader, hadden kunnen zijn.
Dat was in de harmonie ook al zo. Bij elke uitstap had ik wel enkele oude mannen achter mij aan.


En ja hoor, op een dag zat die oude viezerd met zijn kladden aan me!

Hij nam de gelegenheid te baat toen ik voorover gebukt stond bij één van de vaten. Klauwen tussen mijn benen, en klauwen rond mijn borsten!

Nadat ik van de schrik bekomen was zette ik het op een lopen. Rechtstreeks naar de bazin toe.

Er was net een klant in de winkel maar daar schonk ik geen aandacht aan, zo overstuur was ik.

Ik schreeuwde de bazin het gebeurde toe.

Ze duwde mij met een rotvaart de keuken in en gebood mij daar te blijven tot ze de klant had geholpen.

Het duurde vrij lang voor ze naar achter kwam.
 De andere inpaksters waren ook al een kijkje komen nemen.

 Zij hadden mij zien voorbij spurten en horen roepen.

Toen de bazin eindelijk naar achter kwam kreeg ik de volle laag.
 Of ik wel wist wat mijn plaats was? Of ik dacht dat zij mij geloofde? En waar ik het lef vandaan haalde om zoiets te durven beweren terwijl er klanten in de zaak stonden.

Na de schok en de woede kwamen de tranen.

Ik kon het niet vatten dat ze dacht dat ik over zoiets zou liegen.

Toen zei de bazin koudweg dat ik op staande voet ontslagen was.


Totaal versuft heb ik mijn spullen bijeen genomen.

Toen één van de vrouwen om uitleg vroeg gaf ik haar die.

Zij antwoordde toen dat “bompa” dit bij iedereen deed en dat dit allemaal heel onschuldig was. Dat iedereen daar mee lachte.
 Maar ik kon er helemaal niet mee lachen!

Ik zou zulke feiten nog meermaals meemaken!

Bijna overal waar ik werkte of waar ik kwam waren er mannen die graag met hun kladden aan mij zaten.

Het was net of er stond in het groot op mijn voorhoofd geschreven “bepotel mij a.u.b.”. En dat terwijl ik iedereen liefst zo ver mogelijk van mij vandaan hield!

Ik zocht nooit toenadering. Ging integendeel iedereen zoveel als mogelijk uit de weg.

Ook was ik nooit uitdagend gekleed en make-up bezat ik niet. Ik bezat beide niet.


Het maakte mij verward, verdrietig en boos tegelijk.
 Het gaf mijn weinig zelfvertrouwen er nog een flinke deuk bij.

Het maakte mijn jeugdjaren nog moeilijker dan ze reeds waren.

Ik vroeg mij bang af wat mij thuis te wachten stond.

Wist niet of ik het gebeurde moest vertellen of zwijgen.

Immers, het enige dat mijn pleegmoeder erg zou vinden was dat ik geen werk meer had.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
19-09-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZEEPBELLEN.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Waarom dromen, als dromen nooit uitkomen?
Dagdromen zijn een leuke bezigheid. Het helpt je vaak door nare situaties heen. Het helpt je vaak om je leven wat meer kleur te geven.
Maar wat als je die dromen nooit waar kan maken? Wat, als je keer op keer weer in de harde realiteit wordt gesmeten? Wat als de nachtmerrie blijft bestaan?
Zo was het bij mij!

Ik was zo fier als een gieter toen ik met mijn eerste loonzakje naar huis trok. Thuis gekomen haalde ik het uit mijn tas en legde het op tafel.
Ik voelde me heel wat!
Ik ging er eens goed voor zitten want nu zou er toch het een en ander moeten besproken worden.
Zo vond ik het niet meer dan normaal dat ik eindelijk zakgeld zou krijgen. Niet zomaar wat enkele centen maar een redelijk bedrag dat mijn zelfstandigheid zou doen toenemen.
Ook had ik de wens om eindelijk mijn eigen garderobe te bezitten. Te beginnen met de lingerie.
Dat alleen al zou mijn zelfvertrouwen een heel eind opkrikken. Dan hoefde ik niet meer door de grond te zakken van schaamte telkens ik mij moest omkleden in het bijzijn van mijn colega's.

Het was immers de gewoonte dat we op het werk onze bovenkleding in de kast hingen en onze schort direct over onze onderkleding droegen.
De steelse blikken en het fronsen van hun wenkbrauwen wierpen mij steeds terug naar de nare ervaringen die ik had meegemaakt in de school. Bij het sporten of bij een dokters controle voelde ik mij steeds als een voorwerp uit een rariteitenkabinet. En ook nu had ik weer datzelfde gevoel.

Ik rechte mijn rug om eens aan een duidelijk gesprek te beginnen met mijn pleegouders.
Om mijn eisen kenbaar te maken en hen mijn rechten te verklaren.
Mijn loonzakje lag als een doorslaand argument in het midden van de tafel tussen ons in .
Mijn pleegmoeder nam de enveloppe, scheurde ze open, en stak het geld zwijgend in haar portemonnee.
Ik had niet eens de tijd gehad om te tellen hoeveel  erin zat! En  zij nam niet eens de moeite om te gaan zitten maar ging meteen verder doen met wat ze bezig was geweest.
Geen proficiat. Geen "dank je wel" En vooral geen dialoog.

Maar zo gauw gaf ik het natuurlijk niet op. Ik liep achter haar de keuken in, nog steeds met dat euforische gevoel in mij, en gaf haar mijn wensen te kennen. “Morgenvroeg zou ik graag naar de kapper gaan en na de middag naar de stad om wat kleding te kopen” liet ik weten.
Heel gemeend vroeg ik of ze geen zin had om met mij mee te gaan? Zoals moeders met hun dochter doen.
Mijn pleegmoeder keek mij aan.
Het duurde even voor ze antwoordde. Dat gaf mij hoop. Want meestal kwamen de bitsige woorden als kogels uit haar mond geschoten.
Misschien dat ze mijn vraag niet eens zo onredelijk vond? Ik weet het niet.
Maar ze dacht niet lang na over mijn voorstel. Vermoedelijk stond ze te plannen wat ze met het geld ging kopen voor mijn pleegbroer.
Toen kwam haar antwoord!

Zij vroeg mij of ik wist wat ik hen al die jaren had gekost? Hoelang ik zou moeten werken om dat alles terug te kunnen betalen?
Ze vertelde mij wat haar vriendin verdiende per maand en per kind als onthaalmoeder.
Of ik eens wilde uitrekenen hoeveel zij nog van mij tegoed had dan.
En of ik nu echt dacht dat alles gratis was?

Zij haalde een boel argumenten aan en ik een boel tegenargumenten. Maar het hielp geen zier. Even nog vroeg ik met een vleugje hoop of het dan van het volgende loonzakje zou kunnen? Maar het gesprek ging over in een hysterische scheldpartij.

Mijn pleegvader zat aan tafel zijn krant te lezen en deed er het zwijgen toe zoals altijd.
Toen ik aan hem vroeg of hij dit eerlijk vond, haalde hij zijn schouders op. Hij opperde dat ik misschien, net zoals hij, een weekend job erbij zou kunnen nemen en dat ik van dat geld dan wel wat zou kunnen krijgen. “Krijg ik dan helemaal niets?” vroeg ik heel ontdaan. "Ook geen zakgeld?" Weer haalde hij zijn schouders op...en zweeg.

Mijn pleegbroer zat ondertussen te spelen met zijn Meccano.
Hij had enkel nog een motor en een transformator nodig om het bouwwerk te laten werken.
Pleeg-ma zei dat ze morgen wel eens naar de speelgoedwinkel zouden kunnen gaan....!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD



Categorieën
  • DIVERSEN (15)
  • MIJN TRIESTE JEUGD (128)
  • NABESCHOUWING (16)
  • TRIESTE JEUGD OP RIJM (12)


  • AAN ALLE JARIGEN VAN VANDAAG! MAAK ER EEN FIJNE DAG VAN!
    NOG EEN LANG, GEZOND EN GELUKKIG LEVEN TOEGEWENST!!!





    Mus fladdert door blogland
  • MYETTE
  • BOJAKO
  • PAZ
  • HOTLIPS
  • THEA
  • LUDOVIKUS
  • NATOKEN
  • ISIS

    EN IK FLADDER VERDER NAAR
  • BLOGTIPS FEBE
  • BLOGFORUM

  • Klik hier voor een bezoek aan mijn dagboekblog

    Blog als favoriet !

    SOEP VAN DE DAG

    DRIE EETLEPELS TRANEN.
    EEN SNUIFJE VERDRIET.
    KLEIN BEETJE WOEDE
    MAAR DAT PROEF JE NIET

    NEEM HET FLESJE INNERLIJK STRIJD
    VOEG TWEE KLEINE DRUPPELS TOE
    MENG HET MET WAT EENZAAMHEID
    WAT IK ALTIJD DOE

    LAAT ALLES ZO LANG STOVEN
    TOT JE EINDELIJK IETS HEBT
     OM WEER IN TE GELOVEN
     DIT IS MIJN SOEPGERECHT
    ©


    Mijn naam is fieke.
    Ik draai het vrouwtje en het baasje
    met gemak rond mijn pootjes.

    Ben ik geen schatje?


    En ik ben snoezepoes.

    Ik heb geen meesters,
    enkel dienaars.
    Het vrouwtje is mijn lievelingsdier.


    De zee van droefenis,
    strekt zich uit tot in het oneindige.
    Maar keer u om,
    aan uw voeten ligt de kust!

    (Boeddhistische spreuk)


     TOT TRANEN TOE BEWOGEN
    EN VOL VAN VREUGDE MIJN GEMOED.
    OMDAT JIJ MIJ LAAT GELOVEN
    DAT IK WEER GELOVEN MOET
    © Huismusje


    IK KWAM TOT HIER EN ZAG.
    IK ZOCHT IETS ANDERS
    MAAR GEEN STERVELING VINDT.
    OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT
    DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND.
    (P.N.van Eyck)


    Archief per jaar
  • 2018
  • 2010
  • 2009
  • 2007
  • 2006
  • 2005

    Foto

    Als deze kaars wordt verplaatst van de ene naar de andere site,zal de vlam van spirituele liefde en genezing doorgaan met de weg te verlichten voor diegene die zoeken naar hun ware ik.Breng dit licht naar je eigen homesite
    Zoeken in blog


    MIJN TROFEEËNKAST.

    Gekregen van Swinging hotlips
    Gewonnen bij haar muziekquiz.




    Ik wandel vaak in de regen.
    Omdat niemand dan mijn tranen ziet.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!