Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED! ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!
01-05-2006
OVERLEVEN
Toen ik na twee uurtjes onrustig slapen wakker werd, besloot
ik maar op te staan.
Het was stil in het appartement. Al waar ik kon aan denken was, ik moet hier
weg.
Maar waar naartoe?
Ik besloot om naar R te gaan.
Toen ik op de overloop stond te wachten op de lift, ging plots de deur van F
zijn woonst open.
E sprak mij aan en vroeg of ik binnen wou komen.
Nee, dat wilde ik niet.
Hij zei me dat dit dom van me was en dat ik beter zou doen hetgeen ze me vroegen.
Jij kent mijn vader nog niet goedzei hij, hij krijgt
steeds wat hij wil, en je gaat nog kruipen voor hem
Ik antwoordde niet, stapte in de lift, ging naar de bushalte en reed naar R .
Eens daar aangekomen gooide ik alle ellende in mij uit.
Al hortend en stotend deed ik het ganse relaas.
Ik wist het,zei R heb ik het niet gezegd ma?
Zowel zijn vader als zijn moeder zwegen.
Toen liet zijn moeder weten dat ik niet bij hen kon blijven . Dat zij niet die
verantwoordelijkheid kon nemen . Dat ze geen woedende F aan haar deur wou ..en
zo verder.
Maar R kwam met de oplossing!
Weet je wat, ik ga een appartement huren en dan gaan we samenwonen. Na die woorden kreeg de moeder van R bijna een appelflauwte.
Wat...zijde gij zot ... zij is minderjarig hoor... en ga jij je toekomst
vergooien voor haar... daar is geen sprake van... daar zal ik een stokje voor steken!...en de litanie ging nog een hele tijd verder.
De vader zei nog steeds niets, en R bleef ook zijn kalme zichzelf.
Rustig zei hij: Of ze blijft hier, of ik huur een appartement, vandaag nog.
Zijn moeder was een hartaanval nabij en ik wist niet wat doen of zeggen.
Ik had hulp nodig maar wou daarom geen tweedracht ontketenen tussen R en
zijn ouders.
Ik wist hoe zielsveel zij van hem hielden en ik wist dat dit wederkerig was.
De vader van R. opperde dat ik ook in post zou kunnen gaan als kindermeisje of hulp in het
huishouden.
Dan heeft ze een dak boven haar hoofd en al wat ze nodig heeft, en dan verdient
ze nog wat ook.
Meteen voegde hij de daad bij het woord, en nam de krant van zaterdag.
(In die tijd stond de krant vol van zulke werk aanbiedingen.)
Nog diezelfde dag had ik een baan bij een dokters gezin.
Nu nog mijn kleren gaan halen bij mijn moeder.
Iets waar ik als een berg tegenop zag, maar het moest gebeuren.
R beloofde met mij mee te gaan. Hoewel hij er niet welkom was, stemde ik er
deze keer toch in toe, want alleen zou niet ik op kunnen tegen F.
Daarenboven kon ik slechts maar aan één ding denken.
Hoe moet ik dit weer overleven?
...Ik kotste de drie glazen wijn uit. Nu ik de rotzooi uit mijn maag kwijt was moest ik ook mijn
lever nog zuiveren.
Want daar lag nog iets serieus te wringen.
Ik spoelde mijn mond, poetste mijn tanden, maar de slechte smaak in mijn mond
bleef.
Vanuit de badkamer hoorde ik dat het binnen nog steeds een vrolijke boel was.
Er werd gelachen en gepraat, en f had zijn geliefkoosde Duitse marsmuziek
opgezet.
Met de moed der wanhoop stapte ik terug de huiskamer in.
Als je wil gaan slapen, zei F. ga dan maar gelijk naar hiernaast.
Voor hem was het al een uitgemaakte zaak.
Toen ik weigerde werd hij vuurrood, zette met een klap de muziek af en sloeg
met zijn vuist op tafel.
Denk je echt dat je moeder voor jou gaat werken?
Zou dat zoveel gevraagd zijn na zeventien jaar vroeg ik?
En ik ben helemaal niet van plan om te luieriken, ik ga werk zoeken.
Ha, als fabrieksmeid zeker" zei F smalend. Werken met opgestroopte mouwen,
wat een eergevoel moet dat geven?
Woorden waarmee ik mijn moeder onbewust moet hebben met gekwetst.
Dat is eervoller dan te moeten werken met een afgestroopte broek! antwoordde ik gevat.
F ging gelijk van een vuurrood gezicht naar een spierwit.
Nog even, dacht ik, en ook bij hem komt het schuim op zijn mond te staan, net
zoals bij mijn pleegmoeder.
Dit gaat je zuur opbreken meisje,zei hij, en hij vertrok met slaande deuren.
Mijn moeder zei het eerste ogenblik niets.
E lachte schaapachtig en ging achter zijn vader aan.
Toen zei mijn moeder nu heb je het verkorven, nu ben je te ver gegaan, nu kan
ik je niet meer helpen.
Je hebt zonet je toekomst hier vergooid zei ze mij nog voor ze achter beide
mannen aan ging.
En al wat ik kon denken was, wie moet J. dan naar school brengen.
Ik bleef alleen achter met een bonzende hoofdpijn en een
bonzend hart.
Voelde mij als een dier in het nauw.
Waar kon ik nu nog naar toe?
Het was ondertussen vijf uur in de morgen.
Plots kwam mijn moeder terug binnen, maakte J wakker en kleedde haar aan.
Ik vroeg waar ze naartoe ging, en of ze niet moest slapen?
Ik ga mij ophangen, was al wat ze zei.
In wat een fractie van een seconde leek was ze terug buiten
Het was de allereerste keer dat ik alcohol dronk, het was
ook de eerste keer dat ik mijn moeder dronken zag.
Dat was nu iets dat ik niet gewend was, dronken mensen.
Bij mijn pleegouders werd enkel een glaasje gedronken met Kerst en Nieuwjaar.
Het werd dan even een vrolijke boel, maar dat was het dan.
Buiten oom D waren er geen dronkenlappen in die fam.
Bij mijn moeder echter stonden de flessen drank een ganse dag ter beschikking
en werd er ook gretig gebruik van gemaakt.
Twee flessen wijn per avondmaal was eveneens een must.
Ik lust geen alcohol, al zal ik bij gelegenheid zeker mijn steentje bijdragen.
Feit is dat er iets in mijn lichaam tegen alcohol protesteert, en dat ik na
enkele glazen zo ziek ben als een hond.
Dat iets heeft mij alvast behoed om alcoholist te worden, moest ik daartoe dan
al de neiging hebben gehad.
Het heeft mij eveneens behoed om grote stommiteiten te doen
Zo ook die nacht.
Vroeger op de avond had F mij laten weten dat we eens een
gesprek moesten hebben.
Een gesprek over mijn toekomst en bijdrage in hun gezin.
De aanloop naar dat gesprek was al heel verwarrend voor mij.
En ondertussen was dit alleen maar erger geworden.
Maar uiteindelijk was het H die het gesprek begon.
Hoe zie jij je toekomst vroeg hij me?
Ik ga ander werk zoeken, eender wat is goed antwoordde ik.
Wel, zei hij, je moeder en ik hebben andere plannen met je.
Je weet wat je moeder doet, je weet wat je grootmoeder doet, en ik wil dat jij
bij één van hen gaat werken.
40% van je inkomsten zijn voor mij, van de 60%
die overblijft betaal je hier je deel voor kost en inwoon.
Die 40% is redelijk want ik betaal je kapper en je kleding die je moeder voor je zal uitzoeken uit zal k in een chique winkel in Brussel. Dus niet het goedkope spul dat je nu draagt, ik wil niet dat je gekleed loopt met kleding uit de Sarma
Tevens is het geen doen dat jij hier op de zetel moet slapen en daarom kom op mijn appartement slapen.
Wat betreft je vrijer betreft, dat moet uit zijn. Die jongen
deugd niet voor je, is te oud voor je, en jij te jong voor een vaste relatie.
Je bent jong, en je moet het leven eerst nog leren kennen.
Je moeder en ik hebben dit reeds uitgebreid besproken en we hebben beide het
beste met je voor.
Je moeder heeft spijt dat ze niet beter voor jou heeft gezorgd, maar dat
brachten de omstandigheden nu eenmaal zo mee, maar zij wil het bij deze
allemaal goedmaken.
Daarom dat wij niet willen dat jij je verdere leven gaat werken met
opgestroopte mouwen
Dat was dus, Het gesprek.
Ik zat als van de hand Gods geslagen, het drong allemaal in slow motion tot mij
door.
Ik keek naar mijn moeder. Zij had tijdens het ganse gesprek geen woord
gesproken en deed dat ook nu niet.
De kamer draaide als een tol en ik kon nog net op tijd tot aan de wc geraken.
Daar kotste ik de olijven, hapjes en glazen wijn in één keer uit ..
Dat ik mijn werk kwijt was vond mijn moeder in principe niet
zo erg.
Nu kon ik zus J. van en naar school brengen.
Kon helpen in het huishouden wat haar dan de mogelijkheid gaf om enkele uurtjes
langer te slapen na haar nachtelijke bezigheden.
Daar het paasvakantie was nam ik J. mee wanneer ik
naar de ouders van mijn eerste liefde R.ging, of een bezoek bracht aan mijn
pleegouders.
Of we gingen gewoon wat wandelen in het park of naar de speeltuin.
De tegenwerking kwam echter van een andere zijde, namelijk van de partner van
mijn moeder.
Op een avond laat kwamen mijn moeder en haar partner F.terug
van een avondje uit.
Ook zoon E. was erbij.
Mij was gevraagd om op J. te passen intussen, iets dat ik met graagte deed.
Enerzijds omdat ik dan het rijk voor mij alleen had, en ik was graag alleen, anderzijds omdat ik in feite een aversie had tegen F en zijn zoon
E.
Beide waren tweetalig maar prefereerden om Frans te spreken tegen elkaar.
Tijdens een dergelijk gesprek hadden ze het over mij, in de veronderstelling
dat ik het toch niet verstond.
Het ging erover dat E vond dat ik ook mijn steentje moest bijdragen bij het
huishoudgeld. F.was het daar mee eens en zei dat hij dat wel zou oplossen.
Ik repte geen woord over hetgeen ik gehoord had en was het hele
gesprek bijna vergeten.
Tot op die avond.
F. leefde gescheiden van zijn vrouw maar was nog niet
wettelijk gescheiden.
Daarom huurde hij officieel het appartement naast dat van mijn moeder. Zo kon
hij niet betrapt worden op overspel.
Doch liet hij duidelijk blijken dat alle meubelen die op het appartement van
mijn moeder stonden, door hem waren betaald.
Toen mijn moeder daarop repliceerde wie er dan elke nacht ging werken, waren
een paar klappen haar antwoord.
Het was de eerste keer dat ik een vrouw klappen zag krijgen van een man. En het
maakte grote indruk op me.
Mijn moeder verdedigde zich niet, douchte, trok haar pyjama aan en ging naar
bed.
Fvertrok naar zijn eigen vertrekken met slaande deuren.
J bleef samen met mij beduusd achter, dus we gingen maar weer wandelen.
Tegen etenstijd ging ik met een bang hart naar huis, maar ondertussen was alles
weer koek en ei tussen hem en mijn moeder.
Met een avondje uit tot gevolg dus.
Toen mij dit werd medegedeeld werd er gelijk door F bij gezegd dat er eens
moest worden gepraat over hoe ik mijn toekomst zag bij hen.
Wegens plaatsgebrek sliep ik vanaf mijn komst op de zetel in de living.
Dat maakte dat ik meteen wakker was toen ze gedrieën luid lachend en
gekscherend weer thuiskwamen na het avondje uit.
Er werd muziek op gezet, en ik werd door E van de zetel geplukt, want hij wou
met me dansen.
Normaal danste ik wel graag, maar met die kerel wilde ik dit
helemaal niet. F.liet mij weten dat ik dan niet de aard naar mijn moeder had, want die kon beter
dansen dan Fred Astaire en Ginger Rogers volgens hem.
Na wat heen en weer gezevver danste ik dan, tegen heug en meug, toch maar een
slow met E.
Mijn moeder, maar vooral f namen mij daarbij goed op.
Ze beweegt wel soepel, zei mijn moeder, dat heeft ze van mij ..
Ze moet nog veel bijleren, zei F, maar ze is nog jong .
Toen het plaatje afgelopen was werd ik gevraagd om aan tafel te komen zitten
"want we moeten eens praten.
Ik voelde mij er niet echt gerust in.
Dacht dat ik onder mijn voeten ging krijgen omdat ik er een ganse dag was op uit
getrokken met J.
Omdat ik die dag niets had gedaan in het huishouden.
Of omdat ik met J naar mijn pleegouders ging, of naar de ouders van R.
Ik wist dat mijn moeder en f mijn eerste liefde niet echt zagen zitten.
Ze vonden hem te oud voor mij. Maar vooral vonden ze mij te jong voor een vaste
relatie.
Daarom dat ze niet wilden dat ik R door de week zag, iets waarin ik niet
gehoorzaamde.
Ook herinnerde ik mij het gesprek tussen f en zijn zoon, waarin werd geopperd
dat ik mijn steentje moest bijdragen in het huishoudgeld. Ik tijd gehad om daar over na te denken en ik had mijn antwoord
al klaar.
Want ik zou hen laten merke dat ik niet op mn mondje gevallen was.
De aanval was de beste verdediging, was sinds kort mijn motto.
Nog ietwat slaapdronken nam ik plaats aan de tafel.
Ondertussen had mijn moeder voor mij een glas rode wijn uitgeschonken.
Ik had nog nooit alcohol gedronken, lustte het niet eens.
Maar rode wijn was, net zoals de Italiaanse keuken, (F was van Italiaanse
afkomst), in mijn moeders huishouden ingeburgerd.
Dus ik dronk het glas leeg, dronk er nog een en werd al een aardig beetje teut.
Dat was ook de bedoeling, meen ik nu nog steeds.
Het moest mij ontvankelijker maken voor het gesprek.
En het werkte want ik keuvelde lekker mee.
Lachte met de schuine moppen waar ik maar de helft van begreep, maar dat liet
ik natuurlijk niet blijken.
Dacht bij mezelf nou, het gesprek valt goed mee, ik heb me zorgen gemaakt om
niets.
Na het derde glas wijn was ik van de wereld en dacht enkel nog aan slapen.
Toen kwam het gesprek!
Toen barstte de bom en spatte mijn wereld voor de zoveelste maal uit elkaar!
Tijdens mijn verblijf bij mijn moeder kwam het gesprek op mijn grootmoeder.
Ik had haar de vraag gesteld hoe het kwam dat zij een voorkeur had voor Franse
namen.
Ze vertelde me dat haar vader, mijn grootvader van Franse
origine was.
Verder wou ze niets kwijt over de man.
Wel liet ze me weten dat mijn grootmoeder gescheiden was van haar vader en dat zij ook een bar bezat in de stad, genaamd Primavera samen met haar tweede man.
Waarom ga je haar niet eens bezoeken zei ze me.
Neem je zusje mee.
Zo gezegd, zo gedaan!
In een zijstraat van het De koninckplein had ze haar appartement en de bar
lag daar schuin tegenover in een andere zijstraat.
Het was een typische bar.
Een raam met rode fluwelen gordijnen die wanneer opengeschoven waren werden
bijeengehouden met een gevlochten koord.
Aan beide zijden van het raam twee zetels in Empire stijl en een klein rond
goudkleurig salontafeltje er tussenin. Pure kitsch dus.
Aan de buitenkant boven het raam de naam van de bar in knipperende blauwe neonletters.
En aan beide zijden van de glazen ingangsdeur een rode lantaarn.
Voor je het vertrek in kwam moest je ook door rode fluwelen
overgordijnen die met koperen ringen waren bevestigd aan een koperen staaf.
Het vertrek zelf was niet groter dan een toenmalige doorsnee
huiskamer.
En zo was het ook ingericht.
Tapijten op de vloer.
Aan de muren hier en daar een lampje met een rood kapje dat een diffuus
licht verspreidde.
Daar tussenin schilderijen met veel naakt.
In de éne hoek een rood lederen salon en een laag salontafeltje met wit
marmeren blad.
Recht tegenover het raam, een kleine ovalen toog van donker hout, bekleed met
rood fluweel aan de voorkant, het buffet met de vele flessen sterke drank bestond uit spiegelglas.
Achter die toog stond een kleine gezette vrouw, van een, voor mij althans,
respectabele leeftijd.
Pikzwarte haren, hoog opgestoken zoals toen de mode was.
Opzichtig geschminkt met veel zwart en op de lippen vuurrode lippenstift.
Een zwarte kanten blouse met diepe decolleté en een zwarte rok met hoge split
aan de voorkant.
Dat was mijn grootmoeder dus!
Zij stelde zich aan me voor als Ramona, wat haar werkelijke voornaam bleek te
zijn zoals ik later te weten komen.
In de zaak waren ook nog twee jonge vrouwen aanwezig die haar meisjes bleken
te zijn.
Mijn grootmoeder stelde mij aan hen voor.
Dit is onze kleine Lulu, de oudste dochter van ons Loulou.
Ik kreeg van elk een warme omhelzing. Mijn grootmoeder deed alsof ik maar enkele weken afwezig was geweest en geen zeventien
jaar!
Het leek of het allemaal de normaalste zaak was .
dat ik effe binnen sprong om een goede dag te zeggen .?
En dat verwarde mij.
De verwelkoming was hartelijk, dat wel.
Maar er werd over het verleden met geen woord gerept.
Ik kreeg er de kans niet toe.
Dat die meisjes mijn moeder heel goed schenen te kennen vond
ik ook al raar.
Ze noemden haar dus Loulou, wat een afkorting was van haar werkelijke naam,
Marie-Louise.
En mij, alsof het altijd zo geweest was, Lulu.
Nu vond ik dat veel mooier klinken dan mijn werkelijke naam.
Temeer daar een niet Franstalige mijn naam veelal verschrikkelijk lelijk
uitspreekt.
Zo spraken mijn pleegouders hem uit als, Luchèn. En daar had ik een bloedhekel aan. (Mijn pleegbroer en pleegzuster spreken mijn naam trouwens nu nog zo uit.) Grrrr...ril ril ril. Vanaf toen noemde ik mezelf ook, Lulu.
Het is het enige positieve dat mijn moeder en grootmoeder
mij hebben bijgebracht.
Buiten dat ik éénmaal op mijn grootmoeders appartement ben geweest en daarna
werd getrakteerd op een ijsje in een chique ijssalon op de Rooseveltplaats,
heb ik nooit nog wat van haar vernomen.
Het bleef bij die twee ontmoetingen.
Ondertussen weet ik dat ze overleden is, zo ook de man waar ze toen samen mee
was en waarvan ik nooit de naam heb geweten.
In mijn gedachten zie ik hem als een grote struise man met hoed en bril.
Maar nu, zovele jaren later, vraag ik mij af of hij werkelijk zo groot en struis was.
Mijn grootmoeder echter staat op mijn netvlies gebrand.
Soms schud ik vol ongeloof mijn hoofd bij het horen of lezen
van wat ouders hun kinderen allemaal aandoen.
Maar veelal sta ik vesrteld wanneer blijkt dat, ondanks al het
nare dat hen is aangedaan, die kinderliefde niet kapot te krijgen is.
Hoe ze steeds weer al die nare dingen naast zich kunnen neerleggen en vergeven.
Maar eigenlijk hoef ik niet eens zo verbaast te zijn!
Ik deed namelijk net hetzelfde
Toen ik na al die jaren mijn moeder leerde kennen, had ik
grote verwachtingen.
Alles zou van nu af anders worden. Daar was ik heilig van overtuigd.
En het werd ook allemaal anders!
Een mooie droom is het echter niet geworden.
Nu, zovele jaren later, vind ik nog steeds excuses voor het gedrag van zowel
mijn moeder, als van mijn pleegouders.
Zit er nog steeds een dosis liefde voor hen beide.
Of verwar ik hier liefde met respect en dankbaarheid?
Hoewel dankbaar! Voor wat dan wel?!
Ik heb de ware liefde leren kennen.
Ben onnoemelijk gelukkig dat ik ze mocht ondervinden, maar vooral dat ik ze kan
geven.
Liefde zonder voorbehoud.
Respectievelijk als vrouw en moeder.
En ik weet voor een feit dat in beide hoedanigheden nooit de keuze zou hebben
gemaakt die mijn moeder en pleegouders meenden te moeten maken.
Voor dilemmas komen we allemaal wel eens te staan in het leven, niet?
Dilemmas waarbij je wel een keuze moet maken en die schrijnende, zo niet
verdrietige, gevolgen kan hebben.
Maar die gevolgen nam ik grotendeels voor mezelf.
Het verdriet verzachte ik met al mijn macht.
Je kunt je kinderen niet vrijwaren van enig verdriet.
Maar de pijn die je daarbij als moeder zijnde voelt, is enorm.
En dat blijft zo. Je ganse leven lang. Hoe oud je kinderen ook mogen zijn.
Daarom dat ik niet kan begrijpen dat er ouders zijn die hun kinderen bewust
kunnen pijn doen.
Ze zowaar kunnen verminken voor het leven, lichamelijk, zowel als geestelijk.
Daarbij hun leven lijden zonder verder op of om te zien.
Zich in vele gevallen niet eens schuldig voelen.
Ik heb beide aan den lijve ondervonden.
Rechten die je als kind meent te bezitten en die je niet krijgt.
Dromen die je hebt als kind en opgroeiende tiener, en die de bodem worden
ingeslagen, telkens weer.
Met als gevolg een intens verdriet waar je geen raad mee weet.
Waar je ook nergens mee terecht kunt.
En vooral heb je een laag zelfbeeld.
Het maakt je sterk. Het maakt dat je mondig wordt.
Dat je een vechter wordt. Al is het dan uit zelfbehoud.
Men haalt je niet meer zo vlug onderuit en je kunt vele situaties de baas.
Maar ik had het liever anders gezien!
Gelukkig bezit ik het vermogen om te relativeren.
Kan ik begrip opbrengen voor heel veel dingen.
Eén ding kan ik echter niet!
En dat is vergeten.
Vergeten dat ik een moeder heb die nooit een zier om me heeft gegeven.
Die haar eigen belangen voorop stelde.
Die liever haar eigen vege lijf redde dan dat van haar kinderen.
Ja kinderen, want we zijn met drie.
En we hebben allemaal geleden onder de onkunde en het egoïsme van onze moeder.
Niemand van ons drie het tot nog toe volledig verwerkt. Al moet je niet denken
dat we zielige figuren zijn of dag in dag uit een Happy pil nodig hebben.
Wat we alle drie gemeen hebben is onze sterke overlevingsdrang
Dat is het enige dat onze moeder ons gegeven heeft
Ieder van ons gaat anders om met dit gegeven.
Ik schrijf het hier van me af.
Dankbaar dat jullie het willen lezen!
Een maand woonde ik reeds bij mijn moeder.
Zoals gezegd, veel zag ik haar niet, want toen ik thuiskwam van het werk, stond
zij klaar om te vertrekken naar haar werk.
En dat werk was niet helemaal van het soort dat je verwacht van je moeder.
Mijn pleegouders kregen dus gelijk met hun bewering dat ik
"een hoerenjong" was. Want mijn moeder werkte inderdaad als prostituee.
Al vind ik nog steeds dat het onterecht was van hen om mij die benaming toe te
spelen, maar enfin.
Zij had haar eigen bordeel in Brussel en werkte samen met nog twee andere meisjes.
Maar dat nam niet weg dat dit feit een danige desillusie was voor mij.
Ik had er heel wat moeite mee om het te aanvaarden.
Het tweede feit waar ik moeite mee had was dat ik tegen
niemand mocht zeggen dat ik haar dochter was.
Zo moest ik voor haar op een keer een paar pantys halen bij de kapster op de
hoek van de straat.
Als Anita moest vragen wie je bent, dan moet je zeggen dat je mijn nichtje
bent, de dochter van mijn broer.
Die broer heette Lucien, was mijn peetoom, en woonde in Duitsland.
Bij hem had mijn moeder vele jaren gewoond en
daar had ze ook haar huidige partner leren kennen, de vader van mijn halfzus
J.
Ik heb die peetoom van mij nooit gehoord of gezien.
Dus ik naar het kapsalon op de hoek. Ik ga binnen en wat blijkt! De dochter van de eigenares is een vroegere klasgenoot uit de lagere school.
Het was enerzijds een leuk weerzien, anderzijds moest ik uitkijken wat ik zei.
Toen ik vroeg naar de pantys van Loulou, want zo noemde iedereen mijn moeder,
kwam natuurlijk de gevreesde vraag.
Ha, is die familie van jou? Jullie lijken wel wat op elkaar nu je het zegt!
Ik had zo graag naar waarheid geantwoord, maar besloot om het toch maar niet te
doen.
Dus zei ik haar met een brok in mijn keel dat ik het nichtje was.
Op de weg naar huis van mijn laatste werkdag reed ik tegen
het portier van een auto op.
Meestal lette ik dubbel zo goed op wanneer ik een auto zag
parkeren, maar dit keer was
ik met mijn gedachten bij het gesprek dat ik later op de avond zou moeten voeren
met mijn moeder. En vooral met haar partner F.Want het was hij die de scepter zwaaide in huis en mijn moeder knikte ja of nee op zijn commando.
Gevolg, het voorwiel van de mini-fiets was verbogen en ik had schrammen op
handen, ellebogen en knieën.
Daar het regende hing ik ook vol slijk.
De man was al even erg geschrokken als ikzelf, en bood aan om mij naar huis te
voeren.
Aan de deur gekomen belde ik aan om mijn moeder niet al te erg te laten schrikken wanneer ze me zag
maar het was F. die naar beneden kwam.
Nou, die man kreeg er behoorlijk van langs.
Het resultaat was dat de man geld bood aan F die het uiteindelijk aannam toen
bleek dat de man niet meer zou geven.
Bovengekomen werd het verslag van alles aan mijn moeder doorgegeven.
Wat ga je doen met het geld, vroeg mijn moeder.
Winnen bij het pokeren zei f. Na het avondeten vertrokken beide. De éne naar het werk, de andere naar de kroeg.
En daar zat ik dan.
Samen met mijn halfzusje J.
R. wist nog niks af van het gebeurde want ik mocht hem niet zien door de week.
Ik voelde mij beetje bij beetje meer verloren.
Alles was mij zo vreemd! En ik had het mij allemaal toch zo anders voorgesteld!
Misschien was ik niet realistisch genoeg op mijn zeventiende. Ik had op zo veel
meer gehoopt.
Al wat ik vroeg was liefde.
Graag gezien worden door diegene voor wie het vanzelfsprekend zou moeten zijn.
Maar van vanzelfsprekendheid is in mijn leven nooit sprake geweest.
Waar en wanneer zou ik mijn klavertje vier vinden?
Reeds drie weken woonde ik bij mijn echte moeder.
Tot echte gesprekken met haar kwam het nooit.
Zij werkte s nachts en sliep overdag.
Ik weet dus van wie ik het heb.
Mijn gevoelens gingen op en neer als een jojo en mijn
gedachten waren een doolhof
Ik kon het niet laten om af en toe tussen de lunchpauze binnen te springen bij
mijn pleegmoeder.
Het was deels mijn schuldgevoel, deels het gemis vermoed ik.
Macht der gewoonte kan men het ook noemen, want dat is het is jarenlang
gebleven ook.
Ik vertelde tegen mijn moeder niets van die bezoekjes. Waarom weet ik niet. Maar zoals gezegd,
mijn gevoelens waren totaal verward.
Tijdens zon middag bezoek gaf mijn pleegmoeder mij een kaartje met daarop de
melding dat ik een aangetekend schrijven moest afhalen op het postkantoor. Ik daar dus naartoe om de brief te gaan ophalen.
Het was mijn ontslagbrief.
Terug op het werk ging ik meteen ann mijn baas om uitleg
vragen.
Hij zat er duidelijk mee verveeld en vond het verschrikkelijk, maar zei er meteen bij dat hij geen andere keuze had.
Het had te maken met het feit dat ik niet in orde was met het ziekenfonds. En ook met
de papieren die nodig waren voor de verzekering in voege met het auto-ongeluk.
Mijn pleegouders hadden altijd weigerden om die te ondertekenen.
Dus bleef hem spijtig niets anders over. Maar ik zou een uitstekende
aanbevelingsbrief mee krijgen want op mijn werk viel hoegenaamd niet aan te
merken.
Nog een maand zou ik werk hebben, en dan was het finito.
Mijn vraag of ik er nog iets aan mijn ontslag kon gedaan worden werd helaas
negatief beantwoord.
Het is te laat meisje, je ouders hebben al zo vaak een brief daaromtrent
gekregen, en steeds zonder resultaat, antwoord of enige verklaring.
s Avonds ging ik ietwat boos terug naar mijn pleegouders.
Wou hen laten weten wat de gevolgen waren van hun nalatigheid.
Wilde natuurlijk ook het waarom weten.
Maar ze haalden hun schouders op.
Wisten mij te vertellen dat ik het op tijd en stond wel zou te weten komen.
Dat ik alleen maar bij mijn moeder kon zijn zolang zij dat toelieten.
Want als ze de jeugdrechter zouden verwittigen, zou dat niet lang meer duren.
Hun dreigementen nam ik heel serieus. Ze klonken heel onheilspellend. En ik wist ondertussen dat niet al hun dreigementen loze praatjes waren.
Door dit alles was ik ondertussen vergeten dat mijn moeder op mij zat te
wachten.
Zij moest niet werken en wou uitgaan met F en ik zou daarbij op J passen.
Meestal was ik ten laatste om zes uur thuis. Nu was het door het oponthoud
bijna half acht.
Dat werd mij niet in dank afgenomen.
En er werd al direct gesmeten met woorden van: "je eet hier, dus mogen we ook
iets van je terug verwachten".
Ik wou hen terugzeggen dat ik zoveel jaren geen eten had gekost aan hen...maar
ik hield mijn mond maar.
Zij waren trouwens nog niet op de hoogte van mijn ontslag, zodoende kon ik hen
maar beter gunstig gestemd houden.
Want ik wist niet hoe ze op dat nieuws gingen reageren. En eerlijk gezegd zat
ik er ook wat mee in mijn maag.
Het was een slecht begin en het zou geen goede indruk maken op mijn
moeder vreesde ik. Ook al was het dan niet mijn schuld.
Maar ik was vast van plan om zo vlug mogelijk een nieuwe job te vinden.
En dat was in die tijd geen probleem.
Maar het voelde voor mij toch een beetje aan als dansen op een slappe koord.
Mijn pleegmoeder verzette zich tegen mijn verhuis naar mijn
moeder.
Even dacht ik dat het uit verdriet was, en ik zei haar dat ik haar niet zou
vergeten en nog vaak op bezoek zou komen.
Maar ze lachte en ze op venijnig toon dat ik een onnozel wicht was.
Ik ga de harde woordentwist tussen ons beide laten voor wat het was, voor nu
dan.
Later kom ik er nog op terug, want wat ze naar mijn hoofd slingerde was niet
eens zo absurd, al begreep ik pas later wat de werkelijke bedoeling ervan was.
Ik trok dus bij mijn moeder in.
En ik voelde mij de koning te rijk.
Ik was fier op alles.
Mijn moeder, mijn halfzus, zelfs op het appartement en zijn omgeving was ik
fier.
Fier dat ik er woonde.
Alleen met de partner van mijn moeder en zijn zoon wou het niet zo direct
klikken.
Wat het was kon ik niet uitleggen? Misschien was het intuïtie? Ik moest
hem niet.
En hoe vriendelijker beide tegen mij waren hoe meer ik afstand nam.
De partner zal ik voortaan F. noemen en zijn zoon E.
F. was minstens twintig jaar ouder dan mijn moeder.
Hij werkte niet want hij was oorlogsinvalide.
Hij had een kunstbeen ten gevolge van een opgelopen wonde in W.O.II
Hij had meegevochten met het Duitse leger tegen het Bolsjewisme
Her en der stond dan ook vlaggetjes met de Vlaamse leeuw erop afgebeeld.
Alles wat ik wist over de oorlog, wist ik uit de vertellingen van mijn pleegouders
en hun beste vrienden.
Beide mannen waren krijgsgevangene geweest en beide vrouwen waren hen achterna
gereisd.
Met z'n vieren waren ze kunnen vluchten, terug naar België, waar de mannen
waren gaan werken voor de Engelsen.
Pa moest zich meermaals gaan verstoppen voor de Gestapo.
Tijdens zijn werk voor de Engelsen werd hij gekwetst door een vliegende bom die viel aan "Het Schijnpoort". Daarbij was ook hij zijn been kwijtgeraakt.
F. was een Brusselaar en sprak meestal Frans net als zijn
zoon. Al kenden beide heel goed het Nederlands. F. was de ganse dag thuis en zat meestal te kijken naar de vissen in de
prachtige aquariums die tegen de muur van het appartement stonden.
In de spiegelende ruiten kon hij de ganse woonkamer overzien.
Elke dag speelde hij op pick-up Duitse
marsmuziek.
Ook hij vertelde vaak over de oorlog.
Toen ik hem het wedervaren van mijn pleegouders tijdens de oorlog vertelde,
verbood hij mij om nog over die lafaards te praten.
Daar schrok ik van en ik was ook danig geschrokken van zijn woede uitval.
Wat kon die man choleriek en fanatiek zijn als het over de oorlog ging!
Terwijl de verhalen van mijn pleegouders in feite voor mij één groot avontuur
leken en ik steeds geboeid zat te luisteren. Dat begon al niet goed!
Bijna elke avond, terwijl mijn moeder werken was, ging hij pokeren in café De Leeuw van
Vlaanderen
Een nogal berucht lokaal in Antwerpen.
Drinken deed hij ook in grote mate.
In feite had hij de ganse dag een glas Whisky bij de hand.
Daar mijn moeder s nachts werkte en overdag sliep zag ik hem meer dan haar.
Maar het was de manier waarop hij tegen mij sprak dat mij nog het meest
verwarde.
Zo wou hij niet dat R. elke dag of elk weekend kwam.
Die jongen past niet bij jou zei hij telkens.
Jij bent veel te knap om met die kerel te lopen
En je bent nog zo jong.
Dat, en meer, kreeg ik elke dag te horen van hem.
Ik dacht vaak bij mezelf, dat moesten ouders van R. eens weten. Want die waren reuze
blij dat ik bij mijn moeder was ingetrokken.
Natuurlijk wilde R. en ik mekaar zoveel mogelijk zien.
En als hij kon kwam hij mij ook van het werk halen, want ik woonde nu wel een
heel eind verder van de drukkerij
Dat zei ik dan ook tegen F.
En hij had al meteen de oplossing.
Er staat in de garage nog een mini fiets, die mag je gebruiken.
En als het slecht weer is kan je met de bus, of ik breng je weg en kom je
halen.
Ik durfde niet te weigeren of wou al niet meteen dwars gaan
liggen.
Dus gaf ik toe.
En het zou niet de laatste toegeving zijn die ik tegen mijn gevoelens in moest
doen.
R. en ik waren nog steeds stapelverliefd.
In zoverre zelfs dat we af en toe spraken, of is het dromen, over trouwen en
kindjes.
Mijn pleegouders namen deze uitspraken op in volkomen lethargie.
De ouders van R. was andere koek!
Zij dachten reeds aan de komende kosten bij dit alles en dat lieten ze mij dan
ook duidelijk weten.
Zo ging hun vraag of ik een spaarboekje had?
Neen, dat had ik niet. En bijna was ik gaan lachen bij die vraag.
Maar je werkt toch nu en je hebt vroeger ook al gewerkt" vroegen ze ietwat verwonderd?
Jawel, maar zij menen dat ik moet terug betalen wat ze in mij hebben ingestoken
toen ik nog niet kon werken liet ik hen weten.
Wie moet er dan voor de kosten opdraaien"?
Dat en nog veel meer vragen in die trend werden constant op me afgevuurd.
Lang stond ik er evenwel niet bij stil.
Wij waren jong en verliefd en we lachten het leven zoveel mogelijk toe.
Wij maakten ons geen zorgen om geld.
In feite maakte we ons in heel weinig zorgen,
te weinig weet ik nu.
We konden met de auto rijden, we konden uitgaan, en voor de rest, who cares?
Maar nu besef ik dat die vragen terecht waren.
Het was mede daarom dat de ouders van R. zo opgezet waren
met het ten tonele verschijnen van mijn echte moeder.
Zij gingen uit van het uiterlijke vertoon, en het enthousiasme over dat alles
van R. en mezelf.
Ik werd dan ook door hen gepusht om zoveel mogelijk naar mijn moeder toe te
gaan.
Wanneer ik hen dan liet weten wat er was gebeurt tussen mijn moeder en mijn
pleegmoeder, zeiden ze mij,daarom juist moet je gaan.
Maar ik wou de zaken niet forceren.
Wisten zij veel in welke tweestrijd ik zat.
Natuurlijk wou ik naar mijn moeder, maar het was nog maar de vraag of mijn moeder
mij wou.
En ik was zo onnoemelijk honkvast. Iets wat ik trouwens nog ben.
Een thuis in de ware zin van het woord had ik niet echt bij mijn pleegouders,
maar het was de enige thuis die ik kende.
Had ook nooit wat anders gekend.
Of jawel, ik had het home leren kennen en het internaat.
Dat laatste was een zo danige verschrikking geweest dat het overal beter was dan
daar, zelfs bij mijn pleegouders
Alleen al de totale beperking van vrijheid was iets dat ik niet meer zou
aankunnen meende ik.
Op een dag gaf ik dan toch toe aan het gezeur.
Ik belde mijn moeder op en vroeg of ik mocht langskomen.
Dat mocht.
De ontvangst was iets beter voorbereid dan de vorige keer.
Zo waren haar toenmalige partner, vader van mijn halfzus J., en diens zoon
van eenentwintig jaar oud, ook aanwezig
Mijn halfbroer J.C. was er niet. Hij was op de kostschool. "Duur zene, die kostschool" zei mijn moeder.
En ik vroeg meteen en zonder nadenken waarom ze dan niet voor mij
betaalde? Plots kwamen mijn tranen zonder dat ik ze kon tegenhouden.
Alle ellende gooide ik eruit.
Er meteen achteraan gooiend dat mij al die ellende zou bespaart zijn gebleven als er
voor mij ook betaald was geweest.
Het bleef minutenlang stil.
Niemand zei wat, en buiten mijn snikken kon je een speld horen vallen.
Uiteindelijk was het haar partner die het woord nam.
Waarom zou ze niet hier kunnen komen wonen ? zei hij.
Je zou er hulp kunnen aan hebben.
Ze is tenslotte oud genoeg om op J. te kunnen passen, niet ?
En dan heb jij ook eens wat meer vrije tijd.
Mijn moeder zei niets.
Ze was duidelijk geschrokken van de reactie van haar partner.
Had die reactie duidelijk niet verwacht.
Zo meende ik althans te weten!
Maar mijn moeder haar gedachten gingen verder dan dat. Alleen kon ik dat niet
weten.
Er werd dus afgesproken dat er nog eens met mijn pleegmoeder overleg zou worden
gepleegd.
Dit enkel uit beleefdheid, want wettelijk had mijn moeder alle rechten over
mij.
Ondanks alles had men nooit haar moeder rechten over mij afgenomen.
We hebben die dag tot laat in de avond gepraat.
En het gevoel dat ik daarbij had kan ik helaas niet beschrijven.
Maar laat mij zeggen dat ik mij thuis voelde.
Dat ik mij eindelijk als dochter geliefd voelde.
Vele vragen van mijn kant werden beantwoord. Vele ook niet.
Maar ik drong niet aan want wilde mijn moeder in geen geval kwetsen of pijn doen.
Het is vreemd!
Men zegt; "bloed kruipt waar het niet gaan kan" en dat was vermoedelijk wat ik
die avond voelde.
Een onvoorwaardelijke liefde voor een moeder die ik nooit had gekend.
Een onvoorwaardelijk vertrouwen ging daarmee hand in hand.
Ik liep op wolkjes.
Niets kon mij nu nog deren, niemand zou me nog pijn doen.
Het was een overheerlijk gevoel!
Door mijn geestdrift over het ontmoeten van mijn moeder,
opende ik de doos van Pandora.
Wanneer ik dacht reeds het allerslechtste van mijn pleegmoeder te hebben
meegemaakt, was ik verschrikkelijk naïef.
Mijn enthousiasme bracht haar in alle staten.
Eén ding had ze echter beter in de hand dan vroeger.
Toen zou ze haar razernij meteen hebben botgevierd op mij.
Nu hield ze zich in en beredeneerde heel tactisch haar volgende zet.
Dit was erger want ik zag de bui niet aankomen.
De reden dat ze zichzelf in de hand hield lag bij het feit dat ik werkte en geld binnenbracht.
En dat wou ze natuurlijk niet verliezen.
Dus ging ik vrolijk elke dag naar het werk.
Maar daar maakte men voortdurend moeilijkheden omdat ik niet aangesloten bleek
bij het ziekenfonds.
Papieren die moesten worden ingevuld voor de verzekering van het werk werden door mijn pleegouders terzijde geschoven.
Mijn baas was een lieve man en ontzag me zoveel als mogelijk, maar hij moest zich
ook aan de wet houden.
Op een dag moest ik op zijn kantoor komen.
Daar liet hij mij weten dat wanneer ik binnen veertien dagen niet in regel zou
zijn, hij mij zou moeten ontslaan.
Dan zou ik tijdens mijn ziekte periode ten gevolge van het auto-ongeluk ongewettigd
afwezig zijn geweest.
En dat was iets dat hij niet kon goed praten tegenover de grote baas.
Toen ik dat thuis liet weten werd het stil, heel stil.
Mijn pleegvader zei:Hier moet een oplossing voor komen.
Mijn pleegmoeder antwoordde: Die heb ik al.
En nog steeds was ik mij van geen kwaad bewust.
Tot op een zaterdagmiddag aan de de voordeur werd gebeld.
Vermits het mijn taak was om open te gaan (in geval het de melkboer, groenteboer
of bakker was die de rekening kwam ontvangen en die ik dan met één of andere
smoes moest afwimpelen) ging ik met een klein hartje opendoen.
Maar tot mijn grote vreugde was het mijn moeder die op de drempel stond.
Mijn vreugde was echter van korte duur want heel vriendelijk zag ze er niet
uit.
Al was ze weer om door een ringetje te halen.
Dat laatste zette kwaad bloed bij mijn pleegmoeder.
En als twee vurige kemphanen stonden ze tegenover elkaar.
Ik weet niet wat er tussen die twee is bepraat.
Beide bevolen mij om naar buiten te gaan.
Ik liep gehoorzaam de straat op.
Ging bij de buren die voor hun deur stonden een
praatje maken en liet hun weten dat mijn "echte" moeder mij kwam opzoeken.
Die buurvrouw stelde zich daar uiteraard vragen bij zoals:Waarom mag jij daar
niet bij zijn?
Maar ik zag er allemaal geen kwaad in.
Toen mijn moeder naar buiten kwam, liep mijn pleegmoeder haar woest roepend en tierend achterna.
Mijn moeder stopte naast mij en zei dat ze mij de volgende dag bij haar
thuis wou spreken.
En ik verheugde mij op dat gesprek.
Ik deed s avonds het ganse relaas aan R. en zijn ouders, en ook zij zagen het positief in. in.
Mijn pleegmoeder negeerde mij en mijn vragen.
Je zult het vlug genoeg merken liet ze me kortaf weten.
Mijn pleegvader was werken dus daar kon ik het ook niet aan vragen.
Mijn pleegbroer wist me te vertellen dat die twee hooglopende ruzie hadden
gehad.
Dat mijn moeder het huis was uit gevlucht, bang voor de razernij van mijn
pleegmoeder.
Ik deed die nacht haast geen oog dicht.
Voor mij kon het niet vlug genoeg zondagmiddag zijn.
Want ik had goede hoop.
Ik had steeds goede hoop!
Want hoop doet leven, nietwaar?!
Het bezoek aan mijn
moeder had een diepe indruk nagelaten.
Toen ik s avonds met R. terug naar mijn pleegouders reed zat ik met mijn
hoofd nog steeds in een dikke mist.
(Nee het is geen spraakverwarring van "met mn hoofd in de wolken zitten" het
was dikke pappige mist.)
Zovele gedachten schoten er door mijn hoofd, zovele vragen die ik nog niet had
gesteld.
En vele vragen die ik wel had gesteld en waar ik geen of een ontwijkend
antwoord op had gekregen.
Kortom, heel veel wijzer was ik door dat bezoek niet geworden.
Akkoord, ik had voor de eerste maal in zeventien jaar mijn
moeder in levende lijve gezien.
Ook werd ik geconfronteerd met het feit dat ik nog een halfbroer en een halfzus
had.
Dat feit alleen al riep bij mij vele vragen op.
Zoals de meest voor de hand liggende vraag: Waarom zij twee wel, en ik niet?
Mijn vader was niet de vader van mijn halfbroer, en de vader van mijn halfzus
was niet de vader van ons beide.
Mijn moeder was met geen enkele van de bewuste vaders getrouwd. Wij droegen alle drie moeders naam. Dat was het enige dat we gemeen hadden, onze moeder en haar naam.
Mijn moeder was lief en vriendelijk tegen me geweest, maar
niets liet uitschijnen dat ze voortaan voor mij zou zorgen.
Wanneer ik haar iets wou vertellen over mijn leven bij mijn pleegouders werd
het gesprek vlug een andere richting uitgestuurd.
Veeleer leek het op een leuk treffen tussen twee kennissen die elkaar een
tijdje niet hadden gezien.
Er was zelfs geen afspraak gemaakt voor een volgend bezoek!
R. vond dat ik teveel piekerde.
Hij was helemaal weg van mijn moeder.
Vond haar een vlotte en toffe vrouw.
Tja, ik moet het haar na geven, mannen kon ze rond haar vinger draaien als
geen ander..
Kwam bij dat mijn moeder op dat moment ook nog vrij jong was, al bezag ik dat
als tiener iets anders.
Maar feit was wel dat ze een pak jonger was dan mijn pleegmoeder, en twee
pakken jonger dan Rs. moeder.
Mijn moeder was op dat ogenblik drieëndertig jaar oud.
Bij mijn pleegouders werd ik ook al niet hartelijk
ontvangen.
Ma vroeg mij ten honderd uit over van alles en nog wat. En bij elk positief
antwoord dat ik gaf werd de trek om haar mond bitter en haar repliek
schamper.
Maar ik was zo vol van mijn moeder en het feit dat ik haar eindelijk had
ontmoet, dat ik op die signalen geen acht sloeg.
Dat was zeer dom van me, want dat zou me nog zuur opbreken.
Ik zag niet hoe de dollar tekens in haar ogen verschenen toen ik mijn
moeders woonst beschreef.
Hoe het vuur uit haar ogen schoot toen ik haar zei hoe mooi mijn moeder wel
was en hoe mooi ze gekleed ging. Ik schonk geen aandacht aan het feit dat ze telkens weer opsprong om naar de keuken achter een schoteldoek te gaan
om de tafel mee schoon te vegen hoewel dat niet nodig was. Ik was trots omdat mijn moeder in een
sportwagen reed en in Brussel werkte.
Ik was zo vol van al die feiten dat ik maar door kletste
zonder acht te slaan op al die tekenen.
Nu begrijp ik dat ik haar op dat moment geweldig pijn heb
gedaan.
Dat ik ondanks alles zeer ondankbaar overkwam.
Ik hield geen rekening met haar gevoelens.
Stond niet stil bij het feit dat niettegenstaande alle ellende, zij het was die
mij had grootgebracht en niet mijn eigen moeder.
Dat ze het liefdeloos had gedaan is een feit, maar zelf zag
ze dat uiteraard totaal anders.
Dat ongeacht alles, ik toch van haar hield.
Het was iets dat ze nooit heeft ingezien en nooit heeft bij stil gestaan. Of
nooit heeft willen weten? Of misschien was ze wel onmachtig om liefde te herkennen? De moeder van R. reageerde wel positief.Maar zij had dan weer een ander doel. Zij hoopte dat ik vanaf nu een andere weg zou inslaan waarbij ze haar lieve
zoontje weer voor zich alleen zou hebben.
En ik zou ook een andere weg inslaan.
Niet omdat ik het wou, omdat het buiten mij om gebeurde.
Omdat ik voor de zoveelste maal een speelbal werd van mensen die enkel rekening
hielde met zichzelf.
Omdat ik voor de zoveelste maal tegen een enorme desillusie aanliep. Met nog maar eens desastreuze gevolgen voor mij.
Toen de deur automatisch geopend werd kwamen R. en ik in een mooie inkomhal.
Mooie betegelde vloer, een lange oper op de vloer en een reusachtige spiegel met majestueuze kader tegen de witte bepleisterde muur.
We gingen met de lift naar boven. (Ook al iets dat ik niet vaak zag in de kringen waarin ik vertoefde.) Boven aangekomen stond mijn moeder ons op te wachten.
Ik kan niet beschrijven welk gevoel er door mij heenging toen ik haar zag staan. Ik vond haar de knapste vrouw die ik ooit in mijn leven had gezien.
Mijn pleegmoeder zag ik immers vrijwel nooit anders dan met een schort.
Deze vrouw leek net op weg te zijn naar een feest.
Ik wist niet goed wat zeggen of doen.
Mijn hart klopte nog steeds tegen tweehonderd per uur.
Maar zij loste het op voor mij.
Dag schatteke zei ze. Ik kreeg een knuffel en een zoen.
Ik kon mij met de beste wil van de wereld niet verroeren. Stond als aan de grond genageld en kon geen woord uit mijn strot krijgen.
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen maar wist ze terug te dringen. Ik was tenslotte kampioen in het camoufleren van mijn gevoelens.
Dat ik daarbij koel en afstandelijk overkwam besefte ik niet.
Trouwens, dat probleem stelt zich al gans mijn leven.
Mensen die mij maar oppervlakkig kennen vinden mij, in het beste geval, een zuurpruim.
Mijn moeder leidde ons naar de living.
Ook daar vielen mijn ogen bijna uit mijn kop.
Alles was supermodern en luxueus ingericht. Inclusief twee reusachtige aquariums en gordijnen die open en dicht schoven door een druk op een knop.
Ook de stereo en de tv werden met een knopje verborgen of tevoorschijn getoverd.
Maar wat mij het meest verbaasde waren de twee kinderen die ook aanwezig waren.
Mijn moeder stelde ze aan mij voor als mijn halfbroer en halfzus.
Maar melde mij gelijk in één adem dat ze niet van mijn bestaan op de hoogte waren en dat dit ook zo moest blijven. Althans toch voor nu.
Ik werd dus voorgesteld aan hen als een nichtje van haar.
Mijn halfbroer noemde Jean-Claude en mijn halfzus Jacqueline.
Zij waren respectievelijk twaalf en drie jaar oud.
JC was op internaat en was enkel in de vakantie thuis. J. woonde bij haar want de man waar ze op dat moment mee samen was, was de vader van J.
Moeder liet mij weten dat ik niet lang kon blijven daar ze binnen enkele uren zou moeten gaan werken.
Zij werkte in Brussel.
Zij werkte s nachts. Meestal ging ze daar naartoe met de trein. aar omdat ik op bezoek was en omdat ze me niet meteen terug de deur wou wijzen, ging ze per uitzondering maar met de auto, vertelde ze me.
Die auto was een witte Triumph.
Het was allemaal heel overweldigend en indrukwekkend wat ik die dag te zien ente verwerken kreeg. En er zou nog veel meer komen
De meeste tieners krijgen het al wel eens aan de stok met
hun ouders.
Meestal is de moeder dan kop van jut daar zij een ietsje meer aanwezig is bij de opvoeding dan de vader.
Maar iedere tiener weet ook dat in nood hij/zij steeds op diezelfde moeder
kan rekenen.
En dat geloofde ik ook!
R. en ik hadden besloten om mijn moeder te gaan opzoeken
zonder enige verwittiging.
Wij wilden de verrassing compleet maken. Haar voor een voldongen feit zetten, zeg maar.
We wilden ten alle kosten vermijden dat we op voorhand zouden worden afgescheept.
Ik geloofde rotsvast dat mijn moeder blij zou zijn om mij te zien.
Dat ze een plausibele uitleg zou kunnen geven waarom ze mij nooit was komen
opzoeken. En vooral waarom ze mij had achtergelaten?
Tenslotte had ik recht op wat uitleg was ik van mening.
Eventueel zou ik haar vragen naar mijn vader, maar dat was niet mijn
prioriteit.
Vreemd genoeg is het dat ook nooit geweest.
We kwamen te weten dat mijn moeder niet eens zo ver weg
woonde.
Zij woonde zelfs in dezelfde gemeente als mijn pleegouders.
Maar dan wel in een veel chiquere buurt.
Een omgeving waar de duurdere appartementen en huizen te vinden waren.
Dat gaf mij al goede hoop.
Want als zij zich die dure behuizing kon permitteren zou het haar wel goed gaan.
Of zij gehuwd was .? Of ze nog kinderen had .? Of haar eventuele partner op de
hoogte was over mij .?
Het waren vragen waar ik in al mijn overmoed en impulsiviteit niet bij
stilstond.
Ik had maar één doel en dat was haar zo vlug mogelijk ontmoeten.
Op een zaterdag was het dan zover.
R. en ik reden zonder iemand te verwittigen naar het bewuste adres.
Daar aangekomen gierden de zenuwen door mijn keel. Tegelijkertijd was ik ook zeer zelfzeker.
Toen ik haar naam (mijn familienaam) op de deurbel las klopte mijn hart bijna
tweemaal zo vlug als normaal.
Volgens de positie van de deurbel woonde mijn moeder op het vierde verdiep.
Toen ik naar boven keek zag ik een vrouw die bezig was met de ramen te lappen.
Tegelijkertijd keek die vrouw naar mij. Het was een magisch moment. Het leek of de wereld even stilstond.
Tot op de dag van vandaag kan ik dat moment van toen, seconde per seconde voor mijn geest halen.
Het staat in mijn geheugen gebrand.
Ik wist dat die vrouw mijn moeder was.
R. had zo zijn twijfels en liet dat ook blijken. Maar ik twijfelde geen
moment. Het waarom kan ik echter niet verklaren. Maar toen ik mijn vinger op de bel drukte wist ik dat die vrouw van de ladder zou
stappen om de deur te openen.
En zo was het ook.
Eindelijk, dacht ik...
...Vanaf nu kan er mij niets meer gebeuren. Vanaf nu komt alles goed!
Dat geloofde ik vast!
Zij was mijn eigenste Feniks.
Herrezen uit de grijze as.
Dat je aan hete as je vingers lelijk kunt branden was iets waar ik niet aan
dacht...!
De verstandhouding met mijn pleegouders nam weer beetje bij
beetje af.
Voor mijn werk moest ik allerlei papieren in orde maken. En daar knelde nu net
het schoentje.
Ik was niet verzekerd, stond niet ingeschreven bij het ziekenfonds.
Het was nog maar eens een volwassenen probleem dat ik als jeugdige tiener mocht
proberen op te lossen.
Mede door de raadgevingen van de ouders van R. stelde ik penibele vragen aan mijn
pleegouders. Vragen waar ik steeds meer en meer een bitsige repliek op kreeg. Waar bemoeien die mensen zich mee vroeg mijn pleegmoeder?
Toen ik haar antwoordde dat de verzekering van R. die papieren nodig had om de
schadevergoeding te kunnen uitbetalen, haalde ze haar schouders op. Ook mijn baas was niet tevreden met mijn uitleg, want ook
zij kwamen in de problemen met de sociale wetten. Steeds vaker en vaker kreeg ik dan als antwoord Zoek je
moeder en ga haar lastig vallen!
Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik me ook niet echt met die papierwinkel bezig
hield.
Kwam bij dat R. en ik nu extra vrije tijd hadden die ik veel
liever op een andere manier invulde dan bezig te zijn met een administratie waar ik totaal geen kennis van had .
Waar ik mij wel degelijk voor inzette was naar het op zoek gaan van mijn echte moeder.
Meer en meer werd het verlangen naar haar hardnekkiger.
De dagdromen die ik over haar had werden steeds mooie. Stap voor stap kwam ik verder in mijn zoektocht naar haar.
R. en ik liepen de district huizen en politiebureaus plat.
Uiteindelijk kwamen we terecht bij het C.O.O. (commissie van openbare
onderstand), het OCMW van nu.
En daar gingen de poppen aan het dansen!
Men vroeg daar mijn ganse levensloop, en ik beantwoorde die naar waarheid.
Ik had daarbij slechts één doel voor ogen, het vinden van mijn moeder.
Wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor mijn pleegouders of voor mij, was iets
waar ik niet bij stilstond.
Had er ook geen flauw benul van.
En ik boekte resultaat!
Na verschillende adressen te hebben doorgekregen van zowel van binnen als
buitenland.... en dito namen van voor mij onbekende
familieleden kreeg ik uiteindelijk het adres van van mijn moeder te
pakken.
Ik was door het dolle heen!
Eindelijk zou ik haar ontmoeten.
Vanaf nu zou het leven mooi worden voor mij.
Wat zou ze blij zijn dat ze mij zag! In mijn fantasie en dromen was alles al in kannen en kruiken.
Ik vertelde het geboekte resultaat aan mijn pleegouders met enige schroom. Want
ergens voelde ik het aan als verraad tegenover hen. Niettegenstaande zij mij er toe aangezet hadden. Niettegenstaande ik wist dat ze me liever niet, dan wel, zagen
Die onthaalde dit nieuws niet zo prettig.
Stellig waren zij zich bewuster van de eventuele gevolgen dan ik.
Mijn pleegmoeder barstte dan ook meteen uit in hoongelach.
Liet mij op schampere toon weten dat ik nu eindelijk de waarheid onder ogen zou
krijgen.
Dat ik de ware aard van mijn moeder nu zou leren kennen.
Maar het deerde mij allemaal niet.
Ik had een lang gekoesterde droom kunnen waarmaken En ik droomde een heel eind weg.
Nog steeds in datzelfde jaar zouden bepaalde feiten in een razend tempo op me afkomen.
De
relatie met de ouders van R. bleef afstandelijk. Hoe
meer R. en ik naar elkaar toegroeiden, hoe meer ze mij schenen te misprijzen. Wanneer ik op zondag al eens mocht blijven eten vroegen ze
mij honderd uit over mijn pleegouders, en over het internaat....enz.
Maar zoals ik al zo vaak schreef, ik vertrouwde niemand voldoende om veel
te vertellen.
Dat dit een zekere achterdocht opwekte daarvan was ik mij toen niet bewust natuurlijk. Misschien... wanneer men wat harder geprobeerd had om mij te begrijpen....misschien wanneer men we wat meer tijd had gegeven om vertrouwen op te bouwen....misschien dan.
Het was zondagavond en R. wilde mij naar huis voeren. De auto stond geparkeerd voor zijn ouderlijke woonst en tussen twee auto's in. We zaten nog wat te praten toen we plots een andere auto in volle vaart recht op ons af zagen komen. De chauffeur van die wagen had in de schuin tegenover liggende bar flink zitten pintelieren. Ik zie het nog voor mijn ogen gebeuren. De klap was enorm.
R. werd beschermd door zijn stuur maar ik sloeg met mijn
hoofd op het dashboard. Gevolg was een flinke jaap onder mijn kin.
Ik bloedde als een rund. Wat er dan vervolgens juist is gebeurd weet ik niet zo goed meer.
De politie kwam en de ziekenwagen.
En er stond massa volk te gapen.
De snede onder mijn kin moest worden genaaid.
Mijn neus bleek gebroken en mijn rechter pols vermoedde men.
Dat laatste was gelukkig niet zo, zoals later bleek, maar ik moest toch een
steun verband dragen.
Terwijl men met mij naar het ziekenhuis reed, bleef R. achter om alle
formaliteiten te vervullen.
Toen ik s avonds laat bij mijn pleegouders toekwam, wisten die nog van niets.
Achteraf is daar nog een hele heisa rond geweest tussen zijn ouders en mij, want de moeder van R. had
verwacht dat ik terug zou komen naar hen.
Zij vond dat ik dat had moeten doen.
Ik was echter teveel van de kaart om rationeel te kunnen denken of handelen.
En heel stiekem had ik gehoopt dat R. naar mij zou toekomen, maar die was op dat moment ook helemaal ondersteboven van het ongeval
Mijn pleegouders waren niet blij.
Niet om mijn verwondingen, maar omdat ik niet zou kunnen werken.
En vooral omdat ze voor niet in orde waren met het ziekenfonds.
Er werd mij gezegd dat ik toch moest proberen
om te gaan werken.
Maar de baas stuurde mij linea recta terug naar huis.
Ik zag er ook niet uit echt presentabel uit! Mijn gezicht en hals zagen blauw.
Mijn arm lag in een draagverband. Bovendien had ik barstende hoofdpijn.
Mijn collegas schrokken zich rot toen ze mij zagen.
Tja, de aanblik was niet mooi.
Thuis was er niemand die zich afvroeg hoe ik mij voelde bij het
bekijken van mijn gezicht in de spiegel.
Hoe ik mij voelde met die lelijke snee op mijn kin dat voorgoed een lelijk litteken
zou blijven. Iets dat elk jong meisje erg van streek zou maken, toch?
Van toen af ging alles weer als in een stroomversnelling.
Er zijn flarden van het gebeurde die me steeds zullen bijblijven of die sporadisch in me opkomen, maar er zijn en blijven ook veel hiaten. De kettingreactie van gebeurtenissen die hierop zouden volgenden zal ik echter nooit meer vergeten.
Er gebeurden tussen mijn zestiende en zeventiende jaar
zoveel dat ik echt mijn hersenen hoor kraken bij de pogingen alles in
chronologische volgorde te plaatsen. PffffT amaai wat een zin!
Hoe meer het jaar naar mijn zeventiende verjaardag liep, hoe chaotischer mijn
leven weer werd.
Wanneer de aandachtige lezer in mijn schrijfsels dus moest constateren dat sommige gebeurtenissen door elkaar lopen,
dan heeft hij/zij waarschijnlijk nog gelijk ook.
Maar laat mij proberen te beginnen met het begin.
Het werk op de drukkerij liep nog steeds heel vlotjes. De liefde tussen R. en mij was nog steeds heel groot.
Zijn ouders bleven eveneens halsstarrig weigeren mij te aanvaarden. Al mocht ik sinds kort af en binnenkomen. Dat was gekomen doordat we in de winter vaak een potje zaten te vrijen in de auto. Kwestie van ons warm te houden he!. R. liet dan de motor draaien en dat kostte natuurlijk benzine'. Vermits zijn ouders die benzine betaalden omdat hij ook
per auto ging werken, voelden ze dat in hun geldbeugel. Dat R. zijn volledige loon op zijn 23e nog steeds
braaf afgaf vond iedereen in die tijd normaal. Hij woonde tenslotte nog thuis en kostgangers hield men toen niet. Daarom mochten we in de winter al eens in de voorkamer
zitten, want die werd toch niet gebruikt. En zo had ik al een beetje een voet in huis.
R. noemde zijn moeder Jeanneke, en zijn vader, Flup. Het was een speels plagerijtje tussen hen.
Op een zondagmiddag werd ik door zijn ouders onverwachts uitgenodigd om te komen
eten. Ze lieten mij meteen weten dat dit geen wekelijkse gewoonte zou
worden, maar dat ze anders hun zoon in het weekend niet meer te zien kregen.
Ik noemde de moeder van R. ook altijd, Jeanneke. Niet rechtstreeks
tegen haar natuurlijk, maar in een gesprek met R. Maar ze had het gehoord en meteen werd mij diets gemaakt
dat ze dit van mij niet tolereerde. Dat ik haar Madame...(familienaam) moest noemen Zo waren er vele kleine schermutselingen die er allemaal op duidden dat ze mij afwezen. De vader van R. was iets toleranter naar mij toe, maar dan alleen als zijn vrouw niet in de buurt was.
R. bezat een Duitse Herdershond, Jackie genaamd. Echt waar
hoor bojako! Het beestje was al vrij oud en vrij jaloers. Kwam bij dat ik een grote angst had opgelopen door de ervaring met onze hond en dat het beest dat scheen te ruiken. Voor we aan tafel gingen zaten R. en ik wat te keuvelen in
de salon met de hond tussen ons in. Dat vond Jeanneke prima want telkens ik bewoog begon de
hond zacht te grommen. Geen handjes vasthouden, en al zeker geen kusje, want de hond tolereerde het niet. In een onoplettend moment stak ik toch mijn hand uit naar R.
en meteen had de hond mij vast. Zonder verwittiging en snel als de bliksem. Iedereen schrok daar erg van en R. bedaarde in paniek de hond. Ik keek in paniek
naar mijn bloedende hand.
Uit dit voorval kwam ook iets goed uit. Was het omdat zij een beetje medelijden met me had? Maar telkens wanneer ik mocht
komen eten maakte ze iets klaar dat ik graag lustte. Maar het bleef allemaal heel afstandelijk en ik heb met hen nooit een close band gehad. Veeleer zagen ze in mij een bedreiging voor hun zoon. Een bedreiging omdat zij meenden ik een slechte invloed had op
hem. Omdat hij steeds vaker uit huis was. Feit was ook dat de moeder van R. nog heel vaak contact had met zijn vorig meisje. Ze hadden veel liever gezien dat hij voor haar had gekozen in plaats van voor mij.
Ze wilden maar niet inzien dat R. oud en wijs genoeg was om te weten wat hij wilde. En hij wilde mij, of zijn ouders dit nu graag hadden, of niet.
Chia schreef in een reactie: Op mijn
zeventiende was ik nog een baby! Wel, ik ben een beetje jaloers op haar baby fase. Door al de nare
ervaringen die ik had meegemaakt.
was ik reeds lange tijd volwassen. ik moest moest wel!. Ik had geen onbevangen kind of tiener mogen zijn, het werd mij
niet toegelaten.
Tussen mijn zestiende en zeventiende deden zich weer
feiten voor die mij al gauw in één klap enkele jaren ouder deden worden. Er was de eerste liefde en tegelijk de eerste ontgoocheling. Er was de zoveelste ontgoocheling in mijn pleegouders. Maar
dat had ik halvelings ingecalculeerd. Maar er was ook de ontgoocheling in volwassenen waarvan ik het
niet verwacht had. En vooral was er de ontgoocheling van diegene waar ik het
meest naar verlangde. Die van mijn eigen echte moeder.
Hoezeer mijn pleegmoeder ook haar best deed om bij elke gelegenheid die zich voordeed mijn
biologische moeder de grond in te boren, ik bleef in haar geloven en verlangen. Ik zou en moest haar vinden. Wou haar met mezelf confronteren. Geloofde rotsvast dat wanneer ze mij zou zien
alles goed zou komen.
Neen, ik was geen onwetend kind op mijn zestiende. Maar integendeel een ervaringsdeskundige. Deskundig in de ervaring met de slechtste kanten van de
mens. Met de ervaring van de onkunde van diegene die volgens hun
statuut verstand zouden moeten hebben van kinderen in mijn situatie. Ervaring met het onbegrip en laksheid van zovelen. Het was geen prettige ervaring!
Ik beleefde een heerlijke tijd met R. Doordat hij een auto bezat kwam ik op plaatsen waar ik nog nooit was geweest. We bleven wel in België natuurlijk, want zo groot was zijn budget
nu ook weer niet. Maar we gingen een dagje naar zee. Of naar de Ardennen. R. had een vriend die een manege had. Daar bleek dat ik doodsbang
was voor paarden. We gingen naar de Drive-in bioscoop. En naar dancing De Fauna" (een dancing in
Schilde). Hij leerde mij top-biljart spelen en liet mij af en toe winnen. De schat! Kortom, een leuke tijd. Maar toch niet helemaal zorg vrij!
Met mijn pleegmoeder kon ik kortelings zo nu en dan een normaal gesprek
voeren. En daarom durfde ik al eens een vraag stellen over mijn echte moeder. Zo kwam ik te weten dat mijn grootmoeder langs moederskant in
Antwerpen woonde. Dat mijn moeder mij wel was komen bezoeken toen ik nog een baby was en de
eerste maanden wel voor me had betaald. Het waren maar kleine dingen, maar ze betekende veel voor mij. Want ik bleef er naar verlangen om mijn moeder te ontmoeten.
Bij de ouders van R. mocht ik niet binnen. Ik kwam uit een verbeteringsgesticht zoals ze het noemden, dus ik
deugde niet. R. zei me dat ik geduld moest hebben, dat ze wel zouden bijdraaien. Maar ik had zoiets van, als jullie mij niet moeten, dan ik jullie
ook niet. Tja, ik was jong, en door al mijn nare ervaringen was ik nogal
categoriek in mijn oordeel over mensen. Kwam bij dat ze niet eens de moeite deden om de waarheid te
achterhalen. Het maakte me boos en verdrietig tegelijk.
Telkens we in het weekend ergens naartoe reden kreeg R. een hele
boel goede raad mee van zijn moeder. Zo mocht hij zich niet laten verleiden door mij om seks te hebben. Laat je door haar je kop niet zot maken zei ze dan. Want als ze zwanger wordt hang je vast. Maar het was R. die op seks aandrong! En het was ik die angst had om zwanger te worden! Want 'De pil' kregen jonge meisjes toen niet van de dokter. We zouden ze
ook niet hebben durven vragen.
Bij mijn pleegmoeder kon niet terecht met
vragen over seks. Ik had het één keer geprobeerd en kreeg meteen de kous op mijn
kop. Je bent al net zo'n hoer als je moeder en grootmoeder beet ze me toe. En dat was dus meteen mijn eerste en laatste vraag die ik haar daaromtrent over stelde.
Al wat ik wist over seks had ik van horen zeggen. Van de meisjes uit het home en internaat enerzijds, en van de
vrouwen op de fabriek anderzijds. Dus het bleef tussen R. en mij bij wat geflikflooi, want ik hield
de boot af. Maar toch was ik de slang in de ogen van de moeder van R. We kregen er onze eerste ruzie over maar die duurde niet lang. Het daarna weer bijleggen was heel plezant!
Reeds enkele maanden was ik aan het werk op de drukkerij en het beviel mij daar prima.
Het was bijna Nieuwjaar en mijn leven zou nog maar eens een andere wending krijgen.
Op oudejaarsavond was er in de harmonie waar ik majorette was geweest, steeds een bal, en ik werd ook uitgenodigd. Het verbaasde mi enigszins, maar ik mocht er naartoe gaan van mijn pleegmoeder. Meer zelfs! Ik mocht naar de kapper en kreeg een nieuw kleedje en schoenen. Ik voelde mij de koning te rijk.
Daar de harmonie slechts enkele huizen verderop was moest ik zelfs niet op een bepaald uur terug zijn. Het was fijn om al die mensen terug te zien waar ik zo'n fijne momenten mee had beleeft. De meesten waren van mijn thuissituatie op de hoogte en dus moest ik niet al teveel vervelende vragen beantwoorden.
R. was er ook. Hij speelde in de harmonie op de klaroen. Vaak had ik met hem staan gekscheren, maar als liefdes kandidaat had ik hem nooit bekeken. Wellicht omdat hij zes jaar ouder was dan ik en ik als prille tiener hem toen een "oude" vent vond. Maar met mijn zestien en acht maanden, en met de ervaring die ik achter de rug had, bekeek ik hem anders. Hij noemde me steeds "blondje", en zo vroeg hij mij ook dan ten dans. " He Blondje, wil je met me dansen?" Ik hoor het hem nog vragen. En dit blondje, zei ja. Wanneer de vonk nu precies is overgeslagen zou ik niet meer kunnen zeggen. Feit is, hij werd mijn eerste grote liefde.
R. had een auto. Een knalgele Volkswagen-kever. En geloof me, we hadden er veel bekijks mee. Dat was R ten voeten uit, een lieve ietwat introverte man die zich af en toe door iets extravagant liet opvallen. Zo kwam hij mij eens ophalen voor een ritje naar het Zilvermeer in Mol. Hij droeg een gifgroene bloemmetjes broek met daarboven een knalrood hemd waar hij de mouwen van had afgeknipt. Ik stikte bijna van het lachen toen ik hem zo zag. Maar hij gaf geen krimp en deed alsof hij in z'n zondags kostuum aanhad, Zo was R. dus. Gelukkig had hij zo maar af en toe van die rare uitschieters, en dat maakte het nu juist zo plezant.
Mijn pleegouders konden het goed vinden met R. Hij was iets meer terughoudend tegenover hen. Hij vond dat er een kilte sfeer in huis hing hoewel hij op dat ogenblik nog niets afwist van de ganse situatie. Maar van in het begin merkte hij verbaasd op dat mijn pleegouders niet van me hielden. Ik was eerder verbaasd over zijn opmerkingsgave, want mij viel het niet meer op. Ik was al lang blij dat mijn pleegmoeder mij niet meer sloeg. Scheldnamen en scheldwoorden liet ze ook meestal achterwege sinds ik terug was uit het internaat. Vreemd genoeg heb ik die opmerking over die kilte tussen hen en mij later nog een paar keer horen zeggen van anderen die met mijn pleegouders in contact kwamen.
R. was enig kind en werd op handen gedragen door zijn ouders. En dat was wederkerig. Met R's ouders had ik nog niet echt kennis gemaakt. R. sprak zijn moeder vaak aan met haar voornaam, wetende dat hij haar daar mee op de kast joeg. Zij gaf hem dan speels een tik tegen zijn hoofd, en hij dook dan lachend weg. Ik was een beetje jaloers op de goede verstandhouding die R. met zijn ouders had, maar vooral miste ik de liefde die er tussen hen was. Iets wat ik niet kende.
R. antwoordde steeds een beetje terughoudend op mijn vraag waarom hij me niet voorstelde aan hen. Meestal kreeg ik te horen, "dan gaan ze zich bemoeien en is de pret eraf". Ik begreep het wel niet maar zat er ook niet echt mee. We maakten plezier en het leven was mooi. Hij was stapel op me. En ik op hem. Dat was voor mij een nieuwe ervaring en meteen ook een grote stap. Want ik vertrouwde maar heel weinig mensen. Maar tegenover R. voelde ik geen greintje wantrouwen. Dat was liefde! Mijn eerste grote liefde.
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)