WELKOM OP HUISMUSJE'S BLOGJE.

Zolang ik niet wordt opgehokt
wegens 'vogelgriep'

Zolang ik niet de kogel krijg
wegens een dominoeffect.

Zolang tjilp ik hier vrij en vrank
mijn hoogste lied.

Mijn verhaal is persoonlijk!
Laat het ook zo!


Page copy protected against web site content infringement by Copyscape


100%
150%
200%
Vergroot hier de tekst
Of druk op ctrl en het = teken
van uw toetsenbord

Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter. Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Laatste commentaren


ALS JE WERKELIJK OP ZOEK WIL NAAR EEN OPLOSSING,.....
STOP DAN MET HET VERDEDIGEN VAN HET PROBLEEM.
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Foto
Foto
Foto
Zoonlief
aan 't werk

op mijn
oude pc
Dochterlief

DE ZES ANTI-STRESS REGELS!

1) Hou van je bed als van jezelf!
2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen!
3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen!
4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat!
5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan!
6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!


 


Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
Foto

huismusje
(2 JAAR)

Foto
huismusje in Rivierenhof.
Foto
Met pleeg-ma aan zee.
(De enige foto van ons beide samen.)
Foto

MIJN BLOEMENTUINTJE.

Foto
Foto

HET GELUKKIGE GEZINNETJE!
ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.

De nacht.

En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.

(huismusje)

©

BEDANKT VOOR UW BEZOEK UW WAARDERING UW REACTIE. IK HOOP U SNEL WEER TE MOGEN BEGROETEN. KUS VAN MUS
HUISMUJE'S TRIESTE JEUGD
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED!
ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!

05-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOP DOET LEVEN (vervolg)
...Het wachten duurde heel lang in die onderaardse cellen.
Maar uiteindelijk had men zich kunnen vrijmaken om mij weg te brengen naar het ‘home’.
Daar aangekomen speurde ik de straat af om te zien of er ergens een gele VW keven stond geparkeerd.
Maar ik zag er geen.
Veel tijd om rond te kijken kreeg ik trouwens niet van de rijkswachters, alles moest vlug vlug gaan.

Eens de deur van het ‘home’ achter mij dicht was gevallen, hetzelfde scenario als voorheen.
Wachten in de hal tot de administratieve rompslomp afgehandeld was!
Eén ding was wel, ik was hier niet meer vreemd.
De opvoedsters waren nog dezelfde, alleen de stagiairs waren nieuw.
Zij waren nieuwer dan ik in feite.
Bewoonsters die er nog steeds waren van vorige keer kwamen mij gedag zeggen!
 Even stiekem met de hand wuiven en Hi zeggen,  want het was verboden om met een pas binnen gekomen meisje te praten.
Bang was ik ook niet, enkel ongerust.
Er was maar één ding waar ik kon aan denken, en dat was R.
Waar zat hij verdorie!

Een week ging voorbij, en nog een week kwam en ging.
Ondertussen had men mij nog maar eens een andere werkgever bezorgd.
Naar de confiserie mocht ik niet meer naartoe.
In plaats daarvan werd ik nu tewerkgesteld op een papierfabriek.
Het fabriekje heette: “Papyrus” en was gelegen in de Lamoniërestraat.
Er werden enveloppen gemaakt in alle, kleuren, maten en modellen

Jonge mensen zijn sterk!
Men kon aan ons uiterlijk niet zien dat we van binnen kapot gingen van ellende en verdriet.
We praatten en lachten net of er niets aan de hand was.
Maar in feite leefden we als robots.
Opstaan….eten…werken…eten….slapen.
En tussenin dachten we aan thuis maar lieten het niet merken.

Ik hoorde niets van R.
En dat maakte mij heel verward.
Ik had toch zoveel vragen…..
De directrice van het ‘home’ haalde bij elke vraag haar schouders op.
”Wacht nog even meisje... geduld meisje... je krijgt wel uitsluitsel... meisje”
Maar het duurde allemaal veel te lang voor mij.
Wachten op iemand van wie je houdt, niet weten wat er aan de hand is met je geliefde, dat maakt dat je kapot gaat van de zenuwen.
Dan ervaar je je omgeving niet bewust en sta je voor niets open.

Op een dag, daar was het dan….Een brief!
Een brief van R…. EINDELIJK!
Nu zou alles vlug in orde komen!

Ik zou vlug terug in ons “liefdesnestje” zijn.


Ik moest wachten tot na het avondeten voor ik de brief zou kunnen lezen.
Dan pas zou ik naar mijn chambretje mogen en wat privacy hebben.
Eindelijk was het moment daar!
Met trillende vingers van de zenuwen maakte ik de brief open.
En dit stond er in te lezen:

Mijn lieve blonde,

 Via de jeugdrechter kwam ik te weten dat je weer in het home bent  en dat vind ik vreselijk voor jou.
Maar misschien is het wel allemaal maar best zo.
Geloof mij wanneer ik dit met pijn in mijn hart aan je schrijf. Maar ik hoop op je begrip. Ik weet dat je daar verstandig en sterk genoeg voor bent.
Ik kan de druk van mijn ouders niet meer aan.
Dat is al langer zo, maar zolang ik je dicht bij mij had, had ik niet de moed om je dat te zeggen.
Zeg maar dat ik laf ben, je hebt gelijk, maar bedenk dat ik enkel heb gewacht tot nu om je dit te zeggen, omdat ik jou geen pijn kan doen en ook niet wil doen.
Ja, ik ben laf, want ik kan je tranen niet zien, maar wel vermoeden, maar weet dat ook ik dit in tranen aan je schrijf.
Het beste is dat je mij zo snel mogelijk vergeet, al zal ik jou nooit kunnen vergeten.
Maar het is het beste zo, voor jou en voor mij, voor iedereen.
Blondje, schrei niet om mij.
Er komt vast snel iemand die jou weer gelukkig zal maken, en ik weet vast dat jij hem gelukkig zal maken.
Dat geluk heb ik bijna twee jaar mogen ondervinden, spijtig dat ons sprookje op deze manier moet eindigen.
Nog maar eens, je zult het nu wel niet zo zien, maar het is het beste voor ons allebei.

Het ga je goed blondje, nog een laatste afscheidskus wil ik hierbij in doen.
R.

En dat was het!

Ik heb de brief toen wel tientallen keren gelezen en herlezen.
Het was een afscheidsbrief. Ik kon mijn ogen niet geloven.
Kon niet geloven dat hij dit meende.
Wat met ons appartementje, onze meubels, wat met onze liefde voor elkaar?
Het spatte allemaal uiteen als een zeepbel.
Het leek wel een kwade droom.
Urenlang heb ik op de rand van mijn bed gezeten, starend naar dat velletje papier.
Naar woorden die mijn wereld op zijn kop zette, die mij alle hoop ontnam.
Wat later zou de puzzel van dit alles in elkaar vallen, maar op dat moment begreep ik er totaal niets meer van.

Ik heb de brief hier voor mij liggen.
Heb mij er nooit kunnen toe brengen om hem weg te gooien.
Misschien dat ik het nu wel doe, nu dat ik het van mij af heb geschreven.
Trouwens hij valt bijna uiteen, en de letters zijn bijna vergaan door de vele tranen die er zijn opgevallen in die dagen..

Ik heb R nog slechts éénmaal weer gezien.
Met een vrouw aan zijn arm. Zijn vrouw?
Ik was toen aan de wandel met mijn dochter in haar kinderwagen.
R lachte naar me en stak zijn hand op.
En het gaf mij een steek in m’n hart.
Want het is werkelijk waar.
Je eerste liefde vergeet je nooit.
Benieuwd of dat voor hem ook zo is!

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
02-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOP DOET LEVEN

Zo werd ik voor een tweede keer opgesloten als een crimineel in een cel in de catacomben van het “Justitiepaleis” te Antwerpen.
Al wat ik kon doen was bang afwachten, en elke minuut leek eeuwen te duren.
Lieve deugd wat was ik bang!

Iets voor de middag ging de celdeur open.
Twee rijkswachters kwamen me ophalen.
Naar boven, naar het kabinet van jeugdrechter Maes.
Die was helemaal niet blij dat hij op een zaterdag werd opgetrommeld.
Ook zijn “bijzitters”, zagen er niet vrolijk uit.
Maar dat kon je van mij ook niet zeggen.

Toen we boven gekomen waren moest ik plaats nemen in de gang en wachten tot ik werd binnen geroepen.
De twee rijkswachters bleven naast mij rechtstaan

Ik keek rond.
Had verwacht, en vooral gehoopt, dat R ook aanwezig zou zijn.
Of mijn moeder… mijn pleegouders…eender wie! Maar er was niemand. Ik zou het alleen moeten klaren. Maar ik had geen idee waarom ik hier zat. Hoewel....
....Ik was minderjarig, zeventien, en dus mocht ik niet samenwonen.
In normale omstandigheden zou daar geen haan naar gekraaid hebben, maar mijn geval was een geval apart.
Ik stond onder toezicht door de afwezigheid van een moeder of vader in mijn leven.

De jeugdrechter keek mij minutenlang zwijgend aan.
Wat hij te zien kreeg was een klein hoopje ellende dat bang zat af te wachten op wat komen zou.
Toen hij uiteindelijk zijn mond open deed klonk hij toch vriendelijk.
“Bon” zei hij. (Dat was zijn stopwoordje wist ik ondertussen)
“Er is de afgelopen maanden voldoende bewezen dat je pleegouders niet in staat zijn om jou in het nodige te voorzien en in wat ik in mijn hoedanigheid hen had opgelegd te doen”.
”Dit is niet jouw schuld of fout”.
“En dat ik daartegen maatregelen moet treffen, is een zeer spijtige zaak”.
”Maar ik kan niet toelaten dat jij zonder toezicht verder gaat zoals je nu placht te doen.
”Het is tevens wettelijk ontoelaatbaar en er is dan ook bezwaar tegen deze feiten aangetekend”.

Dat laatste snapte ik niet helemaal, maar ik zat dan ook ietwat wezenloos te luisteren.
”Vermits het weekend is" ging de jeugdrechter verder  "heb ik voor volgende noodoplossing beslist”: “IK JEUGDRECHTER MAES, ZETELEND……BESLIS HIERBIJ DAT GENAAMDE MINDERJARIGE LUCIENNNE……ONDER DE TIJDELIJKE HOEDE ZAL WORDEN GEPLAATST IN HET HOME WINGERDBLOEI……EN DIT TOT ER EEN DEFINITIEVE OPLOSSING WORDT GEVONDEN”

“HEREN" sprak hij tot de rijkswachters I"K DRAAG U HIERBIJ OP OM DEZE MINDERJARIGE TE BEGELEIDEN TOT BESTEMMING”
Ik verwachtte nog een klop met zijn hamertje, maar dat bleef achterwege.

Hij stond op en verdween door een zijdeur met zijn gevolg in zijn kielzog.
Waarschijnlijk ging hij terug naar huis, naar zijn familie.
En ik, ik had niemand om naartoe te gaan. En er was niemand die naar mij toekwam.

De rijkswachters namen mij bij de armen, gingen met me terug naar de kelders en zetten mij terug in een cel.
Eén van beide liet mij weten dat men eerst nog begeleiding moest zoeken om mij weg te kunnen brengen, maar dat er momenteel niemand vrij was.
Men beloofde dat men dit zo snel mogelijk zou doen.
En men liet deze keer de celdeur helemaal open staan.

Vrees dat ik zou vluchten moesten ze niet hebben.
Ten eerste had ik daarvoor noch de moed, noch de fut toe. En ten tweede, de cellen werden nauwlettend bewaakt.
Ten derde, ik wist waar ik naar toe zou gaan.
En het maakte mij iets minder bevreesd, omdat ik het ‘home’ reeds kende.
Ik wist nu ook dat ik niet zou terugkeren naar “ons liefdesnestje”, zoals R het steeds noemde.
Maar ik had tegen beter weten in de hoop dat dit toch vlug weer zou kunnen, want de jeugdrechter had gesproken van een “tijdelijke oplossing”.
R zou mij wel komen verlossen.
Misschien zag ik hem straks al. Dan zou het allemaal wel in orde komen. Nu was het enkel nog wachten tot men mij kon wegbrengen, en ik keek er al naar uit.
Het kon niet vlug genoeg gaan voor mij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
31-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERSTOORDE YDILLE

Daar zaten we dan!
Knusjes op ons appartementje.

R ging nog regelmatig naar zijn ouderlijk huis slapen, kwestie van de kerk in het midden te houden.
Want met elke dag die voorbij ging werd de boosheid van zijn ouders groter.
Ik vergooide zijn toekomst volgens hen.
Welke toekomst zij voor ogen hadden weet ik niet. Tenslotte was R maar een gewone bouwvakker. Weliswaar gediplomeerd, maar toch.
Maar ik was gelukkig met de situatie.
Ik was onder de pannen en vooral onder alle juk vandaan.

Het werk op de confiserie was saai bandwerk.
De ganse dag hetzelfde... doosje openvouwen…. snoepgoed er in leggen…. doosje toevouwen...  op pallet zetten….doosje open vouwen……en dit acht uur lang
Maar ik verdiende er geld mee en ik had fijne collega’s.
Ik had besloten om avondschool te gaan volgen om zo alsnog mijn middelbaar te kunnen afmaken.
Het dreigement van R’s moeder "dat ik nog bittere tranen zou wenen" was ik al lang vergeten.
Maar ik zou er vlug aan herinnerrd worden.

Op een avond, ik was alleen thuis want R moest om 21.00H thuis zijn als hij daar ging slapen.
(Ongelooflijk voor een man van vijfentwintig, maar hij schikte zich zonder morren.)
Op een avond dus, ging de bel.
Politie!
“Wie woont hier, juffrouw?”
Vermits ik nog steeds bij mijn pleegouders stond opgeschreven, en de huur op R’s naam stond, antwoordde ik naar waarheid.
”En wie ben jij dan en wat doe jij hier?”
Ik vertelde hen dat af en toe bleef logeren.
Zij noteerden mijn naam en adres en gingen vriendelijk groeten weer naar buiten.
Ik vertelde het voorval aan R.
Maar hij reageerde er maar flauwtjes op, beetje ontwijkend, beetje afwezig.
Dat viel mij niet meteen op, pas later toen alle puzzelstukjes in elkaar vielen kwam dat beeld terug voor mijn geest.

Een zaterdagmorgen heel vroeg, weer de deurbel.
Wij lagen nog lekker in bed.
R sprong vlug in zijn broek en ging opendoen.
Groot was mijn verrassing toen R terug naar boven kwam met in zijn kielzog drie politieagenten en het hoofd van de Jeugdbrigade, Meneer Verkoeyen. Ik zal zijn naam nooit vergeten.

“Aankleden en meekomen” beet hij me toe.
Het leek net een scène uit een oorlogsfilm over de vervolging van de Joden.
”Waarom?” vroeg ik “en naar waar?"
”Nu,” snauwde hij me toe.
”Als je niet meteen gevolg geeft dan zullen deze heren je een handje helpen” en hij wees daarbij naar de politieagenten.
Trillend als een espenblad deed ik wat men van mij verlangde.
Huilend riep ik naar R “Doe iets”.
Maar die deed er de ganse tijd het zwijgen toe en zat wat apathisch op de zijkant van het bed.

Geflankeerd door de politie ging ik naar beneden.
Daar stond een politie combi op me te wachten, daarachter de politieauto van de jeugdbrigade.
(In die tijd poetsten mensen op zaterdagmorgen nog veelal de straat en Ik durfde niet op of om kijken, ik kon wel door de grond zinken van schaamte.)
De politie agenten duwden mij de combi in en vertrokken.
Het hoofd van de jeugdbrigade was achter gebleven bij R.

De politie reed met mij naar het centrum van Antwerpen en wat ik vreesde werd waarheid.
Men bracht mij voor een tweede keer naar het ‘Justitiepaleis’
Weer naar die enge cellen.
De celdeur viel achter mij in het slot.
En al wat ik kon doen was wachten.
Wachten en gissen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
22-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ONS FLATJE
R had alle tegenkanting van zijn ouders aan zijn laars gelapt, en tegen hun wil  een flat gehuurd.Het was een kleine flat gelegen op het eerste verdiep.
Het huis was gebouwd na de oorlog en was hoewel niet ultra modern, ook niet zo heel oud.
Het had alles wat we nodig hadden. Tenslotte hadden we nog weinig of geen huisraad.
Maar dat was het minste van onze zorgen.
Zoals alle jonge mensen zaten we boordevol plannen, en hadden we een rotsvast vertrouwen in ons zelf en onze toekomst.
Toen ik mijn pleegouders op de hoogte bracht van onze plannen, gaven die geen krimp.
Het enige dat mijn pleegmoeder zei was dat ze blij was dat ik de ware aard van mijn moeder had leren kennen en dat ze hoopte dat ik wist waar ik aan begon.
Voor de rest zou ze ons geen duimbreed in de weg leggen.
Zo niet echter met de ouders van R.Van de ene op de andere dag was ik niet meer welkom in hun huis.
Maar dat maakte niets uit want we zaten toch elk vrij moment op ons appartementje.
Toen we op een keertje bij R thuis wat schildergerei moesten ophalen, bleef ik netjes in de auto zitten.
De moeder van R kwam met hoog rood aangelopen gezicht naar me toe.
Ze liet mij weten dat ik niet moest denken dat ik al gewonnen had.
Dat ze het niet zou toelaten dat ik de toekomst van haar zoon zou verknoeien.
”Je zal wel zien meisje, je gaat nog bittere tranen wenen en je mag weten dat ik daar voor zal zorgen”.
Ik lachte het weg.
Voelde mij sterk staan en dacht dat er me niets meer kon gebeuren.

Wat zou ze trouwens kunnen doen?
R en ik hielden van elkaar.
We wilden samen een toekomst opbouwen.
Wie zou ons daarbij kunnen in de weg kunnen staan?

Het was één van de mooiste periodes van mijn leven.
Het kiezen van de kleuren voor verf en behang.
De kleine keuken spulletjes die ik kocht van mijn schamel loontje.
De tweedehands meubeltjes die we her en der op de kop tikten.
De oude keukenkast, met glas in lood raampjes, en die we op straat vonden. Die we wit schilderde en op de deurtjes kleefden we bloemen. Apetrots waren we op onze kast!
Van de beneden buur kregen we haar oude gordijnen en overgordijnen
Gaandeweg werd ons appartementje een paleis. In onze ogen dan toch. En we voelden ons superrijk.

Het enige struikelblok waren de grote meubelen.
De eetkamer, het salon, en heel belangrijk natuurlijk …..de slaapkamer.
Wij wilden eindelijk eens naast elkaar wakker worden in een zacht bed.
Ons eigen bed.

R had in zijn ouderlijk huis een spiksplinternieuwe slaapkamer, en hij was van het gedacht dat hij die, of zijn oude, wel zou meekrijgen.
Maar nada! Zijn ouders lagen op alle punten dwars.
”Dan maar mijn spaarcenten aanspreken” zei hij.
Maar ook dat feestje ging niet door want zijn ouders gaven geen toelating.
Maar waar een wil is, is een weg.
R liet weten dat hij zijn loon niet meer zou afgeven.
En met dat loon deden we een eerste aanbetaling voor onze mooie nieuwe slaapkamer.
De rest zouden we betalen in termijnen. Zijn ouders waren furieus en ik kreeg alle zonden van Israël over mij uitgestort.
Want het was natuurlijk allemaal mijn schuld!
Ik zette hun zoon aan tot die daden. Daden die hij anders nooit zou hebben uitgevoerd moest hij mij niet kennen.

Ergens kan ik hen nu wel begrijpen. Want ik had  geen nagel om aan mijn gat te krabben. Niettegenstaande ik toch al van mijn veertiende werkte.
En de ouders van R hadden gedaan wat elke ouder doet, zij hadden gespaard voor hun zoon.
Zij hadden ervoor gezorgd dat hij aan een toekomst kon beginnen zonder zorgen.
Alleen hadden ze daarbij een ander meisje in gedachten gehad en niet zo eentje als ik die uit een armoedig en lamentabel nest kwam.

Ik zei mijn dienst op bij het dokters gezin en vond werk enkele straten van onze woonst in een confiserie.
Het was natuurlijk makkelijk in die tijd om van de éne dag op de andere werk te vinden.
We rekenden en berekenden en kwamen tot de slotsom dat we van mijn loon nog wel wat tweedehands spulletjes zouden kunnen kopen.
We zouden het heel zuinig aan moeten doen en uitgaan was er niet meer bij. Maar dat gaf niet.
We hadden elkaar. En we waren niet uit op grote luxe.
Tv hadden we niet, maar we hadden een radio en een platendraaier.
En we hadden een jong stel leren kennen die het ook niet breed hadden.
We gingen om de beurt bij elkaar op bezoek.
Soms werd er gekaart, soms gingen we wandelen in de nabij gelegen parken.
Of we praatten over onze toekomst bij onze favoriete muziek met een hapje en een drankje.

Enig min=puntje was toen ik naar de dokter stapte.
R en ik wilden nog geen kinderen, dus wilde ik de pil nemen.
Condooms vonden we jakkes en, om voor ‘het zingen de kerk uit te gaan, daarvoor waren we te onstuimig.
Maar toen ik bij de dokter mijn vraag stelde, bekeek die mij met een frons op zijn voorhoofd.
”Ik mag je die pil niet voorschrijven wegens minderjarig” zei hij.
Je moet toelating vragen aan je ouders.
Toen ik hem mijn situatie uitlegde, haalde hij zijn schouders op.
”Het spijt mij, het antwoord blijft nee”, liet hij mij weten.
Naar een andere dokter dan… en nog een andere… maar ik ving overal bot.
Tja, de tijden waren anders toen. En de moraal al helemaal.
Maar het zou al vlug blijken dat we ons daar geen zorgen moesten over maken.
Er hing een andere bijl boven mijn hoofd.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
16-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LICHTPUNTJE

Ik was in post bij een dokters gezin.
Buiten mijn wil en dik tegen mijn zin, maar ik had andermaal geen andere keuze. In die post werd het mij duidelijk dat ik moeilijk bevelen kon opvolgen.
De gebiedende toon zoals “doe dit” en “doe dat” begon meer en meer aversie bij me op te roepen.
Nu  ga je misschien zeggen dat ik moeilijk van  karakter was. Maar dat is heus niet zo.
Het enige waar ik met hart en ziel naar verlangde was vrijheid.
Verlost zijn van alle juk en druk die mij door gevoelloze mensen op mijn schouders werd gelegd.
Dat dit niet haalbaar was door mijn minderjarigheid was iets dat ik niet kon inzien.
Ik  wou eindelijk mijn leven in eigen handen nemen. Weg van iedereen die mij pijn deed, of zo vaak had gedaan.
En wie zou mij daarbij beter kunnen helpen dan mijn eerste grote liefde.

R was meerderjarig dus voor hem zou het makkelijk zijn om een woonst te huren.
Hij had die optie al eens vernoemd maar zijn ouders schreeuwden daarbij moord en brand.
De enige reden dat ze mij tolereerden was uit liefde voor R.
Maar in werkelijkheid zagen ze mij liever verdwijnen naar Timboektoe om nooit meer weerkeren.
Vanuit hun standpunt kan ik hen nu wel begrijpen.
Ik had geen rooie cent, had geen degelijke thuis en mijn background was ook niet om mee te stoeffen (pochen).
Ik kan dus nu wel begrijpen dat zij voor hun zoon  wat anders op het oog hadden, want zelf zaten ze goed in de slappe was.
Of ze nu gierig of gewoon zuinig waren, wil ik in het midden laten.
Ook zo met het feit of ze over beschermend of gewoon bemoeizuchtig waren tegenover hun zoon.
Maar feit was wel dat ze van hun meerderjarige zoon al zijn geld beheerden.
Voor elke uitgegeven cent moest hij verantwoording afleggen, elk extraatje moest hij vragen. Meestal kreeg hij dat wel zonder morren, maar toch.
Ook aan zijn spaargeld kon hij niet komen zonder de toelating van zijn ouders.

Op maandag en donderdag had ik mijn vrije dag.
Erg wettelijk was dit allemaal niet, maar zoals gezegd, ik had geen andere keuze dan te aanvaarden.
R werkte op weekdagen, dus we zagen elkaar amper, want ik moest ten laatste om 22u weer op dienst zijn.
Aan tijd om alleen te zijn ontbrak het ons ook, enkel tijdens de terugrit konden we vrijuit praten.
Het was tijdens zo'n rit dat R mij liet weten dat hij werk ging maken van die flat.
Dat zijn ouders hoog en laag mochten springen, maar dat aan deze situatie een einde moest komen.
Ik sprak hem niet tegen en was blij met zijn kordaatheid.

Op een dag kwam R mij ophalen.
Moest je niet werken, vroeg ik hem verwonderd?
Ik heb een dag verlof genomen, zei hij.
Jij en ik gaan naar ons appartement kijken.
Ik sprong een gat in de lucht.
Voor mij was het als een lichtpunt in de duisternis.
Eindelijk verlost! Eindelijk vrij!
Over de verantwoordelijkheid die dit alles zou meebrengen maakte ik mij geen zorgen.
Net als alle jonge verliefden waren we er rotsvast van overtuigd dat alles vanzelf zou lopen.
Liefde overwint immers alles!
En ik was verliefder dan ooit, dus geen probleem.

Maar dat was buiten de waard gerekend.
Mijn leven zou mijn leven niet zijn moest er weer geen donkere wolken boven mijn hoofd hangen.
De waard in dit geval waren de ouders van R.Ik sta nog steeds versteld hoe ver deze mensen zijn gegaan om hun slag thuis te halen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
11-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CONFRONTATIE
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Jeugd slaapt overal en door alles heen.
Zo ook ik! Maar ik wist dat ik de confrontatie met F. en mijn moeder niet uit de weg zou kunnen gaan.

Ik was uiteindelijk op de zetel in slaap gevallen.
Tegen zes uur in de ochtend hoorde ik lawaai in de hal.
Toen ik ging kijken van waar het rumoer kwam, stonden mijn moeder en F met hun onbruikbare sleutel in de hand.
Ze hadden reeds verwoede pogingen ondernomen om de deur van het appartement open te maken, maar door het nieuwe slot dat ik had laten steken lukte hen dat niet natuurlijk.
Ik opende de deur.
Dat had ik beter niet gedaan!

F. en mijn moeder stormden als twee gekken naar binnen en iepen van alles door mekaar.
Meer dan de helft van wat ze zegden ging aan mij voorbij, zo geschrokken was ik.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat wanneer ik daar wou blijven wonen, ik dan de ganse huur maar moest betalen, alsook water, gas en licht.
Dat zou ik natuurlijk nooit kunnen.
Het appartement lag in een dure buurt en ik was pas zeventien, dus minderjarig.
”Dan ga je vandaag nog buiten” zei F.
”Zo niet zal je beticht worden van diefstal”.
Ik stond nog steeds een beetje perplex. Diefstal?
”Jawel” zei F.
”Je moeder en ik zijn naar de politie geweest en het verdwijnen van onze meubelen gaan aangeven. Als jij niet maakt dat je buiten bent wijzen we jou aan als de dief.”

Ik geloofde mijn oren niet en stond doodsbang aan de grond genageld.
Het was pure bluf van hen want alle meubels stonden gewoon aan de overkant in het appartement van F.
Maar dat wist ik toen natuurlijk niet.
En ik was doodsbang van de politie, gezien mijn slechte ervaring toen ze mij naar het ‘home’ brachten.
Ik had daarbij in de cel gezeten in de catacomben van het ‘Justitiepaleis’ te Antwerpen.
En ik had mij nog liever van kant gemaakt dan daar weer naartoe te moeten.
”En nu buiten” schreeuwde F.
Ik nam in paniek de vuilniszak met mijn kleren, en spurtte naar de deur.
”Hei, wacht eens” zei F, “kom eens terug”!
En weer had ik even de hoop dat het een spelletje was.
Dat om één of andere reden mijn moeder en F mij een lesje wilden leren.
En hoopvol ging ik terug naar binnen.
Maar mijn hoop was tevergeefs.

Mijn moeder had helemaal in het begin dat ik bij haar kwam me twee gouden ringen gegeven.
Eén ring was van haar en er stond de letter L in gegraveerd.
De andere ring was van mijn grootmoeder geweest, en had een grote blauwe steen gevat in draadgoud.
Hoewel ze iets te oud waren voor mij droeg ik ze elke dag.
Ik had nooit eender een ring of eender welk ander gouden juweel bezeten.
Ik was er dan ook apetrots op.
”Je sleutels afgeven” beet F me toe.
Toen ik die sleutels overhandigde viel zijn oog op beide ringen.
”En die ringen teruggeven”
”Nee”, zei mijn moeder.
”Die ringen heeft ze van mij en die blijven voor haar”.
Dat zijn de laatste woorden die ik van haar gehoord heb.
Buiten heel even, twee jaar later, was het de laatste maal dat ik mijn moeder heb gezien of gehoord.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
09-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET SCHAVOT
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De bewuste dag volgend op het fameuze “gesprek” was een bewogen dag geweest.
Hoezeer ik er ook tegenop zag, en hoe graag ik ook op dat moment naar het einde van de wereld was gevlucht, ik moest de feiten onder ogen zien.
Ik zou met mijn moeder, en vooral met haar toenmalige souteneur (want dat was hij) wederom een confrontatie moeten aangaan.
Ik zag er tegenop als een berg, maar R. ging met mij mee als steun en toeverlaat.
Toch voelde het aan alsof ik op weg was naar het schavot.
Ik wist niet wat mij bij moeder te wachten stond.
En hoezeer ik mij ook trachtte voor te bereiden op allerlei scenario's, wat ik vond had ik nooit kunnen dromen.

Boven aan het appartement aangekomen stak ik met een bang hart de sleutel in het slot en……mijn sleutel paste niet!
Even dacht ik dat ik de verkeerde sleutel had, maar nee.
Het lag niet aan de sleutel maar aan het slot.
Er was een nieuw slot op de deur gestoken. Ik werd buiten gesloten.
Ik belde aan bij het appartement van F. maar kreeg ook daar geen gehoor.
Vermits ik officieel stond ingeschreven op het bewuste adres opperde R dat ik een slotenmaker zou bellen.
Zo gezegd, zo gedaan, maar wel met een heel bang hart.

Ik had in mijn jonge leven al zo vaak voor een gesloten deur gestaan.
Had daarbij al zo vaak doelloos langs de straat moeten lopen, dag of nacht.
Iets in mij verzette zich daar nu tegen.
Voor mijn pleegouders was ik "een vreemde luis"
Maar toch niet mijn eigen moeder?
Voor haar kon ik toch geen vreemde zijn?
Het was iets dat ik niet begreep toen, dat ik niet kon vatten, waar ik geen vaste greep op kon krijgen.
Allerlei gebeurtenissen liep ik in gedachten door om een verklaring te vinden voor dat nieuwe slot.
Allemaal met de vrees dat er iets ergs gebeurd was met mijn moeder.
Geen enkel dat de ware toedracht benaderde.

Toen de slotenmaker arriveerde en mijn adres had geverifieerd maakte hij het slot open. Stak een nieuw slot en overhandigde mij de nieuwe sleutels.
Ik liet R uit angst voor wat ik zou vinden, eerst binnen gaan.
Want het scenario van mijn moeder in een plas bloed was voor mij niet ondenkbaar.
Ik had gezien hoe H mijn moeder had geslagen en hoe snel en berekend hij daarbij te werk ging.
Hoe opvliegend hij kon zijn van de éne seconde op de andere, zeker na enkele glazen boose.
Maar R stelde mij gerust en dus stapte ik ook naar binnen.

En ik stapte binnen in een leeg appartement!
Alle meubels waren verdwenen, tot het kleinste prul aan toe.
Enkel de zetel waar ik op sliep stond er nog.
Maar geen dekens.
En de gordijnen en overgordijnen hingen ook nog aan het raam.
Mijn kleding stond ingepakt in een vuilniszak naast de zetel.
Totaal aangeslagen namen R en ik plaats op de zetel. Ons afvragend hoe men op één dag een gans appartement kan leegmaken.
Daar hadden wij tenslotte geen ervaring mee.
Kwam bij dat er drie reuze aquariums hadden gestaan, en die nam je toch zo maar niet op.
Alle kamers waren leeggehaald, zo ook de kinderkamer van J.
"Die verhuizers moeten wij ook boeken" zei R. wat lacherig om de stilte te doorbreken. En ondanks alles moest ik lachen.

R stelde voor om met hem terug te gaan en te logeren bij zijn ouders.
Maar dat wilde ik niet en wou ook niet dat hij de ganse nacht bij me bleef.
Al wat ik wou was alleen zijn.
Er werd afgesproken dat hij mij ’s anderdaags zou komen ophalen om mij naar mijn nieuwe dienst te brengen.

Toen hij vertrok liep ik als een zombie door het lege appartement.
Hield mijn oren goed open om elk gerucht in de hal te kunnen waarnemen.
Want hoe bang ik ook was geweest voor de confrontatie met mijn moeder en f, nu keek ik er naar uit.
Nog steeds met de hoop dat er voor dit alles een plausibele verklaring zou komen.
Want in al mijn verwarring geloofde ik nog steeds dat alles goed zou komen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
01-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OVERLEVEN
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Toen ik na twee uurtjes onrustig slapen wakker werd, besloot ik maar op te staan.
Het was stil in het appartement. Al waar ik kon aan denken was, ik moet hier weg.
Maar waar naartoe?
Ik besloot om naar R te gaan.
Toen ik op de overloop stond te wachten op de lift, ging plots de deur van F zijn woonst open.
E sprak mij aan en vroeg of ik binnen wou komen.

Nee, dat wilde ik niet.
Hij zei me dat dit dom van me was en dat ik beter zou doen hetgeen ze me vroegen.

“Jij kent mijn vader nog niet goed”zei hij,” hij krijgt steeds wat hij wil, en je gaat nog kruipen voor hem”
Ik antwoordde niet, stapte in de lift, ging naar de bushalte en reed naar R .
Eens daar aangekomen gooide ik alle ellende in mij uit.

Al hortend en stotend deed ik het ganse relaas.
“Ik wist het,zei R heb ik het niet gezegd ma?”
Zowel zijn vader als zijn moeder zwegen.
Toen liet zijn moeder weten dat ik niet bij hen kon blijven…. Dat zij niet die verantwoordelijkheid kon nemen…. Dat ze geen woedende F aan haar deur wou…..en zo verder.
Maar R kwam met de oplossing!
Weet je wat, ik ga een appartement huren en dan gaan we samenwonen.
Na die woorden kreeg de moeder van R bijna een appelflauwte.
Wat...zijde gij zot ... zij is minderjarig hoor... en ga jij je toekomst vergooien voor haar... daar is geen sprake van... daar zal ik een stokje voor steken!...en de litanie ging nog een hele tijd verder.
De vader zei nog steeds niets, en R bleef ook zijn kalme zichzelf.
Rustig zei hij: “Of ze blijft hier, of ik huur een appartement, vandaag nog”.
Zijn moeder was een hartaanval nabij en ik wist niet wat doen of zeggen.
Ik had hulp nodig maar wou daarom geen tweedracht ontketenen tussen R en zijn ouders.
Ik wist hoe zielsveel zij van hem hielden en ik wist dat dit wederkerig was.
De vader van R. opperde dat ik ook in post zou kunnen gaan als kindermeisje of hulp in het huishouden.
Dan heeft ze een dak boven haar hoofd en al wat ze nodig heeft, en dan verdient ze nog wat ook.
Meteen voegde hij de daad bij het woord, en nam de krant van zaterdag.
(In die tijd stond de krant vol van zulke werk aanbiedingen.)

Nog diezelfde dag had ik een baan bij een dokters gezin.
Nu nog mijn kleren gaan halen bij mijn moeder.
Iets waar ik als een berg tegenop zag, maar het moest gebeuren.
R beloofde met mij mee te gaan. Hoewel hij er niet welkom was, stemde ik er deze keer toch in toe, want alleen zou niet ik op kunnen tegen F.
Daarenboven kon ik slechts maar aan één ding denken.
Hoe moet ik dit weer overleven?

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
27-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET GESPREK (2)

...Ik kotste de drie glazen wijn uit.
Nu ik de rotzooi uit mijn maag kwijt was moest ik ook mijn lever nog zuiveren.
Want daar lag nog iets serieus te wringen.
Ik spoelde mijn mond, poetste mijn tanden, maar de slechte smaak in mijn mond bleef.
Vanuit de badkamer hoorde ik dat het binnen nog steeds een vrolijke boel was.
Er werd gelachen en gepraat, en f had zijn geliefkoosde Duitse marsmuziek opgezet.

Met de moed der wanhoop stapte ik terug de huiskamer in.
“Als je wil gaan slapen, zei F. ga dan maar gelijk naar hiernaast”.
Voor hem was het al een uitgemaakte zaak.
Toen ik weigerde werd hij vuurrood, zette met een klap de muziek af en sloeg met zijn vuist op tafel.

“Denk je echt dat je moeder voor jou gaat werken?”
”Zou dat zoveel gevraagd zijn na zeventien jaar” vroeg ik?
”En ik ben helemaal niet van plan om te luieriken, ik ga werk zoeken”.
”Ha, als fabrieksmeid zeker" zei F smalend. “Werken met opgestroopte mouwen, wat een eergevoel moet dat geven”?
Woorden waarmee ik mijn moeder onbewust moet hebben met gekwetst.
“Dat is eervoller dan te moeten werken met een afgestroopte broek!” antwoordde ik gevat.

F ging gelijk van een vuurrood gezicht naar een spierwit.
Nog even, dacht ik, en ook bij hem komt het schuim op zijn mond te staan, net zoals bij mijn pleegmoeder”.
”Dit gaat je zuur opbreken meisje”,zei hij, en hij vertrok met slaande deuren.
Mijn moeder zei het eerste ogenblik niets.
E lachte schaapachtig en ging achter zijn vader aan.
Toen zei mijn moeder ”nu heb je het verkorven, nu ben je te ver gegaan, nu kan ik je niet meer helpen”.
”Je hebt zonet je toekomst hier vergooid” zei ze mij nog voor ze achter beide mannen aan ging.
En al wat ik kon denken was, wie moet J. dan naar school brengen.

Ik bleef alleen achter met een bonzende hoofdpijn en een bonzend hart.
Voelde mij als een dier in het nauw.
Waar kon ik nu nog naar toe?
Het was ondertussen vijf uur in de morgen.
Plots kwam mijn moeder terug binnen, maakte J wakker en kleedde haar aan.
Ik vroeg waar ze naartoe ging, en of ze niet moest slapen?
”Ik ga mij ophangen”, was al wat ze zei.
In wat een fractie van een seconde leek was ze terug buiten…

Ondertussen werd het licht buiten en ik deed de overgordijnen open.
Net op tijd om hen in een taxi te zien stappen.
Ik was te suf om erover na te denken waar ze op dit uur naartoe gingen.
Eerst moest ik wat slapen.
Voelde mij nog steeds kotsmisselijk.
”Komt tijd, komt raad” dacht ik, en legde mij op de zetel om toch nog een beetje slaap te krijgen, en hoopte dat mijn dromen mooier zouden zijn dan de werkelijkheid.©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
25-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET GESPREK (1)

Het was de allereerste keer dat ik alcohol dronk, het was ook de eerste keer dat ik mijn moeder dronken zag.
Dat was nu iets dat ik niet gewend was, dronken mensen.
Bij mijn pleegouders werd enkel een glaasje gedronken met Kerst en Nieuwjaar.
Het werd dan even een vrolijke boel, maar dat was het dan.
Buiten oom D waren er geen dronkenlappen in die fam.
Bij mijn moeder echter stonden de flessen drank een ganse dag ter beschikking en werd er ook gretig gebruik van gemaakt.
Twee flessen wijn per avondmaal was eveneens een must.
Ik lust geen alcohol, al zal ik bij gelegenheid zeker mijn steentje bijdragen.
Feit is dat er iets in mijn lichaam tegen alcohol protesteert, en dat ik na enkele glazen zo ziek ben als een hond.
Dat ‘iets’ heeft mij alvast behoed om alcoholist te worden, moest ik daartoe dan al de neiging hebben gehad.
Het heeft mij eveneens behoed om grote stommiteiten te doen
Zo ook die nacht.

Vroeger op de avond had F mij laten weten dat we eens een gesprek moesten hebben.
Een gesprek over mijn toekomst en bijdrage in hun gezin.
De aanloop naar dat gesprek was al heel verwarrend voor mij.
En ondertussen was dit alleen maar erger geworden.
Maar uiteindelijk was het H die het gesprek begon.

“Hoe zie jij je toekomst” vroeg hij me?
“Ik ga ander werk zoeken, eender wat is goed” antwoordde ik.

“Wel, zei hij, je moeder en ik hebben andere plannen met je”.
”Je weet wat je moeder doet, je weet wat je grootmoeder doet, en ik wil dat jij bij één van hen gaat werken”.
”40% van je inkomsten zijn voor mij, van de 60% die overblijft betaal je hier je deel voor kost en inwoon”.
”Die 40% is redelijk want ik betaal je kapper en je kleding die je moeder voor je zal uitzoeken uit zal k in een chique winkel in Brussel. Dus niet het goedkope spul dat je nu draagt, ik wil niet dat je gekleed loopt met kleding uit de Sarma”
”Tevens is het geen doen dat jij hier op de zetel moet slapen en daarom kom op mijn appartement slapen.

“Wat betreft je vrijer betreft, dat moet uit zijn. Die jongen deugd niet voor je, is te oud voor je, en jij te jong voor een vaste relatie”.
”Je bent jong, en je moet het leven eerst nog leren kennen”.
”Je moeder en ik hebben dit reeds uitgebreid besproken en we hebben beide het beste met je voor”.
”Je moeder heeft spijt dat ze niet beter voor jou heeft gezorgd, maar dat brachten de omstandigheden nu eenmaal zo mee, maar zij wil het bij deze allemaal goedmaken”.
”Daarom dat wij niet willen dat jij je verdere leven gaat werken met opgestroopte mouwen”

Dat was dus, “Het gesprek”.
Ik zat als van de hand Gods geslagen, het drong allemaal in slow motion tot mij door.
Ik keek naar mijn moeder. Zij had tijdens het ganse gesprek geen woord gesproken en deed dat ook nu niet.
De kamer draaide als een tol en ik kon nog net op tijd tot aan de wc geraken.
Daar kotste ik de olijven, hapjes en glazen wijn in één keer uit…..

Wordt vervolgd....

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
19-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN MOEDER

Dat ik mijn werk kwijt was vond mijn moeder in principe niet zo erg.
Nu kon ik zus J. van en naar school brengen.
Kon helpen in het huishouden wat haar dan de mogelijkheid gaf om enkele uurtjes langer te slapen na haar nachtelijke bezigheden.
Daar het paasvakantie was nam ik J. mee wanneer ik naar de ouders van mijn eerste liefde R.ging, of een bezoek bracht aan mijn pleegouders.
Of we gingen gewoon wat wandelen in het park of naar de speeltuin.
De tegenwerking kwam echter van een andere zijde, namelijk van de partner van mijn moeder.

Op een avond laat kwamen mijn moeder en haar partner F.terug van een avondje uit.
Ook zoon E. was erbij.
Mij was gevraagd om op J. te passen intussen, iets dat ik met graagte deed.
Enerzijds omdat ik dan het rijk voor mij alleen had, en ik was graag alleen, anderzijds omdat ik in feite een aversie had tegen F en zijn zoon E.
Beide waren tweetalig maar prefereerden om Frans te spreken tegen elkaar.
Tijdens een dergelijk gesprek hadden ze het over mij, in de veronderstelling dat ik het toch niet verstond.
Het ging erover dat E vond dat ik ook mijn steentje moest bijdragen bij het huishoudgeld.
F.was het daar mee eens en zei dat hij dat wel zou oplossen.
Ik repte geen woord over hetgeen ik gehoord had en was het hele gesprek bijna vergeten.
Tot op die avond.

F. leefde gescheiden van zijn vrouw maar was nog niet wettelijk gescheiden.
Daarom huurde hij officieel het appartement naast dat van mijn moeder. Zo kon hij niet betrapt worden op overspel.
Doch liet hij duidelijk blijken dat alle meubelen die op het appartement van mijn moeder stonden, door hem waren betaald.
Toen mijn moeder daarop repliceerde wie er dan elke nacht ging werken, waren een paar klappen haar antwoord.
Het was de eerste keer dat ik een vrouw klappen zag krijgen van een man. En het maakte grote indruk op me.
Mijn moeder verdedigde zich niet, douchte, trok haar pyjama aan en ging naar bed.
  Fvertrok naar zijn eigen vertrekken met slaande deuren.
J bleef samen met mij beduusd achter, dus we gingen maar weer wandelen.
Tegen etenstijd ging ik met een bang hart naar huis, maar ondertussen was alles weer koek en ei tussen hem en mijn moeder.
Met een avondje uit tot gevolg dus.
Toen mij dit werd medegedeeld werd er gelijk door F bij gezegd dat er eens moest worden gepraat over hoe ik mijn toekomst zag bij hen.

Wegens plaatsgebrek sliep ik vanaf mijn komst op de zetel in de living.
Dat maakte dat ik meteen wakker was toen ze gedrieën luid lachend en gekscherend weer thuiskwamen na het avondje uit.
Er werd muziek op gezet, en ik werd door E van de zetel geplukt, want hij wou met me dansen.
Normaal danste ik wel graag, maar met die kerel wilde ik dit helemaal niet.
F.liet mij weten dat ik dan niet de aard naar mijn moeder had, want die kon beter dansen dan Fred Astaire en Ginger Rogers volgens hem.
Na wat heen en weer gezevver danste ik dan, tegen heug en meug, toch maar een slow met E.
Mijn moeder, maar vooral f namen mij daarbij goed op.
”Ze beweegt wel soepel, zei mijn moeder, dat heeft ze van mij”…..
”Ze moet nog veel bijleren, zei F, maar ze is nog jong”….
Toen het plaatje afgelopen was werd ik gevraagd om aan tafel te komen zitten "want we moeten eens praten”.

Ik voelde mij er niet echt gerust in.
Dacht dat ik onder mijn voeten ging krijgen omdat ik er een ganse dag was op uit getrokken met J.
Omdat ik die dag niets had gedaan in het huishouden.
Of omdat ik met J naar mijn pleegouders ging, of naar de ouders van R.
Ik wist dat mijn moeder en f mijn eerste liefde niet echt zagen zitten.
Ze vonden hem te oud voor mij. Maar vooral vonden ze mij te jong voor een vaste relatie.
Daarom dat ze niet wilden dat ik R door de week zag, iets waarin ik niet gehoorzaamde.
Ook herinnerde ik mij het gesprek tussen f en zijn zoon, waarin werd geopperd dat ik mijn steentje moest bijdragen in het huishoudgeld. Ik tijd gehad om daar over na te denken en ik had mijn antwoord al klaar.
Want ik zou hen laten merke dat ik niet op m’n mondje gevallen was.
De aanval was de beste verdediging, was sinds kort mijn motto.

Nog ietwat slaapdronken nam ik plaats aan de tafel.
Ondertussen had mijn moeder voor mij een glas rode wijn uitgeschonken.
Ik had nog nooit alcohol gedronken, lustte het niet eens.
Maar rode wijn was, net zoals de Italiaanse keuken, (F was van Italiaanse afkomst), in mijn moeders huishouden ingeburgerd.
Dus ik dronk het glas leeg, dronk er nog een en werd al een aardig beetje teut.
Dat was ook de bedoeling, meen ik nu nog steeds.
Het moest mij ontvankelijker maken voor het gesprek.
En het werkte want ik keuvelde lekker mee.
Lachte met de schuine moppen waar ik maar de helft van begreep, maar dat liet ik natuurlijk niet blijken.
Dacht bij mezelf “nou, het gesprek valt goed mee, ik heb me zorgen gemaakt om niets”.
Na het derde glas wijn was ik van de wereld en dacht enkel nog aan slapen.
Toen kwam het gesprek!
Toen barstte de bom en spatte mijn wereld voor de zoveelste maal uit elkaar!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
18-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN OMA

...Of hoe ik aan de naam Lulu kom.

Tijdens mijn verblijf bij mijn moeder kwam het gesprek op mijn grootmoeder.
Ik had haar de vraag gesteld hoe het kwam dat zij een voorkeur had voor Franse namen.
Ze vertelde me dat haar vader, mijn grootvader van Franse origine was.
Verder wou ze niets kwijt over de man.
Wel liet ze me weten dat mijn grootmoeder gescheiden was van haar vader en dat zij ook een bar bezat in de stad, genaamd “Primavera” samen met haar tweede man.
”Waarom ga je haar niet eens bezoeken” zei ze me.
”Neem je zusje mee”.
Zo gezegd, zo gedaan!

In een zijstraat van het ‘De koninckplein had ze haar appartement en de bar lag daar schuin tegenover in een andere zijstraat.

Het was een typische bar.
Een raam met rode fluwelen gordijnen die wanneer opengeschoven waren werden bijeengehouden met een gevlochten koord.
Aan beide zijden van het raam twee zetels in ‘Empire’ stijl en een klein rond goudkleurig salontafeltje er tussenin. Pure kitsch dus.
Aan de buitenkant boven het raam de naam van de bar in knipperende blauwe neonletters.
En aan beide zijden van de glazen ingangsdeur een rode lantaarn.
Voor je het vertrek in kwam moest je ook door rode fluwelen overgordijnen die met koperen ringen waren bevestigd aan een koperen staaf.

Het vertrek zelf was niet groter dan een toenmalige doorsnee huiskamer.
En zo was het ook ingericht.
Tapijten op de vloer.
Aan de muren hier en daar een lampje met een rood kapje dat een diffuus licht verspreidde.
Daar tussenin schilderijen met veel naakt.
In de éne hoek een rood lederen salon en een laag salontafeltje met wit marmeren blad.
Recht tegenover het raam, een kleine ovalen toog van donker hout, bekleed met rood fluweel aan de voorkant, het buffet met de vele flessen sterke drank bestond uit spiegelglas.

Achter die toog stond een kleine gezette vrouw, van een, voor mij althans, respectabele leeftijd.
Pikzwarte haren, hoog opgestoken zoals toen de mode was.
Opzichtig geschminkt met veel zwart en op de lippen vuurrode lippenstift.
Een zwarte kanten blouse met diepe decolleté en een zwarte rok met hoge split aan de voorkant.
Dat was mijn grootmoeder dus!
Zij stelde zich aan me voor als Ramona, wat haar werkelijke voornaam bleek te zijn zoals ik later te weten komen.
In de zaak waren ook nog twee jonge vrouwen aanwezig die “haar meisjes” bleken te zijn.

Mijn grootmoeder stelde mij aan hen voor.
”Dit is onze kleine Lulu, de oudste dochter van ons Loulou.”
Ik kreeg van elk een warme omhelzing.
Mijn grootmoeder deed alsof ik maar enkele weken afwezig was geweest en geen zeventien jaar!
Het leek of het allemaal de normaalste zaak was….
dat ik effe binnen sprong om een goede dag te zeggen….?
En dat verwarde mij.
De verwelkoming was hartelijk, dat wel.
Maar er werd over het verleden met geen woord gerept.
Ik kreeg er de kans niet toe.

Dat die meisjes mijn moeder heel goed schenen te kennen vond ik ook al raar.
Ze noemden haar dus Loulou, wat een afkorting was van haar werkelijke naam, Marie-Louise.
En mij, alsof het altijd zo geweest was, Lulu.
Nu vond ik dat veel mooier klinken dan mijn werkelijke naam.
Temeer daar een niet Franstalige mijn naam veelal verschrikkelijk lelijk uitspreekt.
Zo spraken mijn pleegouders hem uit als, Luchèn. En daar had ik een bloedhekel aan. (Mijn pleegbroer en pleegzuster spreken mijn naam trouwens nu nog zo uit.) Grrrr...ril ril ril. Vanaf toen noemde ik mezelf ook, Lulu.

Het is het enige positieve dat mijn moeder en grootmoeder mij hebben bijgebracht.
Buiten dat ik éénmaal op mijn grootmoeders appartement ben geweest en daarna werd getrakteerd op een ijsje in een chique ijssalon op de ‘Rooseveltplaats’, heb ik nooit nog wat van haar vernomen.
Het bleef bij die twee ontmoetingen.
Ondertussen weet ik dat ze overleden is, zo ook de man waar ze toen samen mee was en waarvan ik nooit de naam heb geweten.
In mijn gedachten zie ik hem als een grote struise man met hoed en bril.
Maar nu, zovele jaren later, vraag ik mij af of hij  werkelijk zo groot en struis was.
Mijn grootmoeder echter staat op mijn netvlies gebrand.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
11-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ONBREEKBARE LIEFDE

Soms schud ik vol ongeloof mijn hoofd bij het horen of lezen van wat ouders hun kinderen allemaal aandoen.
Maar veelal sta ik vesrteld wanneer blijkt dat, ondanks al het nare dat hen is aangedaan, die kinderliefde niet kapot te krijgen is.
Hoe ze steeds weer al die nare dingen naast zich kunnen neerleggen en vergeven.
Maar eigenlijk hoef ik niet eens zo verbaast te zijn!
Ik deed namelijk net hetzelfde

Toen ik na al die jaren mijn moeder leerde kennen, had ik grote verwachtingen.
Alles zou van nu af anders worden. Daar was ik heilig van overtuigd.
En het werd ook allemaal anders!
Een mooie droom is het echter niet geworden.
Nu, zovele jaren later, vind ik nog steeds excuses voor het gedrag van zowel mijn moeder, als van mijn pleegouders.
Zit er nog steeds een dosis liefde voor hen beide.
Of verwar ik hier liefde met respect en dankbaarheid?
Hoewel dankbaar! Voor wat dan wel?!

Ik heb de ware liefde leren kennen.
Ben onnoemelijk gelukkig dat ik ze mocht ondervinden, maar vooral dat ik ze kan geven.
Liefde zonder voorbehoud.
Respectievelijk als vrouw en moeder.
En ik weet voor een feit dat in beide hoedanigheden nooit de keuze zou hebben gemaakt die mijn moeder en pleegouders meenden te moeten maken.
Voor dilemma’s komen we allemaal wel eens te staan in het leven, niet?
Dilemma’s waarbij je wel een keuze moet maken en die schrijnende, zo niet verdrietige, gevolgen kan hebben.
Maar die gevolgen nam ik grotendeels voor mezelf.
Het verdriet verzachte ik met al mijn macht.

Je kunt je kinderen niet vrijwaren van enig verdriet.
Maar de pijn die je daarbij als moeder zijnde voelt, is enorm.
En dat blijft zo. Je ganse leven lang. Hoe oud je kinderen ook mogen zijn.
Daarom dat ik niet kan begrijpen dat er ouders zijn die hun kinderen bewust kunnen pijn doen.
Ze zowaar kunnen verminken voor het leven, lichamelijk, zowel als geestelijk.
Daarbij hun leven lijden zonder verder op of om te zien.
Zich in vele gevallen niet eens schuldig voelen.

Ik heb beide aan den lijve ondervonden.
Rechten die je als kind meent te bezitten en die je niet krijgt.
Dromen die je hebt als kind en opgroeiende tiener, en die de bodem worden ingeslagen, telkens weer.
Met als gevolg een intens verdriet waar je geen raad mee weet.
Waar je ook nergens mee terecht kunt.
En vooral heb je een laag zelfbeeld.
Het maakt je sterk. Het maakt dat je mondig wordt.
Dat je een vechter wordt. Al is het dan uit zelfbehoud.
Men haalt je niet meer zo vlug onderuit en je kunt vele situaties de baas.
Maar ik had het liever anders gezien!

Gelukkig bezit ik het vermogen om te relativeren.
Kan ik begrip opbrengen voor heel veel dingen.
Eén ding kan ik echter niet!
En dat is vergeten.
Vergeten dat ik een moeder heb die nooit een zier om me heeft gegeven.
Die haar eigen belangen voorop stelde.
Die liever haar eigen vege lijf redde dan dat van haar kinderen.

Ja kinderen, want we zijn met drie.
En we hebben allemaal geleden onder de onkunde en het egoïsme van onze moeder.
Niemand van ons drie het tot nog toe volledig verwerkt. Al moet je niet denken dat we zielige figuren zijn of dag in dag uit een ‘Happy pil’ nodig hebben.
Wat we alle drie gemeen hebben is onze sterke overlevingsdrang
Dat is het enige dat onze moeder ons gegeven heeft
Ieder van ons gaat anders om met dit gegeven.
Ik schrijf het hier van me af.
Dankbaar dat jullie het willen lezen!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
06-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN KLVERTJE VIER
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Een maand woonde ik reeds bij mijn moeder.
Zoals gezegd, veel zag ik haar niet, want toen ik thuiskwam van het werk, stond zij klaar om te vertrekken naar haar “werk”.
En dat werk was niet helemaal van het soort dat je verwacht van je moeder.

Mijn pleegouders kregen dus gelijk met hun bewering dat ik "een hoerenjong" was. Want mijn moeder werkte inderdaad als prostituee.
Al vind ik nog steeds dat het onterecht was van hen om mij die benaming toe te spelen, maar enfin.

Zij had haar eigen bordeel in Brussel en werkte samen met nog twee andere meisjes.
Maar dat nam niet weg dat dit feit een danige desillusie was voor mij.
Ik had er heel wat moeite mee om het te aanvaarden.

Het tweede feit waar ik moeite mee had was dat ik tegen niemand mocht zeggen dat ik haar dochter was.
Zo moest ik voor haar op een keer een paar panty’s halen bij de kapster op de hoek van de straat.
”Als Anita moest vragen wie je bent, dan moet je zeggen dat je mijn nichtje bent, de dochter van mijn broer.”
Die broer heette Lucien, was mijn peetoom, en woonde in Duitsland.
Bij hem had mijn moeder vele jaren gewoond en
daar had ze ook haar huidige partner leren kennen, de vader van mijn halfzus J.
Ik heb die peetoom van mij nooit gehoord of gezien.

Dus ik naar het kapsalon op de hoek. Ik ga binnen en wat blijkt! De dochter van de eigenares is een vroegere klasgenoot uit de lagere school.
Het was enerzijds een leuk weerzien, anderzijds moest ik uitkijken wat ik zei.
Toen ik vroeg naar de panty’s van Loulou, want zo noemde iedereen mijn moeder, kwam natuurlijk de gevreesde vraag.
”Ha, is die familie van jou?” Jullie lijken wel wat op elkaar nu je het zegt!”
Ik had zo graag naar waarheid geantwoord, maar besloot om het toch maar niet te doen.
Dus zei ik haar met een brok in mijn keel dat ik het nichtje was.

Op de weg naar huis van mijn laatste werkdag reed ik tegen het portier van een auto op.

Meestal lette ik dubbel zo goed op wanneer ik een auto zag parkeren, maar dit keer was ik met mijn gedachten bij het gesprek dat ik later op de avond zou moeten voeren met mijn moeder. En vooral met haar partner F.Want het was hij die de scepter zwaaide in huis en mijn moeder knikte ja of nee op zijn commando.

Gevolg, het voorwiel van de mini-fiets was verbogen en ik had schrammen op handen, ellebogen en knieën.
Daar het regende hing ik ook vol slijk.

De man was al even erg geschrokken als ikzelf, en bood aan om mij naar huis te voeren.
Aan de deur gekomen belde ik aan om mijn moeder niet al te erg te laten schrikken wanneer ze me zag maar het was F. die naar beneden kwam.
Nou, die man kreeg er behoorlijk van langs.
Het resultaat was dat de man geld bood aan F die het uiteindelijk aannam toen bleek dat de man niet meer zou geven.

Bovengekomen werd het verslag van alles aan mijn moeder doorgegeven.
”Wat ga je doen met het geld”, vroeg mijn moeder.
”Winnen bij het pokeren” zei f.
Na het avondeten vertrokken beide. De éne naar het werk, de andere naar de kroeg.

En daar zat ik dan.
Samen met mijn halfzusje J.
R. wist nog niks af van het gebeurde want ik mocht hem niet zien door de week.
Ik voelde mij beetje bij beetje meer verloren.
Alles was mij zo vreemd! En ik had het mij allemaal toch zo anders voorgesteld!
Misschien was ik niet realistisch genoeg op mijn zeventiende. Ik had op zo veel meer gehoopt.
Al wat ik vroeg was liefde.
Graag gezien worden door diegene voor wie het vanzelfsprekend zou moeten zijn.
Maar van vanzelfsprekendheid is in mijn leven nooit sprake geweest.

Waar en wanneer zou ik mijn klavertje vier vinden?

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
23-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SLECHT BEGIN
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Reeds drie weken woonde ik bij mijn echte moeder.
Tot echte gesprekken met haar kwam het nooit.
Zij werkte ’s nachts en sliep overdag.
Ik weet dus van wie ik het heb.

Mijn gevoelens gingen op en neer als een jojo en mijn gedachten waren een doolhof
Ik kon het niet laten om af en toe tussen de lunchpauze binnen te springen bij mijn pleegmoeder.
Het was deels mijn schuldgevoel, deels het gemis vermoed ik.
Macht der gewoonte kan men het ook noemen, want dat is het is jarenlang gebleven ook.
Ik vertelde tegen mijn moeder niets van die bezoekjes. Waarom weet ik niet. Maar zoals gezegd, mijn gevoelens waren totaal verward.
Tijdens zo’n middag bezoek gaf mijn pleegmoeder mij een kaartje met daarop de melding dat ik een aangetekend schrijven moest afhalen op het postkantoor. Ik daar dus naartoe om de brief te gaan ophalen.
Het was mijn ontslagbrief.

Terug op het werk ging ik meteen ann mijn baas om uitleg vragen.
Hij zat er duidelijk mee verveeld en vond het verschrikkelijk, maar zei er meteen bij dat hij geen andere keuze had.
Het had te maken met het feit dat ik niet in orde was met het ziekenfonds. En ook met de papieren die nodig waren voor de verzekering in voege met het auto-ongeluk.
Mijn pleegouders hadden altijd weigerden om die te ondertekenen.
Dus bleef hem spijtig niets anders over. Maar ik zou een uitstekende aanbevelingsbrief mee krijgen want op mijn werk viel hoegenaamd niet aan te merken.
Nog een maand zou ik werk hebben, en dan was het finito.

Mijn vraag of ik er nog iets aan mijn ontslag kon gedaan worden werd helaas negatief beantwoord.
”Het is te laat meisje, je ouders hebben al zo vaak een brief daaromtrent gekregen, en steeds zonder resultaat, antwoord of enige verklaring.
’s Avonds ging ik ietwat boos terug naar mijn pleegouders.
Wou hen laten weten wat de gevolgen waren van hun nalatigheid.
Wilde natuurlijk ook het waarom weten.
Maar ze haalden hun schouders op.
Wisten mij te vertellen dat ik het op tijd en stond wel zou te weten komen.
Dat ik alleen maar bij mijn moeder kon zijn zolang zij dat toelieten.
Want als ze de jeugdrechter zouden verwittigen, zou dat niet lang meer duren.

Hun dreigementen nam ik heel serieus. Ze klonken heel onheilspellend. En ik wist ondertussen dat niet al hun dreigementen loze praatjes waren.
Door dit alles was ik ondertussen vergeten dat mijn moeder op mij zat te wachten.
Zij moest niet werken en wou uitgaan met F en ik zou daarbij op J passen.
Meestal was ik ten laatste om zes uur thuis. Nu was het door het oponthoud bijna half acht.
Dat werd mij niet in dank afgenomen.
En er werd al direct gesmeten met woorden van: "je eet hier, dus mogen we ook iets van je terug verwachten".
Ik wou hen terugzeggen dat ik zoveel jaren geen eten had gekost aan hen...maar ik hield mijn mond maar.
Zij waren trouwens nog niet op de hoogte van mijn ontslag, zodoende kon ik hen maar beter gunstig gestemd houden.
Want ik wist niet hoe ze op dat nieuws gingen reageren. En eerlijk gezegd zat ik er ook wat mee in mijn maag.
Het was een slecht begin en het zou geen goede indruk maken op mijn moeder vreesde ik. Ook al was het dan niet mijn schuld.
Maar ik was vast van plan om zo vlug mogelijk een nieuwe job te vinden.
En dat was in die tijd geen probleem.
Maar het voelde voor mij toch een beetje aan als dansen op een slappe koord.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
21-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NIEUWE THUIS

Mijn pleegmoeder verzette zich tegen mijn verhuis naar mijn moeder.
Even dacht ik dat het uit verdriet was, en ik zei haar dat ik haar niet zou vergeten en nog vaak op bezoek zou komen.
Maar ze lachte en ze op venijnig toon dat ik een onnozel wicht was.
Ik ga de harde woordentwist tussen ons beide laten voor wat het was, voor nu dan.
Later kom ik er nog op terug, want wat ze naar mijn hoofd slingerde was niet eens zo absurd, al begreep ik pas later wat de werkelijke bedoeling ervan was.

Ik trok dus bij mijn moeder in.
En ik voelde mij de koning te rijk.
Ik was fier op alles.
Mijn moeder, mijn halfzus, zelfs op het appartement en zijn omgeving was ik fier.
Fier dat ik er woonde.
Alleen met de partner van mijn moeder en zijn zoon wou het niet zo direct klikken.
Wat het was kon ik niet uitleggen? Misschien was het intuïtie? Ik moest hem niet.
En hoe vriendelijker beide tegen mij waren hoe meer ik afstand nam.
De partner zal ik voortaan F. noemen en zijn zoon E.

F. was minstens twintig jaar ouder dan mijn moeder.
Hij werkte niet want hij was oorlogsinvalide.
Hij had een kunstbeen ten gevolge van een opgelopen wonde in W.O.II
Hij had meegevochten met het Duitse leger tegen het Bolsjewisme
Her en der stond dan ook vlaggetjes met de Vlaamse leeuw erop afgebeeld.
Alles wat ik wist over de oorlog, wist ik uit de vertellingen van mijn pleegouders en hun beste vrienden.
Beide mannen waren krijgsgevangene geweest en beide vrouwen waren hen achterna gereisd.
Met z'n vieren waren ze kunnen vluchten, terug naar België, waar de mannen waren gaan werken voor de Engelsen.
”Pa” moest zich meermaals gaan verstoppen voor de Gestapo.
Tijdens zijn werk voor de Engelsen werd hij gekwetst door een vliegende bom die viel aan "Het Schijnpoort".
Daarbij was ook hij zijn been kwijtgeraakt.

F. was een Brusselaar en sprak meestal Frans net als zijn zoon. Al kenden beide heel goed het  Nederlands.
F. was de ganse dag thuis en zat meestal te kijken naar de vissen in de prachtige aquariums die tegen de muur van het appartement stonden.
In de spiegelende ruiten kon hij de ganse woonkamer overzien.
Elke dag speelde hij op pick-up Duitse marsmuziek.
Ook hij vertelde vaak over de oorlog.
Toen ik hem het wedervaren van mijn pleegouders tijdens de oorlog vertelde, verbood hij mij om nog over “die lafaards” te praten.
Daar schrok ik van en ik was ook danig geschrokken van zijn woede uitval.
Wat kon die man choleriek en fanatiek zijn als het over de oorlog ging!
Terwijl de verhalen van mijn pleegouders in feite voor mij één groot avontuur leken en ik steeds geboeid zat te luisteren. Dat begon al niet goed!

Bijna elke avond, terwijl mijn moeder werken was,  ging hij pokeren in café “De Leeuw van Vlaanderen”
Een nogal berucht lokaal in Antwerpen.
Drinken deed hij ook in grote mate.
In feite had hij de ganse dag een glas Whisky bij de hand.
Daar mijn moeder ’s nachts werkte en overdag sliep zag ik hem meer dan haar.
Maar het was de manier waarop hij tegen mij sprak dat mij nog het meest verwarde.

Zo wou hij niet dat R. elke dag of elk weekend kwam.
”Die jongen past niet bij jou” zei hij telkens.
”Jij bent veel te knap om met die kerel te lopen”
”En je bent nog zo jong”.
Dat, en meer, kreeg ik elke dag te horen van hem.
Ik dacht vaak bij mezelf, dat moesten ouders van R. eens weten. Want die waren reuze blij dat ik bij mijn moeder was ingetrokken.
Natuurlijk wilde R. en ik mekaar zoveel mogelijk zien.
En als hij kon kwam hij mij ook van het werk halen, want ik woonde nu wel een heel eind verder van de drukkerij
Dat zei ik dan ook tegen F.
En hij had al meteen de oplossing.
Er staat in de garage nog een mini fiets, die mag je gebruiken.
En als het slecht weer is kan je met de bus, of ik breng je weg en kom je halen.

Ik durfde niet te weigeren of wou al niet meteen dwars gaan liggen.
Dus gaf ik toe.
En het zou niet de laatste toegeving zijn die ik tegen mijn gevoelens in moest doen.

©Huismusje

 


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
17-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOEDER MIJN...

R. en ik waren nog steeds stapelverliefd.
In zoverre zelfs dat we af en toe spraken, of is het dromen, over trouwen en kindjes.
Mijn pleegouders namen deze uitspraken op in volkomen lethargie.
De ouders van R. was andere koek!
Zij dachten reeds aan de komende kosten bij dit alles en dat lieten ze mij dan ook duidelijk weten.
Zo ging hun vraag of ik een spaarboekje had?
Neen, dat had ik niet. En bijna was ik gaan lachen bij die vraag.
”Maar je werkt toch nu en je hebt vroeger ook al gewerkt" vroegen ze ietwat verwonderd?
”Jawel, maar zij menen dat ik moet terug betalen wat ze in mij hebben ingestoken toen ik nog niet kon werken” liet ik hen weten.
”Wie moet er dan voor de kosten opdraaien"?

Dat en nog veel meer vragen in die trend werden constant op me afgevuurd.
Lang stond ik er evenwel niet bij stil.
Wij waren jong en verliefd en we lachten het leven zoveel mogelijk toe.
Wij maakten ons geen zorgen om geld.
In feite maakte we ons in heel weinig zorgen,
te weinig weet ik nu.
We konden met de auto rijden, we konden uitgaan, en voor de rest, who cares?
Maar nu besef ik dat die vragen terecht waren.

Het was mede daarom dat de ouders van R. zo opgezet waren met het ten tonele verschijnen van mijn “echte moeder”.
Zij gingen uit van het uiterlijke vertoon, en het enthousiasme over dat alles van R. en mezelf.
Ik werd dan ook door hen gepusht om zoveel mogelijk naar mijn moeder toe te gaan.
Wanneer ik hen dan liet weten wat er was gebeurt tussen mijn moeder en mijn pleegmoeder, zeiden ze mij,”daarom juist moet je gaan”.
Maar ik wou de zaken niet forceren.
Wisten zij veel in welke tweestrijd ik zat.
Natuurlijk wou ik naar mijn moeder, maar het was nog maar de vraag of mijn moeder mij wou.
En ik was zo onnoemelijk honkvast. Iets wat ik trouwens nog ben.
Een thuis in de ware zin van het woord had ik niet echt bij mijn pleegouders, maar het was de enige “thuis” die ik kende.
Had ook nooit wat anders gekend.
Of jawel, ik had het ‘home’ leren kennen en het internaat.
Dat laatste was een zo danige verschrikking geweest dat het overal beter was dan daar, zelfs bij mijn pleegouders
Alleen al de totale beperking van vrijheid was iets dat ik niet meer zou aankunnen meende ik.

Op een dag gaf ik dan toch toe aan het gezeur.
Ik belde mijn moeder op en vroeg of ik mocht langskomen.
Dat mocht.

De ontvangst was iets beter voorbereid dan de vorige keer.
Zo waren haar toenmalige partner, vader van mijn halfzus J., en diens zoon van eenentwintig jaar oud, ook aanwezig
Mijn halfbroer J.C. was er niet. Hij was op de kostschool. "Duur zene, die kostschool" zei mijn moeder.
En ik vroeg meteen en zonder nadenken waarom ze dan niet voor mij betaalde?
Plots kwamen mijn tranen zonder dat ik ze kon tegenhouden.
Alle ellende gooide ik eruit.
Er meteen achteraan gooiend dat mij al die ellende zou bespaart zijn gebleven als er voor mij ook betaald was geweest.
Het bleef minutenlang stil.
Niemand zei wat, en buiten mijn snikken kon je een speld horen vallen.
Uiteindelijk was het haar partner die het woord nam.
”Waarom zou ze niet hier kunnen komen wonen ?” zei hij.
”Je zou er hulp kunnen aan hebben.”
”Ze is tenslotte oud genoeg om op J. te kunnen passen, niet ?”
”En dan heb jij ook eens wat meer vrije tijd.”

Mijn moeder zei niets.
Ze was duidelijk geschrokken van de reactie van haar partner.
Had die reactie duidelijk niet verwacht.
Zo meende ik althans te weten!
Maar mijn moeder haar gedachten gingen verder dan dat. Alleen kon ik dat niet weten.
Er werd dus afgesproken dat er nog eens met mijn pleegmoeder overleg zou worden gepleegd.
Dit enkel uit beleefdheid, want wettelijk had mijn moeder alle rechten over mij.
Ondanks alles had men nooit haar moeder rechten over mij afgenomen.

We hebben die dag tot laat in de avond gepraat.
En het gevoel dat ik daarbij had kan ik helaas niet beschrijven.
Maar laat mij zeggen dat ik mij “thuis” voelde.
Dat ik mij eindelijk als dochter geliefd voelde.
Vele vragen van mijn kant werden beantwoord. Vele ook niet.
Maar ik drong niet aan want wilde mijn moeder in geen geval kwetsen of pijn doen.

Het is vreemd!
Men zegt; "bloed kruipt waar het niet gaan kan" en dat was vermoedelijk wat ik die avond voelde.
Een onvoorwaardelijke liefde voor een moeder die ik nooit had gekend.
Een onvoorwaardelijk vertrouwen ging daarmee hand in hand.
Ik liep op wolkjes.
Niets kon mij nu nog deren, niemand zou me nog pijn doen.
Het was een overheerlijk gevoel!

 ©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DOOS VAN PADORA
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Door mijn geestdrift over het ontmoeten van mijn moeder, opende ik de doos van Pandora.
Wanneer ik dacht reeds het allerslechtste van mijn pleegmoeder te hebben meegemaakt, was ik verschrikkelijk naïef.
Mijn enthousiasme bracht haar in alle staten.
Eén ding had ze echter beter in de hand dan vroeger.
Toen zou ze haar razernij meteen hebben botgevierd op mij.
Nu hield ze zich in en beredeneerde heel tactisch haar volgende zet.
Dit was erger want ik zag de bui niet aankomen.
De reden dat ze zichzelf in de hand hield lag bij het feit dat ik werkte en geld binnenbracht.
En dat wou ze natuurlijk niet verliezen.

Dus ging ik vrolijk elke dag naar het werk.
Maar daar maakte men voortdurend moeilijkheden omdat ik niet aangesloten bleek bij het ziekenfonds.
Papieren die moesten worden ingevuld voor de verzekering van het werk werden door mijn pleegouders terzijde geschoven.
Mijn baas was een lieve man en ontzag me zoveel als mogelijk, maar hij moest zich ook aan de wet houden.

Op een dag moest ik op zijn kantoor komen.
Daar liet hij mij weten dat wanneer ik binnen veertien dagen niet in regel zou zijn, hij mij zou moeten ontslaan.
Dan zou ik tijdens mijn ziekte periode ten gevolge van het auto-ongeluk ongewettigd afwezig zijn geweest.
En dat was iets dat hij niet kon goed praten tegenover de grote baas.

Toen ik dat “thuis” liet weten werd het stil, heel stil.
Mijn pleegvader zei:”Hier moet een oplossing voor komen”.
Mijn pleegmoeder antwoordde: “Die heb ik al”.
En nog steeds was ik mij van geen kwaad bewust.
Tot op een zaterdagmiddag aan de de voordeur werd gebeld.
Vermits het mijn taak was om open te gaan (in geval het de melkboer, groenteboer of bakker was die de rekening kwam ontvangen en die ik dan met één of andere smoes moest afwimpelen) ging ik met een klein hartje opendoen.
Maar tot mijn grote vreugde was het mijn moeder die op de drempel stond.
Mijn vreugde was echter van korte duur want heel vriendelijk zag ze er niet uit.
Al was ze weer om door een ringetje te halen.
Dat laatste zette kwaad bloed bij mijn pleegmoeder.
En als twee vurige kemphanen stonden ze tegenover elkaar.

Ik weet niet wat er tussen die twee is bepraat.
Beide bevolen mij om naar buiten te gaan.
Ik liep gehoorzaam de straat op.
Ging bij de buren die voor hun deur stonden een praatje maken en liet hun weten dat mijn "echte" moeder mij kwam opzoeken.
Die buurvrouw stelde zich daar uiteraard vragen bij zoals:”Waarom mag jij daar niet bij zijn?”
Maar ik zag er allemaal geen kwaad in.

Toen mijn moeder naar buiten kwam, liep mijn pleegmoeder haar woest roepend en tierend achterna.
Mijn moeder stopte naast mij en zei dat ze mij de volgende dag bij haar thuis wou spreken.
En ik verheugde mij op dat gesprek.
Ik deed ’s avonds het ganse relaas aan R. en zijn ouders, en ook zij zagen het positief in. in.

Mijn pleegmoeder negeerde mij en mijn vragen.
”Je zult het vlug genoeg merken” liet ze me kortaf weten.
Mijn pleegvader was werken dus daar kon ik het ook niet aan vragen.
Mijn pleegbroer wist me te vertellen dat die twee hooglopende ruzie hadden gehad.
Dat mijn moeder het huis was uit gevlucht, bang voor de razernij van mijn pleegmoeder.

Ik deed die nacht haast geen oog dicht.
Voor mij kon het niet vlug genoeg zondagmiddag zijn.
Want ik had goede hoop.
Ik had steeds goede hoop!
Want hoop doet leven, nietwaar?!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
07-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOEDERLIEFDE?
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het bezoek aan mijn moeder had een diepe indruk nagelaten.
Toen ik ’s avonds met R. terug naar mijn pleegouders reed zat ik met mijn hoofd nog steeds in een dikke mist.
(Nee het is geen spraakverwarring van "met m’n hoofd in de wolken zitten" het was dikke pappige mist.)
Zovele gedachten schoten er door mijn hoofd, zovele vragen die ik nog niet had gesteld.
En vele vragen die ik wel had gesteld en waar ik geen of een ontwijkend antwoord op had gekregen.
Kortom, heel veel wijzer was ik door dat bezoek niet geworden.

Akkoord, ik had voor de eerste maal in zeventien jaar mijn moeder in levende lijve gezien.
Ook werd ik geconfronteerd met het feit dat ik nog een halfbroer en een halfzus had.
Dat feit alleen al riep bij mij vele vragen op.
Zoals de meest voor de hand liggende vraag: “Waarom zij twee wel, en ik niet”?
Mijn vader was niet de vader van mijn halfbroer, en de vader van mijn halfzus was niet de vader van ons beide.
Mijn moeder was met geen enkele van de bewuste vaders getrouwd. Wij droegen  alle drie moeders naam. Dat was het enige dat we gemeen hadden, onze moeder en haar naam.

Mijn moeder was lief en vriendelijk tegen me geweest, maar niets liet uitschijnen dat ze voortaan voor mij zou zorgen.
Wanneer ik haar iets wou vertellen over mijn leven bij mijn pleegouders werd het gesprek vlug een andere richting uitgestuurd.
Veeleer leek het op een leuk treffen tussen twee kennissen die elkaar een tijdje niet hadden gezien.
Er was zelfs geen afspraak gemaakt voor een volgend bezoek!

R. vond dat ik teveel piekerde.
Hij was helemaal weg van mijn moeder.
Vond haar een vlotte en toffe vrouw.
Tja, ik moet het haar na geven, mannen kon ze rond haar vinger draaien als geen ander..
Kwam bij dat mijn moeder op dat moment ook nog vrij jong was, al bezag ik dat als tiener iets anders.
Maar feit was wel dat ze een pak jonger was dan mijn pleegmoeder, en twee pakken jonger dan R’s. moeder.
Mijn moeder was op dat ogenblik drieëndertig jaar oud.

Bij mijn pleegouders werd ik ook al niet hartelijk ontvangen.
”Ma” vroeg mij ten honderd uit over van alles en nog wat. En bij elk positief antwoord dat ik gaf werd de trek om haar mond bitter en haar repliek schamper.
Maar ik was zo vol van mijn moeder en het feit dat ik haar eindelijk had ontmoet, dat ik op die signalen geen acht sloeg.
Dat was zeer dom van me, want dat zou me nog zuur opbreken.
Ik zag niet hoe de dollar tekens in haar ogen verschenen toen ik mijn moeders woonst beschreef.
Hoe het vuur uit haar ogen schoot toen ik haar zei hoe mooi mijn moeder wel was en hoe mooi ze gekleed ging.
Ik schonk geen aandacht aan het feit dat ze telkens weer opsprong om naar de keuken achter een schoteldoek te gaan om de tafel mee schoon te vegen hoewel dat niet nodig was. Ik was trots omdat  mijn moeder in een sportwagen reed en in Brussel werkte.
Ik was zo vol van al die feiten dat ik maar door kletste  zonder acht te slaan op al die tekenen.

Nu begrijp ik dat ik haar op dat moment geweldig pijn heb gedaan.
Dat ik ondanks alles zeer ondankbaar overkwam.
Ik hield geen rekening met haar gevoelens.
Stond niet stil bij het feit dat niettegenstaande alle ellende, zij het was die mij had grootgebracht en niet mijn eigen moeder.
Dat ze het liefdeloos had gedaan is een feit, maar zelf  zag ze dat uiteraard totaal anders.

Dat ongeacht alles, ik toch van haar hield.
Het was iets dat ze nooit heeft ingezien en nooit heeft bij stil gestaan. Of nooit heeft willen weten? Of misschien was ze wel onmachtig om liefde te herkennen?                                                                      De moeder van R. reageerde wel positief.Maar zij had dan weer een ander doel. Zij hoopte dat ik vanaf nu een andere weg zou inslaan waarbij ze haar lieve zoontje weer voor zich alleen zou hebben.

En ik zou ook een andere weg inslaan.
Niet omdat ik het wou, omdat het buiten mij om gebeurde.
Omdat ik voor de zoveelste maal een speelbal werd van mensen die enkel rekening hielde met zichzelf.
Omdat ik voor de zoveelste maal tegen een enorme desillusie aanliep. Met nog maar eens desastreuze gevolgen voor mij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
03-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN FENIKS 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen Toen de deur automatisch geopend werd kwamen R. en ik in een mooie inkomhal.
Mooie betegelde vloer, een lange oper op de vloer en een reusachtige spiegel met majestueuze kader tegen de witte bepleisterde muur.
We gingen met de lift naar boven. (Ook al iets dat ik niet vaak zag in de kringen waarin ik vertoefde.)
Boven aangekomen stond mijn moeder ons op te wachten.
Ik kan niet beschrijven welk gevoel er door mij heenging toen ik haar zag staan. Ik vond haar de knapste vrouw die ik  ooit in mijn leven had gezien.
Mijn pleegmoeder zag ik immers vrijwel nooit anders dan met een schort.
Deze vrouw leek net op weg te zijn naar een feest.

Ik wist niet goed wat zeggen of doen.
Mijn hart klopte nog steeds tegen tweehonderd per uur.
Maar zij loste het op voor mij.
”Dag schatteke” zei ze. Ik kreeg een knuffel en een zoen.

Ik kon mij met de beste wil van de wereld niet verroeren. Stond als aan de grond genageld en kon geen woord uit mijn strot krijgen.

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen maar wist ze terug te dringen.
Ik was tenslotte kampioen in het camoufleren van mijn gevoelens.
Dat ik daarbij koel en afstandelijk overkwam besefte ik niet.
Trouwens, dat probleem stelt zich al gans mijn leven.

Mensen die mij maar oppervlakkig kennen vinden mij, in het beste geval, een zuurpruim.

Mijn moeder leidde ons naar de living. Ook daar vielen mijn ogen bijna uit mijn kop.
Alles was supermodern en luxueus ingericht.
Inclusief twee reusachtige aquariums en gordijnen die open en dicht schoven door een druk op een knop.
Ook de stereo en de tv werden met een knopje verborgen of tevoorschijn getoverd.
Maar wat mij het meest verbaasde waren de twee kinderen die ook aanwezig waren.

Mijn moeder stelde ze aan mij voor als mijn halfbroer en halfzus.
Maar melde mij gelijk in één adem dat ze niet van mijn bestaan op de hoogte waren en dat dit ook zo moest blijven.
Althans toch voor nu. Ik werd dus voorgesteld aan hen als een nichtje van haar.

Mijn halfbroer noemde Jean-Claude en mijn halfzus Jacqueline.
Zij waren respectievelijk twaalf en drie jaar oud.
JC was op internaat en was enkel in de vakantie thuis.
J. woonde bij haar want de man waar ze op dat moment mee samen was, was de vader van J.
Moeder liet mij weten dat ik niet lang kon blijven daar ze binnen enkele uren zou moeten  gaan werken.
Zij werkte in Brussel.
Zij werkte ’s nachts. Meestal ging ze daar naartoe met de trein. aar omdat ik op bezoek was en omdat ze me niet meteen terug de deur wou wijzen, ging ze per uitzondering maar met de auto, vertelde ze me.
Die auto was een witte Triumph.

Het was allemaal heel overweldigend en indrukwekkend wat ik die dag te zien ente  verwerken kreeg.
En er zou nog veel meer komen

Copyright ©

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD



Categorieën
  • DIVERSEN (15)
  • MIJN TRIESTE JEUGD (128)
  • NABESCHOUWING (16)
  • TRIESTE JEUGD OP RIJM (12)


  • AAN ALLE JARIGEN VAN VANDAAG! MAAK ER EEN FIJNE DAG VAN!
    NOG EEN LANG, GEZOND EN GELUKKIG LEVEN TOEGEWENST!!!





    Mus fladdert door blogland
  • MYETTE
  • BOJAKO
  • PAZ
  • HOTLIPS
  • THEA
  • LUDOVIKUS
  • NATOKEN
  • ISIS

    EN IK FLADDER VERDER NAAR
  • BLOGTIPS FEBE
  • BLOGFORUM

  • Klik hier voor een bezoek aan mijn dagboekblog

    Blog als favoriet !

    SOEP VAN DE DAG

    DRIE EETLEPELS TRANEN.
    EEN SNUIFJE VERDRIET.
    KLEIN BEETJE WOEDE
    MAAR DAT PROEF JE NIET

    NEEM HET FLESJE INNERLIJK STRIJD
    VOEG TWEE KLEINE DRUPPELS TOE
    MENG HET MET WAT EENZAAMHEID
    WAT IK ALTIJD DOE

    LAAT ALLES ZO LANG STOVEN
    TOT JE EINDELIJK IETS HEBT
     OM WEER IN TE GELOVEN
     DIT IS MIJN SOEPGERECHT
    ©


    Mijn naam is fieke.
    Ik draai het vrouwtje en het baasje
    met gemak rond mijn pootjes.

    Ben ik geen schatje?


    En ik ben snoezepoes.

    Ik heb geen meesters,
    enkel dienaars.
    Het vrouwtje is mijn lievelingsdier.


    De zee van droefenis,
    strekt zich uit tot in het oneindige.
    Maar keer u om,
    aan uw voeten ligt de kust!

    (Boeddhistische spreuk)


     TOT TRANEN TOE BEWOGEN
    EN VOL VAN VREUGDE MIJN GEMOED.
    OMDAT JIJ MIJ LAAT GELOVEN
    DAT IK WEER GELOVEN MOET
    © Huismusje


    IK KWAM TOT HIER EN ZAG.
    IK ZOCHT IETS ANDERS
    MAAR GEEN STERVELING VINDT.
    OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT
    DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND.
    (P.N.van Eyck)


    Archief per jaar
  • 2018
  • 2010
  • 2009
  • 2007
  • 2006
  • 2005

    Foto

    Als deze kaars wordt verplaatst van de ene naar de andere site,zal de vlam van spirituele liefde en genezing doorgaan met de weg te verlichten voor diegene die zoeken naar hun ware ik.Breng dit licht naar je eigen homesite
    Zoeken in blog


    MIJN TROFEEËNKAST.

    Gekregen van Swinging hotlips
    Gewonnen bij haar muziekquiz.




    Ik wandel vaak in de regen.
    Omdat niemand dan mijn tranen ziet.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!