Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED! ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!
13-12-2006
PUZZELSTUKJE 3
Toen ik weer eens voor een dag of twee bij mijn pleegouders ging slapen, wachtten er drie brieven op mij.
Twee kwamen van het gerechtshof , de andere kwam van de verzekering. Die laatste betrof mijn tweede auto-ongeval. De eerste brief van het gerecht bevatte een uittreksel van mijn geboorteakte. En op die akte las ik voor de eerste keer, de volledige naam van mijn moeder, haar geboortedatum en geboorteplaats.
Het was desondanks een ietwat emotioneel moment, het leek of ik nu pas een bestaansrecht had. Het is moeilijk om te beschrijven wat ik voelde toen ik dat stukje papier in handen had. En het is waarschijnlijk nog veel moeilijker om vatten hoe het voelt voor iemand die niet in mijn situatie zit,
De tweede brief was een oproep om naar de jeugdrechter te komen. Ook mijn pleegouders, Mon en mijn moeder moesten die dag aanwezig zijn. Bij die brief had ik al een minder goed gevoel. Hoewel dat, zoals later bleek, geheel onterecht was.
De derde brief van de verzekering is een verhaal apart. Het toonde nog maar eens wat ik werkelijk waard was in de ogen van mijn pleegouders. En vele onbeantwoorde vragen kregen klaarheid. Zoals: de reden waarom ik voor de tweede maal geplaatst werd toen ik samen woonde met R... en de reden waarom mijn pleegouders geen verzekeringspapieren wilden tekenen na het auto-ongeval met R. toen ik op het kantoor werkte van de drukkerij en daarom werd ontslagen op de drukkerij wegens ongewettigde afwezigheid... en het het gesjoemel van mijn pleegouders met een toelage... en gesjoemel met verzekeringsgeld dat mij toekwam na mijn tweede auto-ongeval.
Het was geen fraai plaatje! en Ik was er dan ook kapot van op dat
Moment. Maar al bij al ben ik blij dat ik de antwoorden ken.
Wordt vervolgd
...Is de voorbereiding van een huwelijk sowieso al stresserend, bij ons kwam daar nog een schepje bovenop. We hadden heel wat obstakels uit de
weg te ruimen.
Ten eerste, mijn geboorteakte
was nergens te vinden.
Dus moesten we naar het moederhuis waar ik geboren was. (De Vinckenstraat, Antwerpen). Daar zei men ons dat die akte in het tehuis
voor ongehuwde moeders lag. Daar had mijn moeder de laatste maanden van haar
zwangerschap gewoond.
Dat tehuis was gehuisvest in de Kapucienessenstraat, Antwerpen (nabij de Britselei).
Daar liet men ons dan weer weten dat ik langs de Procureur des Koning moest
omdat ik zijn toelating nodig had vermits hij mijn toeziende voogd was.
Daar moesten we dan weer eerst een afspraak voor maken, want daar kom je zomaar
niet bij. Ik had hem trouwens nog nooit ontmoet. Enfin, om een lang verhaal wat in te korten, na vele dagen van het kastje naar
de muur te zijn gestuurd, kwam ik uiteindelijk weer terecht bij de
jeugdrechter.
En zo zat ik voor de zoveelste keer met klamme handen op die stoel voor Meneer Maes en zijn
bijzitters.
Ik mocht mijn verhaal doen. En hij leek mijn vraag om te mogen huwen niet
ongenegen te zijn.
"Maar, zei hij, je hebt niet mijn toelating nodig maar die van je biologische moeder". Zij was immers
nooit uit de ouderlijke macht ontzet. Begrijpe wie het begrijpe kan!
Mijn pleegouders trokken zich van dit
alles niets aan, voor hen was ik al lang passe.
Ik ging nog wel naar daar en bleef er ook een enkele keer slapen. Want helemaal
niet meer opdagen durfde ik niet.
Tenslotte kon er nog controle komen van de rechtbank, en dan moest ik wel
aanwezig zijn.
Ook was het wettelijk niet toegelaten voor de huurbaas om mij officieel in te schrijven op de kamer die Mon huurde. Omdat ik nog
minderjarig was.
Maar die kamer voelde voor het eerst in mijn leven aan als een echte thuis.
Mon was vaak voor weken op zee en dan was ik daar alleen. Ik voelde me er rustig en geborgen.
Beetje bij beetje verfraaide ik de kamer. Met hier een plantje en daar wat kitscherige
spulletjes. Maar ze leken toen van onschatbare waarde voor mij.
Ik kon er in alle rust naar de muziek luisteren die ik graag hoorde of kon er ongestoord
een boek lezen. Lezen deed ik veel en graag. (Ook al iets dat ik nooit had kunnen
doen bij mijn pleegouders).
En toen kwam de dag waar ik
geweldig tegenop zag. in feite waren het twee dagen.
De eerste dag was die dat ik naar mijn moeder zou toe moeten om haar toelating
te vragen voor het huwelijk. De tweede dag was de kennismaking met mijn toekomstige
schoonouders.
Mijn vroegere ervaring met de moeder van R. had me geleerd dat ik niet de gedroomde
schoondochter was.
En dat mijn vrees niet onterecht was zou snel blijken.
...Ik bracht bijna al mijn tijd door op de kamer van Mon. Ik kwam er tot rust en kreeg beetje bij beet je wat zelfvertrouwen. De relatie tussen mij en mijn pleegouders was nog nooit
zo afstandelijk geweest.
Ik denk dat ik toen op die kamer voor het eerst tot het besef kwam hoe graag ik
alleen was. Iets dat nooit meer is overgegaan.
Mon sprak al snel over trouwen. Dat overviek mij enigszins. Maar uiteindelijk zou dat we de beste oplossing zijn gezien de nare situatie waarin ik zat. Hoewel ik bijna niet meer naar mijn plegouders ging, kwam mijn stond mijn pleegvader steeds aan de fabriekspoort om mijn loonzakje te ontvangen.
Toen ik hem liet weten dat ik mijn overuren niet meer zou afgeven, iets dat de
baas mij al gedurende ruime tijd in het handje uitbetaalde, was ik al helemaal niet
meer welkom.
De vrees om wegens dat feit nog maar eens een keer te eindigen in het internaat was
bijzonder groot.
Dat die vrees overbodig was wist ik niet.
En het waarom ook niet, maar daar zou ik snel achter komen.
Alles draaide om geld bij mijn
pleegmoeder, enkel geld.
Geld dat integraal naar mijn pleegbroer ging. Je kon het zo gek niet bedenken of pleeg-ma kocht het voor hem.
Niet erg natuurlijk, ware het niet dat het ten koste ging van de maandelijks
facturen die moesten betaald worden.
Er stond dan ook gedurig wel ergens een rekening open.
Pleegvader had al twee jobs en ik werkte. Maar we konden haar spilzucht
niet bijbenen. (Nu moet eerlijkheidshalve vermelden dat mijn pleegmoeder ook nooit wat voor zichzelf kocht.)
En die situatie kon niet langer volgens mijn toekomstige man.
Dus werden er voorbereidingen
getroffen voor een huwelijk.
Maar mijn leven zou mijn leven niet zijn moesten er daarbij geen moeilijkheden
opduiken.
Moeilijkheden waarbij ik weer geen keuze had en waarbij er weer een oplossing
gevonden werd die mijn toekomst anders zou bepalen dan ik het gewenst had.
En bij die voorbereidingen zou er iets aan het licht komen. Iets waarover ik mij
al vele vragen had gesteld, maar waar niemand mij een antwoord op wou
geven. Omdat het antwoord voor de
zoveelste keer het hebberige gelaat van mijn pleegouders zou blootleggen. (
Mijn pleegmoeder noemde mij in het
beste geval die vreemde, waarbij ze bedoelde dat ik niet bij hen hoorde, geen
deel uitmaakte van hun gezin.
Uiteindelijk miste die uitspraak zijn doel niet, want ik vervreemde totaal van
hen.
Verdeelde mijn vrije tijd tussen het café van mijn Moederke en het café waar ik
werkte op vrijdagavond. En natuurlijk mijn nieuwe liefde!
Wanneer Mon ( afkorting van Raymond) aan wal was, dan
was hij dit vaak voor enkele weken.
Mon is geboren in De Panne op18 maart 1944. Hij
heeft de zeevaarttscool van Oostende doorlopen. Op het moment dat ik hem
ontmoet is hij tweede luitenant ter zeevaart. Hij is acht jaar ouder dan ik.
Een bereisd en volwassen man, een beleerd man ook, hij schrijft en spreekt
vloeiend vijf talen.
Mon is het tweede kind, en enige zoon, in een gezin van vier.
Op hem rust dus de taak om de naam voort te zetten.
En daar werd heel veel belang aan gehecht. (Hoewel ik dat altijd iets of wat belachelijk heb
gevonden omdat van hun familienaam, bij wijze van spreken, er dertien in een
dozijn gaan.
Mijn kinderen zeggen nu nog dat zij veel liever mijn familienaam hadden
gedragen omdat hij zoveel mooier klinkt en niet kan worden verbasterd tot
iets belachelijks.
Zijn ouders hebben altijd in het
hotelwezen gezeten. Zijn moeder is kokkin.
Iets dat later tot veel strubbelingen tussen haar en mij zou leiden, want veel
meer dan aardappelen schillen en worteltjes schrapen kan ik niet.
Ik had nooit echt leren koken. Het interesseerde me ook niet. Want van alle
huishoudelijke taken is koken het enige dat ik niet graag doe.
Tot op heden zie ik het nog steeds als een noodzakelijk kwaad, al ben ik
ondertussen wel geëvolueerd in de kookkunst.
Wanneer hun kinderen het huis uit zijn, behalve het jongste zusje dat een
nakomertje is, verhuizen ze naar Antwerpen.
Mon woont niet meer bij hen in, hij huurt een kamer boven een restaurant
gelegen op, De Paardenmarkt.
Ik blijf daar dan ook vaak slapen.
Iets dat mijn pleegouders helemaal niet erg vinden. Minder last voor ons, moeten
ze hebben gedacht.
Enkele maanden later kent Mon
gans mijn levensverhaal, en maken we toekomstplannen alsof we zwemmen in een
stroomversnelling.
Jij moet daar weg, zegt hij keer op keer, het wordt tijd dat iemand jou
begint te verwennen, dat iemand voor je zorgt zoals het hoort.
Ik spreek hem niet tegen. ik kijk geweldig naar hem op op, hij is mijn
toevluchtsoord en steunpilaar.
Maar of hij mijn grote liefde is ...daar twijfel ik op dat moment nog aan.
Geen holderdebolder gevoel. Geen dartele vlinders in mijn buik. Mijn hoofd tolt
niet.
Het lijkt wel of ik geen liefde meer te geven heb en bekijk alles heel
rationeel. Wik en weeg af.
Ben ik dan totaal ongevoelig geworden, vraag ik me af.
Wat is er met me gebeurt? Ik kan lief zijn, kan lieve woordjes fluisteren en
mezelf geven. Zonder daarbij ook mariets te voelen dat naar liefde smaakt?
Waarom, en vooral wanneer, ben ik die koude kikker geworden? (Wordt vervolgt)
Ik krijg een aangetekende brief thuis gestuurd.
Postbodes namen het in die tijd niet zo nauw en zodoende tekende mijn pleegmoeder in mijn plaats af met mijn naam.
Het is een uitnodiging om naar een wetsdokter te komen.
Ik begrijp het niet goed, maar ik krijg uitleg. Mijn pleegouders hebben hun
Burgerlijke verzekeringspolis gebruikt om een schadevergoeding te vragen in voege met mijn auto-ongeval Daarom moet een wetsdokter de schade aan mijn aangezicht bepalen. Ook moet ik mij burgerlijke partij stellen.
Ik heb er niet veel zin in, maar ik doe het toch.
De wetsdokter vraagt mij wat ik wil doen. Of ik graag de littekens met een schoonheidsoperatie wil laten verwijderen? Ik zeg ja. Want ik lijdd erg onder die littekens in mijn gelaat.
Mijn pleegouders zijn woedend wanneer ik hen dat vertel. Want dat betekent dat er geen geld wordt gestort, maar dat enkel alle medische verzorging wordt vergoed. Ze maken mij wijs dat wanneer ik een schadevergoeding aanvraag, in plaats van dat ik een operatie wens, ik dan toch de operatie kan laten uitvoeren en nog geld overhoud bovendien. Want men betaald veel meer uit aan een jonge vrouw. Maar ik blijf bij mijn beslissing. Uiteindelijk spelen ze het toch klaar dat mijn beslissing wordt herzien. Hun verzekeringsagent brengt dat voor hen in orde buiten mijn weten om.
Ondertussen vraagt mijn vriendin Marina, of ik geen zin heb om in het café komen te werken waar zij ook werkt. Ik heb toch ervaring, beweerd ze. Maar die ervaring deed ik op in het café van mijn Moederke, en dat was als een thuismatch spelen. Enkel maar de vrijdagavond, zegt ze me, dan kan ik de vrijdag vrijaf nemen. Zou je dat voor me willen doen?
Ik kan zo moeilijk nee zeggen he!, Iets waar ik nu nog mee worstel. En dus stem toe.Dat dit café in de beruchte Stationsbuurt van Antwerpen ligt, verzwijgt ze me wijselijk. Anders had ik me sito presto bedacht. Eens ik binnen ben is het te laat om nog te weigeren.
Na de ervaring met Jef ga ik alle mannen zoveel mogelijk uit de weg. En in dit café zitten heel veel mannen Ruwe mannen, dronken mannen, en mannen die denken dat met geld alles te koop is.
Op de hoek aan de toog zit een man in een zee-uniform. Donkere ogen, donker haren en dito baard. Ook twee perfecte rijen met witte tanden laat hij zien wanneer hij naar me lacht. Hij blijft mij verder zwijgend gadeslaan en merkt dat ik heel onwennig reageer wanneer er weer eens een dronken klant tegen me staat te lallen of naar me wil grijpen. Plots staat hij op en neemt één van de dronken klanten bij zijn revers, en zegt hem dat hij zijn fikken van me af moet houden, of anders
Die zeeman zou de vader van mijn kinderen worden, maar dat wist ik nog niet op dat moment.
Ik moest zes weken rusten na het auto-ongeval,
maar na drie weken reeds ga ik terug aan het werk.
Niet erg bevorderlijk om met een half genezen schedelbreuk en hersenschudding tussen dreunende machines te moeten staan. Maar ik kan de
verwijten en het gezeur van mijn pleegmoeder niet meer aan.
Het gevolg is migraine. (Gelukkig raak ik daar rond mijn vijfentwintigste
vanaf dank zij goede medicatie)
Elke dag weer laat ze me weten dat ik haar geld kost en dat ik mijn moeder maar
moet gaan vragen om eten. Het tot in den treure herhaald aloude liedje dus. Het doet me zon pijn dit te horen! Want ze weet deksels goed dat ik niets
liever zou doen. Maar die keuze heb ik niet.
Wanneer ik zo terugblik op al die
sneren en op al die verwijten, dan kan ik enkel maar tot de bevinding komen dat
ze mij uit de grond van haar hart heeft gehaat.
Maar waarom? Dat is nog steeds mijn grote vraag.
Ze had volgens mij een haat op al wat vrouw was.
Getuige de vele ruzies die ze had met haar moeder, zuster, schoonzusters en
tantes.
Vriendinnen had ze niet, buiten dan het stel dat wekelijks kam kaarten. Maar ook die ontsnapte niet aan haar venijn, zij het achter haar rug. Buren gingen haar liever uit de weg en waren bang van
haar scherpe tong.
Ze duldde immers geen tegenspraak.
Toen ik later met mijn kinderen op
bezoek ging, ze was toen al gedeeltelijk verlamd en leed aan
dementie, moest ik haar goed in de gaten houden.
Mijn zoon kon niets mis doen in haar ogen, maar mijn dochter, die amper lopen
kon, kreeg een klap als ze in haar nabijheid kwam.
Ook haar snoepjes nam ze haar af, om ze aan
mijn zoon te geven.
Zag ze mij in haar?
Het zijn en blijven open vragen.
Terug naar mijn jeugd nu.
Ik zou niet lang meer onder hun dak blijven. Alles gebeurde tamelijk snel.
Op amper een halfjaar leerde ik de vader van mijn kinderen kennen.
Hij werd mijn toevluchtsoord.
Maar voor het zover was, zou ik nog het één en ander te weten komen dat mijn
beslissing om uit huis te gaan bespoedigde.
Dingen die me zo boos maakten dat ik voor mezelf niet meer kon instaan.
Een puzzel die in elkaar viel. Een plaatje dat af was.
Maar wat een lelijk plaatje!
Dat vertel ik jullie een andere keer.
Het is raar hoe al die emoties
van vroeger nu nog zon impact kunnen hebben op mijn gemoed.
Niettegenstaande mijn pleegmoeder al jaren dood is zit ze verdorie nog steeds onder mijn huid.
Ik heb nooit de gelegenheid genomen om mijn hart te luchten tegen haar, zoals
een psychiater mij ooit aanraadde.
Enkel uit respect, ze was al ziek, en ze zou het niet meer begrepen hebben.
Misschien had ik het beter wel gedaan.
...Ik denk niet dat veel 18-plussers, wanneer ze op
hun jeugdjaren terugblikten, tot de conclusie kwamen dat het allemaal verloren jaren waren geweest.
Toen ik terugblikte op mijn jonge leven kon ik niet anders dan concluderen dat het in mijn geval wel zo was
Wanneer ik in de spiegel keek zag ik enkel doffe ellende.
Een jong gelaat met oude ogen. Met littekens die ik gans mijn leven zou meedragen. Maar ook mijn innerlijk vertoonde al vele wonden. Alleen zag niemand dat.
Hoop...je moet altijd blijven hopen.. maar
op wat kon ik nog hopen?
Moed... je moet blijven vechten...maar je wordt het vechten zo beu.
Je kunt soms gewoonweg niet winnen... wat je ook doet... hoe hard je ook probeert. Je hebt eerder de neiging om je neer te leggen om te slapen en daarbij je hoopt dat je nooit meer hoeft wakker te worden. Omdat elk klein lichtpuntje toch altijd weer een fiasco wordt. Alsof je een rugzak vol kasseien met je meesleept...te zwaar voor je frêle schouders...
te moeilijk om te vatten. Het grote waarom?
Neen er waren in mijn naaste omgeving niet veel 18- jarigen die zich die vragen hoefde te stellen.
Eerder zag ik hen onbezorgd door het leven gaan.
Ze studeerden af en begonnen aan een carrière. Ze hadden mooie vooruitzichten en hoge verwachtingen. Wat ze ook deden, ze deden het in het besef dat ze werden gesteund door diegene
die hen lief had.
En dat maakten hen sterk. Zij hadden nog voldoende wilskracht in zich om te verlangen... te
hopen... te vechten. Ik niet meer.
Mijn kracht en levenslust was gebroken. Die van hen maakte mij eerder somber...misschien ook afgunstig...maar vooral verdrietig...moedeloos.
Omdat ik mij ervan bewust was dat het anders
kon... anders had moeten zijn.
Mijn kelk was leeg... het bittere goedje opgedronken tot de laatste druppel...dacht ik.
...Pas na Vijf dagen in het ziekenhuis mag bezoek hebben.
Mijn Moederke is de eerste. Dan de chauffeur en zijn vrouw van het
voertuig waar ik als passagier inzat.
Ze brengen me een krant mee waar staat het ongeluk in beschreven staat met foto erbij.
De chauffeur van het andere voertuig was dronken.
Onze chauffeur was bloed nuchter.
Dit zal later blijken want de zaak komt voor de correctionele
rechtbank.
Onvrijwillige slagen en verwondingen luid het verdict enkele maanden later.
Ik heb de veroordeelde chauffeur nooit gezien.
s Avonds komen mijn pleegouders en pleegbroer op bezoek.
Dat bezoek verloopt niet zo leuk.
Mijn pleegmoeder laat weten dat ik normaal twee weken in het ziekenhuis moet
blijven maar dat dit niet zal gaan.
Ze kunnen dat niet betalen, ik blijk niet verzekerd.
En je mag ook zes weken niet gaan werken! bijt ze me toe. Hoe denk je dat op te
lossen?
Vele vraagtekens bij mij. Want hoezo niet verzekerd? Ik werk toch!
En hoezo, geen geld voor de rekeningen? Ik heb net vorige vrijdag mijn loon af
gegeven!
Mijn pleegouders zeggen me dat ik me op eigen risico moet laten ontslagen uit het ziekenhuis. Vandaag nog! En ze duwen me gelijk de papieren onder de neus. ***Pikant detail; beneden in het ziekenhuis is een winkeltje en daar kun je kranten,
bloemen en knuffels kopen. Pleegbroer wil een stripverhaal en hij krijgt zonder morren het geld om het te gaan
kopen. Voor mij hadden ze niets bij.***
Mijn pleegmoeder was al niet erg opgezet met het feit dat ik
veel naar mijn Moederke trok.
Ze is niet blij met de bemoeienissen over de manier waarop ik door hen behandeld
wordt.
En ze laat me dan ook weten dat het ongeluk mijn eigen schuld is, of de schuld
is van Moederke.
Gaan zij nu de rekeningen betalen? sneert ze.
Gaan zij je nu zes weken gratis eten geven?
Ik ben te beduusd en voel me te ellendig om te antwoorden.
De dokter komt langs en ik geef hem de ontslag papieren.
Hij raad mij deze beslissing ten stelligste af, ik heb tenslotte een barst in
mijn schedel en dat vraagt opvolging, laat hij weten.
Maar ik kijk naar het verbeten gezicht van mijn pleegmoeder. Mijn pleegvader
kijkt stoicijns naar de grond, en zegt niets, zoals altijd.
Ik heb geen andere keuze dan die papieren te tekenen, ik zie geen andere
uitweg.
De dokter zegt met nadruk dat ik dan thuis moet platliggen in een rustige en verduisterde kamer, want anders kan die schedelbreuk
nare gevolgen opleveren voor later.
Maar dat zal mijn pleegouders een zorg wezen
Achttien jaar! Het leven moest in feite nog beginnen voor mij. Maar
ik had integendeel al een zware tijd achter de rug.
In de steek gelaten door moeder en vader.
Ondergebracht bij pleegouders, die naam onwaardig.
Verwaarloost, geslagen, uitgescholden en uitgespuugd.
Bepotelt door een perverse pleegoom .. opgesloten gezeten in home en gesticht .verkracht.
Ooit zou het tij keren, zo droomde ik, maar ik kon niet vermoeden dat ik er nog
jaren zou moeten op wachten. In feite wacht ik er al gans mijn leven op.
Want aan je noodlot kun je niet ontsnappen!
Het was de gewoonte om in het weekend met mijn Moederke na
sluitingstijd nog wat te gaan eten in de stad.
Zij was verlekkerd op kikkerbilletjes in looksaus, en die konden ze geweldig
klaarmaken in een restaurant nabij het De Coninckplein.
Enkele vaste klanten gingen dan gewoonlijk ook mee.
Omdat Moederke nog wat werk had voor ze kon afsluiten, werd er besloten dat ik met een van die vaste klanten vooruit zou rijden om plaats te gaan houden. (We waren altijd minstens met een man of tien.) De bewuste chauffeur van die avond was vertegenwoordiger bij Morris Meubelen, en zijn achterbank lag dan ook
steeds stampvol.
Maar geen nood, want zijn auto had een bank uit een stuk voorin. Dus daar konden
we gemakkelijk met drie zitten.
Ik in het midden wegens de smalste. Dus wij vertrokken.
Aan het Ooststation, net voorbij het Erasmus ziekenhuis in Borgerhout, heeft
men nieuwe asfalt gelegd en verkeerslichten gezet.
Het licht springt net op groen voor ons en onze chauffeur rijd het kruispunt op.
Van rechts komt een auto met volle vaart door het rode licht gereden en ramt ons frontaal.
De klap was enorm.
Ik ben door de voorruit gekatapulteerd en de vrouw van de chauffeur werd door het portier
naar buiten geslingerd.
De chauffeur zelf had niets meer dan een verstuikte pols en bij zijn vrouw was haar schouder uit de kom
Bij mij echter was het andere koek.
Een jaap op mijn voorhoofd om u tegen de zeggen.
Mijn benen geschaafd waarbij het grint dat het nieuwe asfalt bedekte, diep in mijn wonden dringen
(Dat asfalt zit er trouwens nu nog, al zie je het een ietsje minder nu.)
Mijn jas en schoenen zijn aan flarden.
De tegenligger had als excuus dat zijn vrouw moest bevallen en daarom haast
had.
Ik moet enkele tijd het bewustzijn verloren hebben, want toen ik bijkwam had de
politie me op de vluchtheuvel gelegd.
Ik raak in paniek, want ik voel vochtigheid onder mijn benen doorlopen en ik denk dat
het mijn bloed is.
Maar het is benzine of water van eenn van de wagens.
Dan begint te regenen.
Een politieagent zet mij in de wagen van de chauffeur die ons heeft aangereden in afwachting tot de ambulance komt. Maar de hoogzwangere vrouw die op de achterbank ligt, begint als een gekkin te
krijsen wanneer ze mij ziet.
Gelukkig komen op dat moment de ziekenwagens aan.
Hoewel het Erasmus ziekenhuis vlakbij is, brengt men mij naar
het Stuivenbergziekenhuis.
Men naait de wonde dicht zonder verdoving, dat hoort zo als je gedronken hebt,
verklaart de dokter.
Ik zeg dat ik niet drink, ook nooit heb gedaan, maar hij is al begonnen, en werkt rustig
verder.
Ik verlies weer het bewustzijn.
Wanneer ik andermaal bijkom, lig ik op de gang op een bed.
Ik heb een schedelbreuk en een hersenschudding, zegt de non van dienst, maar er is geen plaats op de zaal.
(Later kom ik te weten dat er een oude vrouw op sterven ligt en dat men wacht
tot dat bed vrij is.)
Van die bewuste nacht en de daaropvolgende dag weet ik niet veel
meer.
Pas na twee dagen kan ik ietwat helder uit mijn ogen kijken.
Ik mag geen bezoek hebben. Iets wat een lachertje is want ik lig op een overbevolkte
ronde zaal en het scherm dat rond mijn bed staat houd het tumult niet tegen, net zo min als het plafondlicht dat pijnlijk is aan mijn ogen.
Ik klaag dat mijn benen pijn doen telkens ik ze beweeg.
Men komt tot de conclusie dat er nog glasscherven in mijn bed liggen
die uit mijn kleding waren gekomen.
Na vijf dagen mag ik uit bed en mag ik naar de badkamer.
Niemand heeft mij nachtkleding of toiletspullen gebracht, dus ik krijg die van
het ziekenhuis.
Ik kijk in de spiegel, en ken mezelf niet meer.
Mijn gezicht staat vol met bloedrode sneeën. Een snee die dwars door mijn wenkbrauw loopt is genaaid. ook zo met een snee op mijn wang
De snede op mijn voorhoofd loop tot ver over mijn schedel en men heeft een deel van mijn
haren weggeschoren De wonde loopt in een boog van het midden van mijn voorhoofd tot
aan mijn rechter wenkbrauw.
Wat niet rood ziet van het bloed, ziet zwart.
Ik had tot dan toe nog geen echt voedsel gekregen, enkel een soort pap. Ik zie nu waarom. Mijn tanden staan allemaal los.
Ik ga met de kam door mijn haren en ik zie ontsteld dat het met lange strengen in de kam blijft zitten.
Kapot gesneden door het glas van de autoruit.
Mijn mooie lange haren .. mijn tanden ..mijn gezicht...en de tranen barsten los.
Mei 1970
Ik tracht het laffe misbruik van Jef zover mogelijk weg te drukken.
De eerste twee weken lijkt het of iedereen het aan me kan zien, of iedereen er
over fluistert. Maar stilaan gaat dat gevoel ook voorbij.
Maar net wanneer ik het bijna een plaats kan geven, gebeurt er weer iets
waardoor dat nare moment levensgroot voor m n ogen staat.
Jef durft het niet meer riskeren om naar het café te komen.
En hoewel ik in het begin vrees dat hij me ergens zou staan opwachten,
blijft hij ver uit mijn buurt.
Waarschijnlijk bang om nog een pak slaag te krijgen
Maar de man liet het daar niet bij, en was klacht gaan neerleggen bij de politie voor slagen
en verwondingen.
Aan mijn pleegouders had ik van het ganse voorval niets
vertelt.
Omdat ik mij kon inbeelden hoe mijn pleegmoeder zou reageren.
Zij zou het mij verwijten en de fout bij mij leggen. En dat deed ik zelf al, dus
haar commentaar kon ik best missen.
Maar op een avond kwam ik van mijn werk en liet ze mij weten dat de
wijkagent aan de deur was geweest en dat ik naar het politiebureau moest
komen.
Pleeg-ma had aan de agent uitleg gevraagd maar die had niets los gelaten. Dus werden de vragen op mij afgevuurd.
Ik loog dat het ging om een café ruzie.
De schrik sloeg mij echter om het hart.
Het doembeeld van het internaat daagde voor mijn ogen op. Niet weer, dacht ik, a.u.b niet weer.
Op het politiebureau liet men me weten dat Jef klacht had
neergelegd tegen mij.
Volgens hem had ik de mannen ertoe aangezet om hem in mekaar te slaan.
De politiecommissaris die mijn dossier voor hem had liggen, behandelde mij als
vuil van de straat.
Groot machtsvertoon, dreigementen om mij achter de tralies te zetten als ik
niet de waarheid zou zeggen... enz.
Telkens ik mijn verhaal wilde doen onderbrak hij mij met een snauw.
Ik ken jouw soort wel zei hij.
Ik kreeg geen kans om ook maar iets te verduidelijken. Uiteindelijk legde hij me een verklaring
voor waar geen enkel woord instond van de ware toedracht.
Hier tekenen snauwde hij me toe, maar ik raapte al mijn
moed bijeen en weigerde.
De man werd nog kwader en gooide er nog enkele dreigementen bovenop. Maar ik tekende niet.
Van het politiebureau liep ik als een haas regelrecht naar mijn Moederke en
deed daar het relaas. Jos aanhoorde alles en stapte ijlings naar het politiebureau met de woorden Ik
kan even hard brullen als hij en luisteren zal hij!
En zo gebeurde het ook.
Mijn verklaring werd opgemaakt en ik ondertekende ze.
Weken hoorde ik niets en zat ik met een bang hart af te
wachten wat er komen zou.
Toen kwam er weer een uitnodiging om naar het politiebureau te komen.
Jef zou zijn klacht laten vallen als ik mijn verklaring zou intrekken.
Maar dat wilde ik niet want het zou teveel lijken of ik had gelogen over het ganse
voorval.
De commissaris liet mij langs zijn neus weg weten dat de procureur de zaak heel waarschijnlijk toch zou seponeren.
Maar dat was mij om het even.
Uiteindelijk heb ik van de ganse zaak niets meer vernomen.
Er is inderdaad nooit een rechtszaak van gekomen.
En in feite was ik daar blij om. Langs de andere kant vraag ik mij nog steeds af of men bij een meisje met een andere
achtergrond dan ik... met ouders die voor haar zouden zijn opgekomen... men dit
ook zo maar terzijde zou gelegd hebben.
Ik geloof nog altijd van niet!
Toen het verjaardagsfeestje ten einde was, was het reeds
vroeg in de morgen.
Ik was het doorgekomen zonder ook maar één woord te lossen over het gebeurde.
Ook was het feest grotendeels aan me voorbij gegaan en heb de indruk dat
iedereen zich flink geamuseerd heeft, behalve ik.
Al wat ik wou was, wegkruipen... slapen... en vooral niet nadenken.
Marina stelt voor om bij haar te logeren.
En ik neem dat voorstel gretig aan want bij Marina thuis hebben ze een badkamer met douche,
een luxe die mijn pleegouders niet bezitten.
Er wordt met mijn moederke afgesproken dat ik s avonds om 18.00h bij hen ga avondmalen
en daarna tot een uur of tien de dienst van haar overneem.
Marina werkt trouwens ook in de horecasector en moet om 19.00h. aan haar dienst
beginnen.
Wanneer ik onder de douche sta komt Marina mij handdoeken en een badjas brengen.
Ik zie haar ogen groot worden van verbazing.
Wat is er met jou gebeurt? vraagt ze me.
Ik bekijk mezelf zo goed en kwaad ik kan en merk dat ik onder
de schrammen en blauwe plekken zit.
Mijn hals, nek, armen, schouders, borsten, dijen, enfin, het lijkt alsof ik door een betonmolen ben gehaald.
'k Weet niet zeg ik ontwijkend, maar Marina laat zich niet afschepen.
Ze trekt in eerste instantie de verkeerde conclusie.
Ze denkt dat mijn pleegmoeder haar woede nog maar eens op mij gekoeld heeft.
Even overweeg ik om haar in haar gedacht te laten, maar ik kan niet liegen. Ze peutert beetje bij beetje het ware verhaal uit mijn neus.
Ik wist het , roept ze boos uit, "die smeerlap is niet te vertrouwen."
Wonder boven wonder val ik meteen in slaap.
Maar als de wekker afloopt staat het
gebeurde weer levensgroot voor me. Omdat mijn ganse lijf pijn doet.
Hoewel het een mooie lentedag is, leen ik van Marina een trui en broek die de
meeste blauwe plekken verhullen. Maar ook mijn polsen vertonen blauwe plekken en zelfs mijn
linkeroor ziet purper.
Ik vroeg Marina om over het gebeurde te zwijgen tegenover iedereen.
Wilde mijn schaamte en de vernedering met niemand delen
Maar aangekomen bij mijn moederke gooide ze er alles uit toen ook zij
mijn blauwe plekken opmerkte.
Toen ik opmerkte dat mijn enige angst was om hem weer te ontmoeten, iets dat
zeker zou gebeuren vermits hij dagelijkse klant was, zei mijn moederke dat ik
me daar geen zorgen moest om maken.
Toen ik die avond achter de toog stond en Jef binnenkwam en met een triomfantelijke blik een pint bestelde, kreeg ik niet de
tijd om ook maar iets te doen of te zeggen.
Als een furie schoot Netje uit de keuken.
Herhalen wat ze hem allemaal naar het hoofd slingerde durf ik hier niet, maar
het kwam erop neer dat hij niet meer welkom was in de zaak.
Het werd opeens doodstil in het café.
Jef ontkende niet eens wat er gebeurt was.
Waarom ging ze mee naar binnen? , hoorde ik hem vragen.
Het was een vraag die ik mezelf al duizendmaal had gesteld.
Mijn antwoord vandaag zou zijn: Omdat je ondanks alles nog steeds vertrouwen had in de mensen, Lulu.
De Engelse klanten die van het geraas niets hadden verstaan,
vroegen, en kregen uitleg van de Jos.
Toen gebeurde iets wat niemand had kunnen voorzien.
Wat, met je vieze poten aan 'onze Lucy' gezeten? Jef werd tussen twee mannen naar buiten gesleurd. En in een donkere hoek van
de tegenover gelegen kerk, kreeg hij het pak slaag van zijn leven.
Maar Jef zou het daar niet bij laten, en het verhaal zou nog een staartje
krijgen. Maar in de zaak is hij nooit meer binnen durven komen.
De eerste dagen liep ik ietwat angstig over straat, bang
dat hij me zou staan opwachten. Maar dat is niet gebeurd.
Stilaan begon ik het ganse voorval uit mijn gedacht te zetten. Vergeten echter zal ik nooit.
Gelukkig heb ik er geen trauma aan overgehouden,
Maar het veranderde wel mijn gedrag.
Gedaan met de losbol uit te hangen, gedaan met vertrouwen te hebben in mannen.
Ik ging met een grote boog om hen heen.
Je zou kunnen zeggen dat ik op het kruispunt van mijn leven was aanbeland in een doodlopende
straat.
Hoog tijd dus om omkeer te maken en nieuwe wegen te bewandelen.
Maar welk pad ik ook koos, het zou er een zijn met vele hindernissen.
Schonken mijn pleegouders geen aandacht aan mijn verjaardag,
mijn moederke deed het des te meer. Zij vond dat ik een feestje verdiende ook al was het ver na datum.
Toen ik op een zaterdagavond de zaak binnenkwam, was het café versierd
met slingers en ballonnen.
Elke klant die binnenkwam kreeg twee gratis drankjes mits ze Happy Birthday voor me zongen en dat deden ze natuurlijk graag. Of wat had je gedacht!
Het moet haar een aardige duit hebben gekost want op vrijdagavond zat de zaak
stampvol tot in de vroege uurtjes.
Het was nog in die tijd dat mensen elkaars gezelschap opzochten, en niet
individueel voor een tv, of pc scherm zaten.
Gezelligheid troef dus.
Tussen de vele klanten zat ook een boer met de toepasselijke
naam, Jef.
En het was een echte boer! Zo een boer die vlak na het bemesten van zijn veld een
pint kwam pakken.
De geur van mest rondom hem en het vuil nog dik onder zijn nagels.
Half kaal, tanden bruingeel door het pruimen van tabak.
Een man die ik liever uit de weg ging, maar die ik als klant van de zaak toch
vriendelijk te woord stond.
Toen ik ooit eens opmerkte dat hij nooit wat anders droeg dan zijn stinkende
vuile overall, liet hij me weten dat hij geen mooi pak nodig had. Dat hij
overal binnen mocht zoals hij was omdat hij geld bij had.
En de man had geld, was in feite stinkend rijk. Droeg de briefjes van duizend
los in zijn broekzak. Iets waar hij graag mee uitpakte.
En die bewuste zaterdagavond gaf Jef een briefje van duizend aan me
als verjaardagscadeau.
Maar ik wilde het niet aannemen. Hoewel ik kon dromen wat ik er allemaal mee
zou kunnen doen.
Maar ik wist dat de man achter me aanzat. Hij werd zelfs opdringerig.
Steeds weer vroeg hij om een slow te dansen. Steeds weigerde ik
met een smoes of een kwinkslag.
Dan lachte hij zijn vieze tanden bloot en zei: ach meisje, het geeft niet, ik
kan krijgen wie ik wil en haalde dan demonstratief een dik pak geld uit
zijn zak, en toonde het aan iedereen die het maar wou zien.
In feite verschilden we niet zoveel van elkaar, Jef en ik. Hij kocht
vriendschap en aandacht door rondjes te geven, ik kocht mijn aandacht door
te flirten.
Maar ik was kieskeurig en Jef hoorde niet tot mijn uitverkorenen.
Vermits ik mij beter voelde bij ietwat oudere personen, had
ik in het café een vriendin die wel 15 jaar ouder was dan ik. Marina heette ze.
Marina was gescheiden en woonde daarom weer thuis in bij haar moeder en
vrijgezellen broer.
Het toeval wil dat Marina een naaste buur is van Jef. En laat Jef nu de nieuwe
eigenaar zijn van de boerderij, waar ik als kind tomaten ging
plukken om een centje te verdienen.
Marina stelt op een keer voor om me op een etentje te trakteren in een Grieks restaurant voor mijn verjaardag.
Iets waar ik meteen enthousiast over was want ik was nog nooit in een echt restaurant
geweest en al zeker geen Grieks.
Maar, zei Marina, dan ga ik mij wel eerst omkleden thuis.
Jef, die het gesprek gevolgd had, stelde voor om haar met de auto naar haar thuis te voeren.
Marina ging alleen akkoord als ik ook mee reed. Want Jef zat achter alle vrouwen
aan en ze vertrouwde het niet om alleen te zijn met hem.
Zonder verder nadenken stap ik mee in de auto.
Er wordt afgesproken dat mijn moederke nadat ze de zaak hebben gesloten ons
in het restaurant komt vervoegen.
Wij zullen van bij Marina thuis met een taxi naar daar gaan.
Onderweg naar Marina thuis vertel ik aan Jef, dat ik als kind vaak op zijn boerderij ben geweest.
Dat de kinderen klasgenootjes waren en dat ik er in het seizoen, in de serres
tomaten ging plukken.
Goh, zei Jef, dan zal je de boerderij nu wel niet meer herkennen, ik heb het
huis helemaal gerenoveerd.
Waarom kom je niet een kijkje nemen, zei Jef.
Wel ja, zei Marna ik kom je ophalen zodra ik klaar ben.
In mijn euforie over het etentje hoorde ik geen belletje rinkelen, en dus
ging ik argeloos mee met Jef.
Hij liet mij de kamers zien. Ze waren echt prachtig geworden moest ik toegeven.
En de zolder heb ik ook helemaal omgetoverd, zei hij, kom maar mee.
Op die zolder had hij zijn slaapkamer. En voor ik het goed en wel in de gaten
had, stonden we voor zijn bed.
Jef wilde me kussen, maar dat liet ik niet toe en stapte richting deur.
Maar Jef had andere plannen. En Jef was beresterk.
Als je niet wil dat ik je pijn doe, dan kan je beter een beetje meewerken
liet hij me weten.
Enige tijd later drukte Marina in vol ornaat haar vinger op
de deurbel.
En ik lag halfnaakt op een vies bed en was door een viezerik verkracht.
Wel, zei Jef, zo erg was het niet hè, geef maar toe dat je het ook leuk
vond.
En als ik jou was, hield ik hierover mijn mond dicht.
Trouwens, niemand zou je geloven, je rotzooit zoveel.
Jef belde voor ons een taxi.
Op weg naar het restaurant valt het Marina op dat ik stil ben, maar ik vertel
haar niets.
Ik vertel het ook niet tijdens het etentje en het dancing bezoek erna.
Ik lach met hun grappen en grollen en doe alsof er niets gebeurt is. In het incasseren en verdoezelen
was ik tenslotte een kei.
Mijn allereerste verjaardagsfeest was er één dat ik nooit zal vergeten!!!
Al mijn vrije tijd bracht ik door in het café van mijn moederke.
Vaak kwam ik nachten niet naar huis, maar geen mens die vroeg waar ik
uithing.
Ik bracht geld binnen, deed mijn taken in de huishouding, en voor de rest liet
men me lopen waar ik goed voor was.
En dat beviel me best want zo was ik het ook gewend.
Om niet als een klaploper beschouwd te worden hielp ik vaak
in het cafe.
Zo poetste ik op zondagmorgen en deed om 11.00h de zaak open.
Het is zo dat ik de horeca microbe te pakken kreeg.
Zorgen dat alles netjes was, dat de glazen blonken, om dan met een vriendelijke
groet de klanten te bedienen.
Het ging me beter af dan het bandwerk in de fabriek.
Het voelde niet aan als werken en ik bekeek het ook zo niet.
Lachen met de klanten hun grapjes of hun verdriet deed me mijn eigen zorgen vergeten.
En de beloning was groot want ik werd graag gezien. Dat deed me deugd.
Met de aanwezige jeugd had ik weinig affiniteit en
verkoos het gezelschap van ouderen.
Veel keuze had ik niet. Aan al die dingen die jongeren deden
kon ik niet mee doen.
Naar de bioscoop, zwemmen in het openluchtbad van het park, of
naar fuiven of dancings gaan, daar had je centen voor nodig.
Maar het deerde me niet, ik had andere dingen in de plaats.
Jos was beroepsmilitair n het Engels kamp, te Emblem.
Die Engelsen met hun gezin waren allemaal gehuisvest in een straat die gelijk liep
met de straat waar het café gevestigd was.
Het waren niet alleen Engelsen, maar ook Ieren, Schotten, en mensen uit de streek van Welsh
Die kwamen allemaal hun dorst lessen in ons café. En of die dorst hadden! Hun vrouwen moesten ten andere niet onder doen voor hun mannen en het was dagelijks een vrolijke boel. Want als ze wat pinten op hadden dan werd er
steevast gezongen en gedanst.
Zo haalde de één een doedelzak boven, de andere dan weer een typisch Iers
instrument (waarvan ik de naam ben vergeten) of er werd gewoon muziek gemaakt
met handen geklap en gefluit. Vaak begon men ook die typische danspasjes a la River Dance te dansen
Mijn Engels kon er mee door, maar wanneer die mannen onder mekaar hun streektaal spraken, dan moest ik toch passen
Ik zette dan mijn oren goed open en probeerde dan dat brabbel taaltje fonetisch weer te geven.
Maar ik sloeg al die dialecten door elkaar en dat vonden ze hilarisch. Ja, het leven was goed zoals het was, meer had ik niet nodig om gelukkig te zijn.
Beeld jullie in dat je midden in een veld van metershoge mais op een kruispunt staat. Welk pad zou je dan kiezen? Dat vroeg ik me ook af, welke richting kan ik uitgaan? Op pad dat achter me ligt, ga ik alvast niet meer op.
Teveel tranen op gestort.
Links heeft een beetje een negatieve klank.
Jij hebt twee linkse poten hoor ik mijn pleegmoeder dan in gedachten zeggen, jij
deugd voor niks!
Dus links is geen optie.
Het pad dat voor me ligt, kan ik niet op!
Te bang, te weinig zelfvertrouwen en niemand die je bij de hand neemt.
Niemand die je de weg wijst, je staat moederziel alleen.
Rechts dan maar, want als je van rechts komt, heb je voorrang.
Dan moet men voor je stoppen, dan moet men rekening houden met je.
Je staat voor een keuze, en je kiest.
Alleen besef je niet dat je de verkeerde keuze maakt.
Er is niemand die het je zegt, geen rood licht dat je waarschuwt.
Mijn luttele vrije tijd bracht ik door in het café.
Ik werd er aanvaard, en ik kon er mijn zorgen vergeten. Althans, ik kon ze
wegdrukken voor even.
Zonder pochen mag ik zeggen dat ik er tamelijk goed uitzag. Ik was jong, slank en mijn lange blonde haren maakten het geheel af. Of toch niet. Het was mijn vranke teut die het geheel afmaakte!
Op alles had ik een gevat antwoord klaar.
Ik grapte, ik lachte, en het was mijn vrolijkheid die aanstekelijk was.
Mannen zagen mij niet langer meer als een jong meisje, maar als een volwassen vrouw.
Eén die wist wat ze wou en vooral wat ze niet wou.
Wisten zij veel dat het allemaal maar façade was.
Dat ik heel diep van binnen huilde als een klein kind. Elke dag weer.
En hoe meer pijn ik voelde, hoe harder ik lachte.
Want niemand zou ooit nog mijn tranen zien.
Niemand zou mij nog verdriet doen of kwetsen.
De hotpants waren in, en de minirok.
En al zeg ik het zelf, ik had een mooi stel benen.
En daar maakte ik dankbaar gebruik van.
Het maakte dat de mannen, jong en oud aan me kleefden als een vlieg aan een pot
stroop.
Ik had maar te kiezen, en dat deed ik dan ook.
Het was iets waar ik goed in was, het spel van het verleiden en hen op het laatste moment de rug toekeren .
Het was mij om de macht te doen. Ik lachte, ik danste en was een populaire jonge vrouw.
Maar van binnen ging ik kapot.
Wist verdomd goed waar het die mannen om te doen was. Zeker niet om mijn gevoelens.
Als er ooit structuur in mijn leven was geweest, gooide ik die nu met ware
doodsverachting weg.
Met als enig doel voor ogen, als ik kapot moet gaan, zal ik mezelf wel kapot
maken.
Ik kies, niet jullie!
Maar ik ga niet zonder stoot of slag.
Ik koos en wees hen meteen weer af.
Ik schepte er genoegen in.
Ik speelde gevaarlijk spel.
Een beetje zoals bij Russische roulette.
Maar ik hield tenminste zelf het pistool in handen.
Stak zelf de kogel in de lader.
Klik .Nee, niet vandaag ..morgen misschien?
Want ooit kom ik aan het einde aan de weg.
Dan kan ik geen kant meer op!
Terug in het huis van mijn pleegouders. En waar ik voor gevreesd had werd waarheid.
Al wat ik te doen had was zoveel mogelijk geld binnenbrengen.
En dat deed ik dan ook maar zo goed als ik kon.
Op de koffie fabriek waren genoeg mogelijkheden om overuren te doen, dus deed ik
er elke dag vier.
En gaf alle centen netjes af.
Moest daarbij m n eigen was en strijk doen, zoals vanouds. Misschien dat er onder jullie lezers zijn die dit de dood normaalste zaak vinden. Ik vond dat niet. Al was het enkel maar omdat het allemaal gebeurde onder het motto: "Jij bent ons geld schuldig omdat wij jou ik huis hebben genomen." Liever had ik geien dat ze mij als baby aan de bevoegde instanties hadden toevertrouwd. Misschien was ik dan ergens terecht gekomen waar ik gewenst was. Misschien was mij dan heel veel ellende en verdriet bespaard gebleven.
Vaak moest ik die strijk nog doen voor ik naar het
werk vertrok, want s avonds was ik laat thuis wegens de overuren en stond de
kachel reeds op een laag vuur. (Strijken gebeurde toen nog met een ijzeren strijbout die verwarmd op de kachel.)
Dan maar mijn was doen s avonds, vaak tot laat in de nacht (wassen gebeurde toen nog allemaal op de hand) want het bleef
niet steeds bij mijn was alleen.
Zaterdagmorgen werkte ik ook op de fabriek.
En in de namiddag schuurde ik gang en
straat, ook als vanouds.
En dat was geen klein werkje want de deuren en de plinten moesten wekelijks
worden afgewassen, de rolluiken en de ramen aan de buitenkant.
De arduinen richel met blauwsel, en de kelder roosters met ammoniak.
Er restte mij dus geen tijd om zoals andere achttien- jarigen, naar de kapper te gaan of te gaan shoppen.
Mijn zakgeld was trouwens slechts twintig BF per week, iets dat in die tijd ook een aalmoes was.
Een cola kostte in die tijd -11BF.
Dus uitgaan moest ik ook al niet.
Gelukkig was er mijn moederke van het café die me gratis drankjes gaf.
Zodoende bracht ik de ganse zondag bij haar door.
Oom D. en nicht S waren daar dan ook steeds, en s avonds at ik bij hen.
Mijn pleegouders vonden dat goed geregeld zo... en ik ook.
Toen de baas eens opmerkte dat ik nu al wel een rijk meisje
zou zijn wegens de vele uren die ik werkte, schoten de tranen in m n ogen.
Verbaasd vroeg de goede man wat er aan de hand was? Hoe meer hij vroeg, hoe
harder ik begon te snotteren.
Met horten en stoten vertelde ik de ganse toedracht.
Meer dan twee uur heeft de man naar mijn relaas geluisterd, Toenik zweeg bleef het heel lang stil.
Toen zei hij me dat hij mijn overuren apart zou uitbetalen.
In het zwart liet hij me weten, maar vertel dit nooit aan je collegas, want
ik doe dit enkel voor jou.
Zodoende kan je wat achterover drukken .. En dat deed ik dan ook.
Echt goed voelde ik mij daarbij niet, maar het was haast een
kwestie van overleven.
Want heel vaak was er geen brood genoeg voor mij, en moest ik zonder
lunchpakket gaan werken.
Ik rookte, maar voor sigaretten moest ik steeds bij mijn pleegmoeder
bedelen. En als ze weer eens een slechte bui had, kreeg ik niets.
Wanneer er s avonds nog warm eten over was, had ik geluk, anders moest ik maar
wat bijeen zoeken.
Ongelooflijk, maar waar!
En zo ging er een halfjaar voorbij.
Zes maanden waarin ik een man leerde kennen.
Een relatie die al vlug weer afsprong omdat ik er niet klaar voor was.
Ik had geen liefde meer te geven.
Alles liet mij koud.
En zodoende wandelde ik het verkeerde pad op.
Een pad waarop ik enkel mezelf zou pijn doen.
Maar het leek wel alsof ik die pijn nodig had om te beseffen dat ik leefde!
Wat Vrijheid is besef je pas als je jaren achter slot en grendel hebt
gezeten. Wanneer je vanonder het juk van de onderdrukking bent uitgekomen
Je zou dus rustig kunnen vermoeden dat ik overliep van blijdschap toen de grote
houten poort achter me dichtviel.
Dat ik het van de daken schreeuwde en al huppelend de straat afliep.
Niets was minder waar.
Ik voelde helemaal geen blijdschap.
Eerder had ik een gevoel van losgeslagen te zijn.
Op drift als een klein bootje op een woeste zee.
Jawel, ik wist waar naar toe. Vermoedde hoe ik de volgende dagen en weken,
zelfs maanden en jaren zou doorbrengen.
En dat besef maakte nu juist dat ik geen blijdschap kon voelen.
Want ik ruilde de ene opsluiting in voor een andere.
Nee, men zou geen deuren meer achter me op slot draaien, maar dat was dan ook
het enige verschil.
Een gevangene zou ik blijven, want ik zat opgesloten in mezelf.
Tijdens mijn verblijf in het internaat, en vooral de weken tijdens mijn ziekte, was ik tot de slotsom gekomen dat er
voor mij geen toekomst was.
Dat ik in deze gezinssituatie op geen mooie toekomst moest rekenen
Het plaatje zou er als volgt uitzien, werken, m n geld afgeven, dankbaar zijn
voor elke kruimel die me toegeworpen werd, en voor de rest lopen voor wat je
goed bent.
Waar en hoe je loopt interesseert ons geen zier.
Ik zou weer de heftige driftbuien van mijn pleegmoeder moeten
ondergaan. Driften die ze op mij zou botvieren.
Ik was haar uitlaatklep. En als het haar echt hoog zat, ook haar boksbal. Want
mijn pleegvader had zich in de loop der jaren de kunst perfect eigengenaakt om op zulke momenten
onzichtbaar te worden.
En ik, ik had geen keuze.
Het was mijn enige thuis.
Of toch iets dat het moest benaderden.
Het verzet, de woede daar tegen, speelde nog steeds bij mij. Maar ook het besef
van onmacht.
Het was die onmacht die van mij een gevangene maakte.
Dat mij verhinderde om blijdschap te voelen.
Neen, ik huppelde niet blij door de straat...floot of zong geen liedje... ik stapte in gedachten en met loden schoenen van de ene
onderdrukking naar de andere toe..
Achttien jaar was ik net geworden.
En ik leefde als een veroordeelde zware crimineel.
Werd uiteindelijk doodziek van alle geleden ellende.
Ellende die al jaren voortsleepte en waar ik op dat moment bijlange na nog
geen verandering zag in komen.
Maar de verandering kwam toch.
In volkomen lethargie zat ik op een ijzeren stoel, aan een
kleine ijzeren tafel in de ziekenkamer (waar ik al weken verbleef) te
turen door het kleine getraliede venster naar de met prikkeldraad en
glasscherven bezaaide muur, toen een non binnenkwam met een brief.
De brief kwam van de jeugdrechter die liet weten dat hij mij in zijn kabinet verwachtte. Dat gebeurde om de drie of zes maanden.
Ik las het gelaten want ik verwachtte er niet veel goeds van.
Enkel de mededeling dat ik zou vastzitten tot mijn eenentwintigste jaar.
Drie lange jaren waarin ik elk uur zou besteden aan het uitdokteren hoe ik
me het best en het snelst van kant kon maken.
Want ik wilde niet meer leven. Dit leven had geen enkele zin meer voor mij.
Toekomstperspectieven had ik niet en zag ik ook niet meer.
Toen ik van de jeugdrechter te horen kreeg dat ik terug naar
mijn pleegouders zou mogen gaan, geloofde ik dan ook mijn oren niet, en
het duurde lang voor het goede nieuws tot mij doordrong.
Weliswaar zou de dokter van het internaat, en de psychiater mij eerst genezen
moeten verklaren, maar dat zou een makkie worden, zo dacht ik.
Maar ik was zieker dan ik zelf vermoedde en men mij de afgelopen
weken vol medicatie gepompt. Medicatie die trouwens geen zier had geholpen, want voor diep ingeworteld verdriet bestaan pillen.
Fysiek was ik al wat aangesterkt door het niets anders doen dan liggen en zitten de laatste weken, maar ik
was er ook mentaal onder doorgegaan, en dat was nog niet over.
Jarenlange verwaarlozing, mishandeling, zowel geestelijke als lichamelijke
hadden uiteindelijk zijn tol geëist.
Maar ik was een vechter.
En met de gedachte aan mijn vrijlating kwam die vechtlust weer, elke dag een
beetje meer.
De dag kwam dat ik uit de ziekenkamer mocht.
Dat ik weer onder de meisjes kon zijn
Dat ik weer de strenge discipline aankon zonder de hartkloppingen die mij het
gevoel gaven dat mn hart uit mijn lijf ging springen.
De dag kwam dat ik weer kon gaan werken.
En zo kwam ook de dag dat de dokter vond dat het tijd was om mij vrij te laten. Dat ik het internaat en zijn machtsgeile nonnen achter me kon laten
Ditmaal zou ik het allemaal anders doen. Dat nam ik me stellig voor.
En ik deed het ook helemaal ander!
Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-07-2006
ACHTTIEN JAAR
Achttien jaar!
Een verjaardag waar we halsreikend naar uitkeken.
Niet omdat we het dan voor het zeggen zouden hebben, zoals nu, maar met achttien jaar voelde je je toch al een beetje een vrije mens.
Maar dat laatste ging niet op voor mij.
Aan verjaardagsfeestjes werd in St Margaretha van Cortona
niet gedaan.
Enkel de katholieke feesten en sommige naamdagen werden uitgebreid gevierd met
een extra lange kerkdienst.
Nu ja, dat laatste vond ik niet zo heel erg ten tijde dat ik nog elke morgen naar
de kerkdienst ging. Het was een goede manier om nog een beetje te kunnen dutten.
Het was kiezen, of je deed klusjes en herstelwerk, of je ging naar de
kerkdienst.
Dat eerste vertikte ik. We moesten al genoeg klusjes doen gedurende de dag en
avond.
Niet enkel poetswerk, maar ook echt werken voor de één of andere fabriek. Onbetaald
uiteraard!
Want heb er nooit één cent van gezien hoewel ik er heel veel uren ingestoken heb.
De kerkdiensten hielden op toen ik buiten het internaat op de fabriek ging
werken.
Maar dus mijn achttiende verjaardag was er één in mineur.
De opsluiting, de harde discipline, de afgedwongen gehoorzaamheid, de
vereenzaming, en nog veel meer van die nare gevoelens... het leek of ze op die
bewuste dag allemaal tegelijk en loodzwaar op mijn schouders vielen.
Hoe harder ik mijn best deed om die dag zo goed mogelijk door te komen, hoe minder het mij scheen te lukken.
En ik werd ziek ..heel ziek!
Maar ik wist het niet.
Ik vermagerde zienderogen, kon niet meer eten, had ook geen hongergevoel meer.
(Dat mager worden vond ik niet erg, in die tijd was slank zijn ook al de mode.)
Maar ik werd futloos en stond heel slapjes op mijn benen.
Hondsmoe na een nacht slapen, want ook dat slapen lukte mij niet meer zo goed.
Verschillende keren per nacht werd ik wakker, badend in het zweet na nog maar
eens een nachtmerrie.
Het begon de nonnen op te vallen.
Het begon de collegas van het werk op te vallen.
Zelfs mijn pleegouders zeiden er wat van.
En mijn surrogaat-moederke, mijn Netje, die maakte zich kwaad.
Die vond dat het zo niet langer kon.
Zij ondernam actie.
Zij ging praten en raad vragen aan de hoofd-pastoor van de parochie en sprak met haar dokter.
Vermits zij mede in de bestuursraad zat van t Pleintje, kende zij nogal wat notabelen.
Ze sprak ze dan ook één voor één aan.
Ondertussen sleepten de dagen zich voort.
De nonnen dwongen mij om allerlei pillen te slikken.
Maar wat ze ook gaven, het hielp geen zier.
En op een dag kon ik mijn bed niet meer uit .
Hoge koorts en overgeven. (Iets dat zeer pijnlijk was met een lege maag.)
Men bracht mij in de rolstoel van moeder-overste naar de ziekenkamer. ( Nu schiet mij plots ook weer de naam van die non te binnen, het mere Emmiliene en ze had MS, vandaar die rolstoel)
En ik bedenk mij nu eveneens dat dit misschien de enige keer was dat die kamer niet werd
gebruikt als strafkamer voor ongehoorzame meisjes.
Achtentwintig dagen heb ik daar gelegen.
Dagen die volledig uit mijn geheugen zijn gewist.
Buiten dan de pap die ik moest slikken.
En de vernedering omdat men mij een plastieken luier aandeed omdat ik mijn blaas
niet meer onder controle kon houden.
Maar het ziek worden had ook een goede kant.
Want voor mij bracht het de redding.
En ze kwam niet van God, zoals de nonnen mij graag wilden doen geloven, maar
van de jeugdrechter!
Een kennismaking met de mensen die mijn redding zijn geweest. Die me hun liefde gaven en me door dik en dun hebben gesteund vanaf het eerste moment dat ze me leerden kennen.
't Pleintje van Meneer pastoor werd gesponsord door notabelen en zakenmensen. Zo waren er onder meer, Vincent en Antoinette.
Maar iedereen noemde hen Jos en
Netje. Jos was beroeps militair in het Engels kamp van Emblem en Netje zwaaide de plak in hun café, De Pax.
Het echtpaar had drie kinderen, een dochter en twee zonen. Hun jongste zoon was van dezelfde leeftijd als ik en hem kende ik dan ook het beste.
Jos en Netje, maakten deel uit van het bestuur dat was opgericht vanwege, De Blokhut. Dat was een houten keet die op het terrein van 't Pleintje stond en waar fuiven werden gegeven voor de zestien-plussers. De Blokhut was er gekomen door hun toedoen. Ze zochten en vonden sponsors en hielden er toezicht op dat alles netjes
verliep. Jos en Netje zouden al gauw een belangrijke rol in mijn
leven gaan spelen.
Door toedoen van de jongste zoon die mijn kameraad was kwam ik op mijn zeventiende (bijna achttien) al eens bij hen in het café. Netje, nam mij al vlug onder haar vleugels na het horen van
mijn situatie bij mijn pleegouders.
Ontelbare keren schoof zij mij een glas Cola toe en gaf ze mij een pakje sigaretten dat ik niet hoefde te betalen
Zij kwam voor mij op wanneer iemand een opmerking maakte.
Zij verdedigde mij door dik en dun, zelfs wanneer ik fout was.
Dan vergoelijkte zij die fout met een kwinkslag.
Op elk moment, dag of nacht, was ik welkom bij hen.
Jos heeft zelfs een keer zijn vuisten gebruikt om mij te verdedigen, maar hoe
dat in zijn haak zit, vertel ik later.
Overal waar zij gingen, ging ik met hen mee.
Na sluitingstijd nog een hapje eten... en hop, bibi mocht mee.
Naar de stad op hun vrije dag, of bij vrienden of familie op bezoek.... als het
kon namen ze me mee. Eindelijk had ik mensen om mij
heen die van me hielden om wat ik was en wie ik was.
Mensen bij wie ik mij veilig voelde. Gaandeweg werden zij mijn surrogaat ouders. Mijn pleegmoeder was met al die aandacht voor mij helemaal
niet blij.
Dat vuile café, die vieze mensen kreeg ik dan steeds te horen.
Maar geen tien paarden konden mij van hen weg houden.
Netje, is zeer vroeg gestorven, op 57-jarige leeftijd reeds. Ik was toen vooraan in de twintig. De oudste zoon en Jos zijn ondertussen ook al enige jaren dood.
De dochter en de jongste zoon zie ik sporadisch, en dat
is steeds een blij weerzien. Ik mis Netje nog elke dag.
Wat had ik graag haar oude dag opgesmukt. Uit dankbaarheid voor al de liefde zie ze mij heeft gegeven.
Anno 1969.
Bijna achttien jaar en nog steeds van mijn vrijheid berooft.
Onterecht berooft, zo meen ik, maar de kinderrechten lagen in die tijd
wel iets anders dan nu.
Ook onder het ouderlijke gezag werden de normen en waarden iets strenger gesteld
dan nu.
En wij kinderen van toen rebelleerden iets minder expliciet daarop.
Waarden zoals gehoorzaamheid, respect en beleefdheid naar volwassenen toe,
werd ons met de paplepel ingegeven.
En daar handelden wij ook naar.
Al was dat respect niet altijd wederkerig, zoals ik al zovele malen had moeten
ondervinden.
Mijn vrijheid werd iets verruimd door mij toe te staan de weekends
door te brengen bij mijn pleegouders.
Dit om de zes weken.
Het was een lange tussentijd, maar het was toch iets om naar uit te kijken.
Mijn eerste betrachting was om contact op te nemen met mijn eerste grote liefde
R.
Maar mijn zelfrespect weerhield mij daar uiteindelijk van.
Wel ging ik kijken naar ons liefdenestje zoals hij het zo graag noemde.
Maar al aan de buitenkant kon ik zien dat er ondertussen andere mensen
inwoonden.
Dit werd mij ook bevestigd door een toevallige voorbijgaande oude buur.
De ouders van R hadden de boel leeggehaald.
Zij hadden daarbij nog geen week gewacht.
Mijn spullen, gekregen van mijn vrienden of gekocht met mijn geld, hadden ze ook aangeslagen.
Zij meenden daar recht op te hebben zo lieten ze mij weten, twee jaar na datum
tijdens een toevallige ontmoeting op de wekelijkse markt.
En ik had geen zin om mij daar nog druk over te maken.
Gedane zaken nemen geen keer.
Tijdens die vrije weekends
verliep één en ander niet zoals het mij door de jeugdrechter was opgelegd.
Maar daarover later meer.
Ondertussen werd ik door de psychiater als gehoorzaam en
volgzaam bestempeld.
En omdat ik zo braaf en volgzaam was, zou ik worden beloond.
De beloning bestond eruit dat ik buitenhuis zou mogen gaan werken.
Waar en hoe bepaalden zij voor mij.
Ik had daarbij geen enkele inspraak. Tegenspraak evenwel zou ernstige gevolgen
hebben.
Wanneer ik niet akkoord zou gaan, dan zou ik niet meer op weekend mogen.
Dan zou ik geen bezoek meer mogen ontvangen.
Men kon mij het leven behoorlijk zuur maken en dat wilde ik ten allen koste vermijden.
Dus ik legde mij neer bij hun voorwaarden.
Die voorwaarden waren de volgende;
Ik zou te werk gesteld worden op de fabriek Koffie Rombouts.
Dit samen met nog drie andere meisjes van mijn afdeling.
Wij werden aan de poort van het internaat afgehaald door een taxi en werden
vervolgens afgezet voor de poort van de fabriek.
s Avonds zelfde scenario in omgekeerde richting.
Het openbaar vervoer vond de nonnen geen geschikt transportmiddel voor ons.
We zouden teveel zien en horen vermoed ik.
En vooral zou men niet voldoende controle hebben gehad.
Wij kregen dagelijks een door de nonnen gemaakt lunchpakket mee, twee
sigaretten en vijf Belgische franken om een frisdrank te kopen.
Koffie kregen we gratis en zoveel we wilden op de fabriek tijdens de lunchpauze en ook zo om 10.u en om 15u.
We gebruikten die vijf frank dan ook meestal om een koek te kopen die men op de
fabriek tweemaal per dag te koop aanbood.
Ook konden we voor die vijf frank friet met mayonaise kopen in de gaarkeuken van de fabriek.
Of ook nog een grote kop soep.
Voor een volledige maaltijd, die men daar ook kon eten, was de vijf frank niet
toereikend.
Soms spaarden we die dagelijkse vijf frank ook op om een pakje sigaretten
te kopen, want rokers waren we vrijwel allemaal in die tijd.
We moesten die dan wel in ons kastje laten, want de non portierster
onderzocht je tas dagelijks bij het weerkeren 's avonds.
En al wat ze vond dat verboden was verdween voorgoed in haar kast.
En buiten je schort en je lege lunchdoos was vrijwel alles verboden.
Wat mijn uurloon was heb ik nooit geweten!
Elke veertien dagen kregen de werknemers hun loonzakje. In het midden van de maand een voorschot, en op het einde van de maand de rest.
We moesten dan aan de receptie gaan aanschuiven, je naam noemen,
papier tekenen, en dan kreeg je dat loonzakje met cash geld in je handen gestopt.
Als extraatje kreeg je van de baas ook een pak koffie mee.
Dat laatste was verbonden aan de jaren dienst.
Voor de nieuweling was er het Groenmerk, voor de oudgediende het Goudmerk.
Maar voor ons, "de meisjes van Cartouche" zoals we werden genoemd
op de fabriek, zat het enigszins anders.
Wij moesten ook aanschuiven aan de receptie.
Maar ons loonbriefje moeste we blind tekenen.
Dat wil zeggen, er werd een leeg blad papier overheen gelegd, en enkel de
plaats voor de handtekening kregen we te zien.
Ons loonzakje kregen we ook niet te zien. Dat werd
afgehaald door de non van dienst, inclusief het pakje koffie.
Zo heb ik nooit geweten wat mijn uurloon of maandloon was
tijdens mijn verblijf in het internaat.
Ik weet dat jaren na datum er een hele heisa is geweest met de directrice en de
staat.
Het ging om frauduleuze praktijken die zouden zijn gebeurt.
Geld dat er had moeten zijn, maar dat er niet was.
Ik heb er nooit het fijne van geweten, heb er mij ook nooit op toegelegd om het
te weten.
Feit is wel dat ik na die arbeid slechts -1200BF op mijn spaarboekje
had staan.
Een spaarboekje waar ik niet eerder aankon dan op mijn eenentwintigste en ook
nog eens de toelating van de jeugdrechter moest vragen.
Waarbij je met rode kaken voor de loketbediende stond omdat die je met een
scheve blik bekeek.
Tja, van vernedering weet ik alles!
Het was vernedering alom in de jaren van mijn jeugd.
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)