Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED! ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!
08-03-2007
MIJN EEUWIGE NOODLOT.
Alles liep weer op rolletjes... in
zoverre er rolletjes aanwezig waren in mijn leven dan toch.
Een ideale situatie was het niet, maar ik stelde mij er tevreden mee.
Door de week overdag werken op de fabriek en 's avonds naar de kamer van Mon. Elke vrijdagavond werken in het café in het statie kwartier en om de twee weken 's zaterdags
op bezoek bij mijn pleegouders. Wel elke zaterdag naar mijn Moederke natuurlijk want die kon ik geen twee weken missen.
Op zondag soms helpen in het restaurant,
anders lekker onderuit gezakt een boek lezen of luisteren naar muziek.
Lezen was mijn favoriete bezigheid want ik had er vrijwel nooit de kans toe gekregen
Boeken waren er in het huis van mijn pleegouders niet en voor de bibliotheek
kreeg ik geen geld. Uiteraard!
Het enige leesvoer waren de kinderboeken en stripverhalen van mijn pleegbroer of de week en maandbladen van mijn pleegmoeder.
(Jaren later kon ik merken ik dat mijn pleegvader ook een verwoed boeken lezer was. Toch
gedurende zijn leven samen met mijn pleegmoeder heb ik hem nooit een boek weten
vasthebben. De krant was al wat hij toen las, en dan most dat nog op de wc gebeuren, anders was het boel.)
Ik was mijn gezapige leventje al danig gewend toen de zoveelste tegenslag als een donderslag bij heldere hemel uit de lucht kwam vallen.
Op een dag werd ik op de fabriek
omgeroepen omdat er telefoon voor me was.
Dat was al heel uniek want ik bezat zelf geen telefoon, mijn pleegouders ook niet, en Mon telefoneerde enkel op zondag naar het restaurant. Als hij al telefoneerde want dat scheen super duur te zijn
en ook niet altijd mogelijk van op zee.
Maar het was de baas van het restaurant zelf die me belde met ontstellend
nieuws.
Of ik onmiddellijk kon komen want er was brand uitgebroken in de keuken van het
restaurant. Onze kamer lag daar vlak boven.
Of er iets was dat hij zeker uit de kamer moest redden?
Ja, mijn brieven! Ik vertelde hem waar hij ze kon vinden. Raar aan wat op zulk moment denk, en aan wat je vergeet te denken. Die brieven was mijn hoogste prioriteit. Dat ik ook nog een som geld in de la had liggen kwam op dat moment niet in me op.
Toen werden lonen nog cash uitbetaald. Zichtrekeningen bij de bank waren
voor ons gewone arbeiders vrijwel onbekend.
Trouwens, ik zou in die tijd toch geen rekening hebben kunnen openen wegens
minderjarig.
Maar ik dacht niet aan het geld, enkel aan mijn brieven. Gelukkig vond de baas ook mijn geld in de la.
Ik vertelde aan de baas van de fabriek wat er gebeurd was en mocht meteen stoppen met werken.
Maar het duurde nog bijna een uur voor ik aan onze kamer aankwam.
Daar aangekomen kreeg ik een hallucinant beeld voor ogen.
Een massa volk op de straat, brandweer en politieauto's, de straat onder water,
een vieze brandgeur en een hoop rook.
(Ik kan mij die brandgeur nu nog voor de geest halen).
Op de stoep voor het restaurant lag een wirwar van
meubelen en huisraad die gered waren geworden.
Het duurde even voor ik de baas tussen de ramptoeristen vond. (Hij moest mij de doorgang
toezeggen want de politie hield mij tegen en ik kon en mocht natuurlijk niet
zeggen dat ik daar woonde).
Met begeleiding van een brandweerman mocht ik dan toch naar de kamer om wat
spullen te halen.
De kamer was om te huilen, alles zag zwart
van de rook, het water liep van de murenen het behang hing in flarden naar beneden.
Men gaf mij enkele kartonnen dozen en ik pakte zo goed en zo kwaad als het kon zoveel mogelijk van onze spullen in. Maar veel was onze kleding niet meer waard, alles stonk naar de
rook en die geur het is er ook nooit meer uitgegaan.
De eigenaar had ook reeds de waardevolste spullen van Mon, zoals meet materiaal, studieboeken en waardevolle souvenirs meegebracht van zijn reizen, uit de brand gesleept.
Maar wat moest ik nu? Waar moest
ik slapen?
En waar moest ik die spullen opbergen? De brieven, mijn geld?
Maar mijn Moederke bracht nog maar eens redding, ik kon alles bij haar bergen,
enkel een slaapplaats had zij niet voor mij, ze had zelf drie grote kinderen, elk
met een lief. Het was daar in het kleine appartement boven het café al
overbevolkt.
Dus ging ik node nog maar eens aankloppen bij mijn pleegouders.
Het ging hen niet van harte, maar in feite hadden zij geen andere keuze dan mij
weer op te nemen.
En zo was ik weer terug bij af!
Mijn leven ging zo normaal mogelijk
zijn gangetje. Maar 'normaal' was een understatement in mijn jonge leven.
Ik vertoefde bijna voltijds op de kamer van Mon, maar ging toch nog
tweemaal in de maand op bezoek bij mijn pleegouders. Niet echt uit liefde of volle
goesting, maar de bruggen volledig opblazen durfde ik niet. Tenslotte was ik
nog altijd minderjarig.
Mon had mij ook laten beloven dat ik tegenover mijn pleegouders zou zwijgen als het graf over de brieven die ik gevonden had.
Dat was makkelijker gezegd dan gedaan! Want ik was, toen ook al, een
notoire flapuit. Onrecht verdroeg ik niet, en wanneer ik het zag gebeuren kon
ik niet anders dan er wat van zeggen, ook al brak mij dat vaak zuur op.
Bij elk bezoek dat ik hen bracht zat ik op mijn stoel te draaien en te keren van de zenuwen.
Telkens ik binnenkwam was ik er op voorzien dat ik donder en bliksem over
mij heen zou krijgen omdat men de verdwijning van de brieven had ontdekt.
Maar zij waren zich van geen kwaad bewust. In hun gedachten waren de brieven veilig opgeborgen voor
mijn ogen opgeborgen. Uiterlijk was ik rustig en vriendelijk naar hen toe en hielp mijn pleegmoeder bij de huishoudelijke klusjes. Dit laatste enkel om mijn zenuwen te baas te kunnen blijven, toch mijn pleegmoeder interpreteerde dit anders. Volgens haar bevestigde dit dat haar harde aanpak jegens mij de juiste bleek te zijn.
Mon had een plan bedacht opdat ik misschien
toch nog aan het mij rechtmatige verzekeringsgeld kon komen, of tenminste een
deel ervan.
Maar dat moest stiekem gebeuren zodat mijn pleegouders al geen maatregelen zouden kunnen
treffen nog voor we ons plannetje konden uitvoeren. Maar Mon was op zee en zou pas binnen drie weken terug
aan wal zijn. Dus doen alsof en zwijgen als vermoord was essentieel.
Mon was goed bevriend met een adjunct commissaris van de rijkswacht.
Ik had de man een keer gezien tijdens een bezoekje aan een dancing gingen in Brasschaat.
Mon vertelde toen zo'n beetje mijn verhaal aan die man en hij beloofde om het nodige te
doen om het tij te doen keren.
Hij gaf ons toen afspraak op zijn kantoor. maar door de vele huwelijks beslommeringen waren we dat een beetje uit het oog verloren. Na het bezoek aan
de deurwaarder in voege met ons huwelijk en dat in feite op niets was
uitgedraaid, had M. hem gebeld. Op de dag van die afspraak zaten wij te wachten. Tot zolang moest ik de komedie volhouden.
Ook mijn pleegouders zwegen over het feit dat ik op de kamer van Mon logeerde. Zij rijfde tenslotte nog altijd mijn toelage binnen en wisten niet dat ik daarvan op de hoogte was.
Meestal ging ik op zaterdag bij
hen op bezoek want van daaruit ging ik naar het café van mijn Moederke.
Op zaterdag bakte mijn pleegmoeder meestal frieten. Zo van die lekkere echte frieten die eerst werden voorgebakken in een echte ouderwetse gietijzeren frietketel om daarna kort te worden afgebakken. Maar ik ving dan steeds bot. Voor mij er nooit een portie.
"We kunnen toch niet weten dat je komt" was steeds haar uitvlucht. Dan trok ik maar naar de frituur. Maar dat viel niet in goede aarde bij mijn pleegmoeder, want dan begon mijn pleegbroer te zeuren dat die frituur frieten vele lekkerder waren en hij er ook wou. Dus werd mij bevolen om geen frieten meer mee te brengen. "Je eet maar na je bezoek" of je eet maar in die vieze kroeg.
Trouwens, ik at heel lekker in het restaurant waar Mon zijn kamer
huurde.
Er bleef vaak genoeg over van de dagschotel op het menu zodat ik gratis mocht
mee eten met het personeel van de zaak. In ruil hielp ik dan met opdienen tijdens een drukke zondag of stak in de keuken een handje toe.
Het was allemaal fijn geregeld vond ik, en stilaan kwam ik tot rust.
Maar voor de zoveelste keer in mijn leven zou ook dat niet blijven duren.
Toen ik de brieven van de
jeugdrechtbank had gelezen, was het maar goed dat ik alleen op Mon's kamer zat. Ik weet niet of ik anders mijn woede in de hand had kunnen houden wanneer ik voor
mijn pleegouders had gestaan.
In die brieven kon ik lezen dat er
een vergoeding betaald zou worden aan mijn pleegouders ten bate
van mijn schoolopleiding. Een schoolopleiding die de jeugdrechter vooropgesteld had voor mijn vrijlating uit het internaat.
Elke maand kregen zij -200bf bovenop de wettelijke kinderbijslag. Bovenop hadden zij een school toelage gekregen van 500bf, en dat zouden ze elk jaar
weer krijgen bij het begin van elk schooljaar.
Eveneens hadden ze 500bf kledinggeld gekregen, en ook dat kregen ze jaarlijks
zolang ik in hun midden was.
Het waren misschien geen grote
sommen, maar wanneer ik bedacht dat er nooit één cent aan mij besteed was, begon mijn bloed te koken.
Zelfs op mijn eten werd beknibbeld want elk stom voorval werd aangegrepen om
mij zonder eten te zetten.
In de klas had ik amper een pen om te schrijven, laat staan dat ik het andere
nodige schoolgerief had.
Het verklaarde ook het feit dat ze er geen graten in zagen wanneer ik
noodgedwongen de school verliet en ging werken.
Het verklaarde waarom er op de drukkerij geen verzekeringspapieren konden
worden ingevuld na mijn auto-ongeluk met R, Ze hadden mij doodgewoon niet
ingeschreven als werkende, want dan zouden ze de toelage verliezen. Nu hadden
ze een dubbel inkomen van mij, want ze hadden mijn bovenop de toelage ook mijn loon.
Het verklaarde eveneens waarom zij geen protest uitten wanneer ik met R op een
appartement ging wonen want ook dan zouden ze de toelage zijn kwijtgespeeld.
En het zou later ook verklaren welke stok de moeder van R gebruikt had om onze
relatie kapot te maken, (Maar daarover later meer).
Bij het lezen van al die brieven
werden er voor mij heel veel dingen duidelijk.
Vragen die ik mezelf vaak had gesteld en waar ik nooit een antwoord voor kon vinden.
Ik doe hierbij mijn pleegvader misschien onrecht aan, want hij lag ook onder
ijzeren plak van mijn pleegmoeder.
Hij was even bang van haar als ik.
Maar evengoed was hij een stukje van mijn levens puzzel.
Een puzzel, die wanneer hij af was, geen bevredigend gevoel gaf en geen fraai
plaatje bood.
Maar beetje bij beetje viel elk puzzelstukje in elkaar.
Wordt andermaal vervolgd...
Pas wanneer ik op mijn bestemming aankom valt de gejaagdheid van mij af.
Op de kamer van Mon zet ik eerst koffie en doe wat huiselijk werk. Ik stel het lezen van de brieven zolang mogelijk uit. Omdat ik bang ben om al die dingen te lezen waarvan
ik geen vermoeden had.
Ook bang voor de represailles van mijn pleegmoeder wanner ze het verdwijnen van die brieven ontdekt. Ik vroeg mij af of mijn pleegvader van die brieven op de hoogte was? Pleeg-ma hield wel meer voor hem verborgen. Maar op zijn hulp zou ik toch niet kunnen rekenen. Hij zou, zoals steeds, de andere kant op kijken en knikken als een marionet als mijn pleegmoeder hem gebood te knikken.
Uiteindelijk zette ik mij toch
neer en opende de brief van de verzekering.
Daarin kon ik lezen dat, (kort samengevat) vermits ik geen
schoonheidsoperaties wilde om de littekens in mijn aangezicht te laten
verwijderen, er mij een som zou worden uitgekeerd van -84000BF. voor
geleden pijn en smarten. Exclusief alle medische kosten en werkonbekwaamheid. Daarvoor wachtte men op de nodige facturen en uittreksels.
Ingesloten in de enveloppe stak nog een andere brief van de
verzekering advocaat die mijn verdediging op zich had genomen op het proces in voege het ongeval.
In die brief kon ik lezen dat de tegenpartij correctioneel veroordeeld werd voor
het toebrengen van onvrijwillige slagen en verwondingen door het rijden onder
invloed en dat hij veroordeelt was om mij een vergoeding te betalen
van -20.000BF. vermeerderd met procenten... en nog wat van die gerechtelijke
poespas.
Het duizelde mij een beetje in het hoofd want
zoveel geld had ik nog nooit bij elkaar gezien. En dat was allemaal voor mij?!
Net als elke andere jonge bruid begon ik te dromen van een sprookjeshuwelijk
met wit kleed en dito sleep
Van een leuk appartementje met mooie meubeltjes en snuisterijen.
Ik las de brieven nog eens door. Toen viel mij op dat het geld zou worden gestort
met een post-assignatie, en daarachter de datum van verzending.
Toen vervloog meteen mijn mooie droom. De vooropgestelde datum was al enkele maande oud.
Toen ik nog wat beter keek kon ik zien dat de cheques niet waren verzonden op mijn
naam, maar op de naam van mijn pleegouders!
Dat vroeg om uitleg, maar eerst de
andere brieven nog lezen, de brieven van de jeugdrechtbank.
En die sloegen mij met nog meer verstomming en ongeloof. Wordt nog steeds vervold....
Het kwam zeer zelden voor dat ik
het rijk voor mij alleen had ten huize van mijn pleegouders. Maar nu was het even zo.
Ik wist dat alle papieren, net zoals alle foto's, bewaard werden in blikken
koekjes dozen. Die dozen stonden op de bodem van de ouderlijke
kleerkast.
Het was een oude kleerkast waarvan het sleutelgat veel te groot geworden was
voor de bijpassende sleutel, en daarom was het heel eenvoudig, zelfs wanneer ze op slot was om de deur open
te krijgen.
Met je vinger in het sleutelgat gestoken even een korte stevige ruk aan de deur geven, en open was de kleerkast.
Ik moest wel voortmaken want wist niet hoelang de ouderavond zou duren.
Na in enkele dozen gesnuffeld te hebben vond ik de brief van de verzekering. Tevens ik vond nog veel meer dat mij met verbijstering sloeg.
Ik vond brieven van de jeugdrechtbank waarvan de inhoud mijn mond liet
openvallen en mijn bloed deed koken.
Hoe vaker ik die bewuste brieven las, hoe furieuzer ik werd.
Wat waren mijn pleegouders smeerlappen! Gore vieze laag bij de grondse
smeerlappen!
Het beetje liefde en respect dat ik voor hen bezat, verdween bij deze als sneeuw
voor de zon. Tegelijk met mijn boosheid kwam verdriet. Een onpeilbaar verdriet. Had ik altijd nog een beetje geloofd dat zij ergens toch van me hielden... dan gaf het mij bij deze de zekerheid dat dit totaal
niet zo was.
Ik was in hun ogen geen mens van vlees en bloed. Enkel en alleen maar een inkomen, niets meer of minder. En hoewel ik dit vaak genoeg had ondervonden en diep in mijn achterhoofd ook wel besefte, wou ik toch kost wat kost geloven dat ik het verkeerd voor had. Maar nu lagen de bewijzen hier zwart op wit voor me.
Even overwoog ik om mijn
pleegmoeder met dit alles meteen te confronteren, maar ik besloot om het
niet te doen.
Zij zou de brieven uit mijn handen hebben gegrist om ze vervolgens te laten
verdwijnen. En dan zou ik geen bewijzen meer hebben.
Daarom stak ik ze in mijn handtas en besloot om ze in bewaring geven aan mijn Moederke.
Bij haar zouden die brieven veilig zijn enn ik zou meteen getuigen hebben
indien ik die ooit nodig zou hebben.
Het moeilijkste moment voor mij was om het stilzwijgen te bewaren toen mijn pleegmoeder terug thuis kwam.
Wel tien keer was ik nagegaan of ik de blikken dozen op dezelfde plaats had
teruggezet. En of de kleerkast deur terug gesloten was en de sleutel in dezelfde positie als voorheen in het sleutelgat stak.
Allemaal overbodige stress weet ik nu, want mijn pleegmoeder vermoedde in de
verste verte niet dat ik op zoek zou gaan.
Ik had het trouwens ook nog nooit geavontuurd om in hun laden of kasten te gaan
snuffelen.
Toen mijn pleegmoeder weer thuis kwam stond ik klaar om te vertrekken. De brieven brandden in mijn
handtas.
Het viel haar op dat ik heel nerveus was. Venijnig vroeg ze mij of ik zo ongeduldig was om naar die
vieze kroeg te gaan. Ik antwoordde niet, deed mijn
mantel aan en ging er als een haas van door. M in plaats van naar mijn Moederke te gaan stapte ik op de tram en reed naar de kamer van Mon.
Daar kon ik de brieven lezen op mijn gemak
Onderweg besloot ik om nooit meer weer te keren naar het huis
van mijn pleegouders.
Een ondoordachte en emotionele beslissing. Eén waar ik later noodgedwongen op terug moest komen. Maar ik had door de brieven een grote troef in handen. Mijn
pleegouders konden mij niks meer maken.
Ditmaal hield ik de touwtjes in handen.
Mon en ik maakten een afspraak met de
gerechtsdeurwaarder. We mochten nog diezelfde week komen.
De deurwaarder bezorgde ons al meteen
een opdoffer.
Hij begon met te zeggen dat hij zijn best ging doen maar dat mijn moeder
uiteindelijk niet kon gedwongen worden om haar toelating te geven voor ons
huwelijk.
In het slechtste geval kon zij het huwelijk tegenhouden tot aan mijn
eenentwintigste.
Temeer daar de procedure zelf al veel tijd in beslag zou nemen.
Zo zou de deurwaarder eerst een normale brief moeten schrijven naar mijn moeder.
Op die brief moest zij niet reageren als ze dat niet wou. Daar zouden al drie
maanden overheen gaan.
Vervolgens zou er een aangetekende brief worden verzonden. Maar ook op die
brief was ziet verplicht te reageren. Weer enkele manden kwijt. Vervolgens, ging hij verder, ga ik ter plaatse met een dringend verzoek. "Maar let wel" zei hij "dit is een verzoek en geen dwangbevel". Je moeder hoeft hierbij evenmin een reden op te geven waarom zij gekant is tegen het jullie huwelijk. Haar njet
voldoet.
Daarna moeten we een gerechtelijke procedure opstarten.
Ondertussen is er bijna een jaar verlopen, liet de deurwaarder ons weten.
In die gerechtelijke procedure kan dan een rechter beslissen om over de beslissing van je moeder te gaan, en de toelating voor jullie
huwelijk geven. "Maar let wel", zei de deurwaarder weer, er is geen 100% zekerheid dat de rechter dit zal doen. Komt bij dat je moeder drie maanden de tijd krijgt om tegen zijn beslissing in beroep te gaan. Wanneer zij zulks doet zijn we nog een jaar verder en ben je ondertussen eenentwintig jaar.
Conclusie van ons en hem, een langdurige en kostelijke nutteloze zaak.
Tot slot gaf hij ons nog een goede raad mee. Hoewel ik tot op vandaag nog altijd twijfel aan die raad wanneer ik op mijn leven terug kijk?
"Zorg dat je zwanger wordt, zei hij, en ga dan rechtstreeks een verzoek naar je toeziende voogd, Dan heb je
de toelating van je moeder niet meer nodig en kun je huwen nog voor de
geboorte van het kind. Want rechters zien liever geen onwettige kinderen geboren worden.
Zo formuleerde hij het en het klonk ons als muziek in onze oren.
Oefenen om zwanger te geraken zou geen probleem zijn, ). De pil nam ik niet want de dokter weigerde om me die voor te schrijven wegens veel te jong en nog geen kinderen. (Vele dokters waren toen nog categoriek wegens hun geloofsovertuiging tegen die anticonceptiepil die
toen nog vrijwel in haar kinderschoenen stond.)
Wanneer ik er nu op terug
denk was het in feite een wonder dat ik nog niet zwanger was! Waarschijnlijk
lag dat aan het gelukkige toeval dat Mon vaak lang van huis was en mijn vruchtbare
periode er net middenin viel.
Maar vanaf nu zouden we niets meer aan het toeval overlaten.
We schroefden de frequentie van onze "oefeningen" nog wat op, rekenden en maakte de som. En hoera! Na
drie maanden van hard maar plezierig labeur, was ik zwanger. Ondertussen moest Mon weer
vertrekken en ik af en toe slapen bij mijn pleegouders.
Van mijn biologische moeder kreeg ik taal nog teken, en dat vond ik best was best zo.
Op een vrijdagavond was het ouderavond in de school van mijn pleegbroer.
Mijn pleegvader moest werken tot 22u, en dus ging mijn pleegmoeder alleen.
Dat maakte dat ik het rijk voor mij alleen had, iets dat heel zelden voorkwam.
Maar nu zag ik de kans schoon om de brief van de verzekering te zoeken.
De brief met betrekking op mijn auto-ongeluk en die vlug werd opgeborgen door
mijn pleegouders zonder dat ik hem had kunnen lezen......
Wordt vervolgd...
Gedrieën stapten we zwijgend
achter elkaar het Justitiepaleis uit.
Mijn pleegvader ging terug naar zijn werk, mijn pleegmoeder stapte naar de
tramhalte en ik sjokte er verward achteraan.
Verward, omdat mijn hoofd nog niet alles kon vatten wat de jeugdrechter had
gezegd. Bang, voor wat mij te wachten stond wanneer mijn pleegmoeder eindelijk haar
mond zou opendoen.
Hoewel ik ook vlakbij het gerechtshof werkte, had ik, in tegendeel tot mijn pleegvader, een ganse dag vrijaf gevraagd.
Plots sprak pleeg-ma mij aan en ik schrok me bijna een hartinfarct, zo diep was ik in
gedachten verzonken.
"Wat ga je doen?" vroeg ze me bits. Here we go, dacht ik.
"'k Weet niet, wat moet ik doen", vroeg ik?
"Wel, ga je naar de kamer van Mon, of ga je mee naar huis?"
"Euh, 'k weet niet" was
alles wat ik kon uitbrengen. Ik wist voor mezelf dat ik het liefst naar
het café van mijn Moederke wou gaan om haar gerust te stellen. Want zij was de dag voordien heel bezorgd geweest.
Toen ik mijn pleegmoeder dat zei, reageerde ze tegen alle verwachting in heel gelaten: "Je doet maar, maar vanavond wil ik dat je naar huis komt want we moeten
praten" was haar antwoord.
's Avonds ging ik dik tegen mijn zin
naar huis.
Mijn pleegouders zaten aan tafel te eten. Er was voor mij niet gedekt.
Hier gaan we weer, dacht ik, en ik zat er vlak op.
Ik zou vanaf nu mijn eten en alle andere kosten, tot in het kleinste detail, zelf moeten betalen. En ik zou maar beter zo snel mogelijk trouwen.
Het verwonderde mij dat ze geen
kostgeld vroegen! Maar ik repte er wijselijk niet over. Zij ook niet. Maar al vlug zou blijken waarom.
In de gang van het Justitiepaleis
zat ik weeral met knikkende knieën te wachten tot we werden
binnengeroepen bij de jeugdrechter.
Het wachten leek wederom uren te duren. En ook wederom voelde ik mij schuldig. Mij constant schuldig voelen aan van alles en nog wat was sinds jaren een tweede natuur geworden.
Tegelijk met het het dat ik mij moest wapenen
De jeugdrechter
keek mij op zijn typische manier over zijn
brillenglazen aan
Vroeg hoe het met me ging?
Wat kon ik daar nu op antwoorden?
Kon ik zeggen dat ik mij doodongelukkig voelde? Dat ik mij uitgebuit voelde? Wegwerpartikel nummer één?
Wat als hij mij dan weer zou plaatsen?
Ik nam het risico niet en zei hem dat het mij prima verging.
Hij keek mij zo lang stilzwijgend aan dat ik mij er ongemakkelijk ging bij
voelen.
Hij had goed en slecht nieuws zei hij. Wat wilde ik eerst horen?
Opgevreten door de zenuwen kreeg ik geen
woord over mijn lippen. Het enige dat ik hoorde was dat hij slecht nieuws had, en ik kon geen slecht nieuws
meer aan.
Op een paar luttele seconden speelde zich in mijn hoofd een
ganse film af.
Ik was zodanig in paniek dat ik in eerste instantie niet hoorde wat hij zei.
Ik keek naar de gezichten van mijn pleegouders, zag mijn pleegvader stiekem op
zijn horloge kijken. Zijn werkplaats lag vlakbij het gerechtshof en hij had daarom slechts een uurtje vrijaf
gevraagd.
Dat uur was bijna om en daar maakte hij zich zichtbaar zorgen over, niet om mij.
Mijn pleegmoeder had een schamper lachje om haar mond. Allemaal geen goed teken concludeerde ik.
De jeugdrechter sprak: "Je krijgt de toestemming om te huwen en de rechtbank heeft beslist dat je de volledige beschikking
krijgt van je loon tot aan je trouwdatum. Dat is het goede nieuws."
"Het slechte nieuws is, je wettelijke moeder moet haar toestemming geven
voor je huwelijk en zij weigert dat te doen.
Daarom heeft de rechtbank een gerechtsdeurwaarder aangesteld die voor jou de lopende zaken zal afhandelen.
En dat was het. Hij wenste mij proficiat met mijn aanstaande
huwelijk en veel geluk in mijn verdere leven.
Mijn pleegmoeder had de ganse tijd
niets gezegd. Iets dat mij vreselijk bang en onzeker maakte.
Want als ze schold wist ik tenminste waaraan of waaraf. Maar als ze zweeg was
ze pas echt gevaarlijk.
Ik vroeg me af waarom ze niet had geprotesteerd toen
de jeugdrechter besliste dat ik mijn loon mocht houden.
Want ik wist dat ze daar niet akkoord mee ging.
Heel waarschijnlijk gooit ze mij vanavond al de straat op, zo meende ik. Want hoewel ze beiden een papier hadden getekend voor akkoord, had dit hen nog nooit tegengehouden om alle wetten aan hun laars te lappen. De jeugdrechter kende hen niet zoals ik hen kende.
Mijn pleegmoeder in de eerste plaats, zou zich bij dat vonnis niet neerleggen zonder slag of stoot.
Ik wist toen nog niet waarom ze het wel deed, maar al gauw zou de ganse puzzel
volledig zijn.
Wordt vervolgd.....
Toen ik weer eens voor een dag of twee bij mijn pleegouders ging slapen, wachtten er drie brieven op mij.
Twee kwamen van het gerechtshof , de andere kwam van de verzekering. Die laatste betrof mijn tweede auto-ongeval. De eerste brief van het gerecht bevatte een uittreksel van mijn geboorteakte. En op die akte las ik voor de eerste keer, de volledige naam van mijn moeder, haar geboortedatum en geboorteplaats.
Het was desondanks een ietwat emotioneel moment, het leek of ik nu pas een bestaansrecht had. Het is moeilijk om te beschrijven wat ik voelde toen ik dat stukje papier in handen had. En het is waarschijnlijk nog veel moeilijker om vatten hoe het voelt voor iemand die niet in mijn situatie zit,
De tweede brief was een oproep om naar de jeugdrechter te komen. Ook mijn pleegouders, Mon en mijn moeder moesten die dag aanwezig zijn. Bij die brief had ik al een minder goed gevoel. Hoewel dat, zoals later bleek, geheel onterecht was.
De derde brief van de verzekering is een verhaal apart. Het toonde nog maar eens wat ik werkelijk waard was in de ogen van mijn pleegouders. En vele onbeantwoorde vragen kregen klaarheid. Zoals: de reden waarom ik voor de tweede maal geplaatst werd toen ik samen woonde met R... en de reden waarom mijn pleegouders geen verzekeringspapieren wilden tekenen na het auto-ongeval met R. toen ik op het kantoor werkte van de drukkerij en daarom werd ontslagen op de drukkerij wegens ongewettigde afwezigheid... en het het gesjoemel van mijn pleegouders met een toelage... en gesjoemel met verzekeringsgeld dat mij toekwam na mijn tweede auto-ongeval.
Het was geen fraai plaatje! en Ik was er dan ook kapot van op dat
Moment. Maar al bij al ben ik blij dat ik de antwoorden ken.
Wordt vervolgd
...Is de voorbereiding van een huwelijk sowieso al stresserend, bij ons kwam daar nog een schepje bovenop. We hadden heel wat obstakels uit de
weg te ruimen.
Ten eerste, mijn geboorteakte
was nergens te vinden.
Dus moesten we naar het moederhuis waar ik geboren was. (De Vinckenstraat, Antwerpen). Daar zei men ons dat die akte in het tehuis
voor ongehuwde moeders lag. Daar had mijn moeder de laatste maanden van haar
zwangerschap gewoond.
Dat tehuis was gehuisvest in de Kapucienessenstraat, Antwerpen (nabij de Britselei).
Daar liet men ons dan weer weten dat ik langs de Procureur des Koning moest
omdat ik zijn toelating nodig had vermits hij mijn toeziende voogd was.
Daar moesten we dan weer eerst een afspraak voor maken, want daar kom je zomaar
niet bij. Ik had hem trouwens nog nooit ontmoet. Enfin, om een lang verhaal wat in te korten, na vele dagen van het kastje naar
de muur te zijn gestuurd, kwam ik uiteindelijk weer terecht bij de
jeugdrechter.
En zo zat ik voor de zoveelste keer met klamme handen op die stoel voor Meneer Maes en zijn
bijzitters.
Ik mocht mijn verhaal doen. En hij leek mijn vraag om te mogen huwen niet
ongenegen te zijn.
"Maar, zei hij, je hebt niet mijn toelating nodig maar die van je biologische moeder". Zij was immers
nooit uit de ouderlijke macht ontzet. Begrijpe wie het begrijpe kan!
Mijn pleegouders trokken zich van dit
alles niets aan, voor hen was ik al lang passe.
Ik ging nog wel naar daar en bleef er ook een enkele keer slapen. Want helemaal
niet meer opdagen durfde ik niet.
Tenslotte kon er nog controle komen van de rechtbank, en dan moest ik wel
aanwezig zijn.
Ook was het wettelijk niet toegelaten voor de huurbaas om mij officieel in te schrijven op de kamer die Mon huurde. Omdat ik nog
minderjarig was.
Maar die kamer voelde voor het eerst in mijn leven aan als een echte thuis.
Mon was vaak voor weken op zee en dan was ik daar alleen. Ik voelde me er rustig en geborgen.
Beetje bij beetje verfraaide ik de kamer. Met hier een plantje en daar wat kitscherige
spulletjes. Maar ze leken toen van onschatbare waarde voor mij.
Ik kon er in alle rust naar de muziek luisteren die ik graag hoorde of kon er ongestoord
een boek lezen. Lezen deed ik veel en graag. (Ook al iets dat ik nooit had kunnen
doen bij mijn pleegouders).
En toen kwam de dag waar ik
geweldig tegenop zag. in feite waren het twee dagen.
De eerste dag was die dat ik naar mijn moeder zou toe moeten om haar toelating
te vragen voor het huwelijk. De tweede dag was de kennismaking met mijn toekomstige
schoonouders.
Mijn vroegere ervaring met de moeder van R. had me geleerd dat ik niet de gedroomde
schoondochter was.
En dat mijn vrees niet onterecht was zou snel blijken.
...Ik bracht bijna al mijn tijd door op de kamer van Mon. Ik kwam er tot rust en kreeg beetje bij beet je wat zelfvertrouwen. De relatie tussen mij en mijn pleegouders was nog nooit
zo afstandelijk geweest.
Ik denk dat ik toen op die kamer voor het eerst tot het besef kwam hoe graag ik
alleen was. Iets dat nooit meer is overgegaan.
Mon sprak al snel over trouwen. Dat overviek mij enigszins. Maar uiteindelijk zou dat we de beste oplossing zijn gezien de nare situatie waarin ik zat. Hoewel ik bijna niet meer naar mijn plegouders ging, kwam mijn stond mijn pleegvader steeds aan de fabriekspoort om mijn loonzakje te ontvangen.
Toen ik hem liet weten dat ik mijn overuren niet meer zou afgeven, iets dat de
baas mij al gedurende ruime tijd in het handje uitbetaalde, was ik al helemaal niet
meer welkom.
De vrees om wegens dat feit nog maar eens een keer te eindigen in het internaat was
bijzonder groot.
Dat die vrees overbodig was wist ik niet.
En het waarom ook niet, maar daar zou ik snel achter komen.
Alles draaide om geld bij mijn
pleegmoeder, enkel geld.
Geld dat integraal naar mijn pleegbroer ging. Je kon het zo gek niet bedenken of pleeg-ma kocht het voor hem.
Niet erg natuurlijk, ware het niet dat het ten koste ging van de maandelijks
facturen die moesten betaald worden.
Er stond dan ook gedurig wel ergens een rekening open.
Pleegvader had al twee jobs en ik werkte. Maar we konden haar spilzucht
niet bijbenen. (Nu moet eerlijkheidshalve vermelden dat mijn pleegmoeder ook nooit wat voor zichzelf kocht.)
En die situatie kon niet langer volgens mijn toekomstige man.
Dus werden er voorbereidingen
getroffen voor een huwelijk.
Maar mijn leven zou mijn leven niet zijn moesten er daarbij geen moeilijkheden
opduiken.
Moeilijkheden waarbij ik weer geen keuze had en waarbij er weer een oplossing
gevonden werd die mijn toekomst anders zou bepalen dan ik het gewenst had.
En bij die voorbereidingen zou er iets aan het licht komen. Iets waarover ik mij
al vele vragen had gesteld, maar waar niemand mij een antwoord op wou
geven. Omdat het antwoord voor de
zoveelste keer het hebberige gelaat van mijn pleegouders zou blootleggen. (
Mijn pleegmoeder noemde mij in het
beste geval die vreemde, waarbij ze bedoelde dat ik niet bij hen hoorde, geen
deel uitmaakte van hun gezin.
Uiteindelijk miste die uitspraak zijn doel niet, want ik vervreemde totaal van
hen.
Verdeelde mijn vrije tijd tussen het café van mijn Moederke en het café waar ik
werkte op vrijdagavond. En natuurlijk mijn nieuwe liefde!
Wanneer Mon ( afkorting van Raymond) aan wal was, dan
was hij dit vaak voor enkele weken.
Mon is geboren in De Panne op18 maart 1944. Hij
heeft de zeevaarttscool van Oostende doorlopen. Op het moment dat ik hem
ontmoet is hij tweede luitenant ter zeevaart. Hij is acht jaar ouder dan ik.
Een bereisd en volwassen man, een beleerd man ook, hij schrijft en spreekt
vloeiend vijf talen.
Mon is het tweede kind, en enige zoon, in een gezin van vier.
Op hem rust dus de taak om de naam voort te zetten.
En daar werd heel veel belang aan gehecht. (Hoewel ik dat altijd iets of wat belachelijk heb
gevonden omdat van hun familienaam, bij wijze van spreken, er dertien in een
dozijn gaan.
Mijn kinderen zeggen nu nog dat zij veel liever mijn familienaam hadden
gedragen omdat hij zoveel mooier klinkt en niet kan worden verbasterd tot
iets belachelijks.
Zijn ouders hebben altijd in het
hotelwezen gezeten. Zijn moeder is kokkin.
Iets dat later tot veel strubbelingen tussen haar en mij zou leiden, want veel
meer dan aardappelen schillen en worteltjes schrapen kan ik niet.
Ik had nooit echt leren koken. Het interesseerde me ook niet. Want van alle
huishoudelijke taken is koken het enige dat ik niet graag doe.
Tot op heden zie ik het nog steeds als een noodzakelijk kwaad, al ben ik
ondertussen wel geëvolueerd in de kookkunst.
Wanneer hun kinderen het huis uit zijn, behalve het jongste zusje dat een
nakomertje is, verhuizen ze naar Antwerpen.
Mon woont niet meer bij hen in, hij huurt een kamer boven een restaurant
gelegen op, De Paardenmarkt.
Ik blijf daar dan ook vaak slapen.
Iets dat mijn pleegouders helemaal niet erg vinden. Minder last voor ons, moeten
ze hebben gedacht.
Enkele maanden later kent Mon
gans mijn levensverhaal, en maken we toekomstplannen alsof we zwemmen in een
stroomversnelling.
Jij moet daar weg, zegt hij keer op keer, het wordt tijd dat iemand jou
begint te verwennen, dat iemand voor je zorgt zoals het hoort.
Ik spreek hem niet tegen. ik kijk geweldig naar hem op op, hij is mijn
toevluchtsoord en steunpilaar.
Maar of hij mijn grote liefde is ...daar twijfel ik op dat moment nog aan.
Geen holderdebolder gevoel. Geen dartele vlinders in mijn buik. Mijn hoofd tolt
niet.
Het lijkt wel of ik geen liefde meer te geven heb en bekijk alles heel
rationeel. Wik en weeg af.
Ben ik dan totaal ongevoelig geworden, vraag ik me af.
Wat is er met me gebeurt? Ik kan lief zijn, kan lieve woordjes fluisteren en
mezelf geven. Zonder daarbij ook mariets te voelen dat naar liefde smaakt?
Waarom, en vooral wanneer, ben ik die koude kikker geworden? (Wordt vervolgt)
Ik krijg een aangetekende brief thuis gestuurd.
Postbodes namen het in die tijd niet zo nauw en zodoende tekende mijn pleegmoeder in mijn plaats af met mijn naam.
Het is een uitnodiging om naar een wetsdokter te komen.
Ik begrijp het niet goed, maar ik krijg uitleg. Mijn pleegouders hebben hun
Burgerlijke verzekeringspolis gebruikt om een schadevergoeding te vragen in voege met mijn auto-ongeval Daarom moet een wetsdokter de schade aan mijn aangezicht bepalen. Ook moet ik mij burgerlijke partij stellen.
Ik heb er niet veel zin in, maar ik doe het toch.
De wetsdokter vraagt mij wat ik wil doen. Of ik graag de littekens met een schoonheidsoperatie wil laten verwijderen? Ik zeg ja. Want ik lijdd erg onder die littekens in mijn gelaat.
Mijn pleegouders zijn woedend wanneer ik hen dat vertel. Want dat betekent dat er geen geld wordt gestort, maar dat enkel alle medische verzorging wordt vergoed. Ze maken mij wijs dat wanneer ik een schadevergoeding aanvraag, in plaats van dat ik een operatie wens, ik dan toch de operatie kan laten uitvoeren en nog geld overhoud bovendien. Want men betaald veel meer uit aan een jonge vrouw. Maar ik blijf bij mijn beslissing. Uiteindelijk spelen ze het toch klaar dat mijn beslissing wordt herzien. Hun verzekeringsagent brengt dat voor hen in orde buiten mijn weten om.
Ondertussen vraagt mijn vriendin Marina, of ik geen zin heb om in het café komen te werken waar zij ook werkt. Ik heb toch ervaring, beweerd ze. Maar die ervaring deed ik op in het café van mijn Moederke, en dat was als een thuismatch spelen. Enkel maar de vrijdagavond, zegt ze me, dan kan ik de vrijdag vrijaf nemen. Zou je dat voor me willen doen?
Ik kan zo moeilijk nee zeggen he!, Iets waar ik nu nog mee worstel. En dus stem toe.Dat dit café in de beruchte Stationsbuurt van Antwerpen ligt, verzwijgt ze me wijselijk. Anders had ik me sito presto bedacht. Eens ik binnen ben is het te laat om nog te weigeren.
Na de ervaring met Jef ga ik alle mannen zoveel mogelijk uit de weg. En in dit café zitten heel veel mannen Ruwe mannen, dronken mannen, en mannen die denken dat met geld alles te koop is.
Op de hoek aan de toog zit een man in een zee-uniform. Donkere ogen, donker haren en dito baard. Ook twee perfecte rijen met witte tanden laat hij zien wanneer hij naar me lacht. Hij blijft mij verder zwijgend gadeslaan en merkt dat ik heel onwennig reageer wanneer er weer eens een dronken klant tegen me staat te lallen of naar me wil grijpen. Plots staat hij op en neemt één van de dronken klanten bij zijn revers, en zegt hem dat hij zijn fikken van me af moet houden, of anders
Die zeeman zou de vader van mijn kinderen worden, maar dat wist ik nog niet op dat moment.
Ik moest zes weken rusten na het auto-ongeval,
maar na drie weken reeds ga ik terug aan het werk.
Niet erg bevorderlijk om met een half genezen schedelbreuk en hersenschudding tussen dreunende machines te moeten staan. Maar ik kan de
verwijten en het gezeur van mijn pleegmoeder niet meer aan.
Het gevolg is migraine. (Gelukkig raak ik daar rond mijn vijfentwintigste
vanaf dank zij goede medicatie)
Elke dag weer laat ze me weten dat ik haar geld kost en dat ik mijn moeder maar
moet gaan vragen om eten. Het tot in den treure herhaald aloude liedje dus. Het doet me zon pijn dit te horen! Want ze weet deksels goed dat ik niets
liever zou doen. Maar die keuze heb ik niet.
Wanneer ik zo terugblik op al die
sneren en op al die verwijten, dan kan ik enkel maar tot de bevinding komen dat
ze mij uit de grond van haar hart heeft gehaat.
Maar waarom? Dat is nog steeds mijn grote vraag.
Ze had volgens mij een haat op al wat vrouw was.
Getuige de vele ruzies die ze had met haar moeder, zuster, schoonzusters en
tantes.
Vriendinnen had ze niet, buiten dan het stel dat wekelijks kam kaarten. Maar ook die ontsnapte niet aan haar venijn, zij het achter haar rug. Buren gingen haar liever uit de weg en waren bang van
haar scherpe tong.
Ze duldde immers geen tegenspraak.
Toen ik later met mijn kinderen op
bezoek ging, ze was toen al gedeeltelijk verlamd en leed aan
dementie, moest ik haar goed in de gaten houden.
Mijn zoon kon niets mis doen in haar ogen, maar mijn dochter, die amper lopen
kon, kreeg een klap als ze in haar nabijheid kwam.
Ook haar snoepjes nam ze haar af, om ze aan
mijn zoon te geven.
Zag ze mij in haar?
Het zijn en blijven open vragen.
Terug naar mijn jeugd nu.
Ik zou niet lang meer onder hun dak blijven. Alles gebeurde tamelijk snel.
Op amper een halfjaar leerde ik de vader van mijn kinderen kennen.
Hij werd mijn toevluchtsoord.
Maar voor het zover was, zou ik nog het één en ander te weten komen dat mijn
beslissing om uit huis te gaan bespoedigde.
Dingen die me zo boos maakten dat ik voor mezelf niet meer kon instaan.
Een puzzel die in elkaar viel. Een plaatje dat af was.
Maar wat een lelijk plaatje!
Dat vertel ik jullie een andere keer.
Het is raar hoe al die emoties
van vroeger nu nog zon impact kunnen hebben op mijn gemoed.
Niettegenstaande mijn pleegmoeder al jaren dood is zit ze verdorie nog steeds onder mijn huid.
Ik heb nooit de gelegenheid genomen om mijn hart te luchten tegen haar, zoals
een psychiater mij ooit aanraadde.
Enkel uit respect, ze was al ziek, en ze zou het niet meer begrepen hebben.
Misschien had ik het beter wel gedaan.
...Ik denk niet dat veel 18-plussers, wanneer ze op
hun jeugdjaren terugblikten, tot de conclusie kwamen dat het allemaal verloren jaren waren geweest.
Toen ik terugblikte op mijn jonge leven kon ik niet anders dan concluderen dat het in mijn geval wel zo was
Wanneer ik in de spiegel keek zag ik enkel doffe ellende.
Een jong gelaat met oude ogen. Met littekens die ik gans mijn leven zou meedragen. Maar ook mijn innerlijk vertoonde al vele wonden. Alleen zag niemand dat.
Hoop...je moet altijd blijven hopen.. maar
op wat kon ik nog hopen?
Moed... je moet blijven vechten...maar je wordt het vechten zo beu.
Je kunt soms gewoonweg niet winnen... wat je ook doet... hoe hard je ook probeert. Je hebt eerder de neiging om je neer te leggen om te slapen en daarbij je hoopt dat je nooit meer hoeft wakker te worden. Omdat elk klein lichtpuntje toch altijd weer een fiasco wordt. Alsof je een rugzak vol kasseien met je meesleept...te zwaar voor je frêle schouders...
te moeilijk om te vatten. Het grote waarom?
Neen er waren in mijn naaste omgeving niet veel 18- jarigen die zich die vragen hoefde te stellen.
Eerder zag ik hen onbezorgd door het leven gaan.
Ze studeerden af en begonnen aan een carrière. Ze hadden mooie vooruitzichten en hoge verwachtingen. Wat ze ook deden, ze deden het in het besef dat ze werden gesteund door diegene
die hen lief had.
En dat maakten hen sterk. Zij hadden nog voldoende wilskracht in zich om te verlangen... te
hopen... te vechten. Ik niet meer.
Mijn kracht en levenslust was gebroken. Die van hen maakte mij eerder somber...misschien ook afgunstig...maar vooral verdrietig...moedeloos.
Omdat ik mij ervan bewust was dat het anders
kon... anders had moeten zijn.
Mijn kelk was leeg... het bittere goedje opgedronken tot de laatste druppel...dacht ik.
...Pas na Vijf dagen in het ziekenhuis mag bezoek hebben.
Mijn Moederke is de eerste. Dan de chauffeur en zijn vrouw van het
voertuig waar ik als passagier inzat.
Ze brengen me een krant mee waar staat het ongeluk in beschreven staat met foto erbij.
De chauffeur van het andere voertuig was dronken.
Onze chauffeur was bloed nuchter.
Dit zal later blijken want de zaak komt voor de correctionele
rechtbank.
Onvrijwillige slagen en verwondingen luid het verdict enkele maanden later.
Ik heb de veroordeelde chauffeur nooit gezien.
s Avonds komen mijn pleegouders en pleegbroer op bezoek.
Dat bezoek verloopt niet zo leuk.
Mijn pleegmoeder laat weten dat ik normaal twee weken in het ziekenhuis moet
blijven maar dat dit niet zal gaan.
Ze kunnen dat niet betalen, ik blijk niet verzekerd.
En je mag ook zes weken niet gaan werken! bijt ze me toe. Hoe denk je dat op te
lossen?
Vele vraagtekens bij mij. Want hoezo niet verzekerd? Ik werk toch!
En hoezo, geen geld voor de rekeningen? Ik heb net vorige vrijdag mijn loon af
gegeven!
Mijn pleegouders zeggen me dat ik me op eigen risico moet laten ontslagen uit het ziekenhuis. Vandaag nog! En ze duwen me gelijk de papieren onder de neus. ***Pikant detail; beneden in het ziekenhuis is een winkeltje en daar kun je kranten,
bloemen en knuffels kopen. Pleegbroer wil een stripverhaal en hij krijgt zonder morren het geld om het te gaan
kopen. Voor mij hadden ze niets bij.***
Mijn pleegmoeder was al niet erg opgezet met het feit dat ik
veel naar mijn Moederke trok.
Ze is niet blij met de bemoeienissen over de manier waarop ik door hen behandeld
wordt.
En ze laat me dan ook weten dat het ongeluk mijn eigen schuld is, of de schuld
is van Moederke.
Gaan zij nu de rekeningen betalen? sneert ze.
Gaan zij je nu zes weken gratis eten geven?
Ik ben te beduusd en voel me te ellendig om te antwoorden.
De dokter komt langs en ik geef hem de ontslag papieren.
Hij raad mij deze beslissing ten stelligste af, ik heb tenslotte een barst in
mijn schedel en dat vraagt opvolging, laat hij weten.
Maar ik kijk naar het verbeten gezicht van mijn pleegmoeder. Mijn pleegvader
kijkt stoicijns naar de grond, en zegt niets, zoals altijd.
Ik heb geen andere keuze dan die papieren te tekenen, ik zie geen andere
uitweg.
De dokter zegt met nadruk dat ik dan thuis moet platliggen in een rustige en verduisterde kamer, want anders kan die schedelbreuk
nare gevolgen opleveren voor later.
Maar dat zal mijn pleegouders een zorg wezen
Achttien jaar! Het leven moest in feite nog beginnen voor mij. Maar
ik had integendeel al een zware tijd achter de rug.
In de steek gelaten door moeder en vader.
Ondergebracht bij pleegouders, die naam onwaardig.
Verwaarloost, geslagen, uitgescholden en uitgespuugd.
Bepotelt door een perverse pleegoom .. opgesloten gezeten in home en gesticht .verkracht.
Ooit zou het tij keren, zo droomde ik, maar ik kon niet vermoeden dat ik er nog
jaren zou moeten op wachten. In feite wacht ik er al gans mijn leven op.
Want aan je noodlot kun je niet ontsnappen!
Het was de gewoonte om in het weekend met mijn Moederke na
sluitingstijd nog wat te gaan eten in de stad.
Zij was verlekkerd op kikkerbilletjes in looksaus, en die konden ze geweldig
klaarmaken in een restaurant nabij het De Coninckplein.
Enkele vaste klanten gingen dan gewoonlijk ook mee.
Omdat Moederke nog wat werk had voor ze kon afsluiten, werd er besloten dat ik met een van die vaste klanten vooruit zou rijden om plaats te gaan houden. (We waren altijd minstens met een man of tien.) De bewuste chauffeur van die avond was vertegenwoordiger bij Morris Meubelen, en zijn achterbank lag dan ook
steeds stampvol.
Maar geen nood, want zijn auto had een bank uit een stuk voorin. Dus daar konden
we gemakkelijk met drie zitten.
Ik in het midden wegens de smalste. Dus wij vertrokken.
Aan het Ooststation, net voorbij het Erasmus ziekenhuis in Borgerhout, heeft
men nieuwe asfalt gelegd en verkeerslichten gezet.
Het licht springt net op groen voor ons en onze chauffeur rijd het kruispunt op.
Van rechts komt een auto met volle vaart door het rode licht gereden en ramt ons frontaal.
De klap was enorm.
Ik ben door de voorruit gekatapulteerd en de vrouw van de chauffeur werd door het portier
naar buiten geslingerd.
De chauffeur zelf had niets meer dan een verstuikte pols en bij zijn vrouw was haar schouder uit de kom
Bij mij echter was het andere koek.
Een jaap op mijn voorhoofd om u tegen de zeggen.
Mijn benen geschaafd waarbij het grint dat het nieuwe asfalt bedekte, diep in mijn wonden dringen
(Dat asfalt zit er trouwens nu nog, al zie je het een ietsje minder nu.)
Mijn jas en schoenen zijn aan flarden.
De tegenligger had als excuus dat zijn vrouw moest bevallen en daarom haast
had.
Ik moet enkele tijd het bewustzijn verloren hebben, want toen ik bijkwam had de
politie me op de vluchtheuvel gelegd.
Ik raak in paniek, want ik voel vochtigheid onder mijn benen doorlopen en ik denk dat
het mijn bloed is.
Maar het is benzine of water van eenn van de wagens.
Dan begint te regenen.
Een politieagent zet mij in de wagen van de chauffeur die ons heeft aangereden in afwachting tot de ambulance komt. Maar de hoogzwangere vrouw die op de achterbank ligt, begint als een gekkin te
krijsen wanneer ze mij ziet.
Gelukkig komen op dat moment de ziekenwagens aan.
Hoewel het Erasmus ziekenhuis vlakbij is, brengt men mij naar
het Stuivenbergziekenhuis.
Men naait de wonde dicht zonder verdoving, dat hoort zo als je gedronken hebt,
verklaart de dokter.
Ik zeg dat ik niet drink, ook nooit heb gedaan, maar hij is al begonnen, en werkt rustig
verder.
Ik verlies weer het bewustzijn.
Wanneer ik andermaal bijkom, lig ik op de gang op een bed.
Ik heb een schedelbreuk en een hersenschudding, zegt de non van dienst, maar er is geen plaats op de zaal.
(Later kom ik te weten dat er een oude vrouw op sterven ligt en dat men wacht
tot dat bed vrij is.)
Van die bewuste nacht en de daaropvolgende dag weet ik niet veel
meer.
Pas na twee dagen kan ik ietwat helder uit mijn ogen kijken.
Ik mag geen bezoek hebben. Iets wat een lachertje is want ik lig op een overbevolkte
ronde zaal en het scherm dat rond mijn bed staat houd het tumult niet tegen, net zo min als het plafondlicht dat pijnlijk is aan mijn ogen.
Ik klaag dat mijn benen pijn doen telkens ik ze beweeg.
Men komt tot de conclusie dat er nog glasscherven in mijn bed liggen
die uit mijn kleding waren gekomen.
Na vijf dagen mag ik uit bed en mag ik naar de badkamer.
Niemand heeft mij nachtkleding of toiletspullen gebracht, dus ik krijg die van
het ziekenhuis.
Ik kijk in de spiegel, en ken mezelf niet meer.
Mijn gezicht staat vol met bloedrode sneeën. Een snee die dwars door mijn wenkbrauw loopt is genaaid. ook zo met een snee op mijn wang
De snede op mijn voorhoofd loop tot ver over mijn schedel en men heeft een deel van mijn
haren weggeschoren De wonde loopt in een boog van het midden van mijn voorhoofd tot
aan mijn rechter wenkbrauw.
Wat niet rood ziet van het bloed, ziet zwart.
Ik had tot dan toe nog geen echt voedsel gekregen, enkel een soort pap. Ik zie nu waarom. Mijn tanden staan allemaal los.
Ik ga met de kam door mijn haren en ik zie ontsteld dat het met lange strengen in de kam blijft zitten.
Kapot gesneden door het glas van de autoruit.
Mijn mooie lange haren .. mijn tanden ..mijn gezicht...en de tranen barsten los.
Mei 1970
Ik tracht het laffe misbruik van Jef zover mogelijk weg te drukken.
De eerste twee weken lijkt het of iedereen het aan me kan zien, of iedereen er
over fluistert. Maar stilaan gaat dat gevoel ook voorbij.
Maar net wanneer ik het bijna een plaats kan geven, gebeurt er weer iets
waardoor dat nare moment levensgroot voor m n ogen staat.
Jef durft het niet meer riskeren om naar het café te komen.
En hoewel ik in het begin vrees dat hij me ergens zou staan opwachten,
blijft hij ver uit mijn buurt.
Waarschijnlijk bang om nog een pak slaag te krijgen
Maar de man liet het daar niet bij, en was klacht gaan neerleggen bij de politie voor slagen
en verwondingen.
Aan mijn pleegouders had ik van het ganse voorval niets
vertelt.
Omdat ik mij kon inbeelden hoe mijn pleegmoeder zou reageren.
Zij zou het mij verwijten en de fout bij mij leggen. En dat deed ik zelf al, dus
haar commentaar kon ik best missen.
Maar op een avond kwam ik van mijn werk en liet ze mij weten dat de
wijkagent aan de deur was geweest en dat ik naar het politiebureau moest
komen.
Pleeg-ma had aan de agent uitleg gevraagd maar die had niets los gelaten. Dus werden de vragen op mij afgevuurd.
Ik loog dat het ging om een café ruzie.
De schrik sloeg mij echter om het hart.
Het doembeeld van het internaat daagde voor mijn ogen op. Niet weer, dacht ik, a.u.b niet weer.
Op het politiebureau liet men me weten dat Jef klacht had
neergelegd tegen mij.
Volgens hem had ik de mannen ertoe aangezet om hem in mekaar te slaan.
De politiecommissaris die mijn dossier voor hem had liggen, behandelde mij als
vuil van de straat.
Groot machtsvertoon, dreigementen om mij achter de tralies te zetten als ik
niet de waarheid zou zeggen... enz.
Telkens ik mijn verhaal wilde doen onderbrak hij mij met een snauw.
Ik ken jouw soort wel zei hij.
Ik kreeg geen kans om ook maar iets te verduidelijken. Uiteindelijk legde hij me een verklaring
voor waar geen enkel woord instond van de ware toedracht.
Hier tekenen snauwde hij me toe, maar ik raapte al mijn
moed bijeen en weigerde.
De man werd nog kwader en gooide er nog enkele dreigementen bovenop. Maar ik tekende niet.
Van het politiebureau liep ik als een haas regelrecht naar mijn Moederke en
deed daar het relaas. Jos aanhoorde alles en stapte ijlings naar het politiebureau met de woorden Ik
kan even hard brullen als hij en luisteren zal hij!
En zo gebeurde het ook.
Mijn verklaring werd opgemaakt en ik ondertekende ze.
Weken hoorde ik niets en zat ik met een bang hart af te
wachten wat er komen zou.
Toen kwam er weer een uitnodiging om naar het politiebureau te komen.
Jef zou zijn klacht laten vallen als ik mijn verklaring zou intrekken.
Maar dat wilde ik niet want het zou teveel lijken of ik had gelogen over het ganse
voorval.
De commissaris liet mij langs zijn neus weg weten dat de procureur de zaak heel waarschijnlijk toch zou seponeren.
Maar dat was mij om het even.
Uiteindelijk heb ik van de ganse zaak niets meer vernomen.
Er is inderdaad nooit een rechtszaak van gekomen.
En in feite was ik daar blij om. Langs de andere kant vraag ik mij nog steeds af of men bij een meisje met een andere
achtergrond dan ik... met ouders die voor haar zouden zijn opgekomen... men dit
ook zo maar terzijde zou gelegd hebben.
Ik geloof nog altijd van niet!
Toen het verjaardagsfeestje ten einde was, was het reeds
vroeg in de morgen.
Ik was het doorgekomen zonder ook maar één woord te lossen over het gebeurde.
Ook was het feest grotendeels aan me voorbij gegaan en heb de indruk dat
iedereen zich flink geamuseerd heeft, behalve ik.
Al wat ik wou was, wegkruipen... slapen... en vooral niet nadenken.
Marina stelt voor om bij haar te logeren.
En ik neem dat voorstel gretig aan want bij Marina thuis hebben ze een badkamer met douche,
een luxe die mijn pleegouders niet bezitten.
Er wordt met mijn moederke afgesproken dat ik s avonds om 18.00h bij hen ga avondmalen
en daarna tot een uur of tien de dienst van haar overneem.
Marina werkt trouwens ook in de horecasector en moet om 19.00h. aan haar dienst
beginnen.
Wanneer ik onder de douche sta komt Marina mij handdoeken en een badjas brengen.
Ik zie haar ogen groot worden van verbazing.
Wat is er met jou gebeurt? vraagt ze me.
Ik bekijk mezelf zo goed en kwaad ik kan en merk dat ik onder
de schrammen en blauwe plekken zit.
Mijn hals, nek, armen, schouders, borsten, dijen, enfin, het lijkt alsof ik door een betonmolen ben gehaald.
'k Weet niet zeg ik ontwijkend, maar Marina laat zich niet afschepen.
Ze trekt in eerste instantie de verkeerde conclusie.
Ze denkt dat mijn pleegmoeder haar woede nog maar eens op mij gekoeld heeft.
Even overweeg ik om haar in haar gedacht te laten, maar ik kan niet liegen. Ze peutert beetje bij beetje het ware verhaal uit mijn neus.
Ik wist het , roept ze boos uit, "die smeerlap is niet te vertrouwen."
Wonder boven wonder val ik meteen in slaap.
Maar als de wekker afloopt staat het
gebeurde weer levensgroot voor me. Omdat mijn ganse lijf pijn doet.
Hoewel het een mooie lentedag is, leen ik van Marina een trui en broek die de
meeste blauwe plekken verhullen. Maar ook mijn polsen vertonen blauwe plekken en zelfs mijn
linkeroor ziet purper.
Ik vroeg Marina om over het gebeurde te zwijgen tegenover iedereen.
Wilde mijn schaamte en de vernedering met niemand delen
Maar aangekomen bij mijn moederke gooide ze er alles uit toen ook zij
mijn blauwe plekken opmerkte.
Toen ik opmerkte dat mijn enige angst was om hem weer te ontmoeten, iets dat
zeker zou gebeuren vermits hij dagelijkse klant was, zei mijn moederke dat ik
me daar geen zorgen moest om maken.
Toen ik die avond achter de toog stond en Jef binnenkwam en met een triomfantelijke blik een pint bestelde, kreeg ik niet de
tijd om ook maar iets te doen of te zeggen.
Als een furie schoot Netje uit de keuken.
Herhalen wat ze hem allemaal naar het hoofd slingerde durf ik hier niet, maar
het kwam erop neer dat hij niet meer welkom was in de zaak.
Het werd opeens doodstil in het café.
Jef ontkende niet eens wat er gebeurt was.
Waarom ging ze mee naar binnen? , hoorde ik hem vragen.
Het was een vraag die ik mezelf al duizendmaal had gesteld.
Mijn antwoord vandaag zou zijn: Omdat je ondanks alles nog steeds vertrouwen had in de mensen, Lulu.
De Engelse klanten die van het geraas niets hadden verstaan,
vroegen, en kregen uitleg van de Jos.
Toen gebeurde iets wat niemand had kunnen voorzien.
Wat, met je vieze poten aan 'onze Lucy' gezeten? Jef werd tussen twee mannen naar buiten gesleurd. En in een donkere hoek van
de tegenover gelegen kerk, kreeg hij het pak slaag van zijn leven.
Maar Jef zou het daar niet bij laten, en het verhaal zou nog een staartje
krijgen. Maar in de zaak is hij nooit meer binnen durven komen.
De eerste dagen liep ik ietwat angstig over straat, bang
dat hij me zou staan opwachten. Maar dat is niet gebeurd.
Stilaan begon ik het ganse voorval uit mijn gedacht te zetten. Vergeten echter zal ik nooit.
Gelukkig heb ik er geen trauma aan overgehouden,
Maar het veranderde wel mijn gedrag.
Gedaan met de losbol uit te hangen, gedaan met vertrouwen te hebben in mannen.
Ik ging met een grote boog om hen heen.
Je zou kunnen zeggen dat ik op het kruispunt van mijn leven was aanbeland in een doodlopende
straat.
Hoog tijd dus om omkeer te maken en nieuwe wegen te bewandelen.
Maar welk pad ik ook koos, het zou er een zijn met vele hindernissen.
Schonken mijn pleegouders geen aandacht aan mijn verjaardag,
mijn moederke deed het des te meer. Zij vond dat ik een feestje verdiende ook al was het ver na datum.
Toen ik op een zaterdagavond de zaak binnenkwam, was het café versierd
met slingers en ballonnen.
Elke klant die binnenkwam kreeg twee gratis drankjes mits ze Happy Birthday voor me zongen en dat deden ze natuurlijk graag. Of wat had je gedacht!
Het moet haar een aardige duit hebben gekost want op vrijdagavond zat de zaak
stampvol tot in de vroege uurtjes.
Het was nog in die tijd dat mensen elkaars gezelschap opzochten, en niet
individueel voor een tv, of pc scherm zaten.
Gezelligheid troef dus.
Tussen de vele klanten zat ook een boer met de toepasselijke
naam, Jef.
En het was een echte boer! Zo een boer die vlak na het bemesten van zijn veld een
pint kwam pakken.
De geur van mest rondom hem en het vuil nog dik onder zijn nagels.
Half kaal, tanden bruingeel door het pruimen van tabak.
Een man die ik liever uit de weg ging, maar die ik als klant van de zaak toch
vriendelijk te woord stond.
Toen ik ooit eens opmerkte dat hij nooit wat anders droeg dan zijn stinkende
vuile overall, liet hij me weten dat hij geen mooi pak nodig had. Dat hij
overal binnen mocht zoals hij was omdat hij geld bij had.
En de man had geld, was in feite stinkend rijk. Droeg de briefjes van duizend
los in zijn broekzak. Iets waar hij graag mee uitpakte.
En die bewuste zaterdagavond gaf Jef een briefje van duizend aan me
als verjaardagscadeau.
Maar ik wilde het niet aannemen. Hoewel ik kon dromen wat ik er allemaal mee
zou kunnen doen.
Maar ik wist dat de man achter me aanzat. Hij werd zelfs opdringerig.
Steeds weer vroeg hij om een slow te dansen. Steeds weigerde ik
met een smoes of een kwinkslag.
Dan lachte hij zijn vieze tanden bloot en zei: ach meisje, het geeft niet, ik
kan krijgen wie ik wil en haalde dan demonstratief een dik pak geld uit
zijn zak, en toonde het aan iedereen die het maar wou zien.
In feite verschilden we niet zoveel van elkaar, Jef en ik. Hij kocht
vriendschap en aandacht door rondjes te geven, ik kocht mijn aandacht door
te flirten.
Maar ik was kieskeurig en Jef hoorde niet tot mijn uitverkorenen.
Vermits ik mij beter voelde bij ietwat oudere personen, had
ik in het café een vriendin die wel 15 jaar ouder was dan ik. Marina heette ze.
Marina was gescheiden en woonde daarom weer thuis in bij haar moeder en
vrijgezellen broer.
Het toeval wil dat Marina een naaste buur is van Jef. En laat Jef nu de nieuwe
eigenaar zijn van de boerderij, waar ik als kind tomaten ging
plukken om een centje te verdienen.
Marina stelt op een keer voor om me op een etentje te trakteren in een Grieks restaurant voor mijn verjaardag.
Iets waar ik meteen enthousiast over was want ik was nog nooit in een echt restaurant
geweest en al zeker geen Grieks.
Maar, zei Marina, dan ga ik mij wel eerst omkleden thuis.
Jef, die het gesprek gevolgd had, stelde voor om haar met de auto naar haar thuis te voeren.
Marina ging alleen akkoord als ik ook mee reed. Want Jef zat achter alle vrouwen
aan en ze vertrouwde het niet om alleen te zijn met hem.
Zonder verder nadenken stap ik mee in de auto.
Er wordt afgesproken dat mijn moederke nadat ze de zaak hebben gesloten ons
in het restaurant komt vervoegen.
Wij zullen van bij Marina thuis met een taxi naar daar gaan.
Onderweg naar Marina thuis vertel ik aan Jef, dat ik als kind vaak op zijn boerderij ben geweest.
Dat de kinderen klasgenootjes waren en dat ik er in het seizoen, in de serres
tomaten ging plukken.
Goh, zei Jef, dan zal je de boerderij nu wel niet meer herkennen, ik heb het
huis helemaal gerenoveerd.
Waarom kom je niet een kijkje nemen, zei Jef.
Wel ja, zei Marna ik kom je ophalen zodra ik klaar ben.
In mijn euforie over het etentje hoorde ik geen belletje rinkelen, en dus
ging ik argeloos mee met Jef.
Hij liet mij de kamers zien. Ze waren echt prachtig geworden moest ik toegeven.
En de zolder heb ik ook helemaal omgetoverd, zei hij, kom maar mee.
Op die zolder had hij zijn slaapkamer. En voor ik het goed en wel in de gaten
had, stonden we voor zijn bed.
Jef wilde me kussen, maar dat liet ik niet toe en stapte richting deur.
Maar Jef had andere plannen. En Jef was beresterk.
Als je niet wil dat ik je pijn doe, dan kan je beter een beetje meewerken
liet hij me weten.
Enige tijd later drukte Marina in vol ornaat haar vinger op
de deurbel.
En ik lag halfnaakt op een vies bed en was door een viezerik verkracht.
Wel, zei Jef, zo erg was het niet hè, geef maar toe dat je het ook leuk
vond.
En als ik jou was, hield ik hierover mijn mond dicht.
Trouwens, niemand zou je geloven, je rotzooit zoveel.
Jef belde voor ons een taxi.
Op weg naar het restaurant valt het Marina op dat ik stil ben, maar ik vertel
haar niets.
Ik vertel het ook niet tijdens het etentje en het dancing bezoek erna.
Ik lach met hun grappen en grollen en doe alsof er niets gebeurt is. In het incasseren en verdoezelen
was ik tenslotte een kei.
Mijn allereerste verjaardagsfeest was er één dat ik nooit zal vergeten!!!
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)