Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED! ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!
31-12-2010
GELUKKIG NIEUWJAAR!
IK WENS AAN IEDEREEN EEN GELUKKIG NIEUWJAAR!
In de map van het verleden
bergen we alle nare dingen op.
Niets was vergeefs op nutteloos
Of het dal was of top Kende we ziekte, pijn of tranen. We gaan met kracht en nieuwe moed
Een beetje grijzer en wijzer
Het nieuwe jaar tegemoet.
Een herdershond had een baas die niet goed voor hem
was want hij liet hem hongerlijden. Toen hij het niet langer bij hem kon
uithouden, liep hij heel treurig weg. Op de grote weg ontmoette hij een mus die
sprak: Broeder hond, waarom ben je zo bedroefd? - De hond antwoordde: Ik heb
honger en ik heb niets te eten. Toen sprak de mus: Broederlief, kom mee naar
de stad dan zal ik zorgen dat je je buik vol kunt eten. Zo gingen ze samen
naar de stad en toen ze voor een slagerswinkel kwamen, zei de mus tegen de
hond: Blijf daar staan dan zal ik een stuk vlees voor je pikken. Hij streek
neer op de toonbank, keek rond of niemand het zag en pikte, trok en rukte net
zo lang aan een stuk vlees dat aan de kant lag, tot het naar beneden viel. Toen
pakte de hond het beet, kroop in een hoekje en at het op. Kom nu mee naar een
andere winkel, zei de mus, dan zal ik nog een stuk voor je naar beneden
halen, zodat je genoeg hebt. Toen de hond ook het tweede stuk verorberd had,
vroeg de mus: Broeder hond ben je nu verzadigd? - Ja, vlees heb ik genoeg
gehad, antwoordde hij, maar ik heb nog geen brood gekregen. De mus zei: Ook
dat zal je hebben, kon maar mee. Hij bracht hem naar een bakkerswinkel en
pikte tegen een paar broodjes tot ze op de grond rolden en toen de hond nog
meer wilde hebben, bracht hij hem naar een andere bakkerij en haalde nog meer
brood naar beneden. Toen dat op was zei de mus: Broeder hond, heb je nu
genoeg? - Ja, antwoordde de hond, laat ons nu samen wat buiten de stad gaan
wandelen.
Toen liepen ze samen de grote weg op. Maar het was warm weer en toen ze een
eindje gelopen hadden, zei de hond: Ik ben moe en ik zou graag willen slapen.
- Ga jij maar slapen, antwoordde de mus, dan ga ik intussen op een takje
zitten. De hond ging dus op de weg liggen en viel vast in slaap. Terwijl hij
daar lag te slapen kwam er een voerman aanrijden met een wagen met drie
paarden, waarop twee vaten wijn waren geladen. De mus zag echter dat hij niet
wilde uitwijken maar in het karrenspoor bleef rijden waarin de hond lag; hij
riep: Voerman, doe dat niet, of ik maak je arm. Maar de voerman bromde voor
zich heen: Jij zult mij niet arm maken, knalde met zijn zweep en joeg de
wagen over de hond, zodat de wielen hem doodden. Nu riep de mus: Jij hebt mijn
broeder hond doodgereden, dat zal je kar en paard kosten. - Jawel, kar en
paard, zei de voerman, wat zou jij mij nu voor schade kunnen berokkenen? en
hij reed verder. Maar de mus kroop onder het wagenzeil en pikte net zolang aan
een spongat tot hij de spon los had. Toen liep alle wijn eruit zonder dat de
voerman het merkte. En toen hij eens even omkeek zag hij dat er iets uit de
wagen druppelde, onderzocht de vaten en zag dat er één leeg was: Ach, ik
arme! riep hij uit. Nog niet arm genoeg, zei de mus en vloog op het hoofd
van het ene paard en pikte hem zijn ogen uit. Toen de voerman dat zag pakte hij
zijn bijl en wilde de mus raken maar de mus vloog op en de voerman trof zijn
paard op het hoofd zodat het dood neerviel. Ach, ik arme! riep hij uit. Nog
niet arm genoeg, zei de mus, en toen de voerman met de twee paarden verder
reed, kroop de mus weer onder het zeil en pikte ook de spon uit het tweede vat
los, zodat alle wijn eruit gutste. Toen de voerman dat merkte riep hij weer:
Ach, ik arme! maar de mus antwoordde: Nog niet arm genoeg en hij vloog op
het hoofd van het tweede paard en pikte hem zijn ogen uit. De voerman holde
erheen, haalde uit met zijn bijl, maar de mus vloog op en toen trof de slag het
paard zodat het neerviel. Ach, ik arme! - Nog niet arm genoeg, zei de mus
en ging ook op het hoofd van het derde paard zitten en pikte naar zijn ogen. In
zijn drift sloeg de voerman in het wilde weg op de mus los, raakte hem echter
niet maar sloeg ook zijn derde paard dood. Ach, ik arme! riep hij uit. Nog
niet arm genoeg, antwoordde de mus, nu ga ik je thuis arm maken, en hij
vloog weg.
De voerman moest de wagen laten staan en ging vol van ergernis en boosheid naar
huis. Ach, sprak hij tot zijn vrouw, wat heb ik een tegenspoed gehad. De
wijn is uit de vaten gelopen en de paarden zijn alle drie dood. - Ach man,
antwoordde zij, en wat voor een boze vogel is er in ons huis gekomen! Hij
heeft alle vogels van de wereld bij elkaar gehaald en die zijn boven op onze
tarwe neergestreken en eten alles op. Toen klom hij naar boven en daar zaten
duizenden en duizenden vogels op de zolder die de tarwe hadden opgegeten en de
mus zat midden tussen hen in. Toen riep de voerman uit: Ach, ik arme! - Nog
niet arm genoeg, antwoordde de mus, voerman, het kost je nog je leven ook,
en hij vloog naar buiten.
Nu had de voerman al zijn goed verloren; hij liep naar beneden, naar de
woonkamer, ging achter de kachel zitten en was heel boos en gifnijdig. Maar de
mus zat buiten voor het venster en riep: Voerman, het kost je je leven! Toen
greep de voerman zijn bijl en wierp die naar de mus: maar hij sloeg alleen de
ruiten kapot, de mus raakte hij niet. Nu wipte de mus naar binnen, ging op de
kachel zitten en riep: Voerman, het kost je je leven. Helemaal dol en blind
van woede, slaat hij de kachel in stukken en vernielt vervolgens zijn hele
huisraad, telkens als de mus van de ene plek naar een volgende vliegt: het
spiegeltje, de banken, de tafel en tenslotte de muren van zijn huis, maar hij
kon de mus niet raken. Maar eindelijk vangt hij hem toch met zijn hand. Toen
sprak zijn vrouw: Zal ik hem doodslaan? - Nee, riep hij uit, dat zou te
mild zijn. Die moet een veel gruwelijker dood sterven, ik zal hem verslinden,
en hij pakt hem beet en verslindt hem in zijn geheel. Maar nu begint de mus in
zijn buik te fladderen, fladdert weer naar boven, tot in de mond van de man -
dan steekt hij zijn kop naar buiten en roept: Voerman, het kost je toch je
leven. De voerman reikt zijn vrouw de bijl aan en spreekt: Vrouw, sla de
vogel in mijn mond dood. De vrouw slaat toe, maar zij mist en slaat de voerman
precies op zijn hoofd, zodat hij dood neervalt. Maar de mus vliegt op en gaat
er vandoor.
EINDE
De gebroeders Grimm
Categorie:DIVERSEN
24-12-2010
EEN MENS VAN GOEDE WIL
Vrede op aarde aan alle mensen van
goede wil!
Is er een mooiere kerstwens te bedenken?
Maar wat betekent het, "Een mens van goede wil zijn?"
Mag je dan tegen de stroom invaren? Mag je, mensen die haat en nijd spreken en
ademen, tegenspreken
Of betekent dit dat je iedereen naar de mond moet praten, over jezelf moet
laten lopen en kruipen voor hen die een grote muil opzetten?
Voor mij is een mens van goede wil
iemand die kan vergeven en vergeten. Iemand die zijn fouten kan toegeven en
niet te beroerd is om zijn excuses aan te bieden.
Iemand die zonder zichzelf te moeten verloochenen, onbevangen en met een open geest,
naar anderen kan kijken, zonder vooroordelen
Iemand met luisterbereidheid en relativeringsvermogen.
Iemand die durft en kan lachen met zijn eigen tekortkomingen en niet die van
een ander op de voorgrond zet om zichzelf achter weg te steken.
Iemand die zorgt en verzorgt, of het nu voor mens of dier is.
Iemand die zonder achterbaksheid, lafheid, leugens, bedrog en pesterijen, toch
voor zichzelf, maar vooral voor een zwakkere durft opkomen.
Dat is volgens mij een mens van goede wil!
EN AAN AL DIE MENSEN VAN GOEDE WIL WENS IK EEN VROLIJK KERSTFEEST!
Van alle sprookjes die ik gelezen en voorgelezen heb vind ik onderstaand het mooiste. Het is het enige sprookje dat mij steeds weer tot in het diepst van mijn hart ontroerd. Het is ook het enige sprookje waar ik voeling mee heb, maar dat zal wel liggen aan mijn trieste jeugd. En zoals ik mijn trieste jeugdjaren van mij afschrijf, zo wil ik ook dit sprookje met jullie delen.
Het meisje met de zwavelstokjes
Hans Christian Andersen
Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was ook de laatste avond van het jaar, oudejaarsavond. In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg. Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven. Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan.
In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt. Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen? Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield. Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm. Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand.
Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het allerheerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog.
Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God."
Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom." Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God. Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond - dood, doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.
Een begenadigde kunstenaar en
goede vriend werd geïnspireerd door mijn badpakverhaal.
Hij vereeuwigde mij dan ook meteen tot museumstuk.
Ik wou het jullie niet onthouden.
Dit is het resultaat!
Geef toe, met zo'n vriend ben je overmatig gelukkig, toch!
Categorie:DIVERSEN
19-10-2010
HOGE HAKKEN
Ik schreef hier mijn verhaal over de kommer en kwel
die ik beleefde bij mijn pleegouders. Ik heb ook geschreven dat ik daar al
jaren klaar mee ben en de pijn nog maar heel latent aanwezig is. Sommige dingen vergeet je nu eenmaal nooit!
Maar er zijn ook enkele leuke herinneringen en die heb ik veelal te danken aan mijn pleegvader. Ondanks alles hadden wij samen toch een band en heb ik van hem gehouden. En hij van mij. op zijn manier dan. Bewijze de
volgende anekdote.
Het was de periode van de naaldhak. Hoe fijner en
hoger de hak, hoe beter. Althans voor ons modebewuste jonge vrouwen. En vanaf het moment dat ik oud genoeg was om ze met goed fatsoen te kunnen dragen liep ik rond op die stilettos. Ik droeg ze zelfs tijdens de werkuren. Alle wijze raad en waarschuwingen voor een slechte rug en mismaakte voeten op mijn oude dag ten spijt. Zonder moeite, geen enkel probleem. Of toch eén probleem! Ik leef namelijk op grote voet. Letterlijk! Schoenmaat 40. Vandaag is dat geen enkel probleem meer want je vind nu zelfs damesschoenen in maatje 42, maar dat was in de jaren ´60 niet zo. In feite heb ik maatje 40 ½, maar dat was al helemaal zoeken naar een speld in een hooiberg destijds. Mijn budget was er immers niet op gericht om in super-de-luxe schoenwinkels te kopen.
Die modieuze schoenen bezaten bovendien ook een smalle tip. Voor de
kleine voet heel elegant. Aan mijn voeten echter leken het wel overzetboten!
Dus kocht ik ze tegen beter weten in steevast een maatje kleiner dan vereist.
En hierbij kwam pa mij ter hulp
Omdat elk nieuw paar schoenen kwam met grote en pijnlijke blaren waarbij het bloed vaak letterlijk in mijn schoenen stond , kwam hij met een idee. Hij zou die schoenen voor mij wel
uitlopen. Zelf had hij schoenmaat 41. Kleine schoenmaat voor een man, maar hij
was dan ook klein en tenger van gestalte.
Zogezegd zo gedaan dus. En zo gebeurde het dat pa in huis met een dik paar
sokken aan zijn voeten op hoge hakken rondliep. Een hilarisch zicht was dat,
want lopen is een groot woord. Het was eerder strompelen dat hij deed. Een heel komisch en hilarisch zicht was dat, een slapstick gelijk.
Maar allengs begon hij er beter en beter mee uit de voeten te kunnen. Zo goed
zelfs, dat hij vaak niet eens meer besefte dat hij ze aanhad.
Op een dag kocht ik weer een nieuw paar hoge hakken. Mooie
witte zomerpumps met open teen en op de neus als versiering een gouden gesp met
glitter steentjes. En pa was weer bereid om me pijn en smarten te besparen.
Mijn pleegmoeder staat in de keuken te koken wanneer ze plots tot de ontdekking
komt dat ze iets nodig heeft van de winkel v. Pa als goede huisvader schiet meteen in
actie en gaat naar de kruidenier op de hoek van onze straat om het benodigde te
halen. Op mijn hoge hakken! Hij had het niet eens in de gaten! De buren
evenwel : -))
Pas toen hij al bijna halverwege de straat was begonnen de rare blikken van de mensen hem op te vallen en viel zijn frank. Op dat moment voelde pa de wereld onder zijn (mijn) hoge hakken
wegzinken, want hij besefte terdege dat dit voorval hem voor jaren tot lijdend
voorwerp zou markeren op iedere gezellige bijeenkomst.
Ik heb nog vele jaren, en nu nog trouwens, op naaldhakken gelopen. Met de jaren
werd het wel makkelijker om de juiste schoenmaat te vinden. En
gelukkig maar, want pa heeft sinds die memorabele dag nooit meer mijn schoenen
willen uitlopen.
Verleden jaar nog wees hij met een guitige blik naar mijn hoge hakken en
vertelde plagend dat die hem jarenlang nachtmerries hadden bezorgd.
Ik kon hem gelukkig laten weten dat zijn moeite niet tevergeefs was geweest. Want
telkens pa mijn schoenen had uitgelopen pasten ze als gegoten en was ik blaren
vrij.
Ik heb menige leuke dansavond aan hem te danken.
Mishandelde en/of emotioneel
verwaarloosde kinderen moeten leren leven met hun schaduwzijde.
Wat die Psy-tisten ook mogen zeggen... dat er ooit nog wel eens iemand zal kunnen
opduiken die de volwassene graag ziet... zijn leven met hem/haar wil delen... en er
ook nog in slaagt om haar daarvan te overtuigen... het Kind gelooft het niet.
Dat kwam ongewenst ter wereld en kan zich niets anders voorstellen dan dat het
ook ongewenst die wereld weer zal verlaten.
Emotionele verwaarlozing van
kinderen kan leiden tot ernstige groeiachterstand. Maar vaak is daarbij ook de
uitscheiding van groeihormoon afgenomen. Zodat het lijkt of deze kinderen
een hormonale stoornis hebben. Kinderartsen beschrijven een aantal karakteristieke gedrag afwijkingen die bij
dergelijke kinderen kunnen voorkomen, zoals vraatzucht (hyperfagie) en
abnormale dorst.
Nu, dat is dus bij mij niet het
geval.
Met mijn 1m.74 ben ik alvast in mijn lichamelijke groei niet gestoord.
Vraatzucht? Nou, ik houd wel van lekker eten en dat is me ook aan te zien, maar van
vraatzucht heb ik gelukkig geen last.
Abnormale dorst dan?
Ik heb in de loop der jaren menige koffiebaal verzet, en ook af en toe een glas
wijn teveel gedronken, maar of dit nu abnormaal is daar twijfel ik aan.
Wantrouwen! De Engelsen noemen het
'Frozen watchfulness.'
En ja, daar moet ik toegeven dat dit één van de karakteristieke eigenschappen
is die ik bezit. Zodra iemand in mijn buurt komt dan switch ik naar veilige modus, en dat doe ik al heel veel
jaren. Al is het in de loop der tijden drastisch verminderd. Maar het was een
lang leerproces.
Het is geen toneelspelen, ik doe me niet voor als iemand anders dan ik van
nature ben, ik ben enkel op mijn hoede. Ik ben er mij van bewust dat er mensen
in mijn buurt zijn en dat ik dus moet oppassen. Vraag me niet waarvoor. Vraag
me niet om het een naam te geven, ik kan het je niet zeggen. Ik associeer de
menselijke aanwezigheid onbewust met "mogelijk gevaar."
Het lijkt wel wat op een derde zintuig. Je ontwikkeld een 'doorkijkblik'. Je
kunt het ook intuïtie noemen. Vaak heb ik het bij het rechte eind, maar ik geef
niet altijd toe aan die gevoelens. Ik heb mezelf moeten leren om mensen het
voordeel van de twijfel te gunnen.
Er zijn nochtans mensen die ik
vertrouw, bij wie ik het gevoel heb dat ik 'mezelf' kan zijn.
Mensen die zich de moeite namen om me te doorgronden. Geduldige mensen die me
in mijn eigen ritme laten functioneren.
Gelukkig! Het heeft me vrienden opgeleverd en het laat me liefde beleven.
Maar er is altijd die verhoogde alertheid waar je geen verklaring voor vind. Ik
heb er jaren over gedaan om die een plaats te kunnen geven.
Het lijkt soms alsof ik in een cocon leef! Een taai
ondoorzichtig vel dat ik ongemerkt en ongewild rondom mij heb gesponnen.
Bescherming tegen de vijand, de grote onbekende. Ik zie hem niet maar
voel dat hij aanwezig is. Hij loert op me. Hij wacht op dat ene zwak moment dat ik
even niet alert ben op hem, en slaat dan toe. Zo voel ik mij. De omgekeerde fase.
Van vlinder naar rups. Waarom? 'k heb geen idee.
Angst piept een stemmetje in mijn
achterhoofd. Vrees voor de pijn die niemand opmerkt maar steeds aanwezig
is. En waarom merkt niemand jouw pijn, piept dat stemmetje weer, eigen schuld, dikke bult, je camouflage is te perfect. Ik blijf een toeschouwer. Iemand die van binnen door het raam naar buiten kijkt. Die alle beweging registreert maar er nooit aan deelneemt. Ik
voel de warmte van het haardvuur en toch blijven mijn handen koud.
Het is inderdaad angst, weet ik. Angst voor wat ik niet kan zien, niet
kan betasten, maar als een onzichtbare deken rondom mij wordt geweven. Angst ook
voor wat hierna komt.
Voor de volgende fase van deze omgekeerde evolutie. Een hoopje doorzichtige
eitjes aan de onderkant van een blad. Gecamoufleerd als vogelpoep. Om de
sluipwesp en de spin te misleiden. Bevreesd ook, om te worden verdelgd door het rond gesproeide
gif van hen die sterker en machtiger zijn.
Ik kan enkel maar hopen!
...Wat maakt dat ik niet genoeg heb aan de mensen die ik diep liefheb en die mij op
hun beurt liefhebben?
Dat ik mij o zo graag laat omringen door vrienden? Vrienden die mij troosten
en die ik op mijn beurt troost aanbied. Vrienden bij wie ik kan lachen om hun
capriolen. Of stil wordt van hun moedige strijd tegen al wat hun
leven beïnvloed.
Wat maakt dat ik de hand die me stokslagen gaf nog steeds in mijn hand durf te
nemen?
Is het een gebrek aan zelfvertrouwen? Of aan bewustzijn?
Ik heb een muur om me heen opgetrokken, maar ik bouwde er gaten in.
Gaten waar de wind doorheen kan razen en de regen kon binnensijpelen. Heel soms ook heftige
stormen.
Maar door diezelfde gaten kwam ook zonneschijn, broodnodige warmte en licht.
Ik houd mijn cocon bewust doorzichtig.
Vreemd hoe je zomaar vanuit het
niets moet denken aan mensen uit je ver verleden. Jarenlang heb je niet aan hen
gedacht, ze zijn al zolang uit je leven verdwenen, en dan staan ze plotsklaps
weer levensgroot voor je in beeld.
Els, heette ze, en ze was mijn buurmeisje en vriendin van de lagere
school. Zij was klein en tenger.
Ik herinner mij hoe zij, ondanks de warme
kledij, in de winter liep te verkleumen van de kou. Haar handen zagen steeds blauw. In de zomer echter was zij steeds de eerste die een mooi bruin
kleurtje kreeg, ze moest nog maar 'zon' denken en ze zag al bruin.
Els was een nakomertje, een ongelukje, en dat liet men haar regelmatig voelen Ze
had een oudere zus Philomena, maar wij noemden haar kortweg Philly.
Uiterst strenge ouders had Els. Vriendinnetjes mochten nooit mee naar binnen. Zelfs
voor haar deur spelen mocht niet en als we toch niet wilden luisteren dan was
een emmer koud water ons deel.
Haar vader kregen we nooit te zien maar we hoorden hem wel vaak schreeuwen en
brullen tot op straat. Alle kinderen uit de buurt waren doodsbang voor die
mensen, Els en Philly nog het meest vermoed ik.
De oma van Els, Neeltje, woonde
enkele meters verder in een piepklein rijhuis. Er stonden zo vier van die huisjes naast
elkaar. Je kon vrij bij hen inlopen via een klein steegje dat
achter de huisjes lag en dat doodliep in een groot veld van een boer. Elk
huisje had ook een tuintje. Een smal reepje grond. Het ene tuintje stond vol
bloemen, het andere deed als moestuintje dienst. Maar de mensen deelden hun
tuin met hun buren. Dan weer zaten ze met z'n allen in de bloementuin, een
andere keer waren ze gezamenlijk aan het werk in het moestuintje. Buurman Oscar zijn
tuintje was volledig afgestemd op kinderen hoewel hij zelf altijd kinderloos was gebleven, of misschien net daarom. Het
stond vol met kabouters en er was zelfs een schommel. Zijn favoriete bezigheid
was ons op die schommel zo hoog mogelijk laten vliegen.
Neeltje baatte het snoephuisje uit
in het 'Tirolerhof'. Een grote nabij gelegen speeltuin. Groot in mijn
kinderogen dan.
Hoewel zij toch al een respectabele ouderdom had werkte zij nog elke dag. Vermoedelijk was ze wel verplicht om te blijven werken, want Neeltje
had een zorgenkind, Charlotte.
Charlotte was 'achterlijk' zoals men het toen wat respectloos noemde.
Uiterlijk zag je niets aan haar. Maar innerlijk was zij nog een kind hoewel zij al de dertig jaar was.
Charlotte vierde haar moederlijke gevoelens bot op mij en zij nam mij onder haar
vleugels.
Wanneer mijn tirranieke pleegmoeder haar kuren weer had, dan vluchtte ik naar Charlotte.
Charlotte was ook een beetje
jongensgek, niet zo verwonderlijk natuurlijk gezien haar leeftijd, en wij
fietsten dan ook regelmatig naar de kazerne van Fort 1 waar zij de soldaten
ging opzoeken. Ik moest dan steeds op uitkijk staan om te zien of er geen overste
aankwam. Een reep chocolade van de soldaat in kwestie was dan steeds mijn beloning.
Voor we terug
naar huis reden pikten we gauw nog wat wortelen en rabarber van het veld dat
naast de kazerne lag. Zo had Charlotte een alibi voor haar afwezigheid.
Neeltje maakt vele snoepjes zelf
bij haar thuis. Het rook er dan ook altijd heel lekker naar karamel. Mijn
liefste bezigheid was die lange warme karamelErepen in stukken snijden. Ze
moesten allemaal gelijk zijn, maar Charlotte leerde mij een trucje
om op het laatst een te klein stukje over te hebben, en zodoende mocht dat in
onze mond verdwijnen.
Sommige karamelblokjes werden gedoopt in warme chocolade en wij mochten dan steeds
de pot uit likken. Ook spekken maakte ze zelf, maar die lustte ik niet.
Els
lustte ze des te meer maar zij mocht van haar ouders niet bij haar oma op
bezoek gaan. Neeltje en haar oudste dochter (moeder van Els) hadden de grootste
ruzie. Het had iets te maken met de vader van Els, maar ik heb er natuurlijk
nooit het fijne van geweten.
Ik verloor hen uit het oog toen we
nog maar eens verhuisden.
Neeltje is al geruime tijd dood en Charlotte is toen naar een home gegaan. Dat
weet ik omdat ik hen later als tiener een keertje wilde opzoeken. Toen bleek
dat de huisjes waren afgebroken en dar er nieuw mooie huizen voor in de plaats waren gebouwd Maar één
van die nieuwe bewoners herinnerden zich Neeltje nog.
Ook Els was ondertussen verhuisd, maar niemand kon zeggen waarheen.
Vandaag moest ik weer even aan haar denken, ik weet niet waarom. Ik vraag mij af
waar ze nu is en wat ze vandaag aan het doen is. Zou zij ook nog eens aan
mij denken?
Weer een jaar ouder
De tijd gaat snel.
Verledenjaar dacht ik
Red ze het wel?
Ik ben zo trots op jou,
Maar bovenal wil ik zeggen
Dat ik zielsveel van je hou.
Dochterlief, geniet van het leven,
En ik hoop dat je nieuwe liefde,
Jou het geluk zal geven.
Weer een jaar voorbij,
De tijd gaat snel.
Maar ik weet het nu zeker,
Jij red het wel.
Dikke kussen erbij
Categorie:DIVERSEN
12-08-2010
MOEDERDAG.
15 augustus is in het Antwerpse de "moederkesdag" bij uitstek. Dat hebben we vóóral de danken aan de katholieken. De cultus van de moeder werd in de middelleeuwen toegespits op Maria, de toegewijde en liefdevolle moeder van Jezus. Toen zij machteloos moest toezien hoe haar zoon aan het kruis werd genageld en helse pijnen leed, brak haar hart. Maar haar beloning was groot volgens de leer van de katholieke kerk, want zij werd met lichaam en ziel in de hemel opgenomen om naast haar zoon voor eeuwig te tronen. Haar hemelvaart gebeurde (nog steeds volgens de katholieke kerk) op 15 augustus. Gelovigen en niet-gelovigen promoveren die dag hun moeder tot "koningin" en daar kan de "wereldse" moederdag in mei niet tegenop.
Elke moeder baart en sluit sindsdien haar kind in haar hart. Behalve mijn moeder! Met een nooit aflatende toewijding zorgt ze emotioneel en materieel voor het afhankelijke wezentje. Maar niet mijn moeder! Die heel bijzondere moeder-kind-band doorstaat de zwaarste stormen. Behalve bij mijn moeder! Elke moeder blijft bekommerd om het welzijn van haar reeds volwassen kindereren, en dit haar leven lang. Daar heeft mijn moeder geen last van! Wat alle moeders, in alle culturen en tijdperken verbind, is de onvoorwaardelijke liefde, zonder berekening, zonder maat, maar met een inmense toewijding voor hun kind. Mijn moeder uitgezonderd!
Ik had dubbel gelukkig kunnen zijn met de twee moeders in mijn leven. Eèn waarvan ik hield door de bloedband verbonden en omdat kinderen toegewijd zijn. Eèn die de mij de liefde en verzorging gaf omdat de andere niet aanwezig was. Dat geluk was mij niet gegund. Geen van beide heeft de naam moeder waardig kunnen maken naar mij toe. Ik had graag op 15 augustus twee mooie boeketten rozen gekocht, en die met liefde afgegeven. Maar het lot heeft er anders over beslist. Ik heb geen moeder, heb er nooit èèn gehad. Enkel een biologische moeder. Enkel een moeder op papier. Voor die beide moeders in mijn leven, krijg ik de woorden "gelukkige moederkesdag" niet over mijn lippen. Nog steeds niet, zelfs niet na al die jaren!
Ik wens dan maar al die moeders die het wel waard zijn. Die door allerlei omstandigheden hun kinderen op die dag niet bij hun kunnen hebben. Die moeders met een groot hart ook naar andere dan hun eigen kinderen toe.... Een héél gelukkige moederkesdag!!!
Categorie:NABESCHOUWING
06-07-2010
JEUGDBESCHERMING? ME HOELA!
Op een keer kreeg ik een verrassend mailtje in mijn mailbox.
Het kwam van een vrouw die als meisje ook in het internaat St. Margaretha van
Cortona was geweest.
Zij melde mij dat zij vrijwel dezelfde lijdensweg was doorgelopen, dan ik zelf.
En het deed me veel plezier om van haar te horen.
Niet omdat ik mij verkneukel in de miserie van een ander hoor!
Gewoon omdat het mijn herinneringen bevestigt.
Zij schreef mij dat zij vaak was gaan lopen uit het gesticht,langs het
varkenshok, weet je nog Lulu?
Er stonden glasscherven op de muren en prikkeldraad, maar dat hield mij niet tegen.
En dan was ik voor maanden pleite.
Wanneer ik dan uiteindelijk toch terug werd opgepakt, vloog ik ook voor enkele
dagen in het "cachot
Dat varkenshok was ik volkomen vergeten.
Maar het is waar, langs daar ontsnapten wel meer meisjes.
Het was voor ons jonge mensen en met onze fysiek niet zo moeilijk om op het dak te
komen.
En diegenen die werkelijk wilden ontsnappen namen de schrammen van prikkeldraad
en glas er graag bij.
Ik had niet die moed.
Heb er vaak aan gedacht, maar waar moest ik heen?
Ook schreef ze nog: Het waren helse jaren daar in
Cortona, maar men heeft mij niet kapot gekregen.
Ik ben er integendeel sterker uitgekomen. En dat is hier idem dito.
What doesn't kill you makes you stronger. Het is een geliefd gezegde van, Bojako. Maar voor ons lotgenoten
van Cortona, is het een waarheid als een koe.
Hoe meer men ons trachtte te breken, hoe sterker we werden.
Waarschijnlijk hebben de nonnen dat nooit kunnen, of willen begrijpen.
Naar hen toe waren we ogenschijnlijk volgzaam, maar in ons binnenste zat een
verzet dat niet kapot te krijgen was.
De vrouw van het mailtje was ook een slachtoffer van de onkunde van het
ouderschap.
In haar geval, een stiefmoeder.
En de maatschappij wist geen andere oplossing dan ons te gebruiken als
wegwerpartikel.
We werden gemakshalve gedumpt omdat men niet verder wou kijken dan zijn
neus lang was.
Door de lakse houding van de kinderbescherming.
Vaak krijg ik te horen dat ik een boek zou moeten schrijven
over mijn jeugd.
Maar veeleer zou ik een boek willen schrijven over de meisjes van het internaat
Cortona.
Hun reden van verblijf, hun lotgevallen, en de traumas die het heeft teweeg
gebracht.
Want traumas hebben we er allen aan over gehouden. Omdat de onwetende burgermaatschappij ons veroordeelden
veroordeelden.
Want zonder enige kennis van de feiten werden we afgeschilderd
als, gespuis, onhandelbare kinderen, slechte meisjes, en nog meer van dat fraais.
Dat stigma alleen al draagt bij tot een levenslang trauma.
Vermoedelijk zou mijn boek één grote aanklacht worden tegen
de lakse houding van de toenmalige jeugdbescherming.
De naam Jeugd-BESCHERMING alleen al brengt een wrang gevoel in mij naar
boven.
En ik vermoed bij ieder kind dat er toen mee te maken kreeg.
Niettegenstaande wij een slechte naam kregen zijn wij zijn geen criminelen geworden.
Wij hebben onze kinderen niet verwaarloosd of in de steek gelaten.
Wij zijn geen moordenaars of dieven geworden.
Wij hebben vooral geleerd hoe het niet moest. en naar het tegendeel ervan gehandeld. wij hebben geleerd hoe te
overleven.
Wij hebben schrijnende toestanden doorspartelt.
Dat hebben we enkel en alleen aan ons zelf te danken.
Dit wil ik heel sterk benadrukken, voor al diegene die daar zijn geweest waar
ik was.
Om hen te zeggen, Jij bent niet de schuldige!
Jij bent niet diegene die verkeerd was!
Niet zij hebben ons heropgevoed, wij hebben onszelf opgevoed
Jij bent het slachtoffer van de maatschappij!
Nog steeds kan een plotse triestheid mij overvallen wanneer ik terugdenk aan mijn jeugd. Een totaal verloren jeugd. Een jeugd die me ontnomen is.
Wanneer ik mij triest, moedeloos of eenzaam voel, dan
luister ik naar klassieke muziek.
Nu hoor ik jullie zeggen, als je in een dipje zit moet je niet naar al die opera dramas
luisteren!
Dan kan je beter naar liedjes van Urbanus of Nico Haak luisteren waarbij je weer een lach om je mond krijgt. Voor vele anderen is dat misschien zo. Maar niet voor mij.
Ik zit zo niet in mekaar.
Want die prachtige geschoolde stemmen van al die opera divas
brengen mij tot rust.
Het verhaal van de opera doet mij mijn eigen zorgen vergeten.
Doet mij dromen.
Maken mij rustig.
Dan zet ik mij neer in mijn zetel en lluit mijn ogen.
En laat mijn omgeving verdwijnen om te zweven tussen de personages van het
verhaal.
Ik heb twee ultieme favoriete componisten. Guiseppe Verdi en Giacomo Puccini.
Welke opera ik van hen het mooist vind zou ik niet kunnen zeggen. het zijn allemaal pareltjes.
'Madame Butterfly' zal wel door iedereen gekend zijn vermoed
ik.
Maar onlangs luisterde ik, nog maar eens, naar, Turandot .
De mooiste aria uit die opera vind ik 'Nessum dorma'.
Ik heb het gezongen door 'Luciano Pavarotti'. Maar het wordt door zovelen gezongen.
En ik heb het ooit op de radio gehoord door 'Mario Lanza', en ook dat vond ik een
zeer mooie vertolking, al is de eerst genoemde tenor toch veel grootser.
Maar dat is natuurlijk kwestie van smaak.
Ik heb de tekst eens opgezocht in het Nederlands, want het wordt uiteraard
gezongen in het Italiaans. Hier volgt de Nederlandse tekst van een van s'wereld's bekende aria's:
Nessum dorma
Niemand slaapt, niemand slaapt, Zelfs jij, oh Prinses, In jouw koude kamer, Staart naar de sterren, welke trillen door de liefde en met hoop. Maar mijn geheim is in mij verborgen; mijn naam, welke niemand zal kennen, nee, nee, maar op jouw lippen zal ik hem uitspreken. Wanneer de maan schijnt, en mijn kus zal de stilte doen verdwijnen. Die zal jou de mijne maken. Niemand zal zijn naam kennen, en wij moeten, helaas, sterven. Verdwijn, oh nacht! Sterren gaat onder! Bij het ochtendgloren zal ik overwinnen! Ik zal overwinnen! Ik zal overwinnen!
Bedankt vrienden voor jullie steun en vele troostwoorden bij het overlijden van pa. Een hele speciale dank aan mijn lieve vrienden die aanwezig waren op de uitvaartplechtigheid en alzo voor mij een hele grote steun waren die me diep getroffen heeft. Ook een hele speciale dank aan Ronald Milo die het mogelijk maakte dat ik op mijn manier afscheid kon nemen. Voor jullie is vriendschap geen ijdel woord en dank je wel is gewoonweg ontoereikend om jullie te zeggen welk een warm gevoel jullie me allen me geven.
19-02-1914--07-06-2008 BEDANKT ALLEMAAL VOOR JULLIE LIEVE TROOSTWOORDEN EN JULLIE BLIJKEN VAN MEDELEVEN. PA IS OVERLEDEN VIJF MINUTEN NA MIDDERNACHT IN HET BIJZIJN VAN MIJN PLEEGBROER EN MEZELF. WIJ HEBBEN HEEL SEREEN AFSCHEID KUNNEN NEMEN. LUCIENNE
Categorie:DIVERSEN
05-06-2010
ERE WIE ERE TOEKOMT
Straks verbreek ik de laatste
schakel met mijn verleden als kind. De zachtste schakel van de ganse keten maar
die met de sterkste structuur! Als ik ook maar enig dochter-vader gevoel heb mogen
ervaren, dan kwam dat door hem, mijn pleegvader. "Bang voor de duivel en bang
voor zijn wijf" zingt Rob Denijs, en die twee zinnen typeren "mijn pa".
Want mijn pleegmoeder was de duivel in ons gezin. En hij was banger van haar
dan ik.
En toch was hij het die met me ging wandelen op de 'Bosuil' me leerde
fietsen in 'Het Rivierenhof'. Me meenam naar de kermis, de Sinksefoor, de
cinema.
Het was hij die me terug mee naar binnen nam toen ik als vijfjarig kind 's
nachts door haar op straat werd gesmeten. Het was hij die me verloste toen zij
me voor de zoveelste maal in een donker hok had opgesloten, zonder eten of
drinken, uren lang.
Later toen ik zelf moeder was en uit werken ging haalde hij m'n kinderen van school
Hij gaf ze snoepjes tot ze er bijna ziek van werden, maar hij deed het uit
liefde.
Hij hielp me met verhuizen, ook al wist hij dat hem bij het thuiskomen een
scheldtirade wachtte.
Maar uit angst voor haar keek hij ook vaak de andere kant op wanneer ik nog
maar eens geslagen werd. Ik noemde hem daarom een zwakkeling, een lafaard.
Nu
zovele jaren later vraag ik mij af of dat terecht was? Of deze kleine tengere
man die helemaal geen partij was voor die furie van een vrouw, niet moediger
was dan vele stoere binken.
Ik kom de kamer in en vanonder het
witte laken komt een wit gezicht. Een gezicht dat enkele weken geleden nog heerlijk
bloosde. Zo bloosde dat ik hem plagend vroeg hoe hij toch al die jaren dat
babyvelletje had kunnen behouden. Hij vierde die dag zijn 94 ste verjaardag. Het
zal zijn laatste zijn, want hij is stervende.
Zijn gezicht is bijna onherkenbaar,
het is een doodsmasker geworden. Het is enkel nog een kwestie van dagen, uren
misschien, men kan het niet zeggen. Zijn hart is sterk ondanks dat zijn
levensfuncties het een voor een laten afweten. Twee derden van zijn
longblaasjes zijn reeds vernietigd. Zijn nieren blokkeren en hij is bezig
zichzelf te vergiftigen. Er is geen enkele hoop meer voor em en wordt daarom in een
kunstmatige slaap gehouden met Morfine. Daardoor voelt hij geen pijn. Men zal
hem niet reanimeren, dat zou te onmenselijk zijn.
Tegen beter weten in hoop ik dat
hij nog eenmaal zijn ogen zal openen zodat ik hem een laatste glimlach kan
schenken als afscheid. Tegen beter weten in geloof ik dat hij me nog kan horen
wanneer ik zeg dat ik hem alles al lang vergeven heb en dat ik van hem houd. Dat
hij altijd 'Pa' is geweest voor mij en 'Bompa' voor mijn kinderen, met
hoofdletter.
We waken dag en nacht om beurten bij hem, mijn pleegbroer en ik, zijn familie
en mijn familie. Buiten het zachte gezoem van het zuurstofapparaat en het
geklik van de morfinepomp is het stil in de kamer.
Hij sterft zoals hij geleefd heeft, zacht en rustig.
Wanneer het stil is in huis en er geen linken zijn die naar het verleden leiden, dan denk ik wat na over mezelf. Dan stel ik mijzelf de vraag, welke verwachtingen heb ik nog, welke wensen, welke dromen. Maar vooral vraag ik mij af, hoe zit ik in feite in mekaar? Wie of wat ben ik? Na 53 jaar op deze aardbol moet ik nog steeds het antwoord schuldig blijven. Ik kom er niet uit! Ik huil bij het zien van mens- kind- en dieren-leed. Maar ik geef zelden of nooit geld aan straatbedelaars. Ik ben ontroerd wanneer ik een bruid of communicant zie. Net zo bij de geboorte van een kind. Maar op een begrafenis sluit ik mijn hart. Ik ben in mijn leven dikwijls keihard geweest Voor mezelf in de eerste plaats, maar soms ook voor anderen. Sommigen verdienden het, sommigen ook niet! Maar nee zeggen wanneer ik het beter wel zou doen kan ik niet. Ik voel de liefde die ik krijg, en ik geef maar al te graag terug. Maar liefde maakt mij bang. Want liefde maakt je kwetsbaar en ik wil niet kwetsbaar zijn. Ik koester alle liefde die krijg maar trek mij daarbij terug in mezelf. Ik huil te vaak en teveel van binnen. Maar toon het nooit. Ik ben graag alleen en voel mij daarbij nooit eenzaam. Maar steeds blijft het verlangen naar het samen zijn. Begrijpe wie het kan! Ik ben een vat vol tegenstrijdige emoties en dat vraagt van mijn naasten veel begrip en geduld. Ach, ooit vind ik mezelf wel. Eén ding weet ik vandaag al heel zeker, Ik ben een tevreden mens
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)