Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
Keuzes maken ligt mij niet, dat is altijd zo geweest. Telkens weer verdriet. Liefde maakt mij zo bevreesd!
Bij het woord "afscheidsgroet" Voel ik pijn in m'n hart. Ik weet niet wat ik er mee moet. Liefde maakt mij héél verward! Ik wil je niet verliezen, en toch loopt alles fout. Juist daarom moet ik kiezen! Liefde maakt mij oud. Ooit vervaagd die pijn, toch veel blijft onbesproken. Tussen ons zal immer liefde zijn! Liefde heeft mij gebroken.
BIJ GEBREK AAN TIJD OM TE SCHRIJVEN, EVEN EEN GEDICHT. HEB HET OOIT VAN HET NET GEHAALD, IK VOND HET MOOI,EN IK HOOP JULLIE OOK.
Categorie:TRIESTE JEUGD OP RIJM
14-03-2009
LIEVE ZOON / GEDICHT
LIEVE ZOON,
Het levenspad waarop ik stil moest staan
wandel jij al lachend voor mij af
Veerkrachtig in lichte draf
Trots zie ik je voortgaan
Terwijl ik terugkijk op het verleden
wandel jij naast mij de toekomst binnen
Onze levens ontginnen
een heerlijk gezamenlijk heden
Ooit wordt alles herinnering
op een stukje glanspapier
Maar voorlopig zijn we samen hier
En lieve zoon onthoudt steeds één ding.... DAT IK ZIELSVEEL VAN JE HOU
Ik zal niet de zon
zijn om je nacht te beëindigen, Noch zal ik de muur zijn om je tranen te keren. Maar ik zal met je meekijken tot het licht wordt. Want er zijn geen woorden om dingen recht te zetten, Noch hoop die men onderdompelt in rouw, Ik zal niet de zon zijn om je nacht te beëindigen, Een wijsheid aanbieden, veel te helder, Om je pijn te verzachten of je angsten te laten rusten. Maar ik zal met je meekijken tot het licht wordt. Er moet tijd zijn om te treuren tot het leed Gelijk is aan de liefde van dagen en jaren. Ik zal niet de zon zijn om je nacht te beëindigen, Want verdriet moet zijn hoogte bereiken, alvorens het breekt En getijen moeten keren voor men huiswaarts keert. Maar ik zal met je meekijken tot het licht wordt. Er zijn kwellingen die vriendschap niet kunnen verzachten, Een bitterheid ongekleurd tot de dageraad verschijnt. Ik zal niet de zon zijn om je nacht te beëindigen. Maar ik zal met je meekijken tot het licht wordt.
GEKREGEN VAN MIMI.
Categorie:TRIESTE JEUGD OP RIJM
23-01-2009
MOEDERTROOST (GEDICHT)
Op het blog van KLAPROOSJE( kwam ik
een mooi gedicht tegen. En hoewel het volledig tegen mijn principe is om iets
te gaan jatten op een blog, kon ik dit gedicht niet uit m'n hoofd krijgen. Dus
heb ik vriendelijk de toelating gevraagd en poot ik het hier neer. Voor mijn
dochter:
MOEDERTROOST
Stil maar mijn kind,
ik weet van je verdriet,
huil nu maar uit; je hoeft niet flink te wezen,
het zal wel duren, voor je wonden zijn genezen,
ik weet het....
Stil maar mijn kind,
ik weet wat je behoeft.
Woorden van troost; die om geen uitleg vragen,
een arm die steunt, en die je last helpt dragen,
een hart wat meehuilt om wat jou bedroeft...
Stil maar mijn kind,
de nacht gaat weer voorbij.
Ik strooi het licht uit, waar jouw voeten lopen,
ik doe de dichte deur weer voor je open.
Ik ben er altijd, vertrouw maar op mij...
Stil maar mijn kind,
ik geef je troost en moed.
Meer dan een moeder aan een kind kan geven;
Jouw naam staat in mijn handpalm geschreven...
Vertrouw op mij!...
Je leeft je eigen
leven
wat zij er ook van vindt
je bent allang geen kind meer
al blijf je ook haar kind
je wilt erover praten
maar niet op haar manier
je zult haar best verdriet doen
maar niet voor je plezier
wat moet je nog met haar en met haar ouderlijk gezag
en dan opeens, dan is-ie er, die dag...
De dag waarop je moeder sterft
dat jij wordt losgelaten
en al haar eigenschappen erft
die jij zo in haar haatte
de scherpe tong, de bokkepruik
de zure schooljuffrouw
die zullen ze dan binnenkort
herkennen gaan in jou
en hoop'lijk ook de and're kant; de aardige, de zachte
maar of je die hebt meegeërft valt nog maar af te wachten
de dag waarna de rest een kwestie wordt van tijd en pijn
de dag waarna je nooit meer kind zult zijn
Wat al die jaren fout ging
komt dan niet meer terecht
en wat je nog wou zeggen
blijft eeuwig ongezegd
de machteloze frasen
van je genegenheid
en dat het niet haar schuld was
en ook dat het je spijt
de dingen die je lang niet zeggen kon en zeggen wou
en dan zo graag nog één keer zeggen zou
De dag waarop je moeder sterft
de dag die al je dagen
van dan af aan wat grijzer verft
al hou je niks te klagen
je hebt je goede vrienden nog
die staan je ook dichtbij
en als je soms een minnaar zoekt
dan staan ze in de rij
maar niemand zal meer weten hoe je met je pop kon spelen
en niemand zal nog ooit je vroegste vroeger met je delen
de dag waarna je nooit meer kwetsbaar wezen kunt en klein
de dag waarna je nooit meer kind zult zijn
Gezongen door Karin
Bloemen
Tekst dichter : Jan Boerstoel.
Componist : Marnix Busstra
Categorie:TRIESTE JEUGD OP RIJM
02-01-2009
SOMBER/GEDICHT
Dit las ik op het internet,
geschreven door een journalist.
Het klinkt een beetje somber, maar o zo waar.
Ik wil het jullie niet onthouden.
Zo aan het begin van het nieuwe jaar;
Nieuwjaarsgedicht
Knallen die klinken tot diep in de
nacht
blije gezichten,een kind dat hard lacht
vuurwerk dat knalt,wordt afgestoken
de beste wensen worden uitgesproken
armen omarmen,en iedereen kust
dorst wordt met dure champagne geblust
vreugde en feest, gelukkig nieuwjaar
een waanzinnig contrast met daar!!
Knallen weerklinken daar diep in
de nacht
bange gezichten,geen kind dat daar lacht
armen omarmen,een vrouw wordt gesust
ze heeft net haar man....voor t'allerlaatst gekust!!
Ik zou willen wensen voor al die mensen
maar vooral voor de kinderen daar:
in alle oorlogslanden Vredig nieuwjaar!
Morgen zal het heus niet beter
gaan.
Dat doen de trendwatchers mij althans verstaan.
Weer het Westen tegen het Oosten.
Het Noorden tegen armoedig Zuid.
De economie nauwelijks vooruit.
Moeten wij dan op 2007 toosten?
Geldkoersen vallen met een crash.
Het milieu krijgt een zoveelste dodelijke smash.
Moeder Aarde zal koppig blijven
beven.
Miljoenen kinderen die niet overleven.
Politici durven"Het Nieuwe" niet aan.
Corruptie zal meer dan ooit bestaan.
In naam van God zal onschuld sterven.
Valse profeten zullen veel status verwerven.
De stem van het volk wordt vermoord.
Palestijnen en Joden nimmer akkoord.
"Apr?s nous le d?luge",
de zondvloed,
De hebzucht, de razende spoed.
Waanzinnige uren, jaren vechten met de tijd.
De stress, de deadline die aan ons bijt.
Die godverdomse onverschilligheid!
Arbeiden wordt gewoon ijdelheid...
Yankees blijven de wereld terroriseren.
Muzelmannen willen Allah met bloed vereren.
De wapenindustrie zal bloeien,
meer dan ooit.
Het weze gezegd: zo komt de mens ER nooit.
Goedheid en idealen worden krijgsgevangen.
Liefde gefolterd in onderaardse gangen.
Vriendschappen worden opgehangen
Met sombere klaaggezangen.
Wij wachten op de Engelen van Vrede.
"Knuffel elkaar"-2007-Dit is des dichters bede.
24-10-2007
DE ZWEMLES
Hier op de foto een gebreid badpak naar het model dat ik toen droeg.
Mijn kleindochter kon bij manier
van spreken, zwemmen nog voor ze kon lopen. Dat heeft ze te danken aan haar
ouders die elke zondagmorgen met haar naar het zwembad van Merksem gaan.
Zoonlief zwemt als een vis. Ontegensprekelijk een aardje naar zijn vaartje,
want van mij heeft hij het alvast niet. Ik kan niet zwemmen. Wanneer men me de
vraag stelt of ik kan zwemmen, antwoord ik steeds gekscherend: "Ja hoor, recht tot op de
bodem, en de rest doe ik te voet verder."
Maar ik heb altijd met een weinig afgunst gekeken naar al diegene die het wél
kunnen.
Ik herinner mij van toen ik nog
heel klein was dat we vaak met de 'Sint Annekesboot' naar het 'Noordkasteel' of
'St. Anneke's plage gingen. Mijn pleegmoeder kon niet zwemmen, mijn pleegvader
een beetje, zodoende leerde men het mij ook niet. Pootje baden was het gewaagdste
dat we deden.
Later gingen we vanaf het vijfde leerjaar van de lagere school op zwemles, maar ook
dat werd een flop voor mij. De relatie pleegkind/pleegouder was zo erbarmelijk verziekt
dat er voor mij geen zwemgerief werd gekocht en geen geld werd uitgegeven om de
zwemles en het busgeld te betalen.
Eén keer op de maand ging die zwemles door en één keer op de maand zat ik dan
straf te schrijven in een lagere klas.
Van pedagogie had men toen nog niet veel kaas gegeten, anders had de school wel
eens een klappeke gedaan met mijn pleegouders, of tenminste gezorgd dat ik toch
in de mogelijkheid was om de les mee te doen ipv van dat ik gestraft werd om
zaken die ik niet kon beïnvloeden.
Enkele jaren later dan gingen mijn
vriendinnen zwemmen naar het open bad in het 'Boekenbergpark'. Maar bibi hier
liep er dan ook altijd maar bij voor spek en bonen, want nog steeds geen badpak. Tot op een dag één van de moeders van een vriendin een badpak opdook uit een
lang vergeten doos op een stoffige zolder.
Het was het badpak geweest van haar grootmoeder vermoed ik. Het was een donkerblauw
gebreid badpak, met op de strategische plaatsen een grote witte bloem. Het
model op zich viel niet eens zo heel erg uit de toon, maar het materiaal was
andere koek.
Maar toch stapte ik fier uit het badhokje en nam melkwit plaats tussen mijn
bruinverbrande vrienden.
Eén van die vrienden wilde mij wel leren zwemmen en kreeg mij uiteindelijk zo ver
dat ik in het water stapte.
Maar o wee, dat heb ik geweten!
Hoe natter het badpak werd, hoe zwaarder, en hoe meer de schouderbanden uitrekten.
Halverwege het ondiepe hing mijn badpak bijna op mijn knieën. Ik had dus
helemaal geen tijd om te leren zwemmen, ik moest constant dat badpak omhoog
trekken. Dus exit water. Maar dat was vlugger gezegd dan gedaan want het badpak
bedekte niet meer wat het moest bedekken en was in tussentijd minstens driemaal
in lengte toegenomen.
Dan maar langs de rand van het water gaan zitten peddelen zodat ik toch een beetje de indruk
kon wekken dat ik daar met een goede reden zat, en ondertussen hard biddend dat het
badpak vlug droog zou zijn. Maar dat was ook al iets dat dik tegensloeg en
beetje bij beetje nam ik de kleur van het badpak aan.
Uiteindelijk kwam dan toch het
moment dat ik met min of meer fatsoen naar de kleedhokjes kon stappen om mij
om te kleden.
Ik wil tegen beter weten in rotsvast blijven geloven dat niemand iets gemerkt
heeft en dat het gegiechel en het gefluister achter hun hand niets met mij te
maken had.
Maar het was de eerste en de laatste keer dat ik ging zwemmen in mijn jonge
jaren.
Vele jaren later heb ik dan toch de euvele moed gehad om nog enkele keren een
zwembad te betreden, dit keer met een degelijk zwempak, maar leren zwemmen heb
ik nooit.
(Met dank aan Ludovicus voor deze
hilarische herinnering.)
10-08-2007
CONTRAST
Moeders! Een dankbaar
frustratie forum voor dochters! Geen groter contrast dan tussen moeders en dochters. Denken we!
Als we kind zijn kijken we naar
haar op. Moeders weten het, moeders kennen het, moeders doen het. En wat ze ook doen, doen ze goed.
Moeder is er steeds voor ons als we ze nodig hebben.
Om ons te prijzen voor wat we goed doen. Om onze pijntjes en traantjes weg te
kussen.
En dan worden we tieners. En plots
is onze moeder niet meer zo ideaal. Integendeel!
Ze kent niets van mode, weet niets van wat er zich in de wereld afspeelt.
Moeder is een kwezel, een oude zeur want niets mag. Alles wat leuk is wordt
verboden en zij heeft kritiek op alles wat we doen.
Moeder begrijpt ons langs geen kanten en wij begrijpen moeder nog veel minder.
De ganse puberteitsperiode zetten we ons tegen haar af, verfoeien haar en wensen haar het liefst naar de
maan.
"Ach mens, laat me met rust!" roepen we veel en graag.
En plots zijn we volwassen jonge vrouwen.
En weer is moeder een dankbare boksbal.
"Mijn haren zitten niet goed en dat komt omdat ik jouw genen heb!"
Evenzo met onze lichaamsbouw, onze benen die te lang, te kort, te dik of te dun
zijn.
We hebben het van onze moeder. Het is haar schuld dat we niet perfect zijn.
"En kom ons vooral niet vertellen hoe we ons huishouden moeten doen want we
weten het zelf veel beter."
En dan komt het moment dat we zelf
moeder worden.
We luisteren naar wat ze ons vertelt uit haar tijd en haar manier van opvoeden.
We luisteren wel maar we zijn vast besloten om het met onze kinderen hélemaal
anders te doen, het zijn tenslotte andere tijden.
We gaan samen winkelen, het is leuk, voor een dag dan toch, want we hebben het
druk. Zo druk heeft onze moeder het nooit gehad!
En dan komt de dag dat onze
kinderen de deur uit zijn.
We hebben weer tijd over voor onze moeder. Onze ondertussen oud geworden
moeder.
We gaan vaak op bezoek, maar met ons hoofd zitten we al in de dag van morgen.
Eén ding hebben we ondertussen geleerd, we spreken haar niet meer tegen.
We weten dat we fouten hebben gemaakt door niet te luisteren naar haar wijze
raad.
En op een dag komt de schok!
"Jij bent net je moeder" gooit onze partner ons voor de voeten bij
een woordenwisseling.
Of een familielid merkt op "Ik zie in jou helemaal je moeder."
En dat snijd dwars door je hart, want het is waar. Als je echt heel eerlijk wil
zijn, dan heb je net zo gedaan als je moeder, ook al heb je je daar met hand
en tand tegen verzet, verbaal dan toch.
Hadden ze je dat dertig jaar
geleden gezegd, je zou hoog en laag gesprongen hebben om het te ontkennen.
Maar nu wordt je stil, heel stil, verdrietig stil.
Want je moeder is er niet meer. En je wilde haar nog zoveel te vragen, nog zoveel
te vertellen.
Je had nog duizendmaal meer willen zeggen,"Mams, ik houd van jou!" Net
zoveel keer dan dat zij dit tegen jou heeft gezegd.
En je bent trots. Trots dat je haar dochter bent en trots dat je op haar lijkt. En je wilt dat doorgeven aan je eigen dochter. Je geeft haar wijze raad. Maar die heeft het druk. Veel drukker dan jij het ooit hebt gehad! De cirkel is rond.
Ik herinner mij dat wanneer ik
ongeveer een drie a vier jaar oud was, wij een grote brede witte kachel hadden.
Het zou natuurlijk kunnen dat hij in mijn herinnering en gezien met mijn
kinderogen groter lijkt dan hij werkelijk was, maar toch, hij nam behoorlijk
wat plaats in.
Op die kachel werd het eten gekookt, maar werd ook de was afgekookt en het
badwater op verwarmd. Er waren ook verschillende openingen op de kookplaat. Met
een ijzeren haak die steeds omwonden was met een dikke doek als remedie tegen
het verbranden van de handen, kon je die gaten openmaken. Dat ging in trapjes,
er was het deksel dat een klein ijzeren staafje had in het midden waar de haak
onderdoor kon worden geschoven om zo het deksel op te heffen. Maar daar rond
waren ook nog ijzeren ringen. Hoe meer ringen je eraf nam, hoe groter de
openingen werden. Er werd ook vaak in 'gekeutert' met die haak, en dan sloegen
de vlammen tot hoog boven de kachel uit.
In de kachel werden 'eierbollen' gestookt, een kolensoort in de vorm van een
ei.
Ik weet nog perfect hoe men zulke 'stoof' want zo noemde men dat toen, moest
aanmaken.
Eerst werd er krantenpapier in gedaan, dat moest losjes ineen gefrommeld
worden. Vervolgens gingen er dunne latjes hout bovenop, die werden ook gekocht
in een zak, net als de kolen.
Dan werd op verschillende plaatsen de krant aangestoken met een lucifer. Eerst
had je altijd veel rook, kwam doordat het hout niet droog genoeg was hoewel het
steevast naast de kachel stond, net als de 'kolenbus.' Je moest dan met een
stevig karton in de hand, gezeten voor de kacheldeur veel wind maken tot alles goed
in de vlam stond. Dan werden de kolen erop gegooid en op hoop van zegen bleef
hij branden, zoniet kon je alles uitladen en opnieuw beginnen.
De kachel had verschillende deuren, grote en kleine, en allemaal met een
nikkelen handgreep.
Eén grote deur werd gebruikt om de pantoffels in te warmen en daar stonden ook
de ijzeren strijkijzers in waarmee voor het slapen gaan de lakens werden warm
gestreken.
Er was ook een lade in de kachel, dat was de asla, en die moest regelmatig
worden leeggegooid, anders ging de kachel uit. Wanneer het gesneeuwd had, of
wanneer het glad was, dan werd die as op de straat gekieperd, anders ging hij
gewoon in vuilnisbak, of in de tuin als je die had.
In het midden van de kachel had je
een soortement spionnetje. Wanneer je dat opzij schoof, dan kon je de vlammen
zien, het luikje viel vanzelf terug op zijn plaats wanneer je het losliet.
Ik was uitermate gefascineerd door de vlammen die ik kon zien door dat luikje,
en ik opende het dan ook heel vaak. Natuurlijk kreeg ik een tik op mijn handen
daarvoor wanneer mijn pleegmoeder mij snapte want het was gloeiend heet en je
kon je lelijk branden.
Maar vindingrijk en handig als ik was gebruikte ik de ijzeren haak om dat
luikje open te houden, en zo zat ik dan naar mijn gevoel, uren naar die vlammen
te turen.
Op een dag kreeg ik het lumineus
idee om door dat luikje de dunne latjes hout door te steken.
En hoe meer hout ik door dat luikje stak, hoe hoger de vlammen laaiden. De kookplaat
zag rood van de hete gloed, en ik vond dat prachtig. Metershoge vlammen maakte
ik en ik genoot, tot mijn pleegmoeder mij betrapte.
Nu was het net dat tijdstip dat de kleuterjuf het verhaal verteld had van Hans
en Grietje, en dat boekje had ik thuis ook. Al honderden keren had men het me
voorgelezen, maar ik kreeg er niet genoeg van.
Mijn pleegmoeder, die natuurlijk het gevaar van mijn capriolen besefte, wilde
mij een pandoering geven, maar klein en vinnig als ik toen was liep ik rond en
onder de tafel door zodat ze mij niet te pakken kreeg.
Dat maakte haar natuurlijk enkel maar woedender, en toen ze me uiteindelijk
toch kon vatten, pakte ze me op en zei met een boze heksenstem dat ze mij door
dat luikje in de kachel zou steken, net zoals de heks dat met Hans en Grietje
had gedaan.
Geloof me vrij, ik ben nooit meer aan dat luikje geweest, de schrik zat er goed
in.
Wat later kochten ze een kookvuur
op gas, en kwam er een andere kachel.
Dit keer een kleinere en bruin van kleur. Hij had één grote deur aan de
voorkant met venstertjes van plastiek alwaar je de vlammetjes ook kon doorzien,
tenminste als ze niet zwart van de rook zagen.
Maar ik heb het nooit meer geavontuurd om die deur te openen.
Ik heb later nog ontelbare keren in mijn leven zo rond een tafel gelopen met
een razende en tierende pleegmoeder achter me aan. Soms kreeg ze me te pakken,
vaak ook niet.
Vaak liep ik naar buiten en als het avond was had ik dikke pech, want dan duurde
het uren voor ik weer naar binnen mocht, en in het donker lijkt alles veel
akeliger als je kind bent.
Maar zelfs wanneer ze me niet te
pakken kreeg bleef de schrik nog urenlang kleven.
Maar ik heb nooit meer zoveel schrik gehad geloof ik als toen mijn pleegmoeder
met mij Hans en Grietje wilde spelen.
24-05-2007
EINDE VAN MIJN JEUGD (slot)
Ons huwelijk was zuiver een detail geweest. Hoewel ik het helemaal anders gedroomd had, net als elk ander jong meisje, maalde ik er niet om dat het anders gelopen was. Ik was gelukkig met het feit dat getrouwd was met de man die ik innig liefhad en die de vader van mijn kind (eren) zou worden.
Kort na mijn huwelijk ging ik in zwangerschapsverlof en zoals het toen nog min of meer de gewoonte was keerde ik na de geboorte van onze zoon niet meer terug naar de koffiebranderij, maar werd voltijds huisvrouw.
Ik had dan ook alle tijd om mijn jeugdjaren te herdenken en alles rustig te overlopen. Nu ikzelf moeder zou worden besefte ik
dat mijn jeugd voorgoed voorbij was.
In feite had ik nooit een jeugd gehad.
Och ja, er waren enkele mooie herinneringen. Zoals de vakanties met het "'t
Pleintje" bijvoorbeeld. Dit enkel en alleen dank zij het kordate optreden van de onderpastoor, Menner Heylen, tegenover mijn pleegmoeder. Daar tegenover stonden dan
weer andere vakanties waarbij ik als elfjarig kind dienstmeid moest gaan spelen in
een joods gezin, zogezegd om de onkosten te vergoeden van mijn verblijf bij mijn pleegouders. En op nog jongere leeftijd tomaten moest plukken bij de toenmalige naburige boer.
Ook een leuke herinnering was de periode dat ik majorette was in de harmonie.
Ik beleefde er mijn eerste kalverliefde.
Later zou ik dan via diezelfde harmonie mijn eerste grote liefde leren kennen Maar dat bracht uiteindelijk ook het eerste grote
liefdesverdriet. Nader bekeken en welbeschouwd waren mijn kind-en jeugd-jaren een grote treurnis geweest. Een grote "stuggle for life". Mijn hoofd boven water houden om niet
te verzuipen onder de kwellingen van mijn pleegmoeder en de laksheid van mijn pleegvader.
Vaak heb ik er de brui willen aan geven, tweemaal er effectief ook een poging toe gedaan.
Maar dat was nu allemaal voorbij. Ik stond aan een nieuw begin. Het begin van een toekomst die er heel rooskleurig en veelbelovend uitzag,
Eindelijk had ik mijn leven in eigen handen. Ook al bleek dat achteraf heel
relatief te zijn. Je kunt tenslotte je noodlot niet ontlopen heb ik moeten ondervinden. Ach er is nog zoveel onheil, onrecht, en verdriet op mijn weg gekomen. Zoveel waar ik tegen vechten moest.
Zoveel waarover ik gestruikeld ben en diep over in de put heb gezeten. Maar dat kon ik toen nog niet weten. En misschien gelukkig maar.
Ik had al die narigheden doorstaan en overleefd, en was er sterker uitgekomen. Tijd nu om dat alles achter mij te laten en te bouwen aan een nieuwe toekomst Onze toekomst! Mijn man, mijn kind, wat klonk dat hemels!
En met dit ben ik aan het einde gekomen van dit blog. Wat gebeurt is, is gebeurt en daar kan geen mens wat aan veranderen.
Ik heb lang getwijfeld om dit blog aan te maken en hier mijn verhaal te doen. En
kijk, ik heb er geen moment spijt van moeten hebben. Ik wil jullie daarvoor allemaal heel erg bedanken! Voor alle troost en medeleven. Voor alle lieve
woorden. Voor jullie steun die mij de moed en de kracht gaven om mijn verhaal te kunnen doen tot aan het einde toe.
Jullie hebben geen vermoeden
hoeveel dit voor mij betekent.
Toen mijn pleegmoeder teken deed dat we moesten binnenkomen, verwachte ik daar niets goeds van.
Maar groot was onze verbazing, ook die van mijn pleegvader (zeker die van mijn
pleegvader) toen we de mooie gedekte tafel zagen.
Zij had broodjes en een taart gekocht. Eveneens had ze een mooi boeket bloemen
gekocht voor me. En als geschenk kreeg ik een pakket bad en keukenhanddoeken en
een mooi wit damasten tafelkleed.
Ik, nee wij vier liever, stonden perplex. Ze kon mij zo niet laten gaan, zei
ze, niet met lege handen, ze werd als het ware heel emotioneel en ze wenste ons
proficiat met drie kussen.
Na het eten ging de conversatie
weer richting verzekeringsgeld, en Mon en ik stonden al gelijk in de
startblokken om het hazenpad te kiezen.
Ik kreeg nog maar eens haar visie te horen over mijn verblijf bij hen.
"Hadden ze mij niet grootgebracht ...hadden ze mij ooit echt in de
steek gelaten ...hadden ze mij niet steeds weer binnen gepakt.....en
dit allemaal gratis"? Andere pleegouders zouden het hen niet zo gauw
nadoen, want pleegouders worden betaald voor hun diensten, en zij hadden nooit
wat gekregen!"
"Wacht maar tot jouw kind geboren wordt, dan zal je pas weten wat het
allemaal kost". "Wij hebben nooit een eigen huis gehad, nooit een auto
gehad".
Al wat ik eruit kon verstaan was dat hun gebrek aan materiële dingen allemaal
door mij kwam. In mijn schoenen werd geschoven. Maar ik zweeg, ik wilde geen
ruzie vandaag. Elke tegenwerping zou toch verloren moeite zijn.
Enige opmerking kon ik toch niet laten: "Ik had niet gevraagd om bij hen
terecht te komen, ik had niet gevraagd om bij hen te mogen blijven, ik had
simpelweg geen andere keuze gehad, zij wel."
Maar mijn pleegmoeder was er heilig van overtuigd dat zij een edele en
onbaatzuchtige taak op zich had genomen en naar behoren had voltooit.
Plots haalde ze enkele brieven te
voorschijn die moest ik lezen van haar, met o.a een brief van een deurwaarder.
In die brief stond te lezen dat zij binnen een korte termijn het aan hen
onterechte verzekeringsgeld moesten terugbetalen aan de verzekering of hun
goederen zouden worden aangeslagen.
In weer een andere brief stond te lezen dat zij vervolgd konden worden voor
fraude met gevangenisstraf tot gevolg.
Er volgde een grote jammerklacht.: "Wij hebben dat geld niet meer om
terugbetalen....en wat een schande moeten wij dan doormaken....en je
pleegvader gaat zijn werk verliezen, en dan hebben we niets meer....en wat
gaat er dan van je pleegbroer worden,ocharme........ik hang mij nog liever op".
Dit alles en nog veel meer kreeg
ik over mij heen.
Ik kon dat alles ongedaan maken wanneer ik mijn eis teniet zou doen, wanneer ik
mijn klacht zou intrekken, liet ze mij weten.
"Is dat niet je plicht na alles wat wij voor jou hebben gedaan"?
Ik keek naar mijn pleegvader en zoals gewoonlijk zei hij niets, maar hij leek
mij nog kleiner te worden dan hij al was. Hij zat gebogen op zijn stoel, zijn
blik bedroeft op mij gericht.Trouwens hij had de ganse dag al een zeer bezorgde
blik gehad, dat viel mij nu ineens op.
En mijn hart brak voor deze man die al zijn ganse leven hard had geploeterd en
er geen greintje respect of liefde had voor teruggekregen van zijn vrouw.
Nee, dat wilde ik niet, dat was het mij allemaal niet waard, en ik stemde toe
om mijn klacht en mijn eis in te trekken. Gevangenisstraf had ik hen nooit
toegewenst, noch het verlies van hun inboedel. Dat het allemaal zo'n proporties
zou aannemen dat had ik mij niet kunnen inbeelden en had daar niet bij
stilgestaan.
Meteen werd er briefpapier en pen boven gehaald. Het ijzer smeden als het heet
is, moet ze hebben gedacht. Nou ja, dat was niet eens zo absurd natuurlijk, en
ik stemde ermee in om alles te laten vallen waar ik in feite recht op had. Maar Mon stond erop om alles rustig te doen. Later. Enige dagen later heb ik dan met behulp van J de verzekeringsagent officieel laten weten dat ik mijn eis introk. De bevriende rijkswacht commandant van Mon heeft de rest voor ons opgelost. Maar hij liet me wel weten dat hartstikke gek was. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Mijn gerust gemoed was me meer waard dan dat geld.
Later, op het feestje die
avond, hadden Mon en ik onze eerste
echtelijke kwebbels.* "Ze heeft je mooi ingepakt" zei Mon. "Dure broodjes en taart zijn dat
geworden!"
Maar ik zag het anders, ik had een zwaar schuldgevoel afgekocht, en ik kon hen
en iedereen te allen tijde recht in de ogen kijken.
Ik kon met een zuiver geweten bouwen aan mijn nieuwe toekomst.
(* meningsverschil, woorden hebben.)
Dinsdag 7 december 1971, een
doodgewone. Voor mij echter een heel speciale dag waar
ik lang naar uitgekeken had.
Vandaag was onze huwelijksdag. Straks zou ik vrij en onder het juk van mijn pleegouders vandaan zijn.
Een koude regendag, grijze wolken en geen straaltje zon te bespeuren
Geen bloemen op onze
huwelijksdag. Er waren zelfs geen aankondigen verzonden.
Enkel mondeling was er een enkeling op de hoogte gebracht. Het was zeker geen
huwelijk zoals elk jong meisje in gedachten heeft. Geen tijd voor een goede
voorbereiding, teveel problemen moeten oplossen.
Twee getuigen en de
ouders van Mon met zijn jongste zus. Mon in een gewoon blauw pak,
ik in een donkerbruine wintermantel. Niemand die in ons een bruidspaar zou herkennen.
Dat zag men trouwens in het gemeentehuis van Deurne ook niet in ons. Toen wij
aankwamen, met onze eigen auto en een taxi voor mijn toekomstige schoonouders,
waren de poetsvrouwen de trappen van de inkomhal aan het poetsen. Men verbood
ons de toegang en toen we zeiden dat wij kwamen om te trouwen werd er duchtig
gevloekt want men was dat vergeten te melden. Ook de schepen van de Burgerlijke
stand wist van niets, hoewel we toch al zes weken in het 'kastje' hingen. Pas,
nadat we zeker een halfuur op de trappen hadden staan wachten, kwam die man op
zijn duizenden gemakken aan gewandeld.
Mijn toekomstige schoonvader had een fototoestel om zijn nek hangen, en het
eerste en enige dat de ambtenaar ons wist te vertellen was dat er geen foto's
mochten getrokken worden in de trouwzaal of in het gemeentehuis. Want dat recht
was verpacht aan een vaste fotograaf. Geen blik, geen hand of excuses naar
ons toe.
Mijn schoonvader, niet gewend van gedwarsboomd te worden, begon de man meteen
zijn gedacht te zeggen: "Niemand kan mij beletten om foto's te maken van
het huwelijk van mijn enige zoon!" Maar dat konden ze dus wel. Men waarschuwde hem dat men zijn toestel in beslag zou nemen en dat
men hem zelfs zou verwijderen indien nodig.
"Wilden we wachten op de bevoegde fotograaf?" Ja, dat zouden we dan
maar doen, en we mochten nog eens twintig minuten wachten, dit keer in een lege
trouwzaal.
Leuk begin!
De getuige van Mon was uiteraard
zijn beste vriend Gabriël, voor mij was dat mijn pleegvader, en dat kwam zo...
Yvonne ( uit mijn vorige verhalen) zou mijn getuige zijn, maar twee dagen voor
ons huwelijk moest zij opgenomen worden in het ziekenhuis. Yvonne stierf op 13
januari 1972 aan longkanker.
Dat maakte dat ik weinig keuze had. Mijn schoonmoeder weigerde want was
tegen ons huwelijk, idem dito zijn zusters. Mijn Moekerke deed voor ons een
feestje en zij had haar zaak, het was voor haar te kort dag. Bleef dus over één
van mijn pleegouders. Radeloos ging ik het hen maar vragen, maar mijn
pleegmoeder, nog steeds razend kwaad voor de klacht die ik had neergelegd
wegens hun onterecht ontvangen verzekeringsgeld, zei njet. Zij verbood het ook
mijn pleegvader, maar voor de eerste keer in mijn en zijn leven, ging hij
tegen haar in, en stemde toe.
Van de huwelijksvoltrekking weet
ik nog weinig af, ik beleefde het als in een roes, gelukkig en verdrietig
tegelijk.
Gelukkig omdat ik geloofde in een mooie toekomst. Verdrietig omdat ik familie miste,
omdat ik mijn huwelijk zo helemaal anders had voorgesteld.
Wanneer we terug buiten stonden en Mon aan zijn vader vroeg om enkele foto's te
trekken in het nabijgelegen park, weigerde hij. "Geen zin meer"
murmelde ie.
Al wat hij nog wilde was een koffie gaan drinken in het café op de hoek en een
taxi bestellen om naar huis te gaan.
Geen proficiat, geen omhelzing, geen "welkom in de familie meisje."
Zelfs op die dag was ik ongewenst.
In het café speelde men op een bepaald moment het liedje van de Rightheous Brothers:
"Unchained Melodie" en R nam me bij de hand en we dansten onder de
verbaasde blikken van de kaarters en biljarders. Dit was onze huwelijksdans.
Ondertussen was de taxi voor mijn schoonouders gearriveerd en zij vertrokken
zonder boe of ba. Wij brachten eerst mijn pleegvader naar huis om daarna wat te
gaan eten en drinken met Gabbe tot het tijd was om naar het feestje te gaan dat
mijn Moederke voor ons gaf. Maar toen we stopten aan de voordeur van mijn pleegouders, wenkte mijn
pleegmoeder ons om binnen te komen.....
Voor de tweede keer in mijn leven
woonde ik op mijn eigen stekje en had ik mijn eigen spulletjes.
Veel was het niet. In tegenstelling tot nu had ik toen nog veel ruimte over.
Wel hadden we een spiksplinternieuwe en moderne slaapkamer gekocht.
De baby spulletjes waren ook allemaal nieuw want daar stond ik op.
Voor de rest waren het meestal tweedehands meubeltjes, maar nog wel heel mooi.
Een tv toestel hadden we niet en het radiotoestel kon je met recht en reden
antiek noemen Maar er kwam geluid uit en dat voldeed voor ons. En dan was er ook nog de bandopnemer
van M. Zo een groot en zwaar bakbeest waarvan het deksel dienst moest doen als luidspreker en met banden die bijna zo groot waren als een rol pelliculefilm. (Op een van die banden had M. een live optreden staan van Edith Piaf in het Olympia in Parijs. Niet nodig zeker dat ik vertel dat ik die grijs gedraaid heb)!
Maar waar ik bijzonder fier op was dat was op mijn telefoontoestel. Het was er nog een van bakeliet met een draaischijf en loodzwaar in vergelijking met de
toestellen van nu.
Het was mijn allereerste telefoonaansluiting. Van Belgacom kreeg ik toen tien
voorgedrukte kaartjes met onze naam op en telefoonnummer. Goh, wat voelde ik mij rijk en voornaam!
Het toestel werd dan ook liefdevol ingepakt in zo'n fluwelen hoesje
met aan het afdekplaatje van de draaischijf een kwastje.
Oerlelijk vind ik nu, maar toen vond ik het prachtig.
Minpunt van dit
alles was dat ik nog steeds officieel
ingeschreven stond op het adres van mijn pleegouders en dus al mijn briefwisseling naar daar ging. We zaten we nog steeds te wachten op een toelating van de
rechtbank om te mogen trouwen.
Dat vroeg van mij enorm veel geduld en als je jong bent heb je dat niet. Trouwens, met gebrek aan geduld kamp ik nu nog steeds,
Mijn pleegouders deden er meestal het zwijgen toe wanneer ik achter mijn post kwam. Het was koude oorlog tussen ons, maar bij mijn weten hebben ze nooit een brief achter gehouden, ik denk dat ze dat niet meer aandurfden.
Jaren later zei mijn pleegmoeder mij eens dat ik mij in die periode zeer
hautain gedroeg tegenover haar, en ik wil haar daar best in geloven. Want het
feit dat ze mij niets meer konden maken deed mij zweven.
En op een dag was het
dan zover, de brief van de Procureur des Koning met de toelating voor ons
huwelijk viel eindelijk in de bus.
Maar voor ik die bewuste brief in handen had moest ik eerst weer een aanslag plegen op mijn geduld.
Het was een
aangetekende zending. Het was een grote en dikke bruine briefomslag. Mijn pleegmoeder die
niet wist wat de inhoud van die zending was, ik ook niet trouwens op dat
moment, wilde eerst die zending zelf gaan ontvangen op het postkantoor. Maar ze
kreeg het niet zonder mijn paspoort of volmacht en daar was ze spinnijdig voor
geworden op het postkantoor.
Nu wou het toeval dat diezelfde loketbediende een vaste klant is van het café van
mijn Moederke. En natuurlijk vertelde hij het ganse gebeuren. hij doet mij het relaas.
Ik dus sito presto naar mijn pleegouders om die zending te gaan ophalen. Eerst gebaarde mijn pleegmoeder van kromme haas, maar toen ik haar zei wat de postbeambte me had vertelt, gaf ze mij het bewijs. Puur getreiter was het van haar, maar ook totaal verloren moeite. Ik had de lijvige brief in handen.
De zending was bijna
een half wetboek en stond vol met artikels sus en zoveel van het Belgische
wetboek. Maar wat ons het meest interesseerde was het prachtig opgemaakte document met aan de onderkant een resem stempels en enkele mooie zwierige handtekeningen waaronder een van onze toenmalige koning himself.
Ik heb spijt dat ik dat document niet meer bezit doordat we het bij onze ondertrouw
moesten afgeven.
Op een van de andere papieren stond te lezen dat wij verplicht waren om een eenmalige aangetekend
schrijven te richten aan mijn biologische moeder met daarin datum en
uur van de ondertrouw, samen met een uitnodiging om daar te verschijnen. Maar
dat was puur protocollair want ook zij kon ons niets meer in de weg leggen.
Ik stak (pochen) ons naamkaartje met
telefoonnummer bij in de aangetekende zending.
Nooit gedacht dat we antwoord zouden krijgen... maar dat kregen we dus wel.
Mijn moeder liet via de telefoon weten dat wanneer we haar met de auto kwamen
ophalen zij haar handtekening zou zetten. En hoewel haar handtekening totaal overbodig geworden was, zijn we haar toch gaan ophalen. Omdat ik haar nog eens wou zien. Omdat ik misschien een verklaring zou krijgen van het vroegere gebeurde. Omdat ik hoopte dat we verder zouden kunnen gaan als moeder en dochter.
Maar het was ijdele hoop want ze bekeek ons amper en sprak onderweg geen woord. We hebben haar dan ook stilzwijgend weer aan haar deur afgezet, Diezelfde deur waar ik jaren gelden met een kloppend hart mijn vinger op de bel drukte en haar voor de allereerste keer zag staan terwijl ze de ramen stond te lappen. Trouwens dat beeld komt me nu na zovele jaren nog steeds voor ogen wanneer ik aan haar denk.
Ik zal wel nooit weten waarom ze gekant was tegen mijn huwelijk.
Maar eind goed, al goed,
we konden een datum vastleggen en we konden vooruitkijken.
De huwelijksdag zou 7 december worden. We hadden niet veel tijd meer om alles te regelen, ik was ondertussen vijf maand zwanger.
Maar ik kon eindelijk vooruit blikken. Na bijna twintig jaar een aaneenschakeling van leed, miserie, narigheden en trieste gebeurtenissen te hebben doorlopen, had ik eindelijk toekomst perspectief.
PS: Buiten enkele nabeschouwingen is dit het einde van mijn jeugd verhaal.
Op een dag was het dan zover en gingen de
poppen aan het dansen.
Het was een gewone weekdag voor velen, maar in mijn herinnering zal hij altijd bijzonder
blijven.
Om wat voor reden ik die dag niet gaan werken was weet ik niet meer, maar al bij al
was het goed dat ik die dag in het huis van mijn pleegouders was.
Er werd gebeld en ik ging opendoen. Voor mijn neus stond J.
J. was de verzekeringsagent.
Om de hoek van onze straat was in die tijd nog een ziekenfondskantoor.
J was daar loketbediende maar na zijn uren verkocht hij verzekeringen.
Hij was een grote struise man met kalend voorhoofd en dikke grijze krullen
op de rest van zijn schedeldak.
Ik moest de man niet. Steeds wanneer hij de kans schoon zag maakte hij altijd van die dubbelzinnige
opmerkingen tegen elke vrouw die voor zijn loket stond.
De man beantwoorde volledig aan het gezegde: "Gekrulde haren zijn gekrulde
zinnen."
Ik liet hem in de woonkamer en
mijn pleegmoeder keek heel verwonderd op. Hij stak meteen van wal:
Ik heb slecht nieuws voor jullie...het verzekeringsgeld van de juffrouw hier is onterecht uitbetaald aan
jullie... jullie moeten het volledige bedrag terugstorten aan de maatschappij binnen de dertig
dagen...anders zul je door de maatschappij worden aangeklaagd wegens fraude... ik kom het jullie maar even
persoonlijk zeggen... maar er zal nog een aangetekend schrijven volgen één dezer
dagen.
Zo min of meer ging dat gesprek.
Mijn pleegmoeder kreeg alle kleuren van de regenboog en zakte ietwat beduusd
neer op haar stoel.
"Hoe, wat en waar" hoorde ik haar stamelen. Ik zweeg in alle talen maar zette mij schrap tegen wat eventueel zou kunnen volgen. En het kwam.
J. liet weten dat ik klacht had neergelegd omdat ik meende recht te hebben
op het geld. En terecht, liet hij er op volgen.
Jullie hadden nooit die claim mogen ondertekenen met jullie naam, ging J.verder. Mij treft geen schuld want ik was niet van op de hoogte dat de juffrouw
niet jullie wettelijke dochter was.
(Zo dekte hij zich meteen in natuurlijk, maar in feite was zijn bewering een grove leugen want hij was als loketbediende
van het ziekenfonds wel degelijk al jaren op de hoogte van de situatie. Maar ja, net als zovele anderen al die jaren daarvoor, bemoeide hij zich liever niet en deed alsof zijn neus bloedde.
Nadat J verdwenen was bleef mijn
pleegmoeder perplex op haar stoel zitten.
Ik wilde mij zo vlug als mogelijk uit de voeten maken, maar dat was
buiten de waard gerekend.
Plots barstte zij los en vraagde hoe ik wist van dat geld en hoe de
verzekering op de hoogte was van de feiten?
Ik biechtte alles eerlijk op. Met veel schrik maar ook een beetje triomfantelijk
omdat ik haar eindelijk te baas was. Omdat ik haar eindelijk kon laten voelen
dat zij niet meer kon doen met mij wat ze al die jaren
had gedaan.
De scheldpartij die daarop volgde
was er een van groot kaliber. Ik was een dief... een achterbakse teef.. een
ondankbare rotzak... en nog zoveel meer.
Plots sprong ze op mij af, maar ik had dat verwacht en zien aankomen. Toch was ik nog net
niet vlug genoeg om mij uit de voeten te maken.
Zij sloeg, beet, stampte en stompte waar ze mij maar raken kon. Ze sleurde mij
bij mijn haren de ganse kamer door.
Maar ik liet mij niet meer doen... ik sloeg ongenadig en hard terug.
Het werd een vrouwen gevecht in regel, twee woeste tijgerinnen die vechten bij
het leven.
Een klein moment was ik haar te baas en vluchtte naar buiten.
Nog maar eens...voor de zoveelste keer liep ik noodgedwongen de straat op.
Maar ditmaal wist ik waarheen... ditmaal zou ik geen uren meer doelloos moeten ronddolen...
niet wetend van welk hout pijlen maken.
'k had ondanks de slagen die ik nog maar eens had moeten incasseren een goed gevoel.
Het was een gevoel dat mij bewust maakte van mijn zijn. Dat ik iemand was
waar men rekening mee moest houden. Ik had gezegevierd tegenover een jarenlange onderdrukking. En het voelde
zo heerlijk!
En dat triomferende gevoel heb ik behouden tegenover mijn pleegmoeder tot op de dag
dat ze stierf.
Het gesprek met de rijkswachtcommandant en goede vriend van Mon, verliep
in een heel gemoedelijke sfeer.
Ik ging er wel naartoe met een heel klein hartje want ik had in het verleden immers niet zo'n goede
herinneringen aan politiemannen en rijkswachters.
Die enkele keren dat ik met hen te maken kreeg had dat trieste gevolgen gehad voor mij.
En dan ook nog al die keren dat ik als klein meisje de straat werd op gesmeten door mijn
pleegmoeder en waarbij ze zei dat de politie mij wel zou oppakken en wegsteken, en dat in mijn tienerjaren ook werkelijk gebeurde. Dat alles maakte dat ik geen vertrouwen had in het blauw. De politie was niet mijn vriend.
Maar nu was ik bijna volwassen, hoewel nog niet meerderjarig. Het gevaar was heel reëel dat men me alsnog kon plaatsen in een of ander gesticht. Die angst zat diep ingeworteld en dat kon Mon niet uit me praten. Maar mijn angst was totaal overbodig, de bevriende rijkswachtkommandant stond ons heel vriendelijk te woord. En hij had ook al wat voorbereidend werk verricht.
De man liet ons weten dat de
verzekering dik in de fout was gegaan. Zij hadden dat geld nooit aan mijn
pleegouders mogen uitbetalen, ook al stond de polis op hun naam.
De verzekering had twee mogelijkheden gehad, ofwel het geld aan mijn wettelijke moeder uitbetalen
(iets dat ook geen goede optie was geweest), ofwel het geld beheren tot ik meerderjarig
was geworden om het vervolgens aan mijzelf uit te betalen.
Dat was wat de wet vertelde.
Een derde mogelijkheid was om mij meerderjarig te laten verklaren, maar die
procedure zou veel tijd in beslag nemen en overbodig zijn daar ik automatisch
meerderjarig zou worden na mijn huwelijk.Maar hij zou alles in het werk
stellen opdat ik alsnog mijn geld zou krijgen.
Om te beginnen zou hij meteen de verzekeringsmaatschappij aanschrijven en de Procureur
des Koning (mijn wettelijke voogd) op de hoogte stellen.
"Binnen dit en een maand ga je van één van beide horen" zei hij.
En ik dacht; "O-ye, dan gaan ten huize van de poppen weer aan het dansen...dan zou ik moeten bekennen dat ik die brieven in mijn bezit had...en de procureur, die gaat mij zeker weer doorverwijzen naar mijn jeugdrechter...
en die op zijn beurt...
maar de commandant onderbrak mijn negatieve gedachtegang en stelde mij gerust.
Ik zou zo vlug mogelijk in onze woonst intrekken. De jeugdrechter zou mij daarbij geen duim breed in de weg leggen mij
niets meer maken daar ik zwanger was en er een huwelijk zou volgen, temeer daar hij voor dat huwelijk al zijn fiat had gegeven.
Het was dus voor mij enkel bang afwachten tot de dag van de confrontatie.
Ik logeerde nog altijd bij mijn pleegouders wegens de brand. Ik was zwanger, maar dat vertelde ik hen niet. Ik kon daar gelukkig nog terecht, maar voor Mon lag het anders.
Hij kon niet logeren bij zijn ouders wegens geen plaats. Zelf wou hij dat ook niet omdat hij al vele jaren vroeger uit zijn ouderlijk huis was gegaan. Eerst naar de zeevaartschool en daarna op kamers. Die jarenlange zelfstandigheid kon en wou hij niet opgeven. En ook al omdat hij niet zo best kon opschieten met zijn vader. Dat een echte despoot, één wiens woord wet was en at botste vaak. (Wat trouwens niet afdeed aan het respect dat hij voor zijn vader had, maar toch).
Dus was de oplossing een woonst zoeken waar wij ons konden settelen met het nakende huwelijk in het vooruitzicht.
Een woonst zoeken en vinden zou vlug moeten gaan. Ik had overdag geen tijd om te zoeken. Mon had dan wel verlof aangevraagd en gekregen, maar dat zou ook niet eeuwig duren. Ik at mijn dagelijkse warme
maaltijd op de fabriek. Goedkoop en erg lekker bovendien. Maar Mon ging 's avonds bij
zijn ouders eten en dat waren ook verloren uren.
Ten eerste had hij een bloedhekel aan de manier waarop zijn ouders bleven proberen hem op andere gedachten te brengen wat ons huwelijk betrof. "Samenwonen kon toch ook en zou goedkoper zijn wanneer het mis liep in onze relatie...etc". Gelukkig voor mij stond zijn besluit vast. Wat ik anders zou gedaan hebben weet
ik niet.
Bovenop al mijn ellende ook nog eens alleenstaande moeder zijn.
Trouwens het waren toen andere tijden en het zou allemaal niet zo simpel verlopen zijn zoals nu.
Heel waarschijnlijk was ik in die tijd terecht gekomen in een tehuis voor ongehuwde moeders. Wat er dan van mij en mijn kind zou geworden zijn, daar durf ik niet aan denken.
Dat was echter nu niet aan de orde want Mon trof alle voorbereidingen voor ons
huwelijk.
Hij vond een benedenverdieping in
Deurne.
Het was niets bijzonder maar het voldeed tot we wat beters
vonden.
Nu was het enkel nog kwestie van het te bemeubelen.
Op mijn pleegouders moesten we niet rekenen om iets te krijgen en mijn vorige inboedel waar ik zo hard voor gespaard had was in beslag genomen
door de ouders van R.
Maar met kleine beetjes werd ons stekje toch gevuld.
Kieskeurig waren we niet en we hadden ook niet veel van doen.
Zo kochten we links en rechts wat tweedehands spullen.
Waar ik wel op stond was dat alle
baby spullen nieuw waren.
Achteraf beken misschien niet zo slim van mij maar zo ben je als je jong bent en voor de eerste keer moeder wordt.
En het moest dan ook nog eens het beste van het beste zijn! Met minder nam ik
geen genoegen.
Zo had ik een prachtige kinderwagen gezien, de Rolls-Royce onder de
kinderwagens. Die zou en moest ik hebben.
Dat ik daarvoor nog niet toekwam met een maandloon maakte mij ietwat kregelig.
Mijn gedachten gingen daarbij naar het geld van de verzekering die mijn
pleegouders hadden opgestreken.
Geld dat mij toekwam en geld dat ik nu goed zou kunnen gebruiken.
Meer en meer had ik moeite om hen dit alles voor de voeten te gooien.
Om hen te confronteren met wat ik wist en de brieven als bewijsstukken onder hun
ogen te brengen.
Maar Mon weerhield mij daarvan. Hij verwees naar het gesprek dat we gehad hadden
met zijn vriend, de rijkswacht commandant.....
Wordt vervolgd...
Mijn negentiende verjaardag ging voorbij zonder noemenswaardige feiten. De daarop volgende maanden echter zouden voortrazen met een sneltreinvaart.
Allereerst kreeg ik bericht dat Mon zijn reis zou onderbreken wegens de brand. Hij moest enkel wachten tot zijn plaatsvervanger aan boord was. En ik wachtte vol ongeduld op hem.
De laatste tijd zat ik vaak afwezig te dromen. Ik merkte weinig of niets van mijn omgeving en dat was ook maar best zo. De noodgedwongen logeerpartij bij mijn pleegouders was zoals vanouds immers geen pretje. Ik kon voor mezelf die droomtoestand echter niet verklaren. Meestal was ik immers de
nuchterheid zelve.
Ik werkte op een koffiebranderij.
Wanneer ik iets te vroeg was dan stapte ik een halte vroeger van de tram en
wandelde op mijn gemak naar de fabriek toe. Je hoefde enkel je neus te volgen om de
fabriek te vinden want de geur van gebrande koffie kwam je al van ver tegemoet. Het een geur die mij anders niet meer opviel, maar nu nam ik hem duizendmaal meer waar en ik vond hem hoe langer hoe
onaangenamer.
Die geur werd zo onaangenaam dat ik er letterlijk kotsmisselijk van werd.
Eens ik op de fabriek was werd het er niet beter op,.en ik bracht het eerste uur dan
ook meestal op het toilet door.
Toen Mon eindelijk thuis kwam bekeek hij me met pretlichtjes in zijn ogen.
" Jij bent zwanger" zei hij. Ik antwoordde dat hij getikt was.
Hoe hij het bij het eerste moment dat hij me zag kon weten is mij nu nog een
raadsel. Maar hij had het wel bij het rechte eind.
Ik was zwanger!
Alles liep weer op rolletjes... in
zoverre er rolletjes aanwezig waren in mijn leven dan toch.
Een ideale situatie was het niet, maar ik stelde mij er tevreden mee.
Door de week overdag werken op de fabriek en 's avonds naar de kamer van Mon. Elke vrijdagavond werken in het café in het statie kwartier en om de twee weken 's zaterdags
op bezoek bij mijn pleegouders. Wel elke zaterdag naar mijn Moederke natuurlijk want die kon ik geen twee weken missen.
Op zondag soms helpen in het restaurant,
anders lekker onderuit gezakt een boek lezen of luisteren naar muziek.
Lezen was mijn favoriete bezigheid want ik had er vrijwel nooit de kans toe gekregen
Boeken waren er in het huis van mijn pleegouders niet en voor de bibliotheek
kreeg ik geen geld. Uiteraard!
Het enige leesvoer waren de kinderboeken en stripverhalen van mijn pleegbroer of de week en maandbladen van mijn pleegmoeder.
(Jaren later kon ik merken ik dat mijn pleegvader ook een verwoed boeken lezer was. Toch
gedurende zijn leven samen met mijn pleegmoeder heb ik hem nooit een boek weten
vasthebben. De krant was al wat hij toen las, en dan most dat nog op de wc gebeuren, anders was het boel.)
Ik was mijn gezapige leventje al danig gewend toen de zoveelste tegenslag als een donderslag bij heldere hemel uit de lucht kwam vallen.
Op een dag werd ik op de fabriek
omgeroepen omdat er telefoon voor me was.
Dat was al heel uniek want ik bezat zelf geen telefoon, mijn pleegouders ook niet, en Mon telefoneerde enkel op zondag naar het restaurant. Als hij al telefoneerde want dat scheen super duur te zijn
en ook niet altijd mogelijk van op zee.
Maar het was de baas van het restaurant zelf die me belde met ontstellend
nieuws.
Of ik onmiddellijk kon komen want er was brand uitgebroken in de keuken van het
restaurant. Onze kamer lag daar vlak boven.
Of er iets was dat hij zeker uit de kamer moest redden?
Ja, mijn brieven! Ik vertelde hem waar hij ze kon vinden. Raar aan wat op zulk moment denk, en aan wat je vergeet te denken. Die brieven was mijn hoogste prioriteit. Dat ik ook nog een som geld in de la had liggen kwam op dat moment niet in me op.
Toen werden lonen nog cash uitbetaald. Zichtrekeningen bij de bank waren
voor ons gewone arbeiders vrijwel onbekend.
Trouwens, ik zou in die tijd toch geen rekening hebben kunnen openen wegens
minderjarig.
Maar ik dacht niet aan het geld, enkel aan mijn brieven. Gelukkig vond de baas ook mijn geld in de la.
Ik vertelde aan de baas van de fabriek wat er gebeurd was en mocht meteen stoppen met werken.
Maar het duurde nog bijna een uur voor ik aan onze kamer aankwam.
Daar aangekomen kreeg ik een hallucinant beeld voor ogen.
Een massa volk op de straat, brandweer en politieauto's, de straat onder water,
een vieze brandgeur en een hoop rook.
(Ik kan mij die brandgeur nu nog voor de geest halen).
Op de stoep voor het restaurant lag een wirwar van
meubelen en huisraad die gered waren geworden.
Het duurde even voor ik de baas tussen de ramptoeristen vond. (Hij moest mij de doorgang
toezeggen want de politie hield mij tegen en ik kon en mocht natuurlijk niet
zeggen dat ik daar woonde).
Met begeleiding van een brandweerman mocht ik dan toch naar de kamer om wat
spullen te halen.
De kamer was om te huilen, alles zag zwart
van de rook, het water liep van de murenen het behang hing in flarden naar beneden.
Men gaf mij enkele kartonnen dozen en ik pakte zo goed en zo kwaad als het kon zoveel mogelijk van onze spullen in. Maar veel was onze kleding niet meer waard, alles stonk naar de
rook en die geur het is er ook nooit meer uitgegaan.
De eigenaar had ook reeds de waardevolste spullen van Mon, zoals meet materiaal, studieboeken en waardevolle souvenirs meegebracht van zijn reizen, uit de brand gesleept.
Maar wat moest ik nu? Waar moest
ik slapen?
En waar moest ik die spullen opbergen? De brieven, mijn geld?
Maar mijn Moederke bracht nog maar eens redding, ik kon alles bij haar bergen,
enkel een slaapplaats had zij niet voor mij, ze had zelf drie grote kinderen, elk
met een lief. Het was daar in het kleine appartement boven het café al
overbevolkt.
Dus ging ik node nog maar eens aankloppen bij mijn pleegouders.
Het ging hen niet van harte, maar in feite hadden zij geen andere keuze dan mij
weer op te nemen.
En zo was ik weer terug bij af!
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)