WELKOM OP HUISMUSJE'S BLOGJE.

Zolang ik niet wordt opgehokt
wegens 'vogelgriep'

Zolang ik niet de kogel krijg
wegens een dominoeffect.

Zolang tjilp ik hier vrij en vrank
mijn hoogste lied.

Mijn verhaal is persoonlijk!
Laat het ook zo!


Page copy protected against web site content infringement by Copyscape


100%
150%
200%
Vergroot hier de tekst
Of druk op ctrl en het = teken
van uw toetsenbord

Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter. Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Laatste commentaren


ALS JE WERKELIJK OP ZOEK WIL NAAR EEN OPLOSSING,.....
STOP DAN MET HET VERDEDIGEN VAN HET PROBLEEM.
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Foto
Foto
Foto
Zoonlief
aan 't werk

op mijn
oude pc
Dochterlief

DE ZES ANTI-STRESS REGELS!

1) Hou van je bed als van jezelf!
2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen!
3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen!
4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat!
5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan!
6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!


 


Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
Foto

huismusje
(2 JAAR)

Foto
huismusje in Rivierenhof.
Foto
Met pleeg-ma aan zee.
(De enige foto van ons beide samen.)
Foto

MIJN BLOEMENTUINTJE.

Foto
Foto

HET GELUKKIGE GEZINNETJE!
ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.

De nacht.

En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.

(huismusje)

©

BEDANKT VOOR UW BEZOEK UW WAARDERING UW REACTIE. IK HOOP U SNEL WEER TE MOGEN BEGROETEN. KUS VAN MUS
HUISMUJE'S TRIESTE JEUGD
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED!
ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!

12-01-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NIEUW BEGIN?
Klik op de afbeelding om de link te volgen Op een morgen wordt ik door de non van onze afdeling non uit de les gehaald.
Die lessen stelden trouwens niet veel voor. Als ik al gedacht en gehoopt had dat ik hier een opleiding zou vplgen, dan was ik er wel degelijk aan voor mijn moeite.
Het totale lessenpakket was op lager school niveau. Er wed veel meer aandacht besteed aan huishoudkunde, want de nonnen stoomden ons liever klaar om gedienstige, nederige, vrome vrouwen en moeders te worden.
(PING! De naam van die non schiet mij plotsklaps te binnen, zij noemde zuster Esmeralda)

Zodus, zuster Esmeralda haalt me uit de les. De sociale assistente, rechterhand van mijn toeziende voogd en procureur des Koning, wil met me praten.
De schrik slaat me om het hart want ik vrees dat men mij nog verder weg zal steken, naar nog een strenger instelling. Het doem beeld van de vrouwengevangenis in Brugge wordt ons regelmatig voor ogen gehouden. Ik zie anders geen enkele andere reden waarom dat mens met mij wil praten.

Wanneer ik in het kale kamertje binnenkom, heeft de dame reeds mijn dossier opengeslagen voor haar liggen. "Ga zitten" zegt ze heel kortaf.
Haar toon bevalt me niet. En zoals steeds wanneer men me af blaft voel ik de opstandigheid in me opborrelen.
Maar je mag het noodlot niet uitdagen heb ik geleerd, en dus ga ik gehoorzaam zitten.
Het is die machteloosheid die ik haat, en die mij in mijn verdere leven steeds parten zal blijven spelen.

"Je mag naar huis" zegt ze vlak en ik meen in haar toon te horen dat ze het daar helemaal niet mee eens is. Maar ze draait in elk geval niet rond de pot.
Waarschijnlijk heb ik haar met open mond zitten aanstaren. Dat was dan  ook het laatste wat ik uit haar mond verwacht had. Ik wist niet of mijn oren mij niet bedrogen, maar de s.a. ging onverstoord verder gaat zij verder.
"Je haalt goede resultaten hier in de klas, maar men heeft hier niet de mogelijkheden om je verder te onderwijzen."
"Je voogd is van mening dat je beter naar een buitenschool gaat, maar dat kan niet van hieruit."
"Je pleegouders gaan met de voorwaarden akkoord, en willen je terug opnemen in hun gezin."
"Er is een jeugdrechter aangesteld die je schoolresultaten maandelijks zal opvragen en je zult  elk kwartaal  bij hem moeten komen om je vorderingen te bespreken".
"Ik hoop dat je deze nieuwe en unieke kans gaat benutten, het gaat je wel."
En weg was ze....!

Zij had dit alle gezegd in een adem.
Geen woord over het hoe en wanneer.
Mijn pleegouders hadden ook niets laten weten.
Maar vooral twijfelde ik of ze met die voorwaarde akkoord gingen, en zo ja, waarom.
En welke school, welke richting?
Ik had meer dan twee jaar onderwijs gemist.
De lessen op het internaat telden niet mee want er werd meer gelet op je gedrag in de klas dan op je resultaten.

Terwijl  een non mij terug naar boven bracht, begon het heel langzaam tot mij door te dringen dat ik weldra vrij zou zijn.
Enerzijds was ik blij natuurlijk, maar anderzijds was ik bang.
Ik had reeds meer dan een jaar geleefd in een gemeenschap waarin ik mij geen zorgen hoefde maken.
Waar alles voor mij werd beslist. Enkel gehoorzamen was de boodschap en doen wat men je opdroeg zonder tegenspraak en zonder dralen.

Dat is niet makkelijk als je tiener bent.
Maar langs de andere kant werden vele zorgen je uit handen genomen.
Ik moest geen rekening houden met de buitenwereld. Ik moest niet beschaamd zijn voor mijn kleding, want niemand ging naar de laatste mode gekleed in het internaat.
Ik moest geen rekening houden met een wisselende gemoedsinstelling. Elke dag zag er immers hetzelfde uit.
De nonnen en de opvoedsters waren op dat vlak ook  op mekaar afgestemd.
Natuurlijk was ik blij dat men me loste , maar ik was ook bang voor hetgeen me bij mijn pleegouders te wachten stond.

Was het een nieuw begin, of was het een sprong in het diepe?
Ik zou het heel snel ondervinden!
Ik zou de drijfveer van mijn pleegouders heel vlug te weten komen.
Er zou nog veel ellende op mij afkomen.
Gelukkig wist ik dat toen nog niet.
Waarom hadden de deskundigen het niet kunnen voorzien.
Wie kreeg hier in feite een tweede kans?
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
20-01-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE JEUGDRECHTER
Voor ik naar huis mocht moest ik eerst naar het Justitiepaleis om kennis te maken met de jeugdrechter. Een opvoedster van dienst begeleidde me.
De jeugdrechter leek me een vriendelijke man te zijn. Hij sprak niet uit de hoogte, stak ook geen donderpreken af, maar behandelde mij heel normaal.
“Jeugdrechter Maes” stelde hij zich kort en bondig voor. U bent mij toegewezen door uw toeziende voogd en u zal onder mijn toezicht staan tot uw eenentwintigste, liet hij me weten.

Hij vroeg me of ik het zag zitten om terug naar mijn pleegouders te gaan? "Tja, wat had je gedacht, dat ik liever bij die machtsgeile nonnen zat?" flitste er door mijn hoofd. Maar dat zei ik natuurlijk niet hardop. In de plaats knikte ietwat timide van, ja.
Je weet, vroeg hij, dat je terug naar school moet gaan en dit minstens tot je achttien bent? Weer knikte ik bevestigend.
Hij bekeek me over zijn donker omrande bril lang en onderzoekend aan. Mijn hart bontste in mijn keel en ik wist me geen houding te geven. Niettegenstaande hij me heel gemoedelijk aansprak vond ik het allemaal heel erg imponerend.
Bon, zei hij, dat is dan afgesproken. Het eerst volgende weekend verwachten je pleegouders je weer thuis. Ik wens je veel succes en hoop je hier nooit meer terug te moeten zien. Hij stond op en ging de kamer uit.

Een klerk kwam naar me toe, haalde een papier tevoorschijn dat ik moest tekenen zonder tijd te krijgen om het te lezen, en stopte het vervolgens in mijn dossier.

Dat dossier van mij had ondertussen al serieuze pproporties aangenomen en ik was nog steeds reuze benieuwd wat er allemaal in stond. Maar zoals ik reeds scchreef in een vorig item, ik heb er nooit de kans toe gekregen.

De opvoedster stond op en wij gingen naar buiten. Zij had blijkbaar nog niet veel zin om terug te keren naar het internaat en we gingen nog wat drinken in een café in de buurt. Zij een koffie en ik een Cola.
Het was bijna een jaar geleden dat ik nog een cola had geproefd. Hij smaakte heerlijk!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
25-01-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE THUISKOMST
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik was weer bij mijn pleegouders.
De eerste dagen verliepen enigszins stroef.
Niemand sprak veel, het was voor iedereen een aanpassing.
Vrienden waren blij om mij terug te zien. Ze stelden weinig of geen vragen. Misschien durfden ze niet?
Er was vervreemding tussen ons. Hun interesse was niet meer de mijne. Ik was hen ontgroeid.
Liever hield ik mij op bij volwassenen.

Ook bij mijn pleegouders ging het vrijwel hetzelfde.
Er werden geen vragen gesteld.
Niet door mij en niet door hen.
Het was voor eens en altijd een uitgemaakte zaak dat ik het allemaal aan mezelf te danken had en ik sprak het reeds lang niet meer tegen.
Mijn visie op het gebeurde stak ik diep weg.
Het kostte me ook geen moeite meer om mijn gevoelens te onderdrukken want dat had ik reeds op jonge leeftijd goed onder de knie.
Ik liet me gewoon meedrijven met de stroom.
Geen mens die wist hoe ik innerlijk vocht om dit zo te houden. Geen mens  die het wat kon schelen.

Mijn toeziende voogd had beslist dat ik terug naar school moest.
Dat was de voorwaarde van mijn vrijlating.
Mijn pleegouders gingen er tot mijn grote verbazing mee akkoord.
Zelf was ik graag naar de handelsschool gegaan, maar dat was uitgesloten om volgende redenen....

....In de straat achter de hoek was een school, genaamd:  "De Villa".
Men kon er twee richtingen volgen, snit en naad en kinderverzorging.
Voor kinderverzorging kwam ik niet meer in aanmerking daar ik teveel jaren had gemist.
Het interesseerde mij ook niet.
Mijn pleegmoeder verklaarde in haar eigen stijl waarom ik geen handel kon gaan volgen.
Die school was enkel bereikbaar met het openbaar vervoer.
Eventueel ook met de fiets, maar die bezat ik niet meer. (Tiens, altijd al vergeten te vragen waar die gebleven was?)
Zij zei dat ik moest begrijpen dat dit reeds kosten zou meebrengen waar ze  de middelen niet voor hadden.
Kwam bij dat ik ook allerlei boeken zelf zou moeten aanschaffen, alsook een typemachine.
Mijn pleegbroer had immers ook een typemachine en twee van die dingen konden ze niet betalen, liet ze fijntjes weten. 
Bleef over de snit en naad opleiding.
Vermits ik in het internaat reeds een grote ervaring had opgedaan door het verplicht in mekaar stikken van pyjama's, was dat de beste optie.
Eveneens een positieve noot was dat mijn nichtje S. ook op die school zat en Ik in dezelfde klas als zij zou terechtkomen
Weliswaar was zij 2 jaar ouder dan ik. Maar door haar vele operaties en langdurig verblijf in diverse ziekenhuizen, moest ook zij lessen inhalen.

De grootste struikelblok voor mij was dat ik mij (alweer) alleen moest gaan aanmelden op de school.
Daarbij moest ik de aanbevelingsbrief van de jeugdrechter voorleggen, en mijn pleegmoeder wou die schande niet onder ogen zien.
In de school maakte men daarover wat bezwaren, want mijn pleegouders moesten toelating geven en papieren tekenen.
Dus werd er voor mij een uitzondering gemaakt en werden de papieren meegegeven zodat zij ze thuis konden tekenen. Het was geen goed begin, vond ik, want ik voelde me er toch weeral ongemakkelijk bij.
Op je zestiende ben je het liefst geen buitenbeentje.
Het tegenpruttelen van de secretaresse en haar röntgen blikken bezorgde me buikpijn.
Maar goed, ook dat slikte ik door.

Het eerste gedonder begon in de klas zelf.
Men was een rok aan het maken.
Die rok moest een verticale streep als design hebben en een bepaald soort stof zijn.
Die stof hadden de leerlingen kunnen aankopen via de school, maar daar ik midden op het schooljaar was komen binnenvallen, had men die stof niet meer in voorraad.
Geen nood zei de juf, wij hebben een contract met een welbepaalde winkel en daar kun je die stof nog gaan kopen.
De bewuste stoffenwinkel was gelegen op de "Herentalsebaan" en noemde "Paula".
Het was een tamelijke dure  kwaliteit stoffenwinkel.
Toen ik mijn pleegmoeder daarvan in kennis stelde was het op slag gedaan met haar kalmte en steigerde zij als vanouds.
Er waren goedkopere winkels... en die oude schaar die in de keukenla lag zou ook wel doen... patroonpapier had zijzelf nooit gebruit... bruin papier voldeed ook. Rood en blauw potlood om patronen te tekenen? Wat een flauwe kul allemaal!

Nichtje, alhoewel kleiner en freler dan ik, ging dapper in tegen de woordenstroom van pleeg-ma.
Zij kende natuurlijk niet de angst die ik voor haar had en zij had ook niets te verliezen.
Toch werden ook haar argumenten en verdedigingstactiek van tafel geveegd.

Het resultaat was dat ik met de oude schaar en een lap goedkope stof naar de klas trok.
Tot grote hilariteit van mijn medeleerlingen en de misprijzende blik van de juf.
De school werd opnieuw een lijdensweg.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
30-01-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALLES GAAT ZIJN GANG.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Mijn zestiende verjaardag ging in stilte voorbij. En ook mijn jeugd kabbelde in stilte verder.
De school was een grote fiasco.
Niet wat de algemene lessen betrof, want die kon ik vlot volgen.
Maar  het hoofdvak was andere koek.
Niet voldoende of juiste materiaal hetgeen tot een demotivatie leidde bij mij.
Wij hadden thuis geen naaimachine. En dat was toch een vereiste.
Alle stiksels werden door mij met de hand genaaid, maar dat was natuurlijk niet de bedoeling.
Dus moest al dat werk overdoen in de klas. Terwijl ging de leerkracht uiteraard verder met de andere leerlingen.
Hetgeen betekende dat ik die nieuwe technieken dan weer niet meekreeg. En dus raakte ik hopeloos achterop.
Het pleidooi van nichtje S. bracht ook al geen zoden aan de dijk.
Mijn pleegouders waren doof voor mijn noden. Op de naaimachine werken van nichtje kon wel af en toe, maar zij moest natuurlijk haar haar werk ook afkrijgen.

Weer voelde ik mij niet  happy op de school, en ik was blij dat het schooljaar ten einde was.
Tussen mij en mijn pleegouders ging alles relatief goed.
Ik vroeg of zei niets. Zij deden net hetzelfde.
Ook met mijn pleegbroer klikte het beter.
Sinds ik terug was zocht hij meer toenadering.
Met zijn kinderlijk, maar o zo venijnig getreiter, was hij gestopt.
Wanneer de zoon van mijn pleegzuster kwam logeren had ik het nog wel zwaar te verduren, toch hield pleegbroer zich bij die plagerijen steeds meer en meer afzijdig.
We maakten rustig ons huiswerk. Zelfs een gezelschapsspel brachten we tot een goed einde.
Dit alles kwam de sfeer ten goede.

Eén ding was nog steeds hetzelfde gebleven.
Mijn pleegbroer kreeg dure geschenken en nog duurdere kleding en schoeisel, terwijl ik aflatertjes droeg.
Een opmerking daarover maken deed ik niet. Tenslotte kende ik  het antwoord al.
Er was geen geld en ik moest dankbaar zijn.
En alles was me liever dan terugkeren naar het internaat.
Ik had mijn vrijheid veel te lief om die in de weegschaal te gooien.
Al was die vrijheid dan ook zeer relatief, want ik had vele klusjes te doen in huis.
Maar ook dat nam ik erbij en maakte er het beste van.

Mijn examen doorliep ik als in een roes.
Wat ik niet kon deed ik ook niet.
De helft van hetgeen ik op het examen te zien kreeg had ik gemist in de loop van het schooljaar.
Mijn blad was dan ook steeds vlug ingevuld.
Als je klaar was met je papier mocht je naar huis. Niet nodig zeker om te zeggen dat ik steevast één van de eerste was die het klaslokaal verliet?

Tot mijn grote verbazing was ik toch geslaagd.
Weliswaar met de hakken over de sloot, maar toch.
Ik kreeg de raad van de klastitularis om in de vakantie wat bijlessen te nemen.
Daar hadden mijn pleegouders geen oren naar wegens niet gratis.
Het kon mij allemaal niet zoveel schelen.
Het was vakantie en ik was vrij!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
01-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SCHOOLMOE
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het was vakantie!

Maar meer dan de klussen in huis doen en op straat wat rond lummelen was het niet.
De zus van mijn pleegvader woonde schuin tegenover ons.
Mijn pleegmoeder was er niet welkom wegens de zoveelste ruzie tussen die twee. Mijn pleegvader wel en Ik ging dan steeds met hem mee op bezoek.
De dochter des huizes was enkele jaren ouder dan ik.
Het waren veelal haar afdankertjes die ik kreeg.
Gelukkig was zij nogal modebewust en was haar kledij niet al te veel versleten. en Hoe ouder ik werd, hoe beter alles me paste.

Die dochter werkte reeds jaren op een drukkerij.
Die drukkerij was gelegen in weer een andere zijstraat van onze straat en dus op loopafstand bereikbaar.
Zij liet weten dat ze daar een loopjongen/meisje zochten.
Als ik interesseert was zou ze voor mij bij de baas een goed woordje doen.
Ik had er wel oren naar want de school zou toch weer  niets worden.
Je hebt nu éénmaal schoolgerief nodig wil je een beroep aanleren en dat was er niet voor mij.
Was er nooit geweest en zou er ook nooit zijn.
Met als steeds weerkerend excuus van mijn pleeg-ma: "Er is geen geld voor".
"Wij doen zo al genoeg voor je, en allemaal gratis".
Dat bleek later een grove leugen te zijn maar dat kon ik niet weten.
Dus, na een zeer kort overleg met mijn pleegmoeder, kreeg ik in een mum van tijd haar fiat. Of wat had je gedacht?
Ik op weg.

In de bewuste straat waren twee drukkerijen vlak naast elkaar.
In mijn wild enthousiasme stapte ik de eerste binnen .
Daar wist men van niets, maar het lot was mij gunstig gezind.
Maar de kantoor overste zag mij wel zitten en ik werd ik aangenomen.
Toen uiteindelijk bleek dat ik op de verkeerde drukkerij was gaan solliciteren was het te laat om nog te veranderen.
En tenslotte werk was werk he?

Ik moest de post sorteren en ronddragen.
Koffie maken en rond brengen.
Nieuwe formulieren halen naar het magazijn en uit delen, kortom, al hetgeen een kantoor hulpje zoal doet.
Het werk was voor mij een beetje een hemel op aarde want ik deed het allemaal ontzettend graag.
En het loon was ook redelijk.

Toen het tegen 1 september aanliep beslisten mijn pleegouders en ik dan ook om te blijven werken.
Enkel de school moest daarover worden ingelicht, alsmede de jeugdrechter.
Het eerste lieten mijn pleegouders aan mij over. Maar dat vormde geen probleem voor mij, dat had ik al zo vaak gedaan.
De school maakte er al evenmin een probleem van.
De secretaresse vulde de papieren in en de directrice  tekende ze.
Die papieren moesten nog worden opgestuurd naar de jeugdrechter maar daar zouden mijn pleegouders voor zorgen.

De drukkerij was mijn toevlucht.
Ik vond er vriendschap en genegenheid. Sommigen stelde wel eens vragen maar ik liet nooit het achterste van mijn tong zien.
Nog altijd in de veronderstelling dat alles wat gebeurd was door mijn eigen schuld kwam.
Dat was natuurlijk een zeer uitgekiende tactiek van mijn pleegmoeder om mij het zwijgen op te leggen.
En het werkte nog ook!
Mijn collega's moeten wel in de gaten hebben gehad dat het er bij mij "thuis" niet allemaal koosjer aan toe ging, maar ze zeiden er nooit wat van.

Ik was meer dan tevreden met die situatie.
Ik bracht geld binnen en dat stemde mijn pleegouders tevreden.
Het werk deed ik heel graag, en dat stemde mij tevreden.
Gaf mijn loon af zonder morren.
Het enige min puntje was dat het nog steeds niet genoeg scheen te zijn voor mijn pleegmoeder.
Want iets nieuw voor mij kon er enkel af in de allerhoogste nood.
En ik moest zelf mijn was en strijk blijven doen.
Moest in de weekends helpen poetsen.
Meestal moest ik de gang en de straat doen, maar dat deed ik graag.
Zo kon ik een praatje maken met al diegenen die de deur passeerden.
En eindelijk begon ik te geloven dat het leven mooi kon zijn. Ook voor mij.
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
07-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EERSTE LIEFDE
Klik op de afbeelding om de link te volgen Reeds enkele maanden was ik aan het werk op de drukkerij en het beviel mij daar prima.
Het was bijna Nieuwjaar en mijn leven zou nog maar eens een andere wending krijgen.

Op oudejaarsavond was er in de harmonie waar ik majorette was geweest, steeds een bal, en ik werd ook uitgenodigd.
Het verbaasde mi enigszins, maar ik mocht er naartoe  gaan van mijn pleegmoeder.
Meer zelfs!
Ik mocht naar de kapper en kreeg een nieuw kleedje en schoenen.
Ik voelde mij de koning te rijk.

Daar de harmonie slechts enkele huizen verderop was  moest ik zelfs niet op een bepaald uur terug zijn.
Het was fijn om al die mensen terug te zien waar ik zo'n fijne momenten mee had beleeft.
De meesten waren van mijn thuissituatie op de hoogte en dus moest ik niet al teveel vervelende vragen beantwoorden.

R. was er ook.
Hij speelde in de harmonie op de klaroen.
Vaak had ik met hem staan gekscheren, maar als liefdes kandidaat had ik hem nooit bekeken.
Wellicht omdat hij zes jaar ouder was dan ik en ik als prille tiener hem toen een "oude" vent vond.
Maar met mijn zestien en acht maanden, en met de ervaring die ik achter de rug had, bekeek ik hem anders.
Hij noemde me steeds "blondje", en zo vroeg hij mij ook dan ten dans.
" He Blondje, wil je met me dansen?" Ik hoor het hem nog vragen.
En dit blondje, zei ja.
Wanneer de vonk nu precies is overgeslagen zou ik niet meer kunnen zeggen. Feit is, hij werd mijn eerste grote liefde.

R. had een auto.
Een knalgele Volkswagen-kever.
En geloof me, we hadden er veel bekijks mee.
Dat was R ten voeten uit, een lieve ietwat introverte man die zich af en toe door iets extravagant liet opvallen.
Zo kwam hij mij eens ophalen voor een ritje naar het Zilvermeer in Mol.
Hij droeg een gifgroene bloemmetjes broek met daarboven  een knalrood hemd waar hij de mouwen van had afgeknipt.
Ik stikte bijna van het lachen toen ik hem zo zag. Maar hij gaf geen krimp en deed alsof hij in z'n zondags kostuum aanhad,
Zo was R. dus.
Gelukkig had hij zo maar af en toe van die rare uitschieters, en dat maakte het nu juist zo plezant.

Mijn pleegouders konden het goed vinden met R. Hij was iets meer terughoudend tegenover hen.
Hij vond dat er een kilte sfeer in huis hing hoewel hij op dat ogenblik nog niets afwist van de ganse situatie.
Maar van in het begin merkte hij verbaasd op dat mijn pleegouders niet van me hielden.
Ik was eerder verbaasd over zijn opmerkingsgave, want mij viel het niet meer op.
Ik was al lang blij dat mijn pleegmoeder mij niet meer sloeg.
Scheldnamen en scheldwoorden liet ze ook meestal achterwege sinds ik terug was uit het internaat.
Vreemd genoeg heb ik die opmerking over die kilte tussen hen en mij later nog een paar keer horen zeggen van anderen die met mijn pleegouders in contact kwamen.

R. was enig kind en werd op handen gedragen door zijn ouders. En dat was wederkerig.
Met R's ouders had ik nog niet echt kennis gemaakt.
R. sprak zijn moeder vaak aan met haar voornaam, wetende dat hij haar daar mee op de kast joeg.
Zij gaf hem dan speels een tik tegen zijn hoofd, en hij dook dan lachend weg.
Ik was een beetje jaloers op de goede verstandhouding die R. met zijn ouders had, maar vooral miste ik de liefde die er tussen hen was.  Iets wat ik niet kende.

R. antwoordde steeds een beetje terughoudend op mijn vraag waarom hij me niet voorstelde aan hen.
Meestal kreeg ik te horen, "dan gaan ze zich bemoeien en is de pret eraf".
Ik begreep het wel niet maar zat er ook niet echt mee.
We maakten plezier en het leven was mooi.
Hij was stapel op me. En ik op hem.
Dat was voor mij een nieuwe ervaring en meteen ook een grote stap.
Want ik vertrouwde maar heel weinig mensen. Maar tegenover R. voelde ik geen greintje wantrouwen.
Dat was liefde! Mijn eerste grote liefde.
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EERSTE LIEFDE 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Ik beleefde een heerlijke tijd met R.
Doordat hij een auto bezat kwam ik op plaatsen waar ik nog nooit was geweest.
We bleven wel in België natuurlijk, want zo groot was zijn budget nu ook weer niet.
Maar we gingen een dagje naar zee. Of naar de Ardennen.
R. had een vriend die een manege had. Daar bleek dat ik doodsbang was voor paarden.
We gingen naar de Drive-in bioscoop. En naar dancing “De Fauna" (een dancing in Schilde).
Hij leerde mij top-biljart spelen en liet mij af en toe winnen. De schat!
Kortom, een leuke tijd.
Maar toch niet helemaal zorg vrij!

 Met mijn pleegmoeder kon ik kortelings zo nu en dan een normaal gesprek voeren.
En daarom durfde ik al eens een vraag stellen over mijn echte moeder.
Zo kwam ik te weten dat mijn grootmoeder langs moederskant in Antwerpen woonde.
Dat mijn moeder mij wel was komen bezoeken toen ik nog een baby was en de eerste maanden wel voor me had betaald.
Het waren maar kleine dingen, maar ze betekende veel voor mij.
Want ik bleef er naar verlangen om mijn moeder te ontmoeten.

Bij de ouders van R. mocht ik niet binnen.
Ik kwam uit een verbeteringsgesticht zoals ze het noemden, dus ik deugde niet.
R. zei me dat ik geduld moest hebben, dat ze wel zouden bijdraaien.
Maar ik had zoiets van, als jullie mij niet moeten, dan ik jullie ook niet.
Tja, ik was jong, en door al mijn nare ervaringen was ik nogal categoriek in mijn oordeel over mensen.
Kwam bij dat ze niet eens de moeite deden om de waarheid te achterhalen.
Het maakte me boos en verdrietig tegelijk.

Telkens we in het weekend ergens naartoe reden  kreeg R. een hele boel goede raad mee van zijn moeder.
Zo mocht hij zich niet laten verleiden door mij om seks te hebben.
“Laat je door haar je kop niet zot maken” zei ze dan.
“Want als ze zwanger wordt hang je vast”.
Maar het was R. die op seks aandrong! En het was ik die  angst had om zwanger te worden!
Want 'De pil' kregen jonge meisjes toen niet van de dokter. We zouden ze ook niet hebben durven vragen.

Bij mijn pleegmoeder kon niet terecht met vragen over seks.
Ik had het één keer geprobeerd en kreeg meteen de kous op mijn kop.
“Je bent al net zo'n hoer als je moeder en grootmoeder” beet ze me toe.
En dat was dus meteen mijn eerste en laatste vraag die ik haar daaromtrent over stelde.

Al wat ik wist over seks had ik van horen zeggen.
Van de meisjes uit het home en internaat enerzijds, en van de vrouwen op de fabriek anderzijds.
Dus het bleef tussen R. en mij bij wat geflikflooi, want ik hield de boot af.
Maar toch was ik de slang in de ogen van de moeder van R. We kregen er onze eerste ruzie over maar die duurde niet lang. Het daarna weer bijleggen was heel plezant!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
15-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DESKUNDIGHEID
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Chia schreef in een reactie: “Op mijn zeventiende was ik nog een baby”!
Wel, ik ben een beetje jaloers op haar “baby fase”.
Door al de nare ervaringen die ik had meegemaakt.
was ik reeds lange tijd volwassen. ik moest moest wel!.
Ik had geen onbevangen kind of tiener mogen zijn, het werd mij niet toegelaten.

Tussen mijn zestiende en zeventiende deden zich weer feiten voor die mij al gauw in één klap enkele jaren ouder deden worden.
Er was de eerste liefde en tegelijk de eerste ontgoocheling.
Er was de zoveelste ontgoocheling in mijn pleegouders. Maar dat had ik halvelings ingecalculeerd.
Maar er was ook de ontgoocheling in volwassenen waarvan ik het niet verwacht had.
En vooral was er de ontgoocheling van diegene waar ik het meest naar verlangde.
Die van mijn eigen echte moeder.

Hoezeer mijn pleegmoeder ook haar best deed om bij elke gelegenheid die zich voordeed mijn biologische moeder de grond in te boren, ik bleef in haar geloven en verlangen.
Ik zou en moest haar vinden.
Wou haar met mezelf confronteren.
Geloofde rotsvast dat wanneer ze mij zou zien alles goed zou komen.

Neen, ik was geen onwetend kind op mijn zestiende.
Maar integendeel een ervaringsdeskundige.
Deskundig in de ervaring met de slechtste kanten van de mens.
Met de ervaring van de onkunde van diegene die volgens hun statuut verstand zouden moeten hebben van kinderen in mijn situatie.
Ervaring met het onbegrip en laksheid van zovelen.
Het was geen prettige ervaring!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
16-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TURBULENT JAAR (1)
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Er gebeurden tussen mijn zestiende en zeventiende jaar zoveel dat ik echt mijn hersenen hoor kraken bij de pogingen alles in chronologische volgorde te plaatsen.
PffffT…amaai wat een zin!

Hoe meer het jaar naar mijn zeventiende verjaardag liep, hoe chaotischer mijn leven weer werd.
Wanneer de aandachtige lezer in mijn schrijfsels dus moest constateren dat sommige gebeurtenissen door elkaar lopen, dan heeft hij/zij waarschijnlijk nog gelijk ook.
Maar laat mij proberen te beginnen met het begin.

Het werk op de drukkerij liep nog steeds heel vlotjes. De liefde tussen R. en mij was nog steeds heel groot.
Zijn ouders bleven eveneens halsstarrig weigeren mij te aanvaarden. Al mocht ik sinds kort af en  binnenkomen.
Dat was gekomen doordat we in de winter vaak een potje zaten te vrijen in de auto. Kwestie van ons warm te houden he!.
R. liet dan de motor draaien en dat kostte natuurlijk benzine'.
Vermits zijn ouders die benzine betaalden omdat hij ook per auto ging werken, voelden ze dat in hun geldbeugel.
Dat R. zijn volledige loon op zijn 23e nog steeds braaf afgaf vond iedereen in die tijd normaal. Hij woonde tenslotte nog thuis en kostgangers  hield men toen niet.
Daarom mochten we in de winter al eens in de voorkamer zitten, want die werd toch niet gebruikt.
En zo had ik al een beetje een voet in huis.

R. noemde zijn moeder Jeanneke, en zijn vader, Flup.
Het was een speels plagerijtje tussen hen.
Op een zondagmiddag werd ik door zijn ouders onverwachts uitgenodigd om te komen eten.
Ze lieten mij meteen weten dat dit geen wekelijkse gewoonte zou worden, maar dat ze anders hun zoon in het weekend niet meer te zien kregen.

Ik noemde de moeder van R. ook altijd, Jeanneke. Niet rechtstreeks tegen haar natuurlijk, maar in een gesprek met R.
Maar ze had het gehoord en meteen werd mij diets gemaakt dat ze dit van mij niet tolereerde.
Dat ik haar Madame...(familienaam) moest noemen
Zo waren er vele kleine schermutselingen die er allemaal op duidden dat ze mij afwezen.
De vader van R. was iets toleranter naar mij toe, maar dan alleen als zijn vrouw niet in de buurt was.

 R. bezat een Duitse Herdershond, Jackie genaamd. Echt waar hoor bojako!
Het beestje was al vrij oud en vrij jaloers. Kwam bij dat ik een grote angst had opgelopen door de ervaring met onze hond en dat het beest dat scheen te ruiken.
Voor we aan tafel gingen zaten R. en ik wat te keuvelen in de salon met de hond tussen ons in.
Dat vond Jeanneke prima want telkens ik bewoog begon de hond zacht te grommen. 
Geen handjes vasthouden, en al zeker geen kusje, want de hond tolereerde het niet.
In een onoplettend moment stak ik toch mijn hand uit naar R. en meteen had de hond mij vast.
Zonder verwittiging en snel als de bliksem.
Iedereen schrok daar erg van en R. bedaarde in paniek de hond. Ik  keek in paniek naar mijn bloedende hand.

Uit dit voorval kwam ook iets goed uit.
Was het omdat zij een beetje medelijden met me had? Maar telkens wanneer ik mocht komen eten maakte ze iets klaar dat ik graag lustte.
Maar het bleef allemaal heel afstandelijk en ik heb met hen nooit een close band gehad.
Veeleer zagen ze in mij een bedreiging voor hun zoon.
Een bedreiging omdat zij meenden  ik een slechte invloed had op hem. Omdat hij steeds vaker uit huis was.
Feit was ook dat de moeder van R. nog heel vaak contact had met zijn vorig meisje.  Ze hadden veel liever gezien dat hij voor haar had gekozen in plaats van voor mij.

Ze wilden maar niet inzien dat R. oud en wijs genoeg was om te weten wat hij wilde. En hij wilde mij, of zijn ouders dit nu graag hadden, of niet.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
22-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TURBULENT JAAR 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Nog steeds in datzelfde jaar zouden  bepaalde feiten in een razend tempo op me afkomen.

De relatie met de ouders van R. bleef afstandelijk.
Hoe meer R. en ik naar elkaar toegroeiden, hoe meer ze mij schenen te misprijzen.

Wanneer ik op zondag al eens mocht blijven eten vroegen ze mij honderd uit over mijn pleegouders, en over het internaat....enz.
Maar zoals ik al zo vaak schreef, ik vertrouwde niemand voldoende om veel te vertellen.
Dat dit een zekere achterdocht opwekte daarvan was ik mij toen niet bewust natuurlijk.
Misschien... wanneer men wat harder geprobeerd had om mij te begrijpen....misschien wanneer men we wat meer tijd had gegeven om vertrouwen op te bouwen....misschien dan.

Het was zondagavond en R. wilde mij naar huis voeren. De auto stond geparkeerd  voor zijn ouderlijke woonst en tussen twee auto's in. We zaten nog wat te praten toen we plots een andere auto in volle vaart  recht op ons af zagen komen. De chauffeur van die wagen had in de schuin tegenover liggende bar flink zitten pintelieren.  Ik zie het nog voor mijn ogen gebeuren.
De klap was enorm.

R. werd beschermd door zijn stuur maar ik sloeg met mijn hoofd op het dashboard.
Gevolg was een flinke jaap onder mijn kin.
Ik bloedde als een rund.
Wat er dan vervolgens juist is gebeurd weet ik niet zo goed meer.
De politie kwam en de ziekenwagen.
En er stond massa volk te gapen.

 De snede onder mijn kin moest worden genaaid.
Mijn neus bleek gebroken en mijn rechter pols vermoedde men.
Dat laatste was gelukkig niet zo, zoals later bleek, maar ik moest toch een steun verband dragen.

Terwijl men met mij naar het ziekenhuis reed, bleef R. achter om alle formaliteiten te vervullen.
Toen ik ’s avonds laat bij mijn pleegouders toekwam, wisten die nog van niets.
Achteraf is daar nog een hele heisa rond geweest tussen zijn ouders en mij, want de moeder van R. had verwacht dat ik terug zou komen naar hen.
Zij vond dat ik dat had moeten doen.
Ik was echter teveel van de kaart om rationeel te kunnen denken of handelen.
En heel stiekem had ik gehoopt dat R. naar mij zou toekomen, maar die was op dat moment ook helemaal ondersteboven van het ongeval

 Mijn pleegouders waren niet blij.
Niet om mijn verwondingen, maar omdat ik niet zou kunnen werken.
En vooral omdat ze voor niet in orde waren met het ziekenfonds.
Er werd mij gezegd dat ik toch moest proberen om te gaan werken.
Maar de baas stuurde mij linea recta terug naar huis.
Ik zag er ook niet uit echt presentabel uit! Mijn gezicht en hals zagen blauw.
Mijn arm lag in een draagverband. Bovendien had ik barstende hoofdpijn.
Mijn collega’s schrokken zich rot toen ze mij zagen.
Tja, de aanblik was niet mooi.

Thuis was er niemand die zich afvroeg hoe ik mij voelde bij het bekijken van mijn gezicht in de spiegel.
Hoe ik mij voelde met die lelijke snee op mijn kin dat voorgoed een lelijk litteken zou blijven. Iets dat elk jong meisje erg van streek zou maken, toch?

Van toen af ging alles weer als in een stroomversnelling.
Er zijn flarden van het gebeurde die me steeds zullen bijblijven of die sporadisch in me opkomen, maar er zijn en blijven ook veel hiaten.
De kettingreactie van gebeurtenissen die hierop  zouden volgenden zal ik echter nooit meer vergeten.

©Huismusje


 


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
23-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NIEUWE DROOM
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De verstandhouding met mijn pleegouders nam weer beetje bij beetje af.
Voor mijn werk moest ik allerlei papieren in orde maken. En daar knelde nu net het schoentje.
Ik was niet verzekerd, stond niet ingeschreven bij het ziekenfonds.
Het was nog maar eens een volwassenen probleem dat ik als jeugdige tiener mocht proberen op te lossen.

Mede door de raadgevingen van de ouders van R. stelde ik penibele vragen aan mijn pleegouders.
Vragen waar ik steeds meer en meer een bitsige repliek op kreeg.
“Waar bemoeien die mensen zich mee” vroeg mijn pleegmoeder?
Toen ik haar antwoordde dat de verzekering van R. die papieren nodig had om de schadevergoeding te kunnen uitbetalen, haalde ze haar schouders op.
Ook mijn baas was niet tevreden met mijn uitleg, want ook zij kwamen in de problemen met de sociale wetten.
Steeds vaker en vaker kreeg ik dan als antwoord “Zoek je moeder en ga haar lastig vallen”!

 Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik me ook niet echt met die papierwinkel bezig hield.
Kwam bij dat R. en ik nu extra vrije tijd hadden die ik veel liever op een andere manier invulde dan bezig te zijn met een administratie waar ik totaal geen kennis van had .

 Waar ik mij wel degelijk voor inzette was naar het op zoek gaan van mijn “echte” moeder.
Meer en meer werd het verlangen naar haar hardnekkiger.
De dagdromen die ik over haar had werden steeds mooie.
Stap voor stap kwam ik verder in mijn zoektocht naar haar.
R. en ik liepen de district huizen en politiebureaus plat.
Uiteindelijk kwamen we terecht bij het C.O.O. (commissie van openbare onderstand), het OCMW van nu.

En daar gingen de poppen aan het dansen!
Men vroeg daar mijn ganse levensloop, en ik beantwoorde die naar waarheid.
Ik had daarbij slechts één doel voor ogen, het vinden van mijn moeder.
Wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor mijn pleegouders of voor mij, was iets waar ik niet bij stilstond.
Had er ook geen flauw benul van.

En ik boekte resultaat!
Na verschillende adressen te hebben doorgekregen van zowel van binnen als buitenland.... en dito namen van voor mij onbekende familieleden…kreeg ik uiteindelijk het adres van van mijn “moeder” te pakken.

Ik was door het dolle heen!
Eindelijk zou ik haar ontmoeten.
Vanaf nu zou het leven mooi worden voor mij.
Wat zou ze blij zijn dat ze mij zag!
In mijn fantasie en dromen was alles al in kannen en kruiken.
Ik vertelde het geboekte resultaat aan mijn pleegouders met enige schroom. Want ergens voelde ik het aan als verraad tegenover hen. Niettegenstaande zij mij er toe aangezet hadden. Niettegenstaande ik wist dat ze me liever niet, dan wel, zagen

Die onthaalde dit nieuws niet zo prettig.
Stellig waren zij zich bewuster van de eventuele gevolgen dan ik.
Mijn pleegmoeder barstte dan ook meteen uit in hoongelach.
Liet mij op schampere toon weten dat ik nu eindelijk de waarheid onder ogen zou krijgen.
Dat ik de ware aard van mijn moeder nu zou leren kennen.
Maar het deerde mij allemaal niet.
Ik had een lang gekoesterde droom kunnen waarmaken
En ik droomde een heel eind weg.
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
02-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN FENIKS 1
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De meeste tieners krijgen het al wel eens aan de stok met hun ouders.
Meestal is de moeder dan kop van jut daar zij een ietsje meer aanwezig is bij de opvoeding dan de vader.
Maar iedere tiener weet ook dat in nood  hij/zij steeds op diezelfde moeder kan rekenen.
En dat geloofde ik ook!

R. en ik hadden besloten om mijn moeder te gaan opzoeken zonder enige verwittiging.
Wij wilden de verrassing compleet maken. Haar voor een voldongen feit zetten, zeg maar.
We wilden ten alle kosten vermijden dat we op voorhand zouden worden afgescheept.

Ik geloofde rotsvast dat mijn moeder blij zou zijn om mij te zien.
Dat ze een plausibele uitleg zou kunnen geven waarom ze mij nooit was komen opzoeken. En vooral waarom ze mij had achtergelaten?
Tenslotte had ik recht op wat uitleg was ik van mening.
Eventueel zou ik haar vragen naar mijn vader, maar dat was niet mijn prioriteit.
Vreemd genoeg is het dat ook nooit geweest.

We kwamen te weten dat mijn moeder niet eens zo ver weg woonde.
Zij woonde zelfs in dezelfde gemeente als mijn pleegouders.
Maar dan wel in een veel chiquere buurt.
Een omgeving waar de duurdere appartementen en huizen te vinden waren.
Dat gaf mij al goede hoop.
Want als zij zich die dure behuizing kon permitteren zou het haar wel goed gaan.
Of zij gehuwd was….? Of ze nog kinderen had….? Of haar eventuele partner op de hoogte was over mij….?
Het waren vragen waar ik in al mijn overmoed en impulsiviteit niet bij stilstond.
Ik had maar één doel en dat was haar zo vlug mogelijk ontmoeten.

Op een zaterdag was het dan zover.
R. en ik reden zonder iemand te verwittigen naar het bewuste adres.
Daar aangekomen gierden de zenuwen door mijn keel.
Tegelijkertijd was ik ook zeer zelfzeker.
Toen ik haar naam (mijn familienaam) op de deurbel las klopte mijn hart bijna tweemaal zo vlug als normaal.
Volgens de positie van de deurbel woonde mijn moeder op het vierde verdiep.
Toen ik naar boven keek zag ik een vrouw die bezig was met de ramen te lappen.
Tegelijkertijd keek die vrouw naar mij.
Het was een magisch moment. Het leek of de wereld even stilstond.
Tot op de dag van vandaag kan ik dat moment van toen, seconde per seconde voor mijn geest halen.
Het staat in mijn geheugen gebrand.

Ik wist dat die vrouw mijn moeder was.
R. had zo zijn twijfels en liet dat ook blijken. Maar ik twijfelde geen moment. Het waarom kan ik echter niet verklaren. Maar toen ik mijn vinger op de bel drukte wist ik dat die vrouw van de ladder zou stappen om de deur te openen.
En zo was het ook.
Eindelijk, dacht ik...

...Vanaf nu kan er mij niets meer gebeuren. Vanaf nu komt alles goed!
Dat geloofde ik vast!
Zij was mijn eigenste Feniks.
Herrezen uit de grijze as.
Dat je aan hete as je vingers lelijk kunt branden was iets waar ik niet aan dacht...!

©Huismusje



Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
03-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN FENIKS 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen Toen de deur automatisch geopend werd kwamen R. en ik in een mooie inkomhal.
Mooie betegelde vloer, een lange oper op de vloer en een reusachtige spiegel met majestueuze kader tegen de witte bepleisterde muur.
We gingen met de lift naar boven. (Ook al iets dat ik niet vaak zag in de kringen waarin ik vertoefde.)
Boven aangekomen stond mijn moeder ons op te wachten.
Ik kan niet beschrijven welk gevoel er door mij heenging toen ik haar zag staan. Ik vond haar de knapste vrouw die ik  ooit in mijn leven had gezien.
Mijn pleegmoeder zag ik immers vrijwel nooit anders dan met een schort.
Deze vrouw leek net op weg te zijn naar een feest.

Ik wist niet goed wat zeggen of doen.
Mijn hart klopte nog steeds tegen tweehonderd per uur.
Maar zij loste het op voor mij.
”Dag schatteke” zei ze. Ik kreeg een knuffel en een zoen.

Ik kon mij met de beste wil van de wereld niet verroeren. Stond als aan de grond genageld en kon geen woord uit mijn strot krijgen.

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen maar wist ze terug te dringen.
Ik was tenslotte kampioen in het camoufleren van mijn gevoelens.
Dat ik daarbij koel en afstandelijk overkwam besefte ik niet.
Trouwens, dat probleem stelt zich al gans mijn leven.

Mensen die mij maar oppervlakkig kennen vinden mij, in het beste geval, een zuurpruim.

Mijn moeder leidde ons naar de living. Ook daar vielen mijn ogen bijna uit mijn kop.
Alles was supermodern en luxueus ingericht.
Inclusief twee reusachtige aquariums en gordijnen die open en dicht schoven door een druk op een knop.
Ook de stereo en de tv werden met een knopje verborgen of tevoorschijn getoverd.
Maar wat mij het meest verbaasde waren de twee kinderen die ook aanwezig waren.

Mijn moeder stelde ze aan mij voor als mijn halfbroer en halfzus.
Maar melde mij gelijk in één adem dat ze niet van mijn bestaan op de hoogte waren en dat dit ook zo moest blijven.
Althans toch voor nu. Ik werd dus voorgesteld aan hen als een nichtje van haar.

Mijn halfbroer noemde Jean-Claude en mijn halfzus Jacqueline.
Zij waren respectievelijk twaalf en drie jaar oud.
JC was op internaat en was enkel in de vakantie thuis.
J. woonde bij haar want de man waar ze op dat moment mee samen was, was de vader van J.
Moeder liet mij weten dat ik niet lang kon blijven daar ze binnen enkele uren zou moeten  gaan werken.
Zij werkte in Brussel.
Zij werkte ’s nachts. Meestal ging ze daar naartoe met de trein. aar omdat ik op bezoek was en omdat ze me niet meteen terug de deur wou wijzen, ging ze per uitzondering maar met de auto, vertelde ze me.
Die auto was een witte Triumph.

Het was allemaal heel overweldigend en indrukwekkend wat ik die dag te zien ente  verwerken kreeg.
En er zou nog veel meer komen

Copyright ©

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
07-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOEDERLIEFDE?
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het bezoek aan mijn moeder had een diepe indruk nagelaten.
Toen ik ’s avonds met R. terug naar mijn pleegouders reed zat ik met mijn hoofd nog steeds in een dikke mist.
(Nee het is geen spraakverwarring van "met m’n hoofd in de wolken zitten" het was dikke pappige mist.)
Zovele gedachten schoten er door mijn hoofd, zovele vragen die ik nog niet had gesteld.
En vele vragen die ik wel had gesteld en waar ik geen of een ontwijkend antwoord op had gekregen.
Kortom, heel veel wijzer was ik door dat bezoek niet geworden.

Akkoord, ik had voor de eerste maal in zeventien jaar mijn moeder in levende lijve gezien.
Ook werd ik geconfronteerd met het feit dat ik nog een halfbroer en een halfzus had.
Dat feit alleen al riep bij mij vele vragen op.
Zoals de meest voor de hand liggende vraag: “Waarom zij twee wel, en ik niet”?
Mijn vader was niet de vader van mijn halfbroer, en de vader van mijn halfzus was niet de vader van ons beide.
Mijn moeder was met geen enkele van de bewuste vaders getrouwd. Wij droegen  alle drie moeders naam. Dat was het enige dat we gemeen hadden, onze moeder en haar naam.

Mijn moeder was lief en vriendelijk tegen me geweest, maar niets liet uitschijnen dat ze voortaan voor mij zou zorgen.
Wanneer ik haar iets wou vertellen over mijn leven bij mijn pleegouders werd het gesprek vlug een andere richting uitgestuurd.
Veeleer leek het op een leuk treffen tussen twee kennissen die elkaar een tijdje niet hadden gezien.
Er was zelfs geen afspraak gemaakt voor een volgend bezoek!

R. vond dat ik teveel piekerde.
Hij was helemaal weg van mijn moeder.
Vond haar een vlotte en toffe vrouw.
Tja, ik moet het haar na geven, mannen kon ze rond haar vinger draaien als geen ander..
Kwam bij dat mijn moeder op dat moment ook nog vrij jong was, al bezag ik dat als tiener iets anders.
Maar feit was wel dat ze een pak jonger was dan mijn pleegmoeder, en twee pakken jonger dan R’s. moeder.
Mijn moeder was op dat ogenblik drieëndertig jaar oud.

Bij mijn pleegouders werd ik ook al niet hartelijk ontvangen.
”Ma” vroeg mij ten honderd uit over van alles en nog wat. En bij elk positief antwoord dat ik gaf werd de trek om haar mond bitter en haar repliek schamper.
Maar ik was zo vol van mijn moeder en het feit dat ik haar eindelijk had ontmoet, dat ik op die signalen geen acht sloeg.
Dat was zeer dom van me, want dat zou me nog zuur opbreken.
Ik zag niet hoe de dollar tekens in haar ogen verschenen toen ik mijn moeders woonst beschreef.
Hoe het vuur uit haar ogen schoot toen ik haar zei hoe mooi mijn moeder wel was en hoe mooi ze gekleed ging.
Ik schonk geen aandacht aan het feit dat ze telkens weer opsprong om naar de keuken achter een schoteldoek te gaan om de tafel mee schoon te vegen hoewel dat niet nodig was. Ik was trots omdat  mijn moeder in een sportwagen reed en in Brussel werkte.
Ik was zo vol van al die feiten dat ik maar door kletste  zonder acht te slaan op al die tekenen.

Nu begrijp ik dat ik haar op dat moment geweldig pijn heb gedaan.
Dat ik ondanks alles zeer ondankbaar overkwam.
Ik hield geen rekening met haar gevoelens.
Stond niet stil bij het feit dat niettegenstaande alle ellende, zij het was die mij had grootgebracht en niet mijn eigen moeder.
Dat ze het liefdeloos had gedaan is een feit, maar zelf  zag ze dat uiteraard totaal anders.

Dat ongeacht alles, ik toch van haar hield.
Het was iets dat ze nooit heeft ingezien en nooit heeft bij stil gestaan. Of nooit heeft willen weten? Of misschien was ze wel onmachtig om liefde te herkennen?                                                                      De moeder van R. reageerde wel positief.Maar zij had dan weer een ander doel. Zij hoopte dat ik vanaf nu een andere weg zou inslaan waarbij ze haar lieve zoontje weer voor zich alleen zou hebben.

En ik zou ook een andere weg inslaan.
Niet omdat ik het wou, omdat het buiten mij om gebeurde.
Omdat ik voor de zoveelste maal een speelbal werd van mensen die enkel rekening hielde met zichzelf.
Omdat ik voor de zoveelste maal tegen een enorme desillusie aanliep. Met nog maar eens desastreuze gevolgen voor mij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DOOS VAN PADORA
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Door mijn geestdrift over het ontmoeten van mijn moeder, opende ik de doos van Pandora.
Wanneer ik dacht reeds het allerslechtste van mijn pleegmoeder te hebben meegemaakt, was ik verschrikkelijk naïef.
Mijn enthousiasme bracht haar in alle staten.
Eén ding had ze echter beter in de hand dan vroeger.
Toen zou ze haar razernij meteen hebben botgevierd op mij.
Nu hield ze zich in en beredeneerde heel tactisch haar volgende zet.
Dit was erger want ik zag de bui niet aankomen.
De reden dat ze zichzelf in de hand hield lag bij het feit dat ik werkte en geld binnenbracht.
En dat wou ze natuurlijk niet verliezen.

Dus ging ik vrolijk elke dag naar het werk.
Maar daar maakte men voortdurend moeilijkheden omdat ik niet aangesloten bleek bij het ziekenfonds.
Papieren die moesten worden ingevuld voor de verzekering van het werk werden door mijn pleegouders terzijde geschoven.
Mijn baas was een lieve man en ontzag me zoveel als mogelijk, maar hij moest zich ook aan de wet houden.

Op een dag moest ik op zijn kantoor komen.
Daar liet hij mij weten dat wanneer ik binnen veertien dagen niet in regel zou zijn, hij mij zou moeten ontslaan.
Dan zou ik tijdens mijn ziekte periode ten gevolge van het auto-ongeluk ongewettigd afwezig zijn geweest.
En dat was iets dat hij niet kon goed praten tegenover de grote baas.

Toen ik dat “thuis” liet weten werd het stil, heel stil.
Mijn pleegvader zei:”Hier moet een oplossing voor komen”.
Mijn pleegmoeder antwoordde: “Die heb ik al”.
En nog steeds was ik mij van geen kwaad bewust.
Tot op een zaterdagmiddag aan de de voordeur werd gebeld.
Vermits het mijn taak was om open te gaan (in geval het de melkboer, groenteboer of bakker was die de rekening kwam ontvangen en die ik dan met één of andere smoes moest afwimpelen) ging ik met een klein hartje opendoen.
Maar tot mijn grote vreugde was het mijn moeder die op de drempel stond.
Mijn vreugde was echter van korte duur want heel vriendelijk zag ze er niet uit.
Al was ze weer om door een ringetje te halen.
Dat laatste zette kwaad bloed bij mijn pleegmoeder.
En als twee vurige kemphanen stonden ze tegenover elkaar.

Ik weet niet wat er tussen die twee is bepraat.
Beide bevolen mij om naar buiten te gaan.
Ik liep gehoorzaam de straat op.
Ging bij de buren die voor hun deur stonden een praatje maken en liet hun weten dat mijn "echte" moeder mij kwam opzoeken.
Die buurvrouw stelde zich daar uiteraard vragen bij zoals:”Waarom mag jij daar niet bij zijn?”
Maar ik zag er allemaal geen kwaad in.

Toen mijn moeder naar buiten kwam, liep mijn pleegmoeder haar woest roepend en tierend achterna.
Mijn moeder stopte naast mij en zei dat ze mij de volgende dag bij haar thuis wou spreken.
En ik verheugde mij op dat gesprek.
Ik deed ’s avonds het ganse relaas aan R. en zijn ouders, en ook zij zagen het positief in. in.

Mijn pleegmoeder negeerde mij en mijn vragen.
”Je zult het vlug genoeg merken” liet ze me kortaf weten.
Mijn pleegvader was werken dus daar kon ik het ook niet aan vragen.
Mijn pleegbroer wist me te vertellen dat die twee hooglopende ruzie hadden gehad.
Dat mijn moeder het huis was uit gevlucht, bang voor de razernij van mijn pleegmoeder.

Ik deed die nacht haast geen oog dicht.
Voor mij kon het niet vlug genoeg zondagmiddag zijn.
Want ik had goede hoop.
Ik had steeds goede hoop!
Want hoop doet leven, nietwaar?!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
17-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOEDER MIJN...

R. en ik waren nog steeds stapelverliefd.
In zoverre zelfs dat we af en toe spraken, of is het dromen, over trouwen en kindjes.
Mijn pleegouders namen deze uitspraken op in volkomen lethargie.
De ouders van R. was andere koek!
Zij dachten reeds aan de komende kosten bij dit alles en dat lieten ze mij dan ook duidelijk weten.
Zo ging hun vraag of ik een spaarboekje had?
Neen, dat had ik niet. En bijna was ik gaan lachen bij die vraag.
”Maar je werkt toch nu en je hebt vroeger ook al gewerkt" vroegen ze ietwat verwonderd?
”Jawel, maar zij menen dat ik moet terug betalen wat ze in mij hebben ingestoken toen ik nog niet kon werken” liet ik hen weten.
”Wie moet er dan voor de kosten opdraaien"?

Dat en nog veel meer vragen in die trend werden constant op me afgevuurd.
Lang stond ik er evenwel niet bij stil.
Wij waren jong en verliefd en we lachten het leven zoveel mogelijk toe.
Wij maakten ons geen zorgen om geld.
In feite maakte we ons in heel weinig zorgen,
te weinig weet ik nu.
We konden met de auto rijden, we konden uitgaan, en voor de rest, who cares?
Maar nu besef ik dat die vragen terecht waren.

Het was mede daarom dat de ouders van R. zo opgezet waren met het ten tonele verschijnen van mijn “echte moeder”.
Zij gingen uit van het uiterlijke vertoon, en het enthousiasme over dat alles van R. en mezelf.
Ik werd dan ook door hen gepusht om zoveel mogelijk naar mijn moeder toe te gaan.
Wanneer ik hen dan liet weten wat er was gebeurt tussen mijn moeder en mijn pleegmoeder, zeiden ze mij,”daarom juist moet je gaan”.
Maar ik wou de zaken niet forceren.
Wisten zij veel in welke tweestrijd ik zat.
Natuurlijk wou ik naar mijn moeder, maar het was nog maar de vraag of mijn moeder mij wou.
En ik was zo onnoemelijk honkvast. Iets wat ik trouwens nog ben.
Een thuis in de ware zin van het woord had ik niet echt bij mijn pleegouders, maar het was de enige “thuis” die ik kende.
Had ook nooit wat anders gekend.
Of jawel, ik had het ‘home’ leren kennen en het internaat.
Dat laatste was een zo danige verschrikking geweest dat het overal beter was dan daar, zelfs bij mijn pleegouders
Alleen al de totale beperking van vrijheid was iets dat ik niet meer zou aankunnen meende ik.

Op een dag gaf ik dan toch toe aan het gezeur.
Ik belde mijn moeder op en vroeg of ik mocht langskomen.
Dat mocht.

De ontvangst was iets beter voorbereid dan de vorige keer.
Zo waren haar toenmalige partner, vader van mijn halfzus J., en diens zoon van eenentwintig jaar oud, ook aanwezig
Mijn halfbroer J.C. was er niet. Hij was op de kostschool. "Duur zene, die kostschool" zei mijn moeder.
En ik vroeg meteen en zonder nadenken waarom ze dan niet voor mij betaalde?
Plots kwamen mijn tranen zonder dat ik ze kon tegenhouden.
Alle ellende gooide ik eruit.
Er meteen achteraan gooiend dat mij al die ellende zou bespaart zijn gebleven als er voor mij ook betaald was geweest.
Het bleef minutenlang stil.
Niemand zei wat, en buiten mijn snikken kon je een speld horen vallen.
Uiteindelijk was het haar partner die het woord nam.
”Waarom zou ze niet hier kunnen komen wonen ?” zei hij.
”Je zou er hulp kunnen aan hebben.”
”Ze is tenslotte oud genoeg om op J. te kunnen passen, niet ?”
”En dan heb jij ook eens wat meer vrije tijd.”

Mijn moeder zei niets.
Ze was duidelijk geschrokken van de reactie van haar partner.
Had die reactie duidelijk niet verwacht.
Zo meende ik althans te weten!
Maar mijn moeder haar gedachten gingen verder dan dat. Alleen kon ik dat niet weten.
Er werd dus afgesproken dat er nog eens met mijn pleegmoeder overleg zou worden gepleegd.
Dit enkel uit beleefdheid, want wettelijk had mijn moeder alle rechten over mij.
Ondanks alles had men nooit haar moeder rechten over mij afgenomen.

We hebben die dag tot laat in de avond gepraat.
En het gevoel dat ik daarbij had kan ik helaas niet beschrijven.
Maar laat mij zeggen dat ik mij “thuis” voelde.
Dat ik mij eindelijk als dochter geliefd voelde.
Vele vragen van mijn kant werden beantwoord. Vele ook niet.
Maar ik drong niet aan want wilde mijn moeder in geen geval kwetsen of pijn doen.

Het is vreemd!
Men zegt; "bloed kruipt waar het niet gaan kan" en dat was vermoedelijk wat ik die avond voelde.
Een onvoorwaardelijke liefde voor een moeder die ik nooit had gekend.
Een onvoorwaardelijk vertrouwen ging daarmee hand in hand.
Ik liep op wolkjes.
Niets kon mij nu nog deren, niemand zou me nog pijn doen.
Het was een overheerlijk gevoel!

 ©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
21-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NIEUWE THUIS

Mijn pleegmoeder verzette zich tegen mijn verhuis naar mijn moeder.
Even dacht ik dat het uit verdriet was, en ik zei haar dat ik haar niet zou vergeten en nog vaak op bezoek zou komen.
Maar ze lachte en ze op venijnig toon dat ik een onnozel wicht was.
Ik ga de harde woordentwist tussen ons beide laten voor wat het was, voor nu dan.
Later kom ik er nog op terug, want wat ze naar mijn hoofd slingerde was niet eens zo absurd, al begreep ik pas later wat de werkelijke bedoeling ervan was.

Ik trok dus bij mijn moeder in.
En ik voelde mij de koning te rijk.
Ik was fier op alles.
Mijn moeder, mijn halfzus, zelfs op het appartement en zijn omgeving was ik fier.
Fier dat ik er woonde.
Alleen met de partner van mijn moeder en zijn zoon wou het niet zo direct klikken.
Wat het was kon ik niet uitleggen? Misschien was het intuïtie? Ik moest hem niet.
En hoe vriendelijker beide tegen mij waren hoe meer ik afstand nam.
De partner zal ik voortaan F. noemen en zijn zoon E.

F. was minstens twintig jaar ouder dan mijn moeder.
Hij werkte niet want hij was oorlogsinvalide.
Hij had een kunstbeen ten gevolge van een opgelopen wonde in W.O.II
Hij had meegevochten met het Duitse leger tegen het Bolsjewisme
Her en der stond dan ook vlaggetjes met de Vlaamse leeuw erop afgebeeld.
Alles wat ik wist over de oorlog, wist ik uit de vertellingen van mijn pleegouders en hun beste vrienden.
Beide mannen waren krijgsgevangene geweest en beide vrouwen waren hen achterna gereisd.
Met z'n vieren waren ze kunnen vluchten, terug naar België, waar de mannen waren gaan werken voor de Engelsen.
”Pa” moest zich meermaals gaan verstoppen voor de Gestapo.
Tijdens zijn werk voor de Engelsen werd hij gekwetst door een vliegende bom die viel aan "Het Schijnpoort".
Daarbij was ook hij zijn been kwijtgeraakt.

F. was een Brusselaar en sprak meestal Frans net als zijn zoon. Al kenden beide heel goed het  Nederlands.
F. was de ganse dag thuis en zat meestal te kijken naar de vissen in de prachtige aquariums die tegen de muur van het appartement stonden.
In de spiegelende ruiten kon hij de ganse woonkamer overzien.
Elke dag speelde hij op pick-up Duitse marsmuziek.
Ook hij vertelde vaak over de oorlog.
Toen ik hem het wedervaren van mijn pleegouders tijdens de oorlog vertelde, verbood hij mij om nog over “die lafaards” te praten.
Daar schrok ik van en ik was ook danig geschrokken van zijn woede uitval.
Wat kon die man choleriek en fanatiek zijn als het over de oorlog ging!
Terwijl de verhalen van mijn pleegouders in feite voor mij één groot avontuur leken en ik steeds geboeid zat te luisteren. Dat begon al niet goed!

Bijna elke avond, terwijl mijn moeder werken was,  ging hij pokeren in café “De Leeuw van Vlaanderen”
Een nogal berucht lokaal in Antwerpen.
Drinken deed hij ook in grote mate.
In feite had hij de ganse dag een glas Whisky bij de hand.
Daar mijn moeder ’s nachts werkte en overdag sliep zag ik hem meer dan haar.
Maar het was de manier waarop hij tegen mij sprak dat mij nog het meest verwarde.

Zo wou hij niet dat R. elke dag of elk weekend kwam.
”Die jongen past niet bij jou” zei hij telkens.
”Jij bent veel te knap om met die kerel te lopen”
”En je bent nog zo jong”.
Dat, en meer, kreeg ik elke dag te horen van hem.
Ik dacht vaak bij mezelf, dat moesten ouders van R. eens weten. Want die waren reuze blij dat ik bij mijn moeder was ingetrokken.
Natuurlijk wilde R. en ik mekaar zoveel mogelijk zien.
En als hij kon kwam hij mij ook van het werk halen, want ik woonde nu wel een heel eind verder van de drukkerij
Dat zei ik dan ook tegen F.
En hij had al meteen de oplossing.
Er staat in de garage nog een mini fiets, die mag je gebruiken.
En als het slecht weer is kan je met de bus, of ik breng je weg en kom je halen.

Ik durfde niet te weigeren of wou al niet meteen dwars gaan liggen.
Dus gaf ik toe.
En het zou niet de laatste toegeving zijn die ik tegen mijn gevoelens in moest doen.

©Huismusje

 


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
23-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SLECHT BEGIN
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Reeds drie weken woonde ik bij mijn echte moeder.
Tot echte gesprekken met haar kwam het nooit.
Zij werkte ’s nachts en sliep overdag.
Ik weet dus van wie ik het heb.

Mijn gevoelens gingen op en neer als een jojo en mijn gedachten waren een doolhof
Ik kon het niet laten om af en toe tussen de lunchpauze binnen te springen bij mijn pleegmoeder.
Het was deels mijn schuldgevoel, deels het gemis vermoed ik.
Macht der gewoonte kan men het ook noemen, want dat is het is jarenlang gebleven ook.
Ik vertelde tegen mijn moeder niets van die bezoekjes. Waarom weet ik niet. Maar zoals gezegd, mijn gevoelens waren totaal verward.
Tijdens zo’n middag bezoek gaf mijn pleegmoeder mij een kaartje met daarop de melding dat ik een aangetekend schrijven moest afhalen op het postkantoor. Ik daar dus naartoe om de brief te gaan ophalen.
Het was mijn ontslagbrief.

Terug op het werk ging ik meteen ann mijn baas om uitleg vragen.
Hij zat er duidelijk mee verveeld en vond het verschrikkelijk, maar zei er meteen bij dat hij geen andere keuze had.
Het had te maken met het feit dat ik niet in orde was met het ziekenfonds. En ook met de papieren die nodig waren voor de verzekering in voege met het auto-ongeluk.
Mijn pleegouders hadden altijd weigerden om die te ondertekenen.
Dus bleef hem spijtig niets anders over. Maar ik zou een uitstekende aanbevelingsbrief mee krijgen want op mijn werk viel hoegenaamd niet aan te merken.
Nog een maand zou ik werk hebben, en dan was het finito.

Mijn vraag of ik er nog iets aan mijn ontslag kon gedaan worden werd helaas negatief beantwoord.
”Het is te laat meisje, je ouders hebben al zo vaak een brief daaromtrent gekregen, en steeds zonder resultaat, antwoord of enige verklaring.
’s Avonds ging ik ietwat boos terug naar mijn pleegouders.
Wou hen laten weten wat de gevolgen waren van hun nalatigheid.
Wilde natuurlijk ook het waarom weten.
Maar ze haalden hun schouders op.
Wisten mij te vertellen dat ik het op tijd en stond wel zou te weten komen.
Dat ik alleen maar bij mijn moeder kon zijn zolang zij dat toelieten.
Want als ze de jeugdrechter zouden verwittigen, zou dat niet lang meer duren.

Hun dreigementen nam ik heel serieus. Ze klonken heel onheilspellend. En ik wist ondertussen dat niet al hun dreigementen loze praatjes waren.
Door dit alles was ik ondertussen vergeten dat mijn moeder op mij zat te wachten.
Zij moest niet werken en wou uitgaan met F en ik zou daarbij op J passen.
Meestal was ik ten laatste om zes uur thuis. Nu was het door het oponthoud bijna half acht.
Dat werd mij niet in dank afgenomen.
En er werd al direct gesmeten met woorden van: "je eet hier, dus mogen we ook iets van je terug verwachten".
Ik wou hen terugzeggen dat ik zoveel jaren geen eten had gekost aan hen...maar ik hield mijn mond maar.
Zij waren trouwens nog niet op de hoogte van mijn ontslag, zodoende kon ik hen maar beter gunstig gestemd houden.
Want ik wist niet hoe ze op dat nieuws gingen reageren. En eerlijk gezegd zat ik er ook wat mee in mijn maag.
Het was een slecht begin en het zou geen goede indruk maken op mijn moeder vreesde ik. Ook al was het dan niet mijn schuld.
Maar ik was vast van plan om zo vlug mogelijk een nieuwe job te vinden.
En dat was in die tijd geen probleem.
Maar het voelde voor mij toch een beetje aan als dansen op een slappe koord.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
06-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN KLVERTJE VIER
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Een maand woonde ik reeds bij mijn moeder.
Zoals gezegd, veel zag ik haar niet, want toen ik thuiskwam van het werk, stond zij klaar om te vertrekken naar haar “werk”.
En dat werk was niet helemaal van het soort dat je verwacht van je moeder.

Mijn pleegouders kregen dus gelijk met hun bewering dat ik "een hoerenjong" was. Want mijn moeder werkte inderdaad als prostituee.
Al vind ik nog steeds dat het onterecht was van hen om mij die benaming toe te spelen, maar enfin.

Zij had haar eigen bordeel in Brussel en werkte samen met nog twee andere meisjes.
Maar dat nam niet weg dat dit feit een danige desillusie was voor mij.
Ik had er heel wat moeite mee om het te aanvaarden.

Het tweede feit waar ik moeite mee had was dat ik tegen niemand mocht zeggen dat ik haar dochter was.
Zo moest ik voor haar op een keer een paar panty’s halen bij de kapster op de hoek van de straat.
”Als Anita moest vragen wie je bent, dan moet je zeggen dat je mijn nichtje bent, de dochter van mijn broer.”
Die broer heette Lucien, was mijn peetoom, en woonde in Duitsland.
Bij hem had mijn moeder vele jaren gewoond en
daar had ze ook haar huidige partner leren kennen, de vader van mijn halfzus J.
Ik heb die peetoom van mij nooit gehoord of gezien.

Dus ik naar het kapsalon op de hoek. Ik ga binnen en wat blijkt! De dochter van de eigenares is een vroegere klasgenoot uit de lagere school.
Het was enerzijds een leuk weerzien, anderzijds moest ik uitkijken wat ik zei.
Toen ik vroeg naar de panty’s van Loulou, want zo noemde iedereen mijn moeder, kwam natuurlijk de gevreesde vraag.
”Ha, is die familie van jou?” Jullie lijken wel wat op elkaar nu je het zegt!”
Ik had zo graag naar waarheid geantwoord, maar besloot om het toch maar niet te doen.
Dus zei ik haar met een brok in mijn keel dat ik het nichtje was.

Op de weg naar huis van mijn laatste werkdag reed ik tegen het portier van een auto op.

Meestal lette ik dubbel zo goed op wanneer ik een auto zag parkeren, maar dit keer was ik met mijn gedachten bij het gesprek dat ik later op de avond zou moeten voeren met mijn moeder. En vooral met haar partner F.Want het was hij die de scepter zwaaide in huis en mijn moeder knikte ja of nee op zijn commando.

Gevolg, het voorwiel van de mini-fiets was verbogen en ik had schrammen op handen, ellebogen en knieën.
Daar het regende hing ik ook vol slijk.

De man was al even erg geschrokken als ikzelf, en bood aan om mij naar huis te voeren.
Aan de deur gekomen belde ik aan om mijn moeder niet al te erg te laten schrikken wanneer ze me zag maar het was F. die naar beneden kwam.
Nou, die man kreeg er behoorlijk van langs.
Het resultaat was dat de man geld bood aan F die het uiteindelijk aannam toen bleek dat de man niet meer zou geven.

Bovengekomen werd het verslag van alles aan mijn moeder doorgegeven.
”Wat ga je doen met het geld”, vroeg mijn moeder.
”Winnen bij het pokeren” zei f.
Na het avondeten vertrokken beide. De éne naar het werk, de andere naar de kroeg.

En daar zat ik dan.
Samen met mijn halfzusje J.
R. wist nog niks af van het gebeurde want ik mocht hem niet zien door de week.
Ik voelde mij beetje bij beetje meer verloren.
Alles was mij zo vreemd! En ik had het mij allemaal toch zo anders voorgesteld!
Misschien was ik niet realistisch genoeg op mijn zeventiende. Ik had op zo veel meer gehoopt.
Al wat ik vroeg was liefde.
Graag gezien worden door diegene voor wie het vanzelfsprekend zou moeten zijn.
Maar van vanzelfsprekendheid is in mijn leven nooit sprake geweest.

Waar en wanneer zou ik mijn klavertje vier vinden?

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
11-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ONBREEKBARE LIEFDE

Soms schud ik vol ongeloof mijn hoofd bij het horen of lezen van wat ouders hun kinderen allemaal aandoen.
Maar veelal sta ik vesrteld wanneer blijkt dat, ondanks al het nare dat hen is aangedaan, die kinderliefde niet kapot te krijgen is.
Hoe ze steeds weer al die nare dingen naast zich kunnen neerleggen en vergeven.
Maar eigenlijk hoef ik niet eens zo verbaast te zijn!
Ik deed namelijk net hetzelfde

Toen ik na al die jaren mijn moeder leerde kennen, had ik grote verwachtingen.
Alles zou van nu af anders worden. Daar was ik heilig van overtuigd.
En het werd ook allemaal anders!
Een mooie droom is het echter niet geworden.
Nu, zovele jaren later, vind ik nog steeds excuses voor het gedrag van zowel mijn moeder, als van mijn pleegouders.
Zit er nog steeds een dosis liefde voor hen beide.
Of verwar ik hier liefde met respect en dankbaarheid?
Hoewel dankbaar! Voor wat dan wel?!

Ik heb de ware liefde leren kennen.
Ben onnoemelijk gelukkig dat ik ze mocht ondervinden, maar vooral dat ik ze kan geven.
Liefde zonder voorbehoud.
Respectievelijk als vrouw en moeder.
En ik weet voor een feit dat in beide hoedanigheden nooit de keuze zou hebben gemaakt die mijn moeder en pleegouders meenden te moeten maken.
Voor dilemma’s komen we allemaal wel eens te staan in het leven, niet?
Dilemma’s waarbij je wel een keuze moet maken en die schrijnende, zo niet verdrietige, gevolgen kan hebben.
Maar die gevolgen nam ik grotendeels voor mezelf.
Het verdriet verzachte ik met al mijn macht.

Je kunt je kinderen niet vrijwaren van enig verdriet.
Maar de pijn die je daarbij als moeder zijnde voelt, is enorm.
En dat blijft zo. Je ganse leven lang. Hoe oud je kinderen ook mogen zijn.
Daarom dat ik niet kan begrijpen dat er ouders zijn die hun kinderen bewust kunnen pijn doen.
Ze zowaar kunnen verminken voor het leven, lichamelijk, zowel als geestelijk.
Daarbij hun leven lijden zonder verder op of om te zien.
Zich in vele gevallen niet eens schuldig voelen.

Ik heb beide aan den lijve ondervonden.
Rechten die je als kind meent te bezitten en die je niet krijgt.
Dromen die je hebt als kind en opgroeiende tiener, en die de bodem worden ingeslagen, telkens weer.
Met als gevolg een intens verdriet waar je geen raad mee weet.
Waar je ook nergens mee terecht kunt.
En vooral heb je een laag zelfbeeld.
Het maakt je sterk. Het maakt dat je mondig wordt.
Dat je een vechter wordt. Al is het dan uit zelfbehoud.
Men haalt je niet meer zo vlug onderuit en je kunt vele situaties de baas.
Maar ik had het liever anders gezien!

Gelukkig bezit ik het vermogen om te relativeren.
Kan ik begrip opbrengen voor heel veel dingen.
Eén ding kan ik echter niet!
En dat is vergeten.
Vergeten dat ik een moeder heb die nooit een zier om me heeft gegeven.
Die haar eigen belangen voorop stelde.
Die liever haar eigen vege lijf redde dan dat van haar kinderen.

Ja kinderen, want we zijn met drie.
En we hebben allemaal geleden onder de onkunde en het egoïsme van onze moeder.
Niemand van ons drie het tot nog toe volledig verwerkt. Al moet je niet denken dat we zielige figuren zijn of dag in dag uit een ‘Happy pil’ nodig hebben.
Wat we alle drie gemeen hebben is onze sterke overlevingsdrang
Dat is het enige dat onze moeder ons gegeven heeft
Ieder van ons gaat anders om met dit gegeven.
Ik schrijf het hier van me af.
Dankbaar dat jullie het willen lezen!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
18-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN OMA

...Of hoe ik aan de naam Lulu kom.

Tijdens mijn verblijf bij mijn moeder kwam het gesprek op mijn grootmoeder.
Ik had haar de vraag gesteld hoe het kwam dat zij een voorkeur had voor Franse namen.
Ze vertelde me dat haar vader, mijn grootvader van Franse origine was.
Verder wou ze niets kwijt over de man.
Wel liet ze me weten dat mijn grootmoeder gescheiden was van haar vader en dat zij ook een bar bezat in de stad, genaamd “Primavera” samen met haar tweede man.
”Waarom ga je haar niet eens bezoeken” zei ze me.
”Neem je zusje mee”.
Zo gezegd, zo gedaan!

In een zijstraat van het ‘De koninckplein had ze haar appartement en de bar lag daar schuin tegenover in een andere zijstraat.

Het was een typische bar.
Een raam met rode fluwelen gordijnen die wanneer opengeschoven waren werden bijeengehouden met een gevlochten koord.
Aan beide zijden van het raam twee zetels in ‘Empire’ stijl en een klein rond goudkleurig salontafeltje er tussenin. Pure kitsch dus.
Aan de buitenkant boven het raam de naam van de bar in knipperende blauwe neonletters.
En aan beide zijden van de glazen ingangsdeur een rode lantaarn.
Voor je het vertrek in kwam moest je ook door rode fluwelen overgordijnen die met koperen ringen waren bevestigd aan een koperen staaf.

Het vertrek zelf was niet groter dan een toenmalige doorsnee huiskamer.
En zo was het ook ingericht.
Tapijten op de vloer.
Aan de muren hier en daar een lampje met een rood kapje dat een diffuus licht verspreidde.
Daar tussenin schilderijen met veel naakt.
In de éne hoek een rood lederen salon en een laag salontafeltje met wit marmeren blad.
Recht tegenover het raam, een kleine ovalen toog van donker hout, bekleed met rood fluweel aan de voorkant, het buffet met de vele flessen sterke drank bestond uit spiegelglas.

Achter die toog stond een kleine gezette vrouw, van een, voor mij althans, respectabele leeftijd.
Pikzwarte haren, hoog opgestoken zoals toen de mode was.
Opzichtig geschminkt met veel zwart en op de lippen vuurrode lippenstift.
Een zwarte kanten blouse met diepe decolleté en een zwarte rok met hoge split aan de voorkant.
Dat was mijn grootmoeder dus!
Zij stelde zich aan me voor als Ramona, wat haar werkelijke voornaam bleek te zijn zoals ik later te weten komen.
In de zaak waren ook nog twee jonge vrouwen aanwezig die “haar meisjes” bleken te zijn.

Mijn grootmoeder stelde mij aan hen voor.
”Dit is onze kleine Lulu, de oudste dochter van ons Loulou.”
Ik kreeg van elk een warme omhelzing.
Mijn grootmoeder deed alsof ik maar enkele weken afwezig was geweest en geen zeventien jaar!
Het leek of het allemaal de normaalste zaak was….
dat ik effe binnen sprong om een goede dag te zeggen….?
En dat verwarde mij.
De verwelkoming was hartelijk, dat wel.
Maar er werd over het verleden met geen woord gerept.
Ik kreeg er de kans niet toe.

Dat die meisjes mijn moeder heel goed schenen te kennen vond ik ook al raar.
Ze noemden haar dus Loulou, wat een afkorting was van haar werkelijke naam, Marie-Louise.
En mij, alsof het altijd zo geweest was, Lulu.
Nu vond ik dat veel mooier klinken dan mijn werkelijke naam.
Temeer daar een niet Franstalige mijn naam veelal verschrikkelijk lelijk uitspreekt.
Zo spraken mijn pleegouders hem uit als, Luchèn. En daar had ik een bloedhekel aan. (Mijn pleegbroer en pleegzuster spreken mijn naam trouwens nu nog zo uit.) Grrrr...ril ril ril. Vanaf toen noemde ik mezelf ook, Lulu.

Het is het enige positieve dat mijn moeder en grootmoeder mij hebben bijgebracht.
Buiten dat ik éénmaal op mijn grootmoeders appartement ben geweest en daarna werd getrakteerd op een ijsje in een chique ijssalon op de ‘Rooseveltplaats’, heb ik nooit nog wat van haar vernomen.
Het bleef bij die twee ontmoetingen.
Ondertussen weet ik dat ze overleden is, zo ook de man waar ze toen samen mee was en waarvan ik nooit de naam heb geweten.
In mijn gedachten zie ik hem als een grote struise man met hoed en bril.
Maar nu, zovele jaren later, vraag ik mij af of hij  werkelijk zo groot en struis was.
Mijn grootmoeder echter staat op mijn netvlies gebrand.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
19-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN MOEDER

Dat ik mijn werk kwijt was vond mijn moeder in principe niet zo erg.
Nu kon ik zus J. van en naar school brengen.
Kon helpen in het huishouden wat haar dan de mogelijkheid gaf om enkele uurtjes langer te slapen na haar nachtelijke bezigheden.
Daar het paasvakantie was nam ik J. mee wanneer ik naar de ouders van mijn eerste liefde R.ging, of een bezoek bracht aan mijn pleegouders.
Of we gingen gewoon wat wandelen in het park of naar de speeltuin.
De tegenwerking kwam echter van een andere zijde, namelijk van de partner van mijn moeder.

Op een avond laat kwamen mijn moeder en haar partner F.terug van een avondje uit.
Ook zoon E. was erbij.
Mij was gevraagd om op J. te passen intussen, iets dat ik met graagte deed.
Enerzijds omdat ik dan het rijk voor mij alleen had, en ik was graag alleen, anderzijds omdat ik in feite een aversie had tegen F en zijn zoon E.
Beide waren tweetalig maar prefereerden om Frans te spreken tegen elkaar.
Tijdens een dergelijk gesprek hadden ze het over mij, in de veronderstelling dat ik het toch niet verstond.
Het ging erover dat E vond dat ik ook mijn steentje moest bijdragen bij het huishoudgeld.
F.was het daar mee eens en zei dat hij dat wel zou oplossen.
Ik repte geen woord over hetgeen ik gehoord had en was het hele gesprek bijna vergeten.
Tot op die avond.

F. leefde gescheiden van zijn vrouw maar was nog niet wettelijk gescheiden.
Daarom huurde hij officieel het appartement naast dat van mijn moeder. Zo kon hij niet betrapt worden op overspel.
Doch liet hij duidelijk blijken dat alle meubelen die op het appartement van mijn moeder stonden, door hem waren betaald.
Toen mijn moeder daarop repliceerde wie er dan elke nacht ging werken, waren een paar klappen haar antwoord.
Het was de eerste keer dat ik een vrouw klappen zag krijgen van een man. En het maakte grote indruk op me.
Mijn moeder verdedigde zich niet, douchte, trok haar pyjama aan en ging naar bed.
  Fvertrok naar zijn eigen vertrekken met slaande deuren.
J bleef samen met mij beduusd achter, dus we gingen maar weer wandelen.
Tegen etenstijd ging ik met een bang hart naar huis, maar ondertussen was alles weer koek en ei tussen hem en mijn moeder.
Met een avondje uit tot gevolg dus.
Toen mij dit werd medegedeeld werd er gelijk door F bij gezegd dat er eens moest worden gepraat over hoe ik mijn toekomst zag bij hen.

Wegens plaatsgebrek sliep ik vanaf mijn komst op de zetel in de living.
Dat maakte dat ik meteen wakker was toen ze gedrieën luid lachend en gekscherend weer thuiskwamen na het avondje uit.
Er werd muziek op gezet, en ik werd door E van de zetel geplukt, want hij wou met me dansen.
Normaal danste ik wel graag, maar met die kerel wilde ik dit helemaal niet.
F.liet mij weten dat ik dan niet de aard naar mijn moeder had, want die kon beter dansen dan Fred Astaire en Ginger Rogers volgens hem.
Na wat heen en weer gezevver danste ik dan, tegen heug en meug, toch maar een slow met E.
Mijn moeder, maar vooral f namen mij daarbij goed op.
”Ze beweegt wel soepel, zei mijn moeder, dat heeft ze van mij”…..
”Ze moet nog veel bijleren, zei F, maar ze is nog jong”….
Toen het plaatje afgelopen was werd ik gevraagd om aan tafel te komen zitten "want we moeten eens praten”.

Ik voelde mij er niet echt gerust in.
Dacht dat ik onder mijn voeten ging krijgen omdat ik er een ganse dag was op uit getrokken met J.
Omdat ik die dag niets had gedaan in het huishouden.
Of omdat ik met J naar mijn pleegouders ging, of naar de ouders van R.
Ik wist dat mijn moeder en f mijn eerste liefde niet echt zagen zitten.
Ze vonden hem te oud voor mij. Maar vooral vonden ze mij te jong voor een vaste relatie.
Daarom dat ze niet wilden dat ik R door de week zag, iets waarin ik niet gehoorzaamde.
Ook herinnerde ik mij het gesprek tussen f en zijn zoon, waarin werd geopperd dat ik mijn steentje moest bijdragen in het huishoudgeld. Ik tijd gehad om daar over na te denken en ik had mijn antwoord al klaar.
Want ik zou hen laten merke dat ik niet op m’n mondje gevallen was.
De aanval was de beste verdediging, was sinds kort mijn motto.

Nog ietwat slaapdronken nam ik plaats aan de tafel.
Ondertussen had mijn moeder voor mij een glas rode wijn uitgeschonken.
Ik had nog nooit alcohol gedronken, lustte het niet eens.
Maar rode wijn was, net zoals de Italiaanse keuken, (F was van Italiaanse afkomst), in mijn moeders huishouden ingeburgerd.
Dus ik dronk het glas leeg, dronk er nog een en werd al een aardig beetje teut.
Dat was ook de bedoeling, meen ik nu nog steeds.
Het moest mij ontvankelijker maken voor het gesprek.
En het werkte want ik keuvelde lekker mee.
Lachte met de schuine moppen waar ik maar de helft van begreep, maar dat liet ik natuurlijk niet blijken.
Dacht bij mezelf “nou, het gesprek valt goed mee, ik heb me zorgen gemaakt om niets”.
Na het derde glas wijn was ik van de wereld en dacht enkel nog aan slapen.
Toen kwam het gesprek!
Toen barstte de bom en spatte mijn wereld voor de zoveelste maal uit elkaar!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
25-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET GESPREK (1)

Het was de allereerste keer dat ik alcohol dronk, het was ook de eerste keer dat ik mijn moeder dronken zag.
Dat was nu iets dat ik niet gewend was, dronken mensen.
Bij mijn pleegouders werd enkel een glaasje gedronken met Kerst en Nieuwjaar.
Het werd dan even een vrolijke boel, maar dat was het dan.
Buiten oom D waren er geen dronkenlappen in die fam.
Bij mijn moeder echter stonden de flessen drank een ganse dag ter beschikking en werd er ook gretig gebruik van gemaakt.
Twee flessen wijn per avondmaal was eveneens een must.
Ik lust geen alcohol, al zal ik bij gelegenheid zeker mijn steentje bijdragen.
Feit is dat er iets in mijn lichaam tegen alcohol protesteert, en dat ik na enkele glazen zo ziek ben als een hond.
Dat ‘iets’ heeft mij alvast behoed om alcoholist te worden, moest ik daartoe dan al de neiging hebben gehad.
Het heeft mij eveneens behoed om grote stommiteiten te doen
Zo ook die nacht.

Vroeger op de avond had F mij laten weten dat we eens een gesprek moesten hebben.
Een gesprek over mijn toekomst en bijdrage in hun gezin.
De aanloop naar dat gesprek was al heel verwarrend voor mij.
En ondertussen was dit alleen maar erger geworden.
Maar uiteindelijk was het H die het gesprek begon.

“Hoe zie jij je toekomst” vroeg hij me?
“Ik ga ander werk zoeken, eender wat is goed” antwoordde ik.

“Wel, zei hij, je moeder en ik hebben andere plannen met je”.
”Je weet wat je moeder doet, je weet wat je grootmoeder doet, en ik wil dat jij bij één van hen gaat werken”.
”40% van je inkomsten zijn voor mij, van de 60% die overblijft betaal je hier je deel voor kost en inwoon”.
”Die 40% is redelijk want ik betaal je kapper en je kleding die je moeder voor je zal uitzoeken uit zal k in een chique winkel in Brussel. Dus niet het goedkope spul dat je nu draagt, ik wil niet dat je gekleed loopt met kleding uit de Sarma”
”Tevens is het geen doen dat jij hier op de zetel moet slapen en daarom kom op mijn appartement slapen.

“Wat betreft je vrijer betreft, dat moet uit zijn. Die jongen deugd niet voor je, is te oud voor je, en jij te jong voor een vaste relatie”.
”Je bent jong, en je moet het leven eerst nog leren kennen”.
”Je moeder en ik hebben dit reeds uitgebreid besproken en we hebben beide het beste met je voor”.
”Je moeder heeft spijt dat ze niet beter voor jou heeft gezorgd, maar dat brachten de omstandigheden nu eenmaal zo mee, maar zij wil het bij deze allemaal goedmaken”.
”Daarom dat wij niet willen dat jij je verdere leven gaat werken met opgestroopte mouwen”

Dat was dus, “Het gesprek”.
Ik zat als van de hand Gods geslagen, het drong allemaal in slow motion tot mij door.
Ik keek naar mijn moeder. Zij had tijdens het ganse gesprek geen woord gesproken en deed dat ook nu niet.
De kamer draaide als een tol en ik kon nog net op tijd tot aan de wc geraken.
Daar kotste ik de olijven, hapjes en glazen wijn in één keer uit…..

Wordt vervolgd....

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
27-04-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET GESPREK (2)

...Ik kotste de drie glazen wijn uit.
Nu ik de rotzooi uit mijn maag kwijt was moest ik ook mijn lever nog zuiveren.
Want daar lag nog iets serieus te wringen.
Ik spoelde mijn mond, poetste mijn tanden, maar de slechte smaak in mijn mond bleef.
Vanuit de badkamer hoorde ik dat het binnen nog steeds een vrolijke boel was.
Er werd gelachen en gepraat, en f had zijn geliefkoosde Duitse marsmuziek opgezet.

Met de moed der wanhoop stapte ik terug de huiskamer in.
“Als je wil gaan slapen, zei F. ga dan maar gelijk naar hiernaast”.
Voor hem was het al een uitgemaakte zaak.
Toen ik weigerde werd hij vuurrood, zette met een klap de muziek af en sloeg met zijn vuist op tafel.

“Denk je echt dat je moeder voor jou gaat werken?”
”Zou dat zoveel gevraagd zijn na zeventien jaar” vroeg ik?
”En ik ben helemaal niet van plan om te luieriken, ik ga werk zoeken”.
”Ha, als fabrieksmeid zeker" zei F smalend. “Werken met opgestroopte mouwen, wat een eergevoel moet dat geven”?
Woorden waarmee ik mijn moeder onbewust moet hebben met gekwetst.
“Dat is eervoller dan te moeten werken met een afgestroopte broek!” antwoordde ik gevat.

F ging gelijk van een vuurrood gezicht naar een spierwit.
Nog even, dacht ik, en ook bij hem komt het schuim op zijn mond te staan, net zoals bij mijn pleegmoeder”.
”Dit gaat je zuur opbreken meisje”,zei hij, en hij vertrok met slaande deuren.
Mijn moeder zei het eerste ogenblik niets.
E lachte schaapachtig en ging achter zijn vader aan.
Toen zei mijn moeder ”nu heb je het verkorven, nu ben je te ver gegaan, nu kan ik je niet meer helpen”.
”Je hebt zonet je toekomst hier vergooid” zei ze mij nog voor ze achter beide mannen aan ging.
En al wat ik kon denken was, wie moet J. dan naar school brengen.

Ik bleef alleen achter met een bonzende hoofdpijn en een bonzend hart.
Voelde mij als een dier in het nauw.
Waar kon ik nu nog naar toe?
Het was ondertussen vijf uur in de morgen.
Plots kwam mijn moeder terug binnen, maakte J wakker en kleedde haar aan.
Ik vroeg waar ze naartoe ging, en of ze niet moest slapen?
”Ik ga mij ophangen”, was al wat ze zei.
In wat een fractie van een seconde leek was ze terug buiten…

Ondertussen werd het licht buiten en ik deed de overgordijnen open.
Net op tijd om hen in een taxi te zien stappen.
Ik was te suf om erover na te denken waar ze op dit uur naartoe gingen.
Eerst moest ik wat slapen.
Voelde mij nog steeds kotsmisselijk.
”Komt tijd, komt raad” dacht ik, en legde mij op de zetel om toch nog een beetje slaap te krijgen, en hoopte dat mijn dromen mooier zouden zijn dan de werkelijkheid.©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
01-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OVERLEVEN
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Toen ik na twee uurtjes onrustig slapen wakker werd, besloot ik maar op te staan.
Het was stil in het appartement. Al waar ik kon aan denken was, ik moet hier weg.
Maar waar naartoe?
Ik besloot om naar R te gaan.
Toen ik op de overloop stond te wachten op de lift, ging plots de deur van F zijn woonst open.
E sprak mij aan en vroeg of ik binnen wou komen.

Nee, dat wilde ik niet.
Hij zei me dat dit dom van me was en dat ik beter zou doen hetgeen ze me vroegen.

“Jij kent mijn vader nog niet goed”zei hij,” hij krijgt steeds wat hij wil, en je gaat nog kruipen voor hem”
Ik antwoordde niet, stapte in de lift, ging naar de bushalte en reed naar R .
Eens daar aangekomen gooide ik alle ellende in mij uit.

Al hortend en stotend deed ik het ganse relaas.
“Ik wist het,zei R heb ik het niet gezegd ma?”
Zowel zijn vader als zijn moeder zwegen.
Toen liet zijn moeder weten dat ik niet bij hen kon blijven…. Dat zij niet die verantwoordelijkheid kon nemen…. Dat ze geen woedende F aan haar deur wou…..en zo verder.
Maar R kwam met de oplossing!
Weet je wat, ik ga een appartement huren en dan gaan we samenwonen.
Na die woorden kreeg de moeder van R bijna een appelflauwte.
Wat...zijde gij zot ... zij is minderjarig hoor... en ga jij je toekomst vergooien voor haar... daar is geen sprake van... daar zal ik een stokje voor steken!...en de litanie ging nog een hele tijd verder.
De vader zei nog steeds niets, en R bleef ook zijn kalme zichzelf.
Rustig zei hij: “Of ze blijft hier, of ik huur een appartement, vandaag nog”.
Zijn moeder was een hartaanval nabij en ik wist niet wat doen of zeggen.
Ik had hulp nodig maar wou daarom geen tweedracht ontketenen tussen R en zijn ouders.
Ik wist hoe zielsveel zij van hem hielden en ik wist dat dit wederkerig was.
De vader van R. opperde dat ik ook in post zou kunnen gaan als kindermeisje of hulp in het huishouden.
Dan heeft ze een dak boven haar hoofd en al wat ze nodig heeft, en dan verdient ze nog wat ook.
Meteen voegde hij de daad bij het woord, en nam de krant van zaterdag.
(In die tijd stond de krant vol van zulke werk aanbiedingen.)

Nog diezelfde dag had ik een baan bij een dokters gezin.
Nu nog mijn kleren gaan halen bij mijn moeder.
Iets waar ik als een berg tegenop zag, maar het moest gebeuren.
R beloofde met mij mee te gaan. Hoewel hij er niet welkom was, stemde ik er deze keer toch in toe, want alleen zou niet ik op kunnen tegen F.
Daarenboven kon ik slechts maar aan één ding denken.
Hoe moet ik dit weer overleven?

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
09-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET SCHAVOT
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De bewuste dag volgend op het fameuze “gesprek” was een bewogen dag geweest.
Hoezeer ik er ook tegenop zag, en hoe graag ik ook op dat moment naar het einde van de wereld was gevlucht, ik moest de feiten onder ogen zien.
Ik zou met mijn moeder, en vooral met haar toenmalige souteneur (want dat was hij) wederom een confrontatie moeten aangaan.
Ik zag er tegenop als een berg, maar R. ging met mij mee als steun en toeverlaat.
Toch voelde het aan alsof ik op weg was naar het schavot.
Ik wist niet wat mij bij moeder te wachten stond.
En hoezeer ik mij ook trachtte voor te bereiden op allerlei scenario's, wat ik vond had ik nooit kunnen dromen.

Boven aan het appartement aangekomen stak ik met een bang hart de sleutel in het slot en……mijn sleutel paste niet!
Even dacht ik dat ik de verkeerde sleutel had, maar nee.
Het lag niet aan de sleutel maar aan het slot.
Er was een nieuw slot op de deur gestoken. Ik werd buiten gesloten.
Ik belde aan bij het appartement van F. maar kreeg ook daar geen gehoor.
Vermits ik officieel stond ingeschreven op het bewuste adres opperde R dat ik een slotenmaker zou bellen.
Zo gezegd, zo gedaan, maar wel met een heel bang hart.

Ik had in mijn jonge leven al zo vaak voor een gesloten deur gestaan.
Had daarbij al zo vaak doelloos langs de straat moeten lopen, dag of nacht.
Iets in mij verzette zich daar nu tegen.
Voor mijn pleegouders was ik "een vreemde luis"
Maar toch niet mijn eigen moeder?
Voor haar kon ik toch geen vreemde zijn?
Het was iets dat ik niet begreep toen, dat ik niet kon vatten, waar ik geen vaste greep op kon krijgen.
Allerlei gebeurtenissen liep ik in gedachten door om een verklaring te vinden voor dat nieuwe slot.
Allemaal met de vrees dat er iets ergs gebeurd was met mijn moeder.
Geen enkel dat de ware toedracht benaderde.

Toen de slotenmaker arriveerde en mijn adres had geverifieerd maakte hij het slot open. Stak een nieuw slot en overhandigde mij de nieuwe sleutels.
Ik liet R uit angst voor wat ik zou vinden, eerst binnen gaan.
Want het scenario van mijn moeder in een plas bloed was voor mij niet ondenkbaar.
Ik had gezien hoe H mijn moeder had geslagen en hoe snel en berekend hij daarbij te werk ging.
Hoe opvliegend hij kon zijn van de éne seconde op de andere, zeker na enkele glazen boose.
Maar R stelde mij gerust en dus stapte ik ook naar binnen.

En ik stapte binnen in een leeg appartement!
Alle meubels waren verdwenen, tot het kleinste prul aan toe.
Enkel de zetel waar ik op sliep stond er nog.
Maar geen dekens.
En de gordijnen en overgordijnen hingen ook nog aan het raam.
Mijn kleding stond ingepakt in een vuilniszak naast de zetel.
Totaal aangeslagen namen R en ik plaats op de zetel. Ons afvragend hoe men op één dag een gans appartement kan leegmaken.
Daar hadden wij tenslotte geen ervaring mee.
Kwam bij dat er drie reuze aquariums hadden gestaan, en die nam je toch zo maar niet op.
Alle kamers waren leeggehaald, zo ook de kinderkamer van J.
"Die verhuizers moeten wij ook boeken" zei R. wat lacherig om de stilte te doorbreken. En ondanks alles moest ik lachen.

R stelde voor om met hem terug te gaan en te logeren bij zijn ouders.
Maar dat wilde ik niet en wou ook niet dat hij de ganse nacht bij me bleef.
Al wat ik wou was alleen zijn.
Er werd afgesproken dat hij mij ’s anderdaags zou komen ophalen om mij naar mijn nieuwe dienst te brengen.

Toen hij vertrok liep ik als een zombie door het lege appartement.
Hield mijn oren goed open om elk gerucht in de hal te kunnen waarnemen.
Want hoe bang ik ook was geweest voor de confrontatie met mijn moeder en f, nu keek ik er naar uit.
Nog steeds met de hoop dat er voor dit alles een plausibele verklaring zou komen.
Want in al mijn verwarring geloofde ik nog steeds dat alles goed zou komen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
11-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CONFRONTATIE
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Jeugd slaapt overal en door alles heen.
Zo ook ik! Maar ik wist dat ik de confrontatie met F. en mijn moeder niet uit de weg zou kunnen gaan.

Ik was uiteindelijk op de zetel in slaap gevallen.
Tegen zes uur in de ochtend hoorde ik lawaai in de hal.
Toen ik ging kijken van waar het rumoer kwam, stonden mijn moeder en F met hun onbruikbare sleutel in de hand.
Ze hadden reeds verwoede pogingen ondernomen om de deur van het appartement open te maken, maar door het nieuwe slot dat ik had laten steken lukte hen dat niet natuurlijk.
Ik opende de deur.
Dat had ik beter niet gedaan!

F. en mijn moeder stormden als twee gekken naar binnen en iepen van alles door mekaar.
Meer dan de helft van wat ze zegden ging aan mij voorbij, zo geschrokken was ik.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat wanneer ik daar wou blijven wonen, ik dan de ganse huur maar moest betalen, alsook water, gas en licht.
Dat zou ik natuurlijk nooit kunnen.
Het appartement lag in een dure buurt en ik was pas zeventien, dus minderjarig.
”Dan ga je vandaag nog buiten” zei F.
”Zo niet zal je beticht worden van diefstal”.
Ik stond nog steeds een beetje perplex. Diefstal?
”Jawel” zei F.
”Je moeder en ik zijn naar de politie geweest en het verdwijnen van onze meubelen gaan aangeven. Als jij niet maakt dat je buiten bent wijzen we jou aan als de dief.”

Ik geloofde mijn oren niet en stond doodsbang aan de grond genageld.
Het was pure bluf van hen want alle meubels stonden gewoon aan de overkant in het appartement van F.
Maar dat wist ik toen natuurlijk niet.
En ik was doodsbang van de politie, gezien mijn slechte ervaring toen ze mij naar het ‘home’ brachten.
Ik had daarbij in de cel gezeten in de catacomben van het ‘Justitiepaleis’ te Antwerpen.
En ik had mij nog liever van kant gemaakt dan daar weer naartoe te moeten.
”En nu buiten” schreeuwde F.
Ik nam in paniek de vuilniszak met mijn kleren, en spurtte naar de deur.
”Hei, wacht eens” zei F, “kom eens terug”!
En weer had ik even de hoop dat het een spelletje was.
Dat om één of andere reden mijn moeder en F mij een lesje wilden leren.
En hoopvol ging ik terug naar binnen.
Maar mijn hoop was tevergeefs.

Mijn moeder had helemaal in het begin dat ik bij haar kwam me twee gouden ringen gegeven.
Eén ring was van haar en er stond de letter L in gegraveerd.
De andere ring was van mijn grootmoeder geweest, en had een grote blauwe steen gevat in draadgoud.
Hoewel ze iets te oud waren voor mij droeg ik ze elke dag.
Ik had nooit eender een ring of eender welk ander gouden juweel bezeten.
Ik was er dan ook apetrots op.
”Je sleutels afgeven” beet F me toe.
Toen ik die sleutels overhandigde viel zijn oog op beide ringen.
”En die ringen teruggeven”
”Nee”, zei mijn moeder.
”Die ringen heeft ze van mij en die blijven voor haar”.
Dat zijn de laatste woorden die ik van haar gehoord heb.
Buiten heel even, twee jaar later, was het de laatste maal dat ik mijn moeder heb gezien of gehoord.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
16-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LICHTPUNTJE

Ik was in post bij een dokters gezin.
Buiten mijn wil en dik tegen mijn zin, maar ik had andermaal geen andere keuze. In die post werd het mij duidelijk dat ik moeilijk bevelen kon opvolgen.
De gebiedende toon zoals “doe dit” en “doe dat” begon meer en meer aversie bij me op te roepen.
Nu  ga je misschien zeggen dat ik moeilijk van  karakter was. Maar dat is heus niet zo.
Het enige waar ik met hart en ziel naar verlangde was vrijheid.
Verlost zijn van alle juk en druk die mij door gevoelloze mensen op mijn schouders werd gelegd.
Dat dit niet haalbaar was door mijn minderjarigheid was iets dat ik niet kon inzien.
Ik  wou eindelijk mijn leven in eigen handen nemen. Weg van iedereen die mij pijn deed, of zo vaak had gedaan.
En wie zou mij daarbij beter kunnen helpen dan mijn eerste grote liefde.

R was meerderjarig dus voor hem zou het makkelijk zijn om een woonst te huren.
Hij had die optie al eens vernoemd maar zijn ouders schreeuwden daarbij moord en brand.
De enige reden dat ze mij tolereerden was uit liefde voor R.
Maar in werkelijkheid zagen ze mij liever verdwijnen naar Timboektoe om nooit meer weerkeren.
Vanuit hun standpunt kan ik hen nu wel begrijpen.
Ik had geen rooie cent, had geen degelijke thuis en mijn background was ook niet om mee te stoeffen (pochen).
Ik kan dus nu wel begrijpen dat zij voor hun zoon  wat anders op het oog hadden, want zelf zaten ze goed in de slappe was.
Of ze nu gierig of gewoon zuinig waren, wil ik in het midden laten.
Ook zo met het feit of ze over beschermend of gewoon bemoeizuchtig waren tegenover hun zoon.
Maar feit was wel dat ze van hun meerderjarige zoon al zijn geld beheerden.
Voor elke uitgegeven cent moest hij verantwoording afleggen, elk extraatje moest hij vragen. Meestal kreeg hij dat wel zonder morren, maar toch.
Ook aan zijn spaargeld kon hij niet komen zonder de toelating van zijn ouders.

Op maandag en donderdag had ik mijn vrije dag.
Erg wettelijk was dit allemaal niet, maar zoals gezegd, ik had geen andere keuze dan te aanvaarden.
R werkte op weekdagen, dus we zagen elkaar amper, want ik moest ten laatste om 22u weer op dienst zijn.
Aan tijd om alleen te zijn ontbrak het ons ook, enkel tijdens de terugrit konden we vrijuit praten.
Het was tijdens zo'n rit dat R mij liet weten dat hij werk ging maken van die flat.
Dat zijn ouders hoog en laag mochten springen, maar dat aan deze situatie een einde moest komen.
Ik sprak hem niet tegen en was blij met zijn kordaatheid.

Op een dag kwam R mij ophalen.
Moest je niet werken, vroeg ik hem verwonderd?
Ik heb een dag verlof genomen, zei hij.
Jij en ik gaan naar ons appartement kijken.
Ik sprong een gat in de lucht.
Voor mij was het als een lichtpunt in de duisternis.
Eindelijk verlost! Eindelijk vrij!
Over de verantwoordelijkheid die dit alles zou meebrengen maakte ik mij geen zorgen.
Net als alle jonge verliefden waren we er rotsvast van overtuigd dat alles vanzelf zou lopen.
Liefde overwint immers alles!
En ik was verliefder dan ooit, dus geen probleem.

Maar dat was buiten de waard gerekend.
Mijn leven zou mijn leven niet zijn moest er weer geen donkere wolken boven mijn hoofd hangen.
De waard in dit geval waren de ouders van R.Ik sta nog steeds versteld hoe ver deze mensen zijn gegaan om hun slag thuis te halen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
22-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ONS FLATJE
R had alle tegenkanting van zijn ouders aan zijn laars gelapt, en tegen hun wil  een flat gehuurd.Het was een kleine flat gelegen op het eerste verdiep.
Het huis was gebouwd na de oorlog en was hoewel niet ultra modern, ook niet zo heel oud.
Het had alles wat we nodig hadden. Tenslotte hadden we nog weinig of geen huisraad.
Maar dat was het minste van onze zorgen.
Zoals alle jonge mensen zaten we boordevol plannen, en hadden we een rotsvast vertrouwen in ons zelf en onze toekomst.
Toen ik mijn pleegouders op de hoogte bracht van onze plannen, gaven die geen krimp.
Het enige dat mijn pleegmoeder zei was dat ze blij was dat ik de ware aard van mijn moeder had leren kennen en dat ze hoopte dat ik wist waar ik aan begon.
Voor de rest zou ze ons geen duimbreed in de weg leggen.
Zo niet echter met de ouders van R.Van de ene op de andere dag was ik niet meer welkom in hun huis.
Maar dat maakte niets uit want we zaten toch elk vrij moment op ons appartementje.
Toen we op een keertje bij R thuis wat schildergerei moesten ophalen, bleef ik netjes in de auto zitten.
De moeder van R kwam met hoog rood aangelopen gezicht naar me toe.
Ze liet mij weten dat ik niet moest denken dat ik al gewonnen had.
Dat ze het niet zou toelaten dat ik de toekomst van haar zoon zou verknoeien.
”Je zal wel zien meisje, je gaat nog bittere tranen wenen en je mag weten dat ik daar voor zal zorgen”.
Ik lachte het weg.
Voelde mij sterk staan en dacht dat er me niets meer kon gebeuren.

Wat zou ze trouwens kunnen doen?
R en ik hielden van elkaar.
We wilden samen een toekomst opbouwen.
Wie zou ons daarbij kunnen in de weg kunnen staan?

Het was één van de mooiste periodes van mijn leven.
Het kiezen van de kleuren voor verf en behang.
De kleine keuken spulletjes die ik kocht van mijn schamel loontje.
De tweedehands meubeltjes die we her en der op de kop tikten.
De oude keukenkast, met glas in lood raampjes, en die we op straat vonden. Die we wit schilderde en op de deurtjes kleefden we bloemen. Apetrots waren we op onze kast!
Van de beneden buur kregen we haar oude gordijnen en overgordijnen
Gaandeweg werd ons appartementje een paleis. In onze ogen dan toch. En we voelden ons superrijk.

Het enige struikelblok waren de grote meubelen.
De eetkamer, het salon, en heel belangrijk natuurlijk …..de slaapkamer.
Wij wilden eindelijk eens naast elkaar wakker worden in een zacht bed.
Ons eigen bed.

R had in zijn ouderlijk huis een spiksplinternieuwe slaapkamer, en hij was van het gedacht dat hij die, of zijn oude, wel zou meekrijgen.
Maar nada! Zijn ouders lagen op alle punten dwars.
”Dan maar mijn spaarcenten aanspreken” zei hij.
Maar ook dat feestje ging niet door want zijn ouders gaven geen toelating.
Maar waar een wil is, is een weg.
R liet weten dat hij zijn loon niet meer zou afgeven.
En met dat loon deden we een eerste aanbetaling voor onze mooie nieuwe slaapkamer.
De rest zouden we betalen in termijnen. Zijn ouders waren furieus en ik kreeg alle zonden van Israël over mij uitgestort.
Want het was natuurlijk allemaal mijn schuld!
Ik zette hun zoon aan tot die daden. Daden die hij anders nooit zou hebben uitgevoerd moest hij mij niet kennen.

Ergens kan ik hen nu wel begrijpen. Want ik had  geen nagel om aan mijn gat te krabben. Niettegenstaande ik toch al van mijn veertiende werkte.
En de ouders van R hadden gedaan wat elke ouder doet, zij hadden gespaard voor hun zoon.
Zij hadden ervoor gezorgd dat hij aan een toekomst kon beginnen zonder zorgen.
Alleen hadden ze daarbij een ander meisje in gedachten gehad en niet zo eentje als ik die uit een armoedig en lamentabel nest kwam.

Ik zei mijn dienst op bij het dokters gezin en vond werk enkele straten van onze woonst in een confiserie.
Het was natuurlijk makkelijk in die tijd om van de éne dag op de andere werk te vinden.
We rekenden en berekenden en kwamen tot de slotsom dat we van mijn loon nog wel wat tweedehands spulletjes zouden kunnen kopen.
We zouden het heel zuinig aan moeten doen en uitgaan was er niet meer bij. Maar dat gaf niet.
We hadden elkaar. En we waren niet uit op grote luxe.
Tv hadden we niet, maar we hadden een radio en een platendraaier.
En we hadden een jong stel leren kennen die het ook niet breed hadden.
We gingen om de beurt bij elkaar op bezoek.
Soms werd er gekaart, soms gingen we wandelen in de nabij gelegen parken.
Of we praatten over onze toekomst bij onze favoriete muziek met een hapje en een drankje.

Enig min=puntje was toen ik naar de dokter stapte.
R en ik wilden nog geen kinderen, dus wilde ik de pil nemen.
Condooms vonden we jakkes en, om voor ‘het zingen de kerk uit te gaan, daarvoor waren we te onstuimig.
Maar toen ik bij de dokter mijn vraag stelde, bekeek die mij met een frons op zijn voorhoofd.
”Ik mag je die pil niet voorschrijven wegens minderjarig” zei hij.
Je moet toelating vragen aan je ouders.
Toen ik hem mijn situatie uitlegde, haalde hij zijn schouders op.
”Het spijt mij, het antwoord blijft nee”, liet hij mij weten.
Naar een andere dokter dan… en nog een andere… maar ik ving overal bot.
Tja, de tijden waren anders toen. En de moraal al helemaal.
Maar het zou al vlug blijken dat we ons daar geen zorgen moesten over maken.
Er hing een andere bijl boven mijn hoofd.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
31-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERSTOORDE YDILLE

Daar zaten we dan!
Knusjes op ons appartementje.

R ging nog regelmatig naar zijn ouderlijk huis slapen, kwestie van de kerk in het midden te houden.
Want met elke dag die voorbij ging werd de boosheid van zijn ouders groter.
Ik vergooide zijn toekomst volgens hen.
Welke toekomst zij voor ogen hadden weet ik niet. Tenslotte was R maar een gewone bouwvakker. Weliswaar gediplomeerd, maar toch.
Maar ik was gelukkig met de situatie.
Ik was onder de pannen en vooral onder alle juk vandaan.

Het werk op de confiserie was saai bandwerk.
De ganse dag hetzelfde... doosje openvouwen…. snoepgoed er in leggen…. doosje toevouwen...  op pallet zetten….doosje open vouwen……en dit acht uur lang
Maar ik verdiende er geld mee en ik had fijne collega’s.
Ik had besloten om avondschool te gaan volgen om zo alsnog mijn middelbaar te kunnen afmaken.
Het dreigement van R’s moeder "dat ik nog bittere tranen zou wenen" was ik al lang vergeten.
Maar ik zou er vlug aan herinnerrd worden.

Op een avond, ik was alleen thuis want R moest om 21.00H thuis zijn als hij daar ging slapen.
(Ongelooflijk voor een man van vijfentwintig, maar hij schikte zich zonder morren.)
Op een avond dus, ging de bel.
Politie!
“Wie woont hier, juffrouw?”
Vermits ik nog steeds bij mijn pleegouders stond opgeschreven, en de huur op R’s naam stond, antwoordde ik naar waarheid.
”En wie ben jij dan en wat doe jij hier?”
Ik vertelde hen dat af en toe bleef logeren.
Zij noteerden mijn naam en adres en gingen vriendelijk groeten weer naar buiten.
Ik vertelde het voorval aan R.
Maar hij reageerde er maar flauwtjes op, beetje ontwijkend, beetje afwezig.
Dat viel mij niet meteen op, pas later toen alle puzzelstukjes in elkaar vielen kwam dat beeld terug voor mijn geest.

Een zaterdagmorgen heel vroeg, weer de deurbel.
Wij lagen nog lekker in bed.
R sprong vlug in zijn broek en ging opendoen.
Groot was mijn verrassing toen R terug naar boven kwam met in zijn kielzog drie politieagenten en het hoofd van de Jeugdbrigade, Meneer Verkoeyen. Ik zal zijn naam nooit vergeten.

“Aankleden en meekomen” beet hij me toe.
Het leek net een scène uit een oorlogsfilm over de vervolging van de Joden.
”Waarom?” vroeg ik “en naar waar?"
”Nu,” snauwde hij me toe.
”Als je niet meteen gevolg geeft dan zullen deze heren je een handje helpen” en hij wees daarbij naar de politieagenten.
Trillend als een espenblad deed ik wat men van mij verlangde.
Huilend riep ik naar R “Doe iets”.
Maar die deed er de ganse tijd het zwijgen toe en zat wat apathisch op de zijkant van het bed.

Geflankeerd door de politie ging ik naar beneden.
Daar stond een politie combi op me te wachten, daarachter de politieauto van de jeugdbrigade.
(In die tijd poetsten mensen op zaterdagmorgen nog veelal de straat en Ik durfde niet op of om kijken, ik kon wel door de grond zinken van schaamte.)
De politie agenten duwden mij de combi in en vertrokken.
Het hoofd van de jeugdbrigade was achter gebleven bij R.

De politie reed met mij naar het centrum van Antwerpen en wat ik vreesde werd waarheid.
Men bracht mij voor een tweede keer naar het ‘Justitiepaleis’
Weer naar die enge cellen.
De celdeur viel achter mij in het slot.
En al wat ik kon doen was wachten.
Wachten en gissen.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
02-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOP DOET LEVEN

Zo werd ik voor een tweede keer opgesloten als een crimineel in een cel in de catacomben van het “Justitiepaleis” te Antwerpen.
Al wat ik kon doen was bang afwachten, en elke minuut leek eeuwen te duren.
Lieve deugd wat was ik bang!

Iets voor de middag ging de celdeur open.
Twee rijkswachters kwamen me ophalen.
Naar boven, naar het kabinet van jeugdrechter Maes.
Die was helemaal niet blij dat hij op een zaterdag werd opgetrommeld.
Ook zijn “bijzitters”, zagen er niet vrolijk uit.
Maar dat kon je van mij ook niet zeggen.

Toen we boven gekomen waren moest ik plaats nemen in de gang en wachten tot ik werd binnen geroepen.
De twee rijkswachters bleven naast mij rechtstaan

Ik keek rond.
Had verwacht, en vooral gehoopt, dat R ook aanwezig zou zijn.
Of mijn moeder… mijn pleegouders…eender wie! Maar er was niemand. Ik zou het alleen moeten klaren. Maar ik had geen idee waarom ik hier zat. Hoewel....
....Ik was minderjarig, zeventien, en dus mocht ik niet samenwonen.
In normale omstandigheden zou daar geen haan naar gekraaid hebben, maar mijn geval was een geval apart.
Ik stond onder toezicht door de afwezigheid van een moeder of vader in mijn leven.

De jeugdrechter keek mij minutenlang zwijgend aan.
Wat hij te zien kreeg was een klein hoopje ellende dat bang zat af te wachten op wat komen zou.
Toen hij uiteindelijk zijn mond open deed klonk hij toch vriendelijk.
“Bon” zei hij. (Dat was zijn stopwoordje wist ik ondertussen)
“Er is de afgelopen maanden voldoende bewezen dat je pleegouders niet in staat zijn om jou in het nodige te voorzien en in wat ik in mijn hoedanigheid hen had opgelegd te doen”.
”Dit is niet jouw schuld of fout”.
“En dat ik daartegen maatregelen moet treffen, is een zeer spijtige zaak”.
”Maar ik kan niet toelaten dat jij zonder toezicht verder gaat zoals je nu placht te doen.
”Het is tevens wettelijk ontoelaatbaar en er is dan ook bezwaar tegen deze feiten aangetekend”.

Dat laatste snapte ik niet helemaal, maar ik zat dan ook ietwat wezenloos te luisteren.
”Vermits het weekend is" ging de jeugdrechter verder  "heb ik voor volgende noodoplossing beslist”: “IK JEUGDRECHTER MAES, ZETELEND……BESLIS HIERBIJ DAT GENAAMDE MINDERJARIGE LUCIENNNE……ONDER DE TIJDELIJKE HOEDE ZAL WORDEN GEPLAATST IN HET HOME WINGERDBLOEI……EN DIT TOT ER EEN DEFINITIEVE OPLOSSING WORDT GEVONDEN”

“HEREN" sprak hij tot de rijkswachters I"K DRAAG U HIERBIJ OP OM DEZE MINDERJARIGE TE BEGELEIDEN TOT BESTEMMING”
Ik verwachtte nog een klop met zijn hamertje, maar dat bleef achterwege.

Hij stond op en verdween door een zijdeur met zijn gevolg in zijn kielzog.
Waarschijnlijk ging hij terug naar huis, naar zijn familie.
En ik, ik had niemand om naartoe te gaan. En er was niemand die naar mij toekwam.

De rijkswachters namen mij bij de armen, gingen met me terug naar de kelders en zetten mij terug in een cel.
Eén van beide liet mij weten dat men eerst nog begeleiding moest zoeken om mij weg te kunnen brengen, maar dat er momenteel niemand vrij was.
Men beloofde dat men dit zo snel mogelijk zou doen.
En men liet deze keer de celdeur helemaal open staan.

Vrees dat ik zou vluchten moesten ze niet hebben.
Ten eerste had ik daarvoor noch de moed, noch de fut toe. En ten tweede, de cellen werden nauwlettend bewaakt.
Ten derde, ik wist waar ik naar toe zou gaan.
En het maakte mij iets minder bevreesd, omdat ik het ‘home’ reeds kende.
Ik wist nu ook dat ik niet zou terugkeren naar “ons liefdesnestje”, zoals R het steeds noemde.
Maar ik had tegen beter weten in de hoop dat dit toch vlug weer zou kunnen, want de jeugdrechter had gesproken van een “tijdelijke oplossing”.
R zou mij wel komen verlossen.
Misschien zag ik hem straks al. Dan zou het allemaal wel in orde komen. Nu was het enkel nog wachten tot men mij kon wegbrengen, en ik keek er al naar uit.
Het kon niet vlug genoeg gaan voor mij.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
05-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOP DOET LEVEN (vervolg)
...Het wachten duurde heel lang in die onderaardse cellen.
Maar uiteindelijk had men zich kunnen vrijmaken om mij weg te brengen naar het ‘home’.
Daar aangekomen speurde ik de straat af om te zien of er ergens een gele VW keven stond geparkeerd.
Maar ik zag er geen.
Veel tijd om rond te kijken kreeg ik trouwens niet van de rijkswachters, alles moest vlug vlug gaan.

Eens de deur van het ‘home’ achter mij dicht was gevallen, hetzelfde scenario als voorheen.
Wachten in de hal tot de administratieve rompslomp afgehandeld was!
Eén ding was wel, ik was hier niet meer vreemd.
De opvoedsters waren nog dezelfde, alleen de stagiairs waren nieuw.
Zij waren nieuwer dan ik in feite.
Bewoonsters die er nog steeds waren van vorige keer kwamen mij gedag zeggen!
 Even stiekem met de hand wuiven en Hi zeggen,  want het was verboden om met een pas binnen gekomen meisje te praten.
Bang was ik ook niet, enkel ongerust.
Er was maar één ding waar ik kon aan denken, en dat was R.
Waar zat hij verdorie!

Een week ging voorbij, en nog een week kwam en ging.
Ondertussen had men mij nog maar eens een andere werkgever bezorgd.
Naar de confiserie mocht ik niet meer naartoe.
In plaats daarvan werd ik nu tewerkgesteld op een papierfabriek.
Het fabriekje heette: “Papyrus” en was gelegen in de Lamoniërestraat.
Er werden enveloppen gemaakt in alle, kleuren, maten en modellen

Jonge mensen zijn sterk!
Men kon aan ons uiterlijk niet zien dat we van binnen kapot gingen van ellende en verdriet.
We praatten en lachten net of er niets aan de hand was.
Maar in feite leefden we als robots.
Opstaan….eten…werken…eten….slapen.
En tussenin dachten we aan thuis maar lieten het niet merken.

Ik hoorde niets van R.
En dat maakte mij heel verward.
Ik had toch zoveel vragen…..
De directrice van het ‘home’ haalde bij elke vraag haar schouders op.
”Wacht nog even meisje... geduld meisje... je krijgt wel uitsluitsel... meisje”
Maar het duurde allemaal veel te lang voor mij.
Wachten op iemand van wie je houdt, niet weten wat er aan de hand is met je geliefde, dat maakt dat je kapot gaat van de zenuwen.
Dan ervaar je je omgeving niet bewust en sta je voor niets open.

Op een dag, daar was het dan….Een brief!
Een brief van R…. EINDELIJK!
Nu zou alles vlug in orde komen!

Ik zou vlug terug in ons “liefdesnestje” zijn.


Ik moest wachten tot na het avondeten voor ik de brief zou kunnen lezen.
Dan pas zou ik naar mijn chambretje mogen en wat privacy hebben.
Eindelijk was het moment daar!
Met trillende vingers van de zenuwen maakte ik de brief open.
En dit stond er in te lezen:

Mijn lieve blonde,

 Via de jeugdrechter kwam ik te weten dat je weer in het home bent  en dat vind ik vreselijk voor jou.
Maar misschien is het wel allemaal maar best zo.
Geloof mij wanneer ik dit met pijn in mijn hart aan je schrijf. Maar ik hoop op je begrip. Ik weet dat je daar verstandig en sterk genoeg voor bent.
Ik kan de druk van mijn ouders niet meer aan.
Dat is al langer zo, maar zolang ik je dicht bij mij had, had ik niet de moed om je dat te zeggen.
Zeg maar dat ik laf ben, je hebt gelijk, maar bedenk dat ik enkel heb gewacht tot nu om je dit te zeggen, omdat ik jou geen pijn kan doen en ook niet wil doen.
Ja, ik ben laf, want ik kan je tranen niet zien, maar wel vermoeden, maar weet dat ook ik dit in tranen aan je schrijf.
Het beste is dat je mij zo snel mogelijk vergeet, al zal ik jou nooit kunnen vergeten.
Maar het is het beste zo, voor jou en voor mij, voor iedereen.
Blondje, schrei niet om mij.
Er komt vast snel iemand die jou weer gelukkig zal maken, en ik weet vast dat jij hem gelukkig zal maken.
Dat geluk heb ik bijna twee jaar mogen ondervinden, spijtig dat ons sprookje op deze manier moet eindigen.
Nog maar eens, je zult het nu wel niet zo zien, maar het is het beste voor ons allebei.

Het ga je goed blondje, nog een laatste afscheidskus wil ik hierbij in doen.
R.

En dat was het!

Ik heb de brief toen wel tientallen keren gelezen en herlezen.
Het was een afscheidsbrief. Ik kon mijn ogen niet geloven.
Kon niet geloven dat hij dit meende.
Wat met ons appartementje, onze meubels, wat met onze liefde voor elkaar?
Het spatte allemaal uiteen als een zeepbel.
Het leek wel een kwade droom.
Urenlang heb ik op de rand van mijn bed gezeten, starend naar dat velletje papier.
Naar woorden die mijn wereld op zijn kop zette, die mij alle hoop ontnam.
Wat later zou de puzzel van dit alles in elkaar vallen, maar op dat moment begreep ik er totaal niets meer van.

Ik heb de brief hier voor mij liggen.
Heb mij er nooit kunnen toe brengen om hem weg te gooien.
Misschien dat ik het nu wel doe, nu dat ik het van mij af heb geschreven.
Trouwens hij valt bijna uiteen, en de letters zijn bijna vergaan door de vele tranen die er zijn opgevallen in die dagen..

Ik heb R nog slechts éénmaal weer gezien.
Met een vrouw aan zijn arm. Zijn vrouw?
Ik was toen aan de wandel met mijn dochter in haar kinderwagen.
R lachte naar me en stak zijn hand op.
En het gaf mij een steek in m’n hart.
Want het is werkelijk waar.
Je eerste liefde vergeet je nooit.
Benieuwd of dat voor hem ook zo is!

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
07-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VOORUITBLIK

Ik had geen vooruitzicht meer.
Al diegene die ooit te maken hebben gehad met liefdesverdriet, en wie heeft dat niet, zullen begrijpen wat ik bedoel.

In het home ging alles zijn gewone gangetje.
Waarschijnlijk om dat ik al bij de ‘ouderen’ behoorde mocht ik in het weekend uitgaan tot twaalf uur.
Behalve op zondag. Dan moesten we binnen zijn om 22u.
Maar uitgaan was aan mij niet echt besteed.
Ben een keertje mee op groep uitstap geweest, weekendje Brugge waar in dat weekend net “Klank en lLichtspel”  doorging.

We waren met tien meisjes, een opvoedster, en de directrice van het ‘home’ Juffrouw Beatrice.
Van die directrice werd beweerd dat ze lesbisch was, en een verhouding had met de toenmalige directrice van de jeugdgevangenis in Brugge, Juffrouw Maria.
Of dat werkelijk zo was kan ik niet bevestigen.
Feit is wel dat Jufrouw Beatrice oogde als en man.
Feit is ook dat die twee directrices heel close waren.

Ergens in die jeugdgevangenis hebben we toen gelogeerd.
Vraag mij niet waar, want dat weet ik niet meer.
De zombie, remember!
 Ik heb toch wel wat kunnen genieten van dat‘Klank en Lichtspel. Het was heel bijzonder
We vaarden met een bootje op de Reien en daarbij kon je  binnenkijken in de vele historische huizen.
In die huizen speelden zich dan historische taferelen af.
Overdag was er al een prachtige stoet door de straten getrokken.
Het is van toen af dat Brugge mijn hart een beetje heeft gestolen.

Ook kregen we een rondleiding in de jeugdgevangenis zelf.
We mochten er praten met de gedetineerden en konden luisteren naar hun verhaal.
Dat laatste zal wel bedoeld geweest zijn als afschrikmiddel.
Maar ik, die in St Margaretha van Cortona was geweest, zag een grote gelijkenis met dat internaat. Het enige verschil was dat er hier echte cellen waren.
Al bij al was dit het enige weekend dat mij is bijgebleven uit die periode van mijn liefdesverdriet.

Troost en bemoediging kreeg ik van de meisjes in het ‘home’
Ook de opvoedsters en de directrice zelf lieten zich niet onbetuigd.
Men ontzag mij een beetje.
Liet mij langer alleen op de slaapzaal dan in feite toegelaten was.
En wanneer ik het echt kwaad kreeg was er steeds iemand om een schouderklop te geven of om een arm van troost om mij te leggen.

Maar de echte hulp kwam uit onverwachte hoek. Die kwam van mijn pleegouders.
Zij vroegen toelating aan de jeugdrechter om mij op weekend te laten komen.
Iets dat mij zou toegelaten worden na drie maanden verblijf in het home.
Zo liet de jeugdrechtbank mij weten in een brief.
En daar leefde ik naar toe.
Dan kon ik misschien R zien?
Konden we alles uitpraten.
Kwam toch alles nog in orde.
Want mijn ganse doen en denken draaide nog om hem.
Dan zou de puzzel eindelijk in elkaar vallen voor mij.

En de puzzel viel ook in mekaar!
Maar heel wat maanden later dan ik dacht.
Want er stond mij eerst nog heel wat verbijstering te wachten.
Verbijstering, onbegrip en verdriet!
Maar goed dat ik niet kon vooruit blikken!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
16-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LAM GESLAGEN VLEUGELS

Na drie maanden verblijf in het ‘home zou ik op weekend mogen naar mijn pleegouders.
Dat liet de jeugdrechter mij weten.
En ik telde de dagen af tot het zover zou zijn.
Als je jong bent gaan de uren en dagen zeer traag. Vooral als je sterk naar iets verlangd.

Ondertussen ging mijn leven zijn gewone gangetje.
Werken, slapen eten, met zo nu en dan een uitstapje als ontspanning.
Al was "mijn gangetje”, de levenswandel van mijn “gewone” vriendinnen in acht genomen, helemaal niet zo gewoon, .
Maar ik was het zo gewend. En ook al wist ik dat het anders en beter kon, ik had mij er al lang bij neergelegd dat het mij niet verging zoals anderen.
"Je moet geloven in de toekomst"  was mij al zo vaak gezegd. Dat probeerde ik dan ook met alle kracht die ik in me had.
Gelukkig had ik mijn fantasie die ik haalde uit romantische boekjes, want soms was de realiteit wel heel erg hard.
Tot er weer wat gebeurde.
Iets dat ik in de stoutste dromen niet had durven dromen.
Dan sloeg de wrede realiteit weer toe.
En lachte de fantasie mij keihard uit!

Op een avond zat ik nog maar eens in een hoekje een  super romantische boek te lezen toen de directrice van het home mij bij zich riep..
”Morgen moet jij om tien uur bij de jeugdrechter komen”…
Ha, dacht ik, eindelijk!
Want mijn drie maanden waren om.
Dus ook de "tijdelijke regeling".
En ik ging die avond naar bed met mooie gedachten en dromen over mijn toekomst.

Een opvoedster ging met mij mee naar het ‘Justitiepaleis’.
Weer wachten in die sombere lange gang met zijn veel te weinig houten banken voor alle aanwezigen.
Ik zag meisjes en jongens passeren tussen rijkswachters, met of zonder handboeien aan.
Sommigen kwamen al lachend terug buiten en werden omhelsd door moeder en/of vader.
Anderen kwamen minder vrolijk buiten.
Er waren er zelfs die een advocaat aan hun zijde hadden en ik vroeg mij daarbij af wat die dan wel op hun kerfstok moesten hebben.
Mijn levensloop mocht dan niet lopen zoals het moest, met criminaliteit had ik nooit te maken gehad.

Ik keek rond om te zien of mijn pleegouders ook aanwezig waren, maar nee.
Toen ik daarover een vraag stelde aan de opvoedster kreeg ik geen antwoord.
Zij haalde haar schouders op en deed er verder het zwijgen toe.

De gang werd leger en lege en ik barstte ondertussen van de zenuwen.
Waarom moesten we hier zijn om tien uur?
Het was ondertussen weeral bijna middag!
Uiteindelijk riep de klerk mijn naam af en mochten we naar binnen.
Daar zaten weer de jeugdrechter met zijn bijzitters in vol ornaat.
En wie ook aanwezig was, maar die ik eerst niet opmerkte, was de assistente van mijn toeziende voogd.
Zij zat naast de deur zoals een waakhond.
Bekeek mij niet, maar verloor mij toch niet uit het oog.

Jeugdrechter Maes bekeek mij zoals hij alleen dat kon…..
 ...Zo een lange diepe blik die dwars door je heen scheen te gaan en waarbij je het gevoel kreeg dat je op een nest mieren zat.
Zijn blik ging van mij naar een lijvig dossier dat voor hem lag.
Zwijgend begon hij te bladeren.
Na wat een eeuwigheid leek sloeg hij het dossier met een klap dicht en keek mij weer lang aan. Eindelijk deed hij zijn mond open!
Ik kreeg eerst de hele rimram over zijn "hoedanigheden". Dan het verloop van mijn laatste maanden in "vrijheid" zoals hij het noemde, en vervolgens een samenvatting over mijn verblijf in het home.
Er viel op mijn gedrag niets aan te merken, zei hij.
Mijn gedrag in het home was voortreffelijk geweest, maar…..
En nu gaat het komen, dacht ik... en het kwam ook... maar niet zoals ik gedacht had!

Hij liet mij weten dat mijn verblijf in het home een noodoplossing was geweest.
Want een verblijf in het home moet betaald wegens privé.
Mijn moeder was onvermogend. (???...)
Mijn pleegouders waren evenmin in staat daartoe.
Derhalve zou ik in een staatsinstelling worden geplaatst tot mijn eenentwintigste jaar.
De staatsinstelling zou St Margaretha van Cortona worden.

De wereld verging op dat moment!
De bodem werd weggeslagen onder mijn voeten.
Ik begon hysterisch te huilen toen de woorden van de jeugdrechter weer tot mij door drogen.
Vluchten, hier weg, was alles wat ik nog kon denken.
Maar mijn benen wilden niet mee!

Al de rest ging als in een roes aan me voorbij.
Met de rijkswachter aan mijn ene zijde, en de assistente aan de andere, naar de catacomben van het Justitiepaleis.
Van daaruit naar een politiecombi….de zij-ingang van het internaat.... het wachten in de gang tot de directrice het dossier kon overnemen van de s.a…..de non die mij naar boven bracht…..die mij in de isoleercel plaatste... mij uitkleedde en de zware ijzeren deur achter mij op slot deed. Mij alleen liet met slechts  één gedachte.... waar is iedereen.
Waar zijn diegene waar ik van hou? Waar zijn diegene die van mij houden?
"Ik maak mij van kant…. Nu maak ik mij van kant"!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
21-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TERUG IN DE HEL

Ik sta nog steeds een beetje versteld wanneer ik terug denk aan hoe vaak en gemakkelijk ik me kon aanpassen aan allerlei omstandigheden.
Het zal wel te wijten geweest zijn aan mijn jong zijn.
Want ik heb het daar nu heel wat moeilijker mee.
”Verandering van spijs doet eten” gaat niet op voor mij.
Ik ben honkvast, en hondstrouw.
Misschien ligt de basis daarvoor wel net in mijn jeugd.

Voor de tweede maal was ik in de hel beland. Genaamd, ‘St Margaretha van Cortona’.
Dit enkel omdat diegene die mij op de wereld hadden geschopt onkundig, maar vooral onwillig waren, om hun verantwoordelijkheid te dragen.
Daar was ik nogmaals de dupe van geworden.
(Net als zoveel anderen die ik in het gesticht ontmoet heb.)
Je kunt ‘St Margaretha van Cortona’ allerlei mooie namen geven, feit blijft dat het in casus positie een verbeteringsgesticht was. En ook als zodanig bekend stond bij de modale burger.

In de isoleercel, ontdaan van alle bovenkleding en met enkel een matras op de blote vloer, een vastgespijkerd tafeltje en dito stoel, had ik alle tijd om na te denken.
En het enige waar ik kon aan denken was sterven.
Allerlei scenario's  van zelfdoding liet ik de revue passeren.
Maar daar waren de nonnen zich maar al te goed van bewust. Want om de zoveel tijd kwamen ze kijken.
Er werd daarbij geen woord tegen je gesproken.

Weer dezelfde intake procedure.
De vernedering bij de dokter en het gesprek met een ongeïnteresseerde psychiater.
Enig verschil met vorig intiem onderzoek bij de dokter, ik was geen maagd meer.
De dokter stelde dit vast en de non schreef het in mijn dossier. Onder dwang moest ik twee rode pilletjes slikken.
Er werd goed opgelet dat ik ze ook degelijk doorslikte.
Als enige uitleg voor die pillen kreeg ik te horen dat ik binnen enkele ongesteld zou worden. En dat was zo.

Toen die procedure achter de rug was mocht ik naar het verdiep. Naar naar het tweede verdiep dit keer.
Het gerucht liep dat de meisjes op het tweede verdiep van een zwaarder crimineel gehalte waren dan die van het derde verdiep.
Maar dat was ofwel, een verzinsel verspreid door de fantasie van de meisjes zelf, of een afschrikmiddel van de nonnen.
Want de waarheid was dat op het tweede verdiep de oudere meisjes zaten, en vooral diegene die niet op korte termijn terug naar huis zouden keren.
M.a.w. meisjes die tot hun eenentwintigste geplaatst waren.

De regels op het tweede verdiep waren vrijwel hetzelfde dan die van het derde.
Met één enkele uitzondering dat wanneer je vertrouwbaar was, je buitenhuis "mocht" gaan werken. Zo werd dat geformuleerd.
Goed bekeken van de nonnen, want zo was je hen nog dankbaar op de koop toe, en fier dat je "mocht" gaan werken voor hen.
Maar zoals gezegd, ik paste mij vrij vlug aan aan het ritme en de discipline van elke dag.

Er kwam vrij vlug een brief van mijn pleegouders, waarin ze me lieten weten dat ze op bezoek zouden komen van zo gauw ze de toelating kregen van de jeugdrechter.
Maar ook de psychiater, de directrice en moeder-overste moesten daarvoor hun fiat geven.
Wat hun beoordeling 's normen waren heb ik nooit geweten, maar ik gaf hen alvast geen aanleiding om dit te weigeren.

Weer een periode van drie maanden observatie.
Dan een evaluatie.
Naar de jeugdrechter om het verdere verloop te horen te krijgen.
Je hoopte dan telkens dat je zou vrij komen.
Dat zal waarschijnlijk ook wel de bedoeling zijn geweest van die bezoeken aan de jeugdrechtbank, want zo hielden de meeste zich heel koest tijdens die periodes.
Enkel wanneer je terugkwam en te horen had gekregen dat je nog wat langer moest blijven, was er soms wat verzet.
Dan werd er wat gerevolteerd tegen de discipline, maar daar maakten de nonnen heel snel en kordaat komaf mee.
Een dag isoleercel of enkele dagen ziekenkamer, en je liep weer in het gareel.
Je kon trouwens toch geen kant op.

En zo gleed mijn jeugd door mijn vingers als water.
Zo was ik wars van alle buitengebeuren, want naar nieuwsberichten mochten we niet kijken.
Enkel door de nieuwkomers kregen we wat informatie van de nieuwe strekkingen en Kregen we een glimp van de nieuwste mode.
Het zou zes maanden duren voor ik opnieuw de straat zou zien.
Ik was toen zeventien jaar en acht maanden.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
25-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ARBEID ADELT?

Anno 1969.
Bijna achttien jaar en nog steeds van mijn vrijheid berooft.
Onterecht berooft, zo meen ik, maar de kinderrechten lagen in die tijd wel iets anders dan nu.
Ook onder het ouderlijke gezag werden de normen en waarden iets strenger gesteld dan nu.
En wij kinderen van toen rebelleerden iets minder expliciet daarop.
Waarden zoals gehoorzaamheid, respect en beleefdheid naar volwassenen toe, werd ons met de paplepel ingegeven.
En daar handelden wij ook naar.
Al was dat respect niet altijd wederkerig, zoals ik al zovele malen had moeten ondervinden.

Mijn vrijheid werd iets verruimd door mij toe te staan de weekends door te brengen bij mijn pleegouders.
Dit om de zes weken.
Het was een lange tussentijd, maar het was toch iets om naar uit te kijken.
Mijn eerste betrachting was om contact op te nemen met mijn eerste grote liefde R.
Maar mijn zelfrespect weerhield mij daar uiteindelijk van.
Wel ging ik kijken naar ons “liefdenestje” zoals hij het zo graag noemde.
Maar al aan de buitenkant kon ik zien dat er ondertussen andere mensen inwoonden.
Dit werd mij ook bevestigd door een toevallige voorbijgaande oude buur.
De ouders van R hadden de boel leeggehaald.
Zij hadden daarbij nog geen week gewacht.
Mijn spullen, gekregen van mijn vrienden of gekocht met mijn geld, hadden ze ook aangeslagen.
Zij meenden daar recht op te hebben zo lieten ze mij weten, twee jaar na datum tijdens een toevallige ontmoeting op de wekelijkse markt.
En ik had geen zin om mij daar nog druk over te maken.
Gedane zaken nemen geen keer.

Tijdens die  vrije weekends verliep één en ander niet zoals het mij door de jeugdrechter was opgelegd.
Maar daarover later meer.

Ondertussen werd ik door de psychiater als “gehoorzaam en volgzaam” bestempeld.
En omdat ik zo braaf en volgzaam was, zou ik worden beloond.
De beloning bestond eruit dat ik buitenhuis zou mogen gaan werken.
Waar en hoe bepaalden zij voor mij.
Ik had daarbij geen enkele inspraak. Tegenspraak evenwel zou ernstige gevolgen hebben.
Wanneer ik niet akkoord zou gaan, dan zou ik niet meer op weekend mogen.
Dan zou ik geen bezoek meer mogen ontvangen.
Men kon mij het leven behoorlijk zuur maken en dat wilde ik ten allen koste vermijden.
Dus ik legde mij neer bij hun voorwaarden.
Die voorwaarden waren de volgende;

Ik zou te werk gesteld worden op de fabriek “Koffie Rombouts”.
Dit samen met nog drie andere meisjes van mijn afdeling.
Wij werden aan de poort van het internaat afgehaald door een taxi en werden vervolgens afgezet voor de poort van de fabriek.
’s Avonds zelfde scenario in omgekeerde richting.

Het openbaar vervoer vond de nonnen geen geschikt transportmiddel voor ons.
We zouden teveel zien en horen vermoed ik.
En vooral zou men niet voldoende controle hebben gehad.

Wij kregen dagelijks een door de nonnen gemaakt lunchpakket mee, twee sigaretten en vijf Belgische franken om een frisdrank te kopen.
Koffie kregen we gratis en zoveel we wilden op de fabriek tijdens de lunchpauze en ook zo om 10.u en om 15u.
We gebruikten die vijf frank dan ook meestal om een koek te kopen die men op de fabriek tweemaal per dag te koop aanbood.
Ook konden we voor die vijf frank friet met mayonaise kopen in de gaarkeuken van de fabriek.
Of ook nog een grote kop soep.
Voor een volledige maaltijd, die men daar ook kon eten, was de vijf frank niet toereikend.

Soms spaarden we die dagelijkse vijf frank ook op om een pakje sigaretten te kopen, want rokers waren we vrijwel allemaal in die tijd.
We moesten die dan wel in ons kastje laten, want de non portierster onderzocht je tas dagelijks bij het weerkeren 's avonds.
En al wat ze vond dat verboden was verdween voorgoed in haar kast.
En buiten je schort en je lege lunchdoos was vrijwel alles verboden.

Wat mijn uurloon was heb ik nooit geweten!
Elke veertien dagen kregen de werknemers hun loonzakje. In het midden van de maand een voorschot, en op het einde van de maand de rest.
We moesten dan aan de receptie gaan aanschuiven, je naam noemen, papier tekenen, en dan kreeg je dat loonzakje met cash geld in je handen gestopt.
Als extraatje kreeg je van de baas ook een pak koffie mee.
Dat laatste was verbonden aan de jaren dienst.
Voor de nieuweling was er het ‘Groenmerk’, voor de oudgediende het ‘Goudmerk’.
Maar voor ons, "de meisjes van Cartouche" zoals we werden genoemd op de fabriek, zat het enigszins anders.
Wij moesten ook aanschuiven aan de receptie.
Maar ons loonbriefje moeste we blind tekenen.
Dat wil zeggen, er werd een leeg blad papier overheen gelegd, en enkel de plaats voor de handtekening kregen we te zien.
Ons loonzakje kregen we ook niet te zien. Dat werd  afgehaald door de non van dienst, inclusief het pakje koffie.

Zo heb ik nooit geweten wat mijn uurloon of maandloon was tijdens mijn verblijf in het internaat.
Ik weet dat jaren na datum er een hele heisa is geweest met de directrice en de staat.
Het ging om frauduleuze praktijken die zouden zijn gebeurt.
Geld dat er had moeten zijn, maar dat er niet was.
Ik heb er nooit het fijne van geweten, heb er mij ook nooit op toegelegd om het te weten.

Feit is wel dat ik na die arbeid slechts -1200BF  op mijn spaarboekje had staan.
Een spaarboekje waar ik niet eerder aankon dan op mijn eenentwintigste en ook nog eens de toelating  van de jeugdrechter moest vragen.
Waarbij je met rode kaken voor de loketbediende stond omdat die je met een scheve blik bekeek.

Tja, van vernedering weet ik alles!
Het was vernedering alom in de jaren van mijn jeugd.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
27-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VINCENT EN ANTOINETTE
Een kennismaking met de mensen die mijn redding zijn geweest. Die me hun liefde gaven en me door dik en dun hebben gesteund vanaf het eerste moment dat ze me leerden kennen.

't Pleintje van Meneer pastoor werd gesponsord door notabelen en zakenmensen.
Zo waren er onder meer, Vincent en Antoinette.
Maar iedereen noemde hen Jos en ‘Netje’.
Jos was beroeps militair in het Engels kamp van Emblem en Netje zwaaide de plak in hun café, De Pax. Het echtpaar had drie kinderen, een dochter en twee zonen.
Hun jongste zoon was van dezelfde leeftijd als ik en hem kende ik dan ook het beste.

Jos en Netje, maakten deel uit van het bestuur dat was opgericht vanwege, De Blokhut.
Dat was een houten keet die op het terrein van 't Pleintje stond en waar fuiven werden gegeven voor de zestien-plussers.
De Blokhut was er gekomen door hun toedoen.
Ze zochten en vonden sponsors en hielden er toezicht op dat alles netjes verliep.
Jos en Netje zouden al gauw een belangrijke rol in mijn leven gaan spelen.

Door toedoen van de jongste zoon die mijn kameraad was kwam ik op mijn zeventiende (bijna achttien) al eens bij hen in het café.
Netje, nam mij al vlug onder haar vleugels na het horen van mijn situatie bij mijn pleegouders.
Ontelbare keren schoof zij mij een glas Cola toe  en gaf ze mij een pakje sigaretten dat ik niet hoefde te betalen
Zij kwam voor mij op wanneer iemand een opmerking maakte.
Zij verdedigde mij door dik en dun, zelfs wanneer ik fout was.
Dan vergoelijkte zij die fout met een kwinkslag.
Op elk moment, dag of nacht, was ik welkom bij hen.
Jos heeft zelfs een keer zijn vuisten gebruikt om mij te verdedigen, maar hoe dat in zijn haak zit, vertel ik later.
Overal waar zij gingen, ging ik met hen mee.
Na sluitingstijd nog een hapje eten... en hop, bibi mocht mee.
Naar de stad op hun vrije dag, of bij vrienden of familie op bezoek.... als het kon namen ze me mee.
Eindelijk had ik mensen om mij heen die van me hielden om wat ik was en wie ik was.
Mensen bij wie ik mij veilig voelde. Gaandeweg werden zij mijn surrogaat ouders.
Mijn pleegmoeder was met al die aandacht voor mij helemaal niet blij.
”Dat vuile café, die vieze mensen” kreeg ik dan steeds te horen.
Maar geen tien paarden konden mij van hen weg houden.

Netje, is zeer vroeg gestorven, op 57-jarige leeftijd reeds. Ik was toen vooraan in de twintig.
De oudste zoon en Jos zijn ondertussen ook al enige jaren dood.
De dochter en de jongste zoon zie ik sporadisch, en dat is steeds een blij weerzien.
Ik mis Netje nog elke dag.
Wat had ik graag haar oude dag opgesmukt. Uit dankbaarheid voor al de liefde zie ze mij heeft gegeven.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-07-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ACHTTIEN JAAR

Achttien jaar!
Een verjaardag waar we halsreikend naar uitkeken.
Niet omdat we het dan voor het zeggen zouden hebben, zoals nu, maar met achttien jaar voelde je je toch al een beetje  een vrije mens.
Maar dat laatste ging niet op voor mij.

Aan verjaardagsfeestjes werd in St Margaretha van Cortona niet gedaan.
Enkel de katholieke feesten en sommige naamdagen werden uitgebreid gevierd met een extra lange kerkdienst.
Nu ja, dat laatste vond ik niet zo heel erg ten tijde dat ik nog elke morgen naar de kerkdienst ging. Het was een goede manier om nog een beetje te kunnen dutten.
Het was kiezen, of je deed klusjes en herstelwerk, of je ging naar de kerkdienst.
Dat eerste vertikte ik. We moesten al genoeg klusjes doen gedurende de dag en avond.
Niet enkel poetswerk, maar ook echt werken voor de één of andere fabriek. Onbetaald uiteraard!
Want heb er nooit één cent van gezien hoewel ik er heel veel uren ingestoken heb.
De kerkdiensten hielden op toen ik buiten het internaat op de fabriek ging werken.

Maar dus mijn achttiende verjaardag was er één in mineur.
De opsluiting, de harde discipline, de afgedwongen gehoorzaamheid, de vereenzaming, en nog veel meer van die nare gevoelens... het leek of ze op die bewuste dag allemaal tegelijk en loodzwaar op mijn schouders vielen.
Hoe harder ik mijn best deed om die dag zo goed mogelijk door te komen, hoe minder het mij scheen te lukken.

En ik werd ziek…..heel ziek!
Maar ik wist het niet.
Ik vermagerde zienderogen, kon niet meer eten, had ook geen hongergevoel meer.
(Dat mager worden vond ik niet erg, in die tijd was slank zijn ook al de mode.)
Maar ik werd futloos en stond heel slapjes op mijn benen.
Hondsmoe na een nacht slapen, want ook dat slapen lukte mij niet meer zo goed.
Verschillende keren per nacht werd ik wakker, badend in het zweet na nog maar eens een nachtmerrie.

Het begon de nonnen op te vallen.
Het begon de collega’s van het werk op te vallen.
Zelfs mijn pleegouders zeiden er wat van.
En mijn surrogaat-moederke, mijn Netje, die maakte zich kwaad.
Die vond dat het zo niet langer kon.
Zij ondernam actie.
Zij ging praten en raad vragen aan de hoofd-pastoor van de parochie en sprak met haar dokter.
Vermits zij mede in de bestuursraad zat van ‘’t Pleintje’, kende zij nogal wat notabelen.
Ze sprak ze dan ook één voor één aan.

Ondertussen sleepten de dagen zich voort.
De nonnen dwongen mij om allerlei pillen te slikken.
Maar wat ze ook gaven, het hielp geen zier.
En op een dag kon ik mijn bed niet meer uit .
Hoge koorts en overgeven. (Iets dat zeer pijnlijk was met een lege maag.)
Men bracht mij in de rolstoel van moeder-overste naar de ziekenkamer. ( Nu schiet mij plots ook weer de naam van die non te binnen, het mere Emmiliene en ze had MS, vandaar die rolstoel)
En ik bedenk mij nu eveneens dat dit misschien de enige keer was dat die kamer niet werd gebruikt als strafkamer voor ongehoorzame meisjes.
Achtentwintig dagen heb ik daar gelegen.
Dagen die volledig uit mijn geheugen zijn gewist.
Buiten dan de pap die ik moest slikken.
En de vernedering omdat men mij een plastieken luier aandeed omdat ik mijn blaas niet meer onder controle kon houden.

Maar het ziek worden had ook een goede kant.
Want voor mij bracht het de redding.
En ze kwam niet van God, zoals de nonnen mij graag wilden doen geloven, maar van de jeugdrechter!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-08-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VRIJHEID, BLIJHEID.
Achttien jaar was ik net geworden.
En ik leefde als een veroordeelde zware crimineel.
Werd uiteindelijk doodziek van alle geleden ellende.
Ellende die al jaren voortsleepte en waar ik op dat moment bijlange na nog geen verandering zag in komen.
Maar de verandering kwam toch.

In volkomen lethargie zat ik op een ijzeren stoel, aan een kleine ijzeren tafel in de ziekenkamer (waar ik al weken verbleef) te turen door het kleine getraliede venster naar de met prikkeldraad en glasscherven bezaaide muur, toen een non binnenkwam met een brief.
De brief kwam van de jeugdrechter die liet weten dat hij mij in zijn kabinet verwachtte. Dat gebeurde om de drie of zes maanden.
Ik las het gelaten want ik verwachtte er niet veel goeds van.
Enkel de mededeling dat ik zou ‘vastzitten’ tot mijn eenentwintigste jaar.
Drie lange jaren waarin ik elk uur zou besteden aan het uitdokteren hoe ik me het best en het snelst van kant kon maken.
Want ik wilde niet meer leven. Dit leven had geen enkele zin meer voor mij.
Toekomstperspectieven had ik niet en zag ik ook niet meer.

Toen ik van de jeugdrechter te horen kreeg dat ik terug naar mijn pleegouders zou mogen gaan, geloofde ik dan ook mijn oren niet, en het duurde lang voor het goede nieuws tot mij doordrong.
Weliswaar zou de dokter van het internaat, en de psychiater mij eerst genezen moeten verklaren, maar dat zou een makkie worden, zo dacht ik.
Maar ik was zieker dan ik zelf vermoedde en men  mij de afgelopen weken vol medicatie gepompt. Medicatie die trouwens geen zier had geholpen, want voor diep ingeworteld verdriet bestaan pillen.
Fysiek was ik al wat aangesterkt door het niets anders doen dan liggen en zitten de laatste weken, maar ik was er ook mentaal onder doorgegaan, en dat was nog niet over.
Jarenlange verwaarlozing, mishandeling, zowel geestelijke als lichamelijke hadden uiteindelijk zijn tol geëist.

Maar ik was een vechter.
En met de gedachte aan mijn ‘vrijlating’ kwam die vechtlust weer, elke dag een beetje meer.
De dag kwam dat ik uit de ziekenkamer mocht.
Dat ik weer onder de meisjes kon zijn
Dat ik weer de strenge discipline aankon zonder de hartkloppingen die mij het gevoel gaven dat m’n hart uit mijn lijf ging springen.
De dag kwam dat ik weer kon gaan werken.

En zo kwam ook de dag dat de dokter vond dat het tijd was om mij vrij te laten. Dat ik het internaat en zijn machtsgeile nonnen achter me kon laten
Ditmaal zou ik het allemaal anders doen. Dat nam ik me stellig voor.
En ik deed het ook helemaal ander!                             


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
21-08-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ONDERDRUKKING
Wat Vrijheid is besef je pas als je jaren achter slot en grendel hebt gezeten. Wanneer je vanonder het juk van de onderdrukking bent uitgekomen
Je zou dus rustig kunnen vermoeden dat ik overliep van blijdschap toen de grote houten poort achter me dichtviel.
Dat ik het van de daken schreeuwde en al huppelend de straat afliep.
Niets was minder waar.

Ik voelde helemaal geen blijdschap.
Eerder had ik een gevoel van losgeslagen te zijn.
Op drift als een klein bootje op een woeste zee.
Jawel, ik wist waar naar toe. Vermoedde hoe ik de volgende dagen en weken, zelfs maanden en jaren zou doorbrengen.
En dat besef maakte nu juist dat ik geen blijdschap kon voelen.
Want ik ruilde de ene opsluiting in voor een andere.
Nee, men zou geen deuren meer achter me op slot draaien, maar dat was dan ook het enige verschil.
Een gevangene zou ik blijven, want ik zat opgesloten in mezelf.

Tijdens mijn verblijf in het internaat, en vooral de weken tijdens mijn ziekte, was ik tot de slotsom gekomen dat er voor mij geen toekomst was.
Dat ik in deze gezinssituatie op geen mooie toekomst moest rekenen
Het plaatje zou er als volgt uitzien, werken, m ’n geld afgeven, dankbaar zijn voor elke kruimel die me toegeworpen werd, en voor de rest lopen voor wat je goed bent.
Waar en hoe je loopt interesseert ons geen zier.
Ik zou weer de heftige driftbuien van mijn pleegmoeder moeten ondergaan.
Driften die ze op mij zou botvieren.
Ik was haar uitlaatklep. En als het haar echt hoog zat, ook haar boksbal. Want mijn pleegvader had zich in de loop der jaren de kunst perfect eigengenaakt om op zulke momenten onzichtbaar te worden.

En ik, ik had geen keuze.
Het was mijn enige “thuis”.
Of toch iets dat het moest benaderden.
Het verzet, de woede daar tegen, speelde nog steeds bij mij. Maar ook het besef van onmacht.
Het was die onmacht die van mij een gevangene maakte.
Dat mij verhinderde om blijdschap te voelen.
Neen, ik huppelde niet blij door de straat...floot of zong geen liedje...  ik stapte in gedachten en met loden schoenen van de ene onderdrukking naar de andere toe..

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
28-08-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INNERLIJKE PIJN
Terug in het huis van mijn pleegouders.
En waar ik voor gevreesd had werd waarheid.
Al wat ik te doen had was zoveel mogelijk geld binnenbrengen.
En dat deed ik dan ook maar zo goed als ik kon.
Op de koffie fabriek waren genoeg mogelijkheden om overuren te doen, dus deed ik er elke dag vier.
En gaf alle centen netjes af.
Moest daarbij m ’n eigen was en strijk doen, zoals vanouds.
Misschien dat er onder jullie lezers zijn die dit de dood normaalste zaak vinden. Ik vond dat niet. Al was het enkel maar omdat het allemaal gebeurde onder het motto: "Jij bent ons geld schuldig omdat wij jou ik huis hebben genomen." Liever had ik geien dat ze mij als baby aan de bevoegde instanties hadden toevertrouwd. Misschien was ik dan ergens terecht gekomen waar ik gewenst was. Misschien was mij dan heel veel ellende en verdriet bespaard gebleven.

Vaak moest ik die strijk nog doen voor ik naar het werk vertrok, want ’s avonds was ik laat thuis wegens de overuren en stond de kachel reeds op een laag vuur. (Strijken gebeurde toen nog met een ijzeren strijbout die verwarmd op de kachel.)
Dan maar mijn was doen ’s avonds, vaak tot laat in de nacht (wassen gebeurde toen nog allemaal op de hand) want het bleef niet steeds bij mijn was alleen.
Zaterdagmorgen werkte ik ook op de fabriek.
En in de namiddag schuurde ik gang en straat, ook als vanouds.
En dat was geen klein werkje want de deuren en de plinten moesten wekelijks worden afgewassen, de rolluiken en de ramen aan de buitenkant.
De arduinen richel  met blauwsel, en de kelder roosters met ammoniak.

Er restte mij dus geen tijd om zoals andere achttien- jarigen,  naar de kapper te gaan of te gaan shoppen.
Mijn zakgeld was trouwens slechts twintig BF per week, iets dat in die tijd ook een aalmoes was.
Een cola kostte in die tijd -11BF.
Dus uitgaan moest ik ook al niet.

Gelukkig was er mijn moederke van het café  die me gratis drankjes gaf.
Zodoende bracht ik de ganse zondag bij haar door.
Oom D. en nicht S waren daar dan ook steeds, en ’s avonds at ik bij hen.
Mijn pleegouders vonden dat goed geregeld zo... en ik ook.

Toen de baas eens opmerkte dat ik nu al wel een rijk meisje zou zijn wegens de vele uren die ik werkte, schoten de tranen in m ’n ogen.
Verbaasd vroeg de goede man wat er aan de hand was? Hoe meer hij vroeg, hoe harder ik begon te snotteren.
Met horten en stoten vertelde ik de ganse toedracht.
Meer dan twee uur heeft de man naar mijn relaas geluisterd,
Toenik zweeg bleef het heel lang stil.
Toen zei hij me dat hij mijn overuren apart zou uitbetalen.
”In het zwart” liet hij me weten, “maar vertel dit nooit aan je collega’s, want ik doe dit enkel voor jou.”
”Zodoende kan je wat achterover drukken”….. En dat deed ik dan ook.

Echt goed voelde ik mij daarbij niet, maar het was haast een kwestie van ‘overleven’.
Want heel vaak was er geen brood genoeg voor mij, en moest ik zonder lunchpakket gaan werken.
Ik rookte, maar voor  sigaretten moest ik steeds bij mijn pleegmoeder bedelen. En als ze weer eens een slechte bui had, kreeg ik niets.
Wanneer er ’s avonds nog warm eten over was, had ik geluk, anders moest ik maar wat bijeen zoeken.
Ongelooflijk, maar waar!

En zo ging er een halfjaar voorbij.
Zes maanden waarin ik een man leerde kennen.
Een relatie die al vlug weer afsprong omdat ik er niet klaar voor was.
Ik had geen liefde meer te geven.
Alles liet mij koud.
En zodoende wandelde ik het verkeerde pad op.
Een pad waarop ik enkel mezelf zou pijn doen.
Maar het leek wel alsof ik die pijn nodig had om te beseffen dat ik leefde!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
30-08-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KRUISPUNT
Beeld jullie in dat je midden in een veld van metershoge mais op een kruispunt staat.  Welk pad zou je dan kiezen? Dat vroeg ik me ook af, welke richting kan ik uitgaan?
Op pad dat achter me ligt, ga ik alvast niet meer op.
Teveel tranen op gestort.
Links heeft een beetje een negatieve klank.
”Jij hebt twee linkse poten” hoor ik mijn pleegmoeder dan in gedachten zeggen, “jij deugd voor niks”!
Dus links is geen optie.
Het pad dat voor me ligt, kan ik niet op!
Te bang, te weinig zelfvertrouwen en niemand die je bij de hand neemt.
Niemand die je de weg wijst, je staat moederziel alleen.
Rechts dan maar, want als je van rechts komt, heb je voorrang.
Dan moet men voor je stoppen, dan moet men rekening houden met je.
Je staat voor een keuze, en je kiest.
Alleen besef je niet dat je de verkeerde keuze maakt.
Er is niemand die het je zegt, geen rood licht dat je waarschuwt.

Mijn luttele vrije tijd bracht ik door in het café.
Ik werd er aanvaard, en ik kon er mijn zorgen vergeten. Althans, ik kon ze wegdrukken voor even.

Zonder pochen mag ik zeggen dat ik er tamelijk goed uitzag. Ik was jong, slank en mijn lange blonde haren maakten het geheel af.  Of toch niet. Het was mijn vranke teut die het geheel afmaakte!
Op alles had ik een gevat antwoord klaar.
Ik grapte, ik lachte, en het was mijn vrolijkheid die aanstekelijk was.
Mannen zagen mij niet langer meer als een jong meisje, maar als een volwassen vrouw.
Eén die wist wat ze wou en vooral wat ze niet wou.
Wisten zij veel dat het allemaal maar façade was.
Dat ik heel diep van binnen huilde als een klein kind.
Elke dag weer.
En hoe meer pijn ik voelde, hoe harder ik lachte.
Want niemand zou ooit nog mijn tranen zien.
Niemand zou mij nog verdriet doen of kwetsen.

De hotpants waren in, en de minirok.
En al zeg ik het zelf, ik had een mooi stel benen.
En daar maakte ik dankbaar gebruik van.
Het maakte dat de mannen, jong en oud aan me kleefden als een vlieg aan een pot stroop.
Ik had maar te kiezen, en dat deed ik dan ook.
Het was iets waar ik goed in was, het spel van het verleiden en hen op het laatste moment de rug toekeren .
Het was mij om de macht te doen.
Ik lachte, ik danste en was een populaire jonge vrouw.
Maar van binnen ging ik kapot.
Wist verdomd goed waar het die mannen om te doen was. Zeker niet om mijn gevoelens.
Als er ooit structuur in mijn leven was geweest, gooide ik die nu met ware doodsverachting weg.
Met als enig doel voor ogen, als ik kapot moet gaan, zal ik mezelf wel kapot maken.
Ik kies, niet jullie!
Maar ik ga niet zonder stoot of slag.

Ik koos en wees hen meteen weer af.
Ik schepte er genoegen in.
Ik speelde gevaarlijk spel.
Een beetje zoals bij Russische roulette.
Maar ik hield tenminste zelf het pistool in handen.
Stak zelf de kogel in de lader.
Klik….Nee, niet vandaag…..morgen misschien?
Want ooit kom ik aan het einde aan de weg.
Dan kan ik geen kant meer op!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
04-09-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN RUSTPUNT

Al mijn vrije tijd bracht ik door in het café van mijn moederke.
Vaak kwam ik nachten niet naar huis, maar geen mens die vroeg waar ik uithing.
Ik bracht geld binnen, deed mijn taken in de huishouding, en voor de rest liet men me lopen waar ik goed voor was.
En dat beviel me best want zo was ik het ook gewend.

Om niet als een klaploper beschouwd te worden hielp ik vaak in het cafe.
Zo poetste ik op zondagmorgen en deed om 11.00h de zaak open.
Het is zo dat ik de horeca microbe te pakken kreeg.
Zorgen dat alles netjes was, dat de glazen blonken, om dan met een vriendelijke groet de klanten te bedienen.
Het ging me beter af dan het bandwerk in de fabriek.
Het voelde niet aan als werken en ik bekeek het ook zo niet.
Lachen met de klanten hun grapjes of hun verdriet deed me mijn eigen zorgen vergeten.
En de beloning was groot want ik werd graag gezien. Dat deed me deugd.

Met de aanwezige jeugd had ik weinig affiniteit en
verkoos het gezelschap van ouderen.
Veel keuze had ik niet. Aan al die dingen die jongeren deden kon ik niet mee doen.
Naar de bioscoop, zwemmen in het openluchtbad van het park, of naar fuiven of dancings gaan, daar had je centen voor nodig.
Maar het deerde me niet, ik had andere dingen in de plaats.

Jos was beroepsmilitair n het Engels kamp, te Emblem.
Die Engelsen met hun gezin waren allemaal gehuisvest in een straat die gelijk liep met de straat waar het café gevestigd was.
Het waren niet alleen Engelsen, maar ook Ieren, Schotten, en mensen uit de streek van Welsh
Die kwamen allemaal hun dorst lessen in ons café. En of die dorst hadden!
Hun vrouwen moesten ten andere niet onder doen voor hun mannen en het was dagelijks een vrolijke boel. Want als ze wat pinten op hadden dan werd er steevast gezongen en gedanst.
Zo haalde de één een doedelzak boven, de andere dan weer een typisch Iers instrument (waarvan ik de naam ben vergeten) of er werd gewoon muziek gemaakt met handen geklap en gefluit. Vaak begon men ook die typische danspasjes a la River Dance te dansen

Mijn Engels kon er mee door, maar wanneer die mannen onder mekaar hun streektaal spraken, dan moest ik toch passen
Ik zette dan mijn oren goed open en probeerde dan dat brabbel taaltje fonetisch weer te geven.
Maar ik sloeg al die dialecten door elkaar en dat vonden ze hilarisch.
Ja, het leven was goed zoals het was, meer had ik niet nodig om gelukkig te zijn.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
06-09-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALLEREERSTE VERJAARDAGSFEEST (1)

Schonken mijn pleegouders geen aandacht aan mijn verjaardag, mijn moederke deed het des te meer. Zij vond dat ik een feestje verdiende ook al was het ver na datum.
Toen ik op een zaterdagavond de zaak binnenkwam, was het café versierd met slingers en ballonnen.
Elke klant die binnenkwam kreeg twee gratis drankjes mits ze “Happy Birthday” voor me zongen en dat deden ze natuurlijk graag. Of wat had je gedacht!
Het moet haar een aardige duit hebben gekost want op vrijdagavond zat de zaak stampvol tot in de vroege uurtjes.
Het was nog in die tijd dat mensen elkaars gezelschap opzochten, en niet individueel voor een tv, of pc scherm zaten.
Gezelligheid troef dus.

Tussen de vele klanten zat ook een boer met de toepasselijke naam, Jef.
En het was een echte boer! Zo een boer die vlak na het bemesten van zijn veld een pint kwam pakken.
De geur van mest rondom hem en het vuil nog dik onder zijn nagels.
Half kaal, tanden bruingeel door het pruimen van tabak.
Een man die ik liever uit de weg ging, maar die ik als klant van de zaak toch vriendelijk te woord stond.
Toen ik ooit eens opmerkte dat hij nooit wat anders droeg dan zijn stinkende vuile overall, liet hij me weten dat hij geen mooi pak nodig had. Dat hij overal binnen mocht zoals hij was omdat hij geld bij had.
En de man had geld, was in feite stinkend rijk. Droeg de briefjes van duizend los in zijn broekzak. Iets waar hij graag mee uitpakte.

En die bewuste zaterdagavond gaf Jef een briefje van duizend aan me als verjaardagscadeau.
Maar ik wilde het niet aannemen. Hoewel ik kon dromen wat ik er allemaal mee zou kunnen doen.
Maar ik wist dat de man achter me aanzat. Hij werd zelfs opdringerig.
Steeds weer vroeg hij om een slow te dansen. Steeds weigerde ik met een smoes of een kwinkslag.
Dan lachte hij zijn vieze tanden bloot en zei: “ach meisje, het geeft niet, ik kan krijgen wie ik wil” en haalde dan demonstratief een dik pak geld uit zijn zak, en toonde het aan iedereen die het maar wou zien.
In feite verschilden we niet zoveel van elkaar, Jef en ik. Hij kocht vriendschap en aandacht door rondjes te geven, ik kocht mijn aandacht door te flirten.
Maar ik was kieskeurig en Jef hoorde niet tot mijn uitverkorenen.

Vermits ik mij beter voelde bij ietwat oudere personen, had ik in het café een vriendin die wel 15 jaar ouder was dan ik. Marina heette ze.
Marina was gescheiden en woonde daarom weer thuis in bij haar moeder en vrijgezellen broer.
Het toeval wil dat Marina een naaste buur is van Jef. En laat Jef nu de nieuwe eigenaar zijn van de boerderij, waar ik als kind tomaten ging plukken om een centje te verdienen.

Marina stelt op een keer voor om me op een etentje te trakteren in een Grieks restaurant voor mijn verjaardag.
Iets waar ik meteen enthousiast over was want ik was nog nooit in een echt restaurant geweest en al zeker geen Grieks.
”Maar”, zei Marina, “dan ga ik mij wel eerst omkleden thuis.”
Jef, die het gesprek gevolgd had, stelde voor om haar met de auto naar haar thuis te voeren.
Marina ging alleen akkoord als ik ook mee reed. Want Jef zat achter alle vrouwen aan en ze vertrouwde het  niet om alleen te zijn met hem.

Zonder verder nadenken stap ik mee in de auto.
Er wordt afgesproken dat mijn moederke nadat ze de zaak hebben gesloten ons in het restaurant komt vervoegen.
Wij zullen van bij Marina thuis met een taxi naar daar gaan.
Onderweg naar Marina thuis vertel ik aan Jef,  dat ik als kind vaak  op zijn boerderij ben geweest.
Dat de kinderen klasgenootjes waren en dat ik er in het seizoen, in de serres tomaten ging plukken.
”Goh”, zei Jef, “dan zal je de boerderij nu wel niet meer herkennen, ik heb het huis helemaal gerenoveerd.”
”Waarom kom je niet een kijkje nemen”, zei Jef.
”Wel ja”, zei Marna “ik kom je ophalen zodra ik klaar ben”.

In mijn euforie over het etentje hoorde ik geen belletje rinkelen, en dus ging ik argeloos mee met Jef.
Hij liet mij de kamers zien. Ze waren echt prachtig geworden moest ik toegeven.
”En de zolder heb ik ook helemaal omgetoverd”, zei hij, “kom maar mee”.
Op die zolder had hij zijn slaapkamer. En voor ik het goed en wel in de gaten had, stonden we voor zijn bed.
Jef wilde me kussen, maar dat liet ik niet toe en stapte richting deur.
Maar Jef had andere plannen. En Jef was beresterk.
”Als je niet wil dat ik je pijn doe, dan kan je beter een beetje meewerken” liet hij me weten.

Enige tijd later drukte Marina in vol ornaat haar vinger op de deurbel.
En ik lag halfnaakt op een vies bed en was door een viezerik verkracht.
”Wel”, zei Jef, “zo erg was het niet hè, geef maar toe dat je het ook leuk vond.”
”En als ik jou was, hield ik hierover mijn mond dicht.”
”Trouwens, niemand zou je geloven, je rotzooit zoveel.”

Jef belde voor ons een taxi.
Op weg naar het restaurant valt het Marina op dat ik stil ben, maar ik vertel haar niets.
Ik vertel het ook niet tijdens het etentje en het dancing bezoek erna.
Ik lach met hun grappen en grollen en doe alsof er niets gebeurt is. In het incasseren en verdoezelen was ik tenslotte een kei.
Mijn allereerste verjaardagsfeest was er één dat ik nooit zal vergeten!!!

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-09-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALLEREERSTE VERJAARDAGSFEEST (2)

Toen het verjaardagsfeestje ten einde was, was het reeds vroeg in de morgen.
Ik was het doorgekomen zonder ook maar één woord te lossen over het gebeurde.
Ook was het feest grotendeels aan me voorbij gegaan en heb de indruk dat iedereen zich flink geamuseerd heeft, behalve ik.
Al wat ik wou was, wegkruipen... slapen... en vooral niet nadenken.

Marina stelt voor om bij haar te logeren.
En ik neem dat voorstel gretig aan want bij Marina thuis hebben ze een badkamer met douche, een luxe die mijn pleegouders niet bezitten.
Er wordt met mijn moederke afgesproken dat ik ’s avonds om 18.00h bij hen ga avondmalen en daarna tot een  uur of tien de dienst van haar overneem.
Marina werkt trouwens ook in de horecasector en moet om 19.00h. aan haar dienst beginnen.

Wanneer ik onder de douche sta komt Marina mij handdoeken en een badjas brengen.
Ik zie haar ogen groot worden van verbazing.
”Wat is er met jou gebeurt? ” vraagt ze me.
Ik bekijk mezelf zo goed en kwaad ik kan en merk dat ik onder de schrammen en blauwe plekken zit.
Mijn hals, nek, armen, schouders, borsten, dijen, enfin, het lijkt alsof ik door een betonmolen ben gehaald.
”'k Weet niet” zeg ik ontwijkend, maar Marina laat zich niet afschepen.
Ze trekt in eerste instantie de verkeerde conclusie.
Ze denkt dat mijn pleegmoeder haar woede nog maar eens op mij gekoeld heeft.
Even overweeg ik om haar in haar gedacht te laten, maar ik kan niet liegen. Ze peutert beetje bij beetje het ware verhaal uit mijn neus.
”Ik wist het ”, roept ze boos uit, "die smeerlap is niet te vertrouwen."

Wonder boven wonder val ik meteen in slaap.
Maar als de wekker afloopt staat het gebeurde weer levensgroot voor me. Omdat mijn ganse lijf pijn doet.

Hoewel het een mooie lentedag is, leen ik van Marina een trui en broek die de meeste blauwe plekken verhullen. Maar ook mijn polsen vertonen blauwe plekken en zelfs mijn linkeroor ziet purper.

Ik vroeg Marina om over het gebeurde te zwijgen tegenover iedereen.
Wilde mijn schaamte en de vernedering met niemand delen
Maar aangekomen bij mijn moederke gooide ze er  alles uit toen ook zij mijn blauwe plekken opmerkte.
Toen ik opmerkte dat mijn enige angst was om hem weer te ontmoeten, iets dat zeker zou gebeuren vermits hij dagelijkse klant was, zei mijn moederke dat ik me daar geen zorgen moest om maken.

Toen ik die avond achter de toog stond en Jef binnenkwam en met een triomfantelijke blik een pint bestelde, kreeg ik niet de tijd om ook maar iets te doen of te zeggen.
Als een furie schoot Netje uit de keuken.
Herhalen wat ze hem allemaal naar het hoofd slingerde durf ik hier niet, maar het kwam erop neer dat hij niet meer welkom was in de zaak.

Het werd opeens doodstil in het café.
Jef ontkende niet eens wat er gebeurt was.
”Waarom ging ze mee naar binnen? ”, hoorde ik hem vragen.
Het was een vraag die ik mezelf al duizendmaal had gesteld.
Mijn antwoord vandaag zou zijn: Omdat je ondanks alles nog steeds vertrouwen had in de mensen, Lulu.

De Engelse klanten die van het geraas niets hadden verstaan, vroegen, en kregen uitleg van de Jos.
Toen gebeurde iets wat niemand had kunnen voorzien.
”Wat, met je vieze poten aan 'onze Lucy' gezeten”?
Jef werd tussen twee mannen naar buiten gesleurd. En in een donkere hoek van de tegenover gelegen kerk, kreeg hij het pak slaag van zijn leven.
Maar Jef zou het daar niet bij laten, en het verhaal zou nog een staartje krijgen.
Maar in de zaak is hij nooit meer binnen durven komen.

De eerste dagen liep ik ietwat angstig over straat, bang dat hij me zou staan opwachten. Maar dat is niet gebeurd.
Stilaan begon ik het ganse voorval uit mijn gedacht te zetten. Vergeten echter zal ik nooit.

Gelukkig heb ik er geen trauma aan overgehouden,
Maar het veranderde wel mijn gedrag.
Gedaan met de losbol uit te hangen, gedaan met vertrouwen te hebben in mannen.
Ik ging met een grote boog om hen heen.
Je zou kunnen zeggen dat ik op het kruispunt van mijn leven was aanbeland in een doodlopende straat.
Hoog tijd dus om omkeer te maken en nieuwe wegen te bewandelen.
Maar welk pad ik ook koos, het zou er een zijn met vele hindernissen.

©Huismusje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
26-09-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE POLITIE UW VRIEND?

Mei 1970
Ik tracht het laffe misbruik van Jef zover mogelijk weg te drukken.
De eerste twee weken lijkt het of iedereen het aan me kan zien, of iedereen er over fluistert. Maar stilaan gaat dat gevoel ook voorbij.
Maar net wanneer ik het bijna een plaats kan geven, gebeurt er weer iets waardoor dat nare moment levensgroot voor m ’n ogen staat.

Jef durft het niet meer riskeren om naar het café te komen.
En hoewel ik in het begin vrees dat hij me ergens zou staan opwachten, blijft  hij ver uit mijn buurt.
Waarschijnlijk bang om nog een pak slaag te krijgen
Maar de man liet het daar niet bij, en was klacht gaan neerleggen bij de politie voor slagen en verwondingen.

Aan mijn pleegouders had ik van het ganse voorval niets vertelt.
Omdat ik mij kon inbeelden hoe mijn pleegmoeder zou reageren.
Zij zou het mij verwijten en de fout bij mij leggen. En dat deed ik zelf al, dus haar commentaar kon ik best missen.
Maar op een avond kwam ik van mijn werk en liet ze mij weten dat de wijkagent aan de deur was geweest en dat ik naar het politiebureau moest komen.
Pleeg-ma had  aan de agent uitleg gevraagd maar die had niets los gelaten. Dus werden de vragen op mij afgevuurd.
Ik loog dat het ging om een café ruzie.
De schrik sloeg mij echter om het hart.
Het doembeeld van het internaat daagde voor mijn ogen op. Niet weer, dacht ik, a.u.b niet weer.

Op het politiebureau liet men me weten dat Jef klacht had neergelegd tegen mij.
Volgens hem had ik de mannen ertoe aangezet om hem in mekaar te slaan.
De politiecommissaris die mijn dossier voor hem had liggen, behandelde mij als vuil van de straat.
Groot machtsvertoon, dreigementen om mij achter de tralies te zetten als ik niet de waarheid zou zeggen... enz.
Telkens ik mijn verhaal wilde doen onderbrak hij mij met een snauw.
”Ik ken jouw soort wel” zei hij.
Ik kreeg geen kans om ook maar iets te verduidelijken. Uiteindelijk legde hij me een verklaring voor waar geen enkel woord instond van de ware toedracht.

“Hier tekenen” snauwde hij me toe, maar ik raapte al mijn moed bijeen en weigerde.
De man werd nog kwader en gooide er nog enkele dreigementen bovenop. Maar ik tekende niet.
Van het politiebureau liep ik als een haas regelrecht naar mijn Moederke en deed daar het relaas.
Jos aanhoorde alles en stapte ijlings naar het politiebureau met de woorden “Ik kan even hard brullen als hij en luisteren zal hij”!
En zo gebeurde het ook.
Mijn verklaring werd opgemaakt en ik ondertekende ze.

Weken hoorde ik niets en zat ik met een bang hart af te wachten wat er komen zou.
Toen kwam er weer een uitnodiging om naar het politiebureau te komen.
Jef zou zijn klacht laten vallen als ik mijn verklaring zou intrekken.
Maar dat wilde ik niet want  het zou teveel lijken of ik had gelogen over het ganse voorval.
De commissaris liet mij langs zijn neus weg weten dat de procureur de zaak heel waarschijnlijk toch zou seponeren.
Maar dat was mij om het even.

Uiteindelijk heb ik van de ganse zaak niets meer vernomen.
Er is inderdaad nooit een rechtszaak van gekomen.
En in feite was  ik daar blij om. Langs de andere kant vraag ik mij nog steeds af of men bij een meisje met een andere achtergrond dan ik... met ouders die voor haar zouden  zijn opgekomen... men dit ook zo maar terzijde zou gelegd hebben.
Ik geloof nog altijd van niet!

©Huismisje

Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
12-10-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOODLOT (1)

Achttien jaar! Het leven moest in feite nog beginnen voor mij. Maar ik had integendeel al een zware tijd achter de rug.
In de steek gelaten door moeder en vader.
Ondergebracht bij pleegouders, die naam onwaardig.
Verwaarloost, geslagen, uitgescholden en uitgespuugd.
Bepotelt door een perverse pleegoom….. opgesloten gezeten in home en gesticht….verkracht.
Ooit zou het tij keren, zo droomde ik, maar ik kon niet vermoeden dat ik er nog jaren zou moeten op wachten. In feite wacht ik er al gans mijn leven op.
Want aan je noodlot kun je niet ontsnappen!

Het was de gewoonte om in het weekend met mijn Moederke na sluitingstijd nog wat te gaan eten in de stad.
Zij was verlekkerd op kikkerbilletjes in looksaus, en die konden ze geweldig klaarmaken in een restaurant nabij het De Coninckplein.
Enkele vaste klanten gingen dan gewoonlijk ook mee.
Omdat Moederke nog wat werk had voor ze kon afsluiten, werd er besloten dat ik  met een van die vaste klanten vooruit zou rijden om plaats te gaan houden. (We waren altijd minstens met een man of tien.)
De bewuste chauffeur van die avond was vertegenwoordiger bij Morris Meubelen, en zijn achterbank lag dan ook steeds stampvol.
Maar geen nood, want zijn auto had een bank uit een stuk voorin. Dus daar konden we gemakkelijk met drie zitten.
Ik in het midden wegens de smalste. Dus wij vertrokken.
Aan het Ooststation, net voorbij het Erasmus ziekenhuis in Borgerhout, heeft men nieuwe asfalt gelegd en  verkeerslichten gezet.
Het licht springt net op groen voor ons en onze chauffeur rijd het kruispunt op.
Van rechts komt een auto met volle vaart door het rode licht gereden en ramt ons frontaal.
De klap was enorm.
Ik ben door de voorruit gekatapulteerd en de vrouw van de chauffeur werd door het portier naar buiten geslingerd.
De chauffeur zelf had niets meer dan een verstuikte pols en bij zijn vrouw was haar schouder uit de kom

Bij mij echter was het andere koek.
Een jaap op mijn voorhoofd om u tegen de zeggen.
Mijn benen geschaafd waarbij het grint dat het nieuwe asfalt bedekte,  diep in mijn wonden dringen
(Dat asfalt zit er trouwens nu nog, al zie je het een ietsje minder nu.)
Mijn jas en schoenen zijn aan flarden.
De tegenligger had als excuus dat zijn vrouw moest bevallen en daarom haast had.
Ik moet enkele tijd het bewustzijn verloren hebben, want toen ik bijkwam had de politie me op de vluchtheuvel gelegd.
Ik raak in paniek, want ik voel vochtigheid onder mijn benen doorlopen en ik denk dat het mijn bloed is.
Maar het is benzine of water van eenn van de wagens.
Dan begint te regenen.
  Een politieagent zet mij in de wagen van de chauffeur die ons heeft aangereden in afwachting tot de ambulance komt. Maar de hoogzwangere vrouw die op de achterbank ligt, begint als een gekkin te krijsen wanneer ze mij ziet.
Gelukkig komen op dat moment de ziekenwagens aan.

Hoewel het Erasmus ziekenhuis vlakbij is, brengt men mij naar het ‘Stuivenbergziekenhuis.’
Men naait de wonde dicht zonder verdoving, dat hoort zo als je gedronken hebt, verklaart de dokter.
Ik zeg dat ik niet drink, ook nooit heb gedaan, maar hij is al begonnen, en werkt rustig verder.
Ik verlies weer het bewustzijn.
Wanneer ik andermaal bijkom, lig ik op de gang op een bed.
Ik heb een schedelbreuk en een hersenschudding, zegt de non van dienst, maar er is geen plaats op de zaal.
(Later kom ik te weten dat er een oude vrouw op sterven ligt en dat men wacht tot dat bed vrij is.)

Van die bewuste nacht en de daaropvolgende dag weet ik niet veel meer.
Pas na twee dagen kan ik ietwat helder uit mijn ogen kijken.
Ik mag geen bezoek hebben. Iets wat een lachertje is want ik lig op een overbevolkte ronde zaal en het scherm dat rond mijn bed staat houd het tumult niet tegen, net zo min als het plafondlicht dat pijnlijk is aan mijn ogen.
Ik klaag dat mijn benen pijn doen telkens ik ze beweeg.
Men komt tot de conclusie dat er nog glasscherven in mijn bed liggen die uit mijn kleding waren gekomen.

Na vijf dagen mag ik uit bed en mag ik naar de badkamer.
Niemand heeft mij nachtkleding of toiletspullen gebracht, dus ik krijg die van het ziekenhuis.
Ik kijk in de spiegel, en ken mezelf niet meer.
Mijn gezicht staat vol met bloedrode sneeën.
Een snee die  dwars door mijn wenkbrauw loopt is genaaid. ook zo met een snee op mijn wang

De snede op mijn voorhoofd loop tot ver over mijn schedel en men heeft een deel van mijn haren weggeschoren
De wonde loopt in een boog van het midden van mijn voorhoofd tot aan mijn rechter wenkbrauw.
Wat niet rood ziet van het bloed, ziet zwart.
Ik had tot dan toe nog geen echt voedsel gekregen, enkel een soort pap. Ik zie nu waarom. Mijn tanden staan allemaal los.
Ik ga met de kam door mijn haren en ik zie ontsteld dat het met lange strengen in de kam blijft zitten.
Kapot gesneden door het glas van de autoruit.
Mijn mooie lange haren….. mijn tanden…..mijn gezicht...en de tranen barsten los.

 Wordt vervolgt...

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
16-10-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOODLOT (2)

...Pas na Vijf dagen in het ziekenhuis mag bezoek hebben.
Mijn Moederke is de eerste. Dan de chauffeur en zijn vrouw van het voertuig waar ik als passagier inzat.
Ze brengen me een krant mee waar staat het ongeluk in beschreven staat met foto erbij.
De chauffeur van het andere voertuig was dronken.
Onze chauffeur was bloed nuchter.
Dit zal later blijken want de zaak komt voor de correctionele rechtbank.
Onvrijwillige slagen en verwondingen luid het verdict enkele maanden later.
Ik heb de veroordeelde chauffeur nooit gezien.

’s Avonds komen mijn pleegouders en pleegbroer op bezoek.
Dat bezoek verloopt niet zo leuk.
Mijn pleegmoeder laat weten dat ik normaal twee weken in het ziekenhuis moet blijven maar dat dit niet zal gaan.
Ze kunnen dat niet betalen, ik blijk niet verzekerd.
”En je mag ook zes weken niet gaan werken!” bijt ze me toe. “Hoe denk je dat op te lossen?”
Vele vraagtekens bij mij. Want hoezo niet verzekerd? Ik werk toch!
En hoezo, geen geld voor de rekeningen? Ik heb net vorige vrijdag mijn loon af gegeven!
Mijn pleegouders zeggen me dat ik me op eigen risico moet laten ontslagen uit het ziekenhuis. Vandaag nog! En ze duwen me gelijk de papieren onder de neus.
***Pikant detail; beneden in het ziekenhuis is een winkeltje en daar kun je kranten, bloemen en knuffels kopen. Pleegbroer wil een stripverhaal en hij krijgt zonder morren het geld om het te gaan kopen. Voor mij hadden ze niets bij.***

Mijn pleegmoeder was al niet erg opgezet met het feit dat ik veel naar mijn Moederke trok.
Ze is niet blij met de bemoeienissen over de manier waarop ik door hen behandeld wordt.
En ze laat me dan ook weten dat het ongeluk mijn eigen schuld is, of de schuld is van Moederke.
”Gaan zij nu de rekeningen betalen?” sneert ze.
”Gaan zij je nu zes weken gratis eten geven?”
Ik ben te beduusd en voel me te ellendig om te antwoorden.

De dokter komt langs en ik geef hem de ontslag papieren.
Hij raad mij deze beslissing ten stelligste af, ik heb tenslotte een barst in mijn schedel en dat vraagt opvolging,  laat hij weten.
Maar ik kijk naar het verbeten gezicht van mijn pleegmoeder. Mijn pleegvader kijkt stoicijns naar de grond, en zegt niets, zoals altijd.
Ik heb geen andere keuze dan die papieren te tekenen, ik zie geen andere uitweg.
De dokter zegt met nadruk dat ik dan thuis moet platliggen in een rustige en verduisterde kamer, want anders kan die schedelbreuk nare gevolgen opleveren voor later.
Maar dat zal mijn pleegouders een zorg wezen……

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
30-10-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERLOREN JAREN

...Ik denk niet dat veel 18-plussers, wanneer ze op hun jeugdjaren terugblikten, tot de conclusie kwamen dat het allemaal verloren jaren waren geweest.
Toen ik terugblikte op mijn jonge leven kon ik niet anders dan concluderen dat het in mijn geval wel zo was
Wanneer ik in de spiegel keek zag ik enkel doffe ellende.
Een jong gelaat met oude ogen. Met littekens die ik gans mijn leven zou meedragen.
Maar ook mijn innerlijk vertoonde al vele wonden.
Alleen zag niemand dat.

Hoop...je moet altijd blijven hopen.. maar op wat kon ik nog hopen?
Moed... je moet blijven vechten...maar je wordt het vechten zo beu.
Je kunt soms gewoonweg niet winnen... wat je ook doet... hoe hard je ook probeert. Je hebt eerder de neiging om je neer te leggen om te slapen en daarbij je hoopt dat je nooit meer hoeft wakker te worden. Omdat elk klein lichtpuntje toch altijd weer een fiasco wordt.
Alsof je een rugzak vol kasseien met je meesleept...te zwaar voor je frêle schouders...
te moeilijk om te vatten. Het grote waarom?

Neen er waren in mijn naaste omgeving niet veel 18- jarigen die zich die vragen hoefde te stellen.

Eerder zag ik hen onbezorgd door het leven gaan.
Ze studeerden af en begonnen aan een carrière. Ze  hadden mooie vooruitzichten en hoge verwachtingen.
Wat ze ook deden, ze deden het in het besef dat ze werden gesteund door diegene die hen lief had.
En dat maakten hen sterk. Zij hadden nog voldoende wilskracht in zich om te verlangen... te hopen... te vechten.
Ik niet meer.

Mijn kracht en levenslust was gebroken.
Die van hen maakte mij eerder somber...misschien ook afgunstig...maar vooral verdrietig...moedeloos.
Omdat ik mij ervan bewust was dat het anders kon...  anders had moeten zijn.

Mijn kelk was leeg... het bittere goedje opgedronken tot de laatste druppel...dacht ik.
©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
09-11-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IMPACT

Ik moest zes weken rusten na het auto-ongeval, maar na drie weken reeds ga ik terug aan het werk.
Niet erg bevorderlijk om met een half genezen schedelbreuk en hersenschudding tussen dreunende machines te moeten staan. Maar ik kan de verwijten en het gezeur van mijn pleegmoeder niet meer aan.
Het gevolg is migraine. (Gelukkig raak ik daar rond mijn vijfentwintigste vanaf dank zij goede medicatie)
Elke dag weer laat ze me weten dat ik haar geld kost en dat ik mijn moeder maar moet gaan vragen om eten. Het tot in den treure herhaald aloude liedje dus.
Het doet me zo’n pijn dit te horen! Want ze weet deksels goed dat ik niets liever zou doen. Maar die keuze heb ik niet.

Wanneer ik zo terugblik op al die sneren en op al die verwijten, dan kan ik enkel maar tot de bevinding komen dat ze mij uit de grond van haar hart heeft gehaat.
Maar waarom? Dat is nog steeds mijn grote vraag.
Ze had volgens mij een haat op al wat vrouw was.
Getuige de vele ruzies die ze had met haar moeder, zuster, schoonzusters en tantes.
Vriendinnen had ze niet, buiten dan het stel dat wekelijks kam kaarten. Maar ook die ontsnapte niet aan haar venijn, zij het achter haar rug.
Buren gingen haar liever uit de weg en waren bang van haar scherpe tong.
Ze duldde immers geen tegenspraak.

Toen ik later met mijn kinderen op bezoek ging, ze was toen al gedeeltelijk verlamd en leed aan dementie, moest ik haar goed in de gaten houden.
Mijn zoon kon niets mis doen in haar ogen, maar mijn dochter, die amper lopen kon, kreeg een klap als ze in haar nabijheid kwam.
Ook haar snoepjes nam ze haar af, om ze aan mijn zoon te geven.
Zag ze mij in haar?
Het zijn en blijven open vragen.

Terug naar mijn jeugd nu.
Ik zou niet lang meer onder hun dak blijven. Alles gebeurde tamelijk snel.
Op amper een halfjaar leerde ik de vader van mijn kinderen kennen.
Hij werd mijn toevluchtsoord.
Maar voor het zover was, zou ik nog het één en ander te weten komen dat mijn beslissing om uit huis te gaan bespoedigde.
Dingen die me zo boos maakten dat ik voor mezelf niet meer kon  instaan.
Een puzzel die in elkaar viel. Een plaatje dat af was.
Maar wat een lelijk plaatje!
Dat vertel ik jullie een andere keer.

Het is raar hoe al die emoties van vroeger nu nog zo’n impact kunnen hebben op mijn gemoed.
Niettegenstaande mijn pleegmoeder al jaren dood is zit ze verdorie nog steeds onder mijn huid.
Ik heb nooit de gelegenheid genomen om mijn hart te luchten tegen haar, zoals een psychiater mij ooit aanraadde.
Enkel uit respect, ze was al ziek, en ze zou het niet meer begrepen hebben.
Misschien had ik het beter wel gedaan.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
14-11-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PUZZELSTUKJE 1
Ik krijg een aangetekende brief thuis gestuurd.
Postbodes namen het in die tijd niet zo nauw en zodoende tekende mijn pleegmoeder in mijn plaats af met mijn naam.
Het is een uitnodiging om naar een wetsdokter te komen. Ik begrijp het niet goed, maar ik krijg uitleg. Mijn pleegouders hebben hun Burgerlijke verzekeringspolis gebruikt om een schadevergoeding te vragen in voege met mijn auto-ongeval
Daarom moet een wetsdokter de schade aan mijn aangezicht bepalen.
Ook moet ik mij burgerlijke partij stellen.
Ik heb er niet veel zin in, maar ik doe het toch.

De wetsdokter vraagt mij wat ik wil doen.
Of ik graag de littekens met een schoonheidsoperatie wil laten verwijderen?
Ik zeg ja. Want ik lijdd erg onder die littekens in mijn gelaat.

Mijn pleegouders zijn woedend wanneer ik hen dat vertel. Want dat betekent dat er geen geld wordt gestort, maar dat enkel alle medische verzorging wordt vergoed.
Ze maken mij wijs dat wanneer ik een schadevergoeding aanvraag, in plaats van dat ik een operatie wens, ik dan toch de operatie kan laten uitvoeren en nog geld overhoud bovendien. Want men betaald veel meer uit aan een jonge vrouw.
Maar ik blijf bij mijn beslissing.
Uiteindelijk spelen ze het toch klaar dat mijn beslissing wordt herzien. Hun verzekeringsagent brengt dat voor hen in orde buiten mijn weten om.

Ondertussen vraagt mijn vriendin Marina, of ik geen zin heb om in het café komen te werken waar zij ook werkt.
Ik heb toch ervaring, beweerd ze. Maar die ervaring deed ik op in het café van mijn Moederke, en dat was als een thuismatch spelen.
Enkel maar de vrijdagavond, zegt ze me, dan kan ik de vrijdag vrijaf nemen. Zou je dat voor me willen doen?
Ik kan zo moeilijk nee zeggen he!, Iets waar ik nu nog mee worstel. En dus stem toe.Dat dit café in de beruchte Stationsbuurt van Antwerpen ligt, verzwijgt ze me wijselijk. Anders had ik me sito presto bedacht. Eens ik binnen ben is het te laat om nog te weigeren.

Na de ervaring met Jef ga ik alle mannen zoveel mogelijk uit de weg. En in dit café zitten heel veel mannen
Ruwe mannen, dronken mannen, en mannen die denken dat met geld alles te koop is.

Op de hoek aan de toog zit een man in een zee-uniform.
Donkere ogen, donker haren en dito baard. Ook twee perfecte rijen met witte tanden laat hij zien wanneer hij naar me lacht.
Hij blijft mij verder zwijgend gadeslaan en merkt dat ik heel onwennig reageer wanneer er weer eens een dronken klant tegen me staat te lallen of naar me wil grijpen.
Plots staat hij op en neemt één van de dronken klanten bij zijn revers, en zegt hem dat hij zijn fikken van me af moet houden, of anders……

Die zeeman zou de vader van mijn kinderen worden, maar dat wist ik nog niet op dat moment.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
17-11-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PUZZELSTUKJE 2

Mijn pleegmoeder noemde mij in het beste geval “die vreemde”, waarbij ze bedoelde dat ik niet bij hen hoorde, geen deel uitmaakte van hun gezin.
Uiteindelijk miste die uitspraak zijn doel niet, want ik vervreemde totaal van hen.
Verdeelde mijn vrije tijd tussen het café van mijn Moederke en het café waar ik werkte op vrijdagavond. En natuurlijk mijn nieuwe liefde!
Wanneer Mon ( afkorting van Raymond) aan wal was, dan was hij dit vaak voor enkele weken.

Mon is geboren in De Panne op18 maart 1944. Hij heeft de zeevaarttscool van Oostende doorlopen. Op het moment dat ik hem ontmoet is hij tweede luitenant ter zeevaart. Hij is acht jaar ouder dan ik.
Een bereisd en volwassen man, een beleerd man ook, hij schrijft en spreekt vloeiend vijf talen.
Mon is het tweede kind, en enige zoon, in een gezin van vier.
Op hem rust dus de taak om de naam voort te zetten.
En daar werd heel veel belang aan gehecht. (Hoewel ik dat altijd iets of wat belachelijk heb gevonden omdat van hun familienaam, bij wijze van spreken, er dertien in een dozijn gaan.
Mijn kinderen zeggen nu nog dat zij veel liever mijn familienaam hadden gedragen omdat hij zoveel mooier klinkt en niet kan worden verbasterd tot iets belachelijks.

Zijn ouders hebben altijd in het hotelwezen gezeten. Zijn moeder is kokkin.
Iets dat later tot veel strubbelingen tussen haar en mij zou leiden, want veel meer dan aardappelen schillen en worteltjes schrapen kan ik niet.
Ik had nooit echt leren koken. Het interesseerde me ook niet. Want van alle huishoudelijke taken is koken het enige dat ik niet graag doe.
Tot op heden zie ik het nog steeds als een noodzakelijk kwaad, al ben ik ondertussen wel geëvolueerd in de kookkunst.

Wanneer hun kinderen het huis uit zijn, behalve het jongste zusje dat een nakomertje is, verhuizen ze naar Antwerpen.
Mon woont niet meer bij hen in, hij huurt een kamer boven een restaurant gelegen op, De Paardenmarkt.
Ik blijf daar dan ook vaak slapen.
Iets dat mijn pleegouders helemaal niet erg vinden. Minder last voor ons, moeten ze hebben gedacht.

Enkele maanden later kent Mon gans mijn levensverhaal, en maken we toekomstplannen alsof we zwemmen in een stroomversnelling.
”Jij moet daar weg”, zegt hij keer op keer, “het wordt tijd dat iemand jou begint te verwennen, dat iemand voor je zorgt zoals het hoort.
Ik spreek hem niet tegen. ik kijk geweldig naar hem op op, hij is mijn toevluchtsoord en steunpilaar.
Maar of hij mijn grote liefde is…...daar twijfel ik op dat moment nog aan.
Geen holderdebolder gevoel. Geen dartele vlinders in mijn buik. Mijn hoofd tolt niet.
Het lijkt wel of ik geen liefde meer te geven heb en bekijk alles heel rationeel. Wik en weeg af.

Ben ik dan totaal ongevoelig geworden, vraag ik me af.
Wat is er met me gebeurt? Ik kan lief zijn, kan lieve woordjes fluisteren en mezelf geven. Zonder daarbij ook mariets te voelen dat naar liefde smaakt?
Waarom, en vooral wanneer, ben ik die koude kikker geworden?
(Wordt vervolgt)

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
05-12-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN LIEF

...Ik bracht bijna al mijn tijd door op de kamer van Mon. Ik kwam er tot rust en kreeg beetje bij beet je wat zelfvertrouwen. De relatie tussen mij en mijn pleegouders was nog nooit zo afstandelijk geweest.
Ik denk dat ik toen op die kamer voor het eerst tot het besef kwam hoe graag ik alleen was. Iets dat nooit meer is overgegaan.

‘Mon’ sprak al snel over trouwen. Dat overviek mij enigszins. Maar uiteindelijk zou dat we de beste oplossing zijn gezien de nare situatie waarin ik zat.
Hoewel ik bijna niet meer naar mijn plegouders ging, kwam mijn stond mijn pleegvader steeds aan de fabriekspoort om mijn loonzakje te ontvangen.
Toen ik hem liet weten dat ik mijn overuren niet meer zou afgeven, iets dat de baas mij al gedurende ruime tijd in het handje uitbetaalde, was ik al helemaal niet meer welkom.
De vrees om wegens dat feit nog maar eens een keer te eindigen in het internaat was bijzonder groot.
Dat die vrees overbodig was wist ik niet.
En het waarom ook niet, maar daar zou ik snel achter komen.

Alles draaide om geld bij mijn pleegmoeder, enkel geld.
Geld dat integraal naar mijn pleegbroer ging. Je kon het zo gek niet bedenken of pleeg-ma kocht het voor hem.
Niet erg natuurlijk, ware het niet dat het ten koste ging van de maandelijks facturen die moesten betaald worden.
Er stond dan ook gedurig wel ergens een rekening open.
Pleegvader had al twee jobs en ik werkte. Maar we konden haar spilzucht niet bijbenen. (Nu moet eerlijkheidshalve vermelden dat mijn pleegmoeder ook nooit wat voor zichzelf kocht.)
En die situatie kon niet langer volgens mijn toekomstige man.

Dus werden er voorbereidingen getroffen voor een huwelijk.
Maar mijn leven zou mijn leven niet zijn moesten er daarbij geen moeilijkheden opduiken.
Moeilijkheden waarbij ik weer geen keuze had en waarbij er weer een oplossing gevonden werd die mijn toekomst anders zou bepalen dan ik het gewenst had.
En bij die voorbereidingen zou er iets aan het licht komen. Iets waarover ik mij al vele vragen had gesteld, maar waar niemand mij een antwoord op wou geven. Omdat het antwoord voor de zoveelste keer het hebberige gelaat van mijn pleegouders zou blootleggen. (

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
08-12-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VOORBEREIDING

...Is de voorbereiding van een huwelijk sowieso al stresserend, bij ons kwam daar nog een schepje bovenop. We hadden heel wat obstakels uit de weg te ruimen.

Ten eerste, mijn geboorteakte was nergens te vinden.
Dus moesten we naar het moederhuis waar ik geboren was. (De Vinckenstraat, Antwerpen).
Daar zei men ons dat die akte in het tehuis voor ongehuwde moeders lag. Daar had mijn moeder de laatste maanden van haar zwangerschap gewoond.
Dat tehuis was gehuisvest in de Kapucienessenstraat, Antwerpen (nabij de Britselei).
Daar liet men ons dan weer weten dat ik langs de Procureur des Koning moest omdat ik zijn toelating nodig had vermits hij mijn toeziende voogd was.
Daar moesten we dan weer eerst een afspraak voor maken, want daar kom je zomaar niet bij. Ik had hem trouwens nog nooit ontmoet.
Enfin, om een lang verhaal wat in te korten, na vele dagen van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, kwam ik uiteindelijk weer terecht bij de jeugdrechter.

En zo zat ik voor de zoveelste keer met klamme handen op die stoel voor Meneer Maes en zijn bijzitters.
Ik mocht mijn verhaal doen. En hij leek mijn vraag om te mogen huwen niet ongenegen te zijn.
"Maar, zei hij, je hebt niet mijn toelating nodig maar die van je biologische moeder". Zij was immers nooit uit de ouderlijke macht ontzet. Begrijpe wie het begrijpe kan!

Mijn pleegouders trokken zich van dit alles niets aan, voor hen was ik al lang passe.
Ik ging nog wel naar daar en bleef er ook een enkele keer slapen. Want helemaal niet meer opdagen durfde ik niet.
Tenslotte kon er nog controle komen van de rechtbank, en dan moest ik wel aanwezig zijn.
Ook was het wettelijk niet toegelaten voor de huurbaas om mij officieel in te schrijven op de kamer die Mon huurde. Omdat ik nog minderjarig was.
Maar die kamer voelde voor het eerst in mijn leven aan als een echte thuis.
Mon was vaak voor weken op zee en dan was ik daar alleen. Ik voelde me er rustig en geborgen.

Beetje bij beetje verfraaide ik de kamer. Met hier een plantje en daar wat kitscherige spulletjes. Maar ze leken toen van onschatbare waarde voor mij.
Ik kon er in alle rust naar de muziek luisteren die ik graag hoorde of kon er ongestoord een boek lezen. Lezen deed ik veel en graag. (Ook al iets dat ik nooit had kunnen doen bij mijn pleegouders).

En toen kwam de dag waar ik geweldig tegenop zag. in feite waren het twee dagen.
De eerste dag was die dat ik naar mijn moeder zou toe moeten om haar toelating te vragen voor het huwelijk. De tweede dag was de kennismaking met mijn toekomstige schoonouders.
Mijn vroegere ervaring met de moeder van R. had me geleerd dat ik niet de gedroomde schoondochter was.
En dat mijn vrees niet onterecht was zou snel blijken.

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD
13-12-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PUZZELSTUKJE 3

Toen ik weer eens voor een dag of twee bij mijn pleegouders ging slapen, wachtten er drie brieven op mij.
Twee kwamen van het gerechtshof , de andere kwam van de verzekering. Die laatste betrof mijn tweede auto-ongeval.
De eerste brief van het gerecht bevatte een uittreksel van mijn geboorteakte.
En op die akte las ik voor de eerste keer, de volledige naam van mijn moeder, haar geboortedatum en geboorteplaats.
Het was desondanks een ietwat emotioneel moment, het leek of ik nu pas een bestaansrecht had.
Het is moeilijk om te beschrijven wat ik voelde toen ik dat stukje papier in handen had. En het is waarschijnlijk nog veel moeilijker om vatten hoe het voelt voor iemand die niet in mijn situatie zit,

De tweede brief was een oproep om naar de jeugdrechter te komen.
Ook mijn pleegouders, Mon en mijn moeder moesten die dag aanwezig zijn.
Bij die brief had ik al een minder goed gevoel. Hoewel dat, zoals later bleek, geheel onterecht was.

De derde brief van de verzekering is een verhaal apart.
Het toonde nog maar eens wat ik werkelijk waard was in de ogen van mijn pleegouders. En vele onbeantwoorde vragen kregen klaarheid.

Zoals: de reden waarom ik voor de tweede maal geplaatst werd toen ik samen woonde met R...
en de reden waarom mijn pleegouders geen verzekeringspapieren wilden tekenen na het auto-ongeval met R. toen ik op het kantoor werkte van de drukkerij en daarom werd ontslagen op de drukkerij wegens ongewettigde afwezigheid...
en het het gesjoemel van mijn pleegouders met een toelage... en gesjoemel met verzekeringsgeld dat mij toekwam na mijn tweede auto-ongeval.

Het was geen fraai plaatje! en Ik was er dan ook  kapot van op dat Moment. Maar al bij al ben ik blij dat ik de antwoorden ken.
Wordt vervolgd…

©Huismusje


Categorie:MIJN TRIESTE JEUGD



Categorieën
  • DIVERSEN (15)
  • MIJN TRIESTE JEUGD (128)
  • NABESCHOUWING (16)
  • TRIESTE JEUGD OP RIJM (12)


  • AAN ALLE JARIGEN VAN VANDAAG! MAAK ER EEN FIJNE DAG VAN!
    NOG EEN LANG, GEZOND EN GELUKKIG LEVEN TOEGEWENST!!!





    Mus fladdert door blogland
  • MYETTE
  • BOJAKO
  • PAZ
  • HOTLIPS
  • THEA
  • LUDOVIKUS
  • NATOKEN
  • ISIS

    EN IK FLADDER VERDER NAAR
  • BLOGTIPS FEBE
  • BLOGFORUM

  • Klik hier voor een bezoek aan mijn dagboekblog

    Blog als favoriet !

    SOEP VAN DE DAG

    DRIE EETLEPELS TRANEN.
    EEN SNUIFJE VERDRIET.
    KLEIN BEETJE WOEDE
    MAAR DAT PROEF JE NIET

    NEEM HET FLESJE INNERLIJK STRIJD
    VOEG TWEE KLEINE DRUPPELS TOE
    MENG HET MET WAT EENZAAMHEID
    WAT IK ALTIJD DOE

    LAAT ALLES ZO LANG STOVEN
    TOT JE EINDELIJK IETS HEBT
     OM WEER IN TE GELOVEN
     DIT IS MIJN SOEPGERECHT
    ©


    Mijn naam is fieke.
    Ik draai het vrouwtje en het baasje
    met gemak rond mijn pootjes.

    Ben ik geen schatje?


    En ik ben snoezepoes.

    Ik heb geen meesters,
    enkel dienaars.
    Het vrouwtje is mijn lievelingsdier.


    De zee van droefenis,
    strekt zich uit tot in het oneindige.
    Maar keer u om,
    aan uw voeten ligt de kust!

    (Boeddhistische spreuk)


     TOT TRANEN TOE BEWOGEN
    EN VOL VAN VREUGDE MIJN GEMOED.
    OMDAT JIJ MIJ LAAT GELOVEN
    DAT IK WEER GELOVEN MOET
    © Huismusje


    IK KWAM TOT HIER EN ZAG.
    IK ZOCHT IETS ANDERS
    MAAR GEEN STERVELING VINDT.
    OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT
    DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND.
    (P.N.van Eyck)


    Archief per jaar
  • 2018
  • 2010
  • 2009
  • 2007
  • 2006
  • 2005

    Foto

    Als deze kaars wordt verplaatst van de ene naar de andere site,zal de vlam van spirituele liefde en genezing doorgaan met de weg te verlichten voor diegene die zoeken naar hun ware ik.Breng dit licht naar je eigen homesite
    Zoeken in blog


    MIJN TROFEEËNKAST.

    Gekregen van Swinging hotlips
    Gewonnen bij haar muziekquiz.




    Ik wandel vaak in de regen.
    Omdat niemand dan mijn tranen ziet.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!