In het dagboek van mijn leven, wordt op elke dag wat beschreven. Over liefde, over goed en kwaad, het verdriet wat er bestaat. Soms zou ik er een pagina uit willen scheuren, van een dag die ik kan betreuren. Telkens vind ik weer een bladzij, daar lees ik van geluk toen was ik zo blij. Geschreven bladen, niet meer uit te wissen, dagboek jou zou ik voor geen goud willen missen.
Verdriet dat komt steeds weer, tranen des te meer. Hield het maar eens op, je gaat er stilletjes aan kapot. Je hart scheurt in honderdduizend stukken, je kan er gewoonweg niet onder bukken. ga je weer omhoog naar boven aan de trap, dan donder je weer even snel naar beneden, en zit je weer midden in het verleden.
Dit leven is het leven ervan niet waard, het gaat met veel verdriet gepaard. Ik ben dit leven zo zat, het is een diep en duister gat. Ik leef van dag tot dag, in de hoop dat het niet al te lang duren mag.
Ik zou willen slapen en dromen, voor altijd ... zodat er geen nieuwe dag zou komen. Ik heb de mensen niets meer te geven, mijn leven is er een van overleven.
Als moeder lees ik pijn of verdriet in je ogen, ik voel het verdriet in je hart. En telkens weer vraag ik me af, heb je genoeg moederliefde gehad ? Mijn moederhart huilt dikke tranen, als het stilstaat bij aangerichte pijn. En ik kan alleen maar zeggen, laat mij je moeder toch zijn.
Het internet is zo mooi en bijzonder, vele kunnen dan ook niet meer zonder. Internet opent heel wat deuren, maar gaat ook wel eens fout, dat kan gebeuren.
Soms zit er iemand met je te praten, en heb je het niet in te gaten. dat hij alleen met je gevoelens zit te spelen, dat zijn er niet een paar maar echt velen.
Die mooie praatjes kunnen verkopen, of zo achter jonge meisjes aan gaan lopen. Vaak proberen ze hier iets te krijgen, waar ze thuis over moeten zwijgen.
Toen kwam jij, zomaar uit het niets. Toen kwam jij, zomaar in mijn leven. Toen kwam jij, ik voelde mij hoog verheven. Toen kwam jij, ook al wist ik dat jij eens zou komen. Toen kwam jij, de man uit al mijn dromen.
Toen jij er was, waren mijn zorgen ineens verdwenen. Toen jij er was, is ook de zon weer aan de hemel verschenen. Toen jij er was, werd het leven weer een groot feest. Toen jij er was, merkte ik pas hoe leeg mijn leven was geweest. Toen jij er was, wist ik dat ik verder wou jij als mijn man ik als je vrouw.
Gisteren zag ik je toevallig even, het deed mij zoveel verdriet. Ik zwaaide naar jou; maar jij mijn jongen, zag mij niet. Ik heb je nu een jaar niet meegemaakt, ik zag je voorbij schieten, het scheurde dwars door mijn hart en ziel maar onthoud mijn lieve jongen, ik ben en blijf je moeder Ik word niet jonger, en zal altijd over je hoeden.
Wanneer de kerstperiode begint, zou men moeten zijn goed gezind. Proberen je zorgen even te vergeten, niet luisteren naar wanhopige kreten.
Het is de tijd om te bezinnen, om elkander te beminnen. Maar het is niet overal vree, veel mensen zitten ermee.
Kerst is de tijd van feesten, verdrijf toch die zwarte geesten. Nodig eens een eenzame uit, verkondig de vrede luid.
Dan denk ik aan mijn zoon, die niet meer bij mij woont. Ik hoop dat hij gelukkig is, hij weet niet hoezeer ik hem mis.
Stiekem hoop ik op zijn woord, en wat hij mij heeft beloofd. Dat zou voor mij pas kerstmis zijn, een tijd zonder innerlijke pijn.
Hij zou dan af en toe eens thuis kunnen komen, een kopje kofie drinken zonder woorden. Hij blijft toch altijd mijn kind, en werd door mij voor immer bemind.
Ze werden genoemd de ereburgers van het land, stonden in de jaren '70 geregeld in de krant. Onder in de mijn, waren ze kompels voor altijd, daar hadden ze van het zware werk geen spijt.
Ze waren er allemaal vuil en zwart, hadden voor mekaar een groot hart. Droegen allen hetzelfde pak en mijnlamp, moesten er kruipen, en kregen dan weleens een kramp.
Er werkten vele nationaliteiten, elkeen werd geprezen voor zijn kwaliteiten. Grieken, turken en vooral italianen, allemaal spraken ze verschillende talen.
Onder in de put, telde maar een taal, hun maaltijd deelden ze royaal. Kolen houwen, deden ze allemaal, eensgezind waren ze allen optimaal.
Opeens paniek, er ontsnapte gas, de dood, was de onverwachte gast. Velen lieten er hun leven, gingen heen, lieten vrouw en kinderen alleen.
4 december was hun dag, het was de dag van Barbara. Hun patrones die waakte over hen, dan hoorde je er ook bij, dan telde je wel.
Deze dag wordt hier in Eisden nog gevierd, dan staan er de brakediers, hieel fier. Ze denken dan steeds aan vroegere tijden, waar het afzien was, en in stilte lijden.
Deze tijd gaar eens voorbij , want ze sloten onze grote mijn. De jeugd van heden, vind daar geen werk meer, dat waren tijden van weleer.