In 2006 plaatste ik de onderstaande foto op mijn blog, met de vraag of iemand de naam van dit plantje kende.
De foto was genomen in het Hannecartbos in Groendijke - Oostduinkerke.
Ik kreeg nooit enige reactie op mijn vraag.
Onlangs waren we terug in de buurt en bezochten we het bezoekerscentrum De Doornpanne in Koksijde en daar heeft men mij kunnen helpen, het zou gaan om de Witte Winterpostelein of Claytonia Perfoliata.
Als je tegenwoordig met de wagen of de trein in Europa rondreist, hoef je nergens meer urenlang aan te schuiven zoals weleer. Zelfs de vroegere Oostbloklanden hebben de laatste jaren hun strenge controles verminderd.
Mijn eerste buitenlandse reis, samen met mijn ouders, was met de nachttrein naar Salzburg, in 1955.
Het ging van Brussel per stoomtrein tot in Aachen, waar iedereen moest uitstappen om voorbij de Belgische en Duitse grenscontrole te passeren. Het was er akelig donker en met de schaarse verlichting werd er geduldig aangeschoven tussen metalen hekkens.
Na een uurtje geduldig wachten, mochten we terug naar ons coupé. De treinbegeleider klapte de zitbanken en rugleuningen naar beneden en we konden onze nachtreis voortzetten dwars door Duitsland.
Aan de Oostenrijkse grens, werden we maar een klein uurtje opgehouden om de papieren te laten nakijken.
Jaren later, in 1963, ging de reis naar Joegoslavië van Generaal Tito.
Weer met de nachttrein tot in München en hier begon pas de miserie.
We moesten overstappen op een trein die ons naar Ljubljana zou brengen. Van daaruit hebben we een kleine 2 weken rondgetoerd in het mooie Joegoslavië.
Onze plaatsen waren gereserveerd in de trein via een reisbureau in België.
Bij onze aankomst in München Hauptbahnhof bleek de trein naar Ljubljana vertraging te hebben. De trein kwam uit het noorden van Duitsland en bracht Grieken en Turken terug naar hun thuisland voor een terugzien met hun thuisfamilie, die geduldig een jaar gewacht hadden op de zuurverdiende Duitse Marken van zoon en dochter.
De trein zat overvol, dozen, vogelkooien, kinderwagens en luidruchtige dames versperden al de gangen, zelfs de Wcs hadden ze ingepalmd.
Tussen al het gedrum op het perron vonden we onze wagon dan toch, in de hoop onze genummerde zitplaatsen terug te vinden.
Helaas, zoals te verwachten was, waren de plaatsen al ingenomen door een Griekse familie.
Na veel gepalaver werden de dochters bereid gevonden ons hun plaatsen te willen afstaan tot in Ljubljana, oef!!
Aan de grensovergang tussen Oostenrijk en Joegoslavië, hebben we uren moeten wachten.
Al de pakken en zakken van die sukkelaars moesten opengemaakt worden, wij Belgen hadden gelukkig geen problemen, we brachten immers harde deviezen mee naar het land van Tito.
Ondertussen had ik kennis gemaakt met de dochters, die ongeveer mijn leeftijd hadden.
Met spijt moesten we afscheid nemen, maar hoopten elkaar terug te zien op de terugreis.
Helaas, heb ik hen niet meer terug gezien, ik had nochtans mijn best gedaan om hun namen en een paar simpele zinnetjes in het Grieks te onthouden. Al die moeite voor niets.
Men danst er, men speelt er al op de fluit Op potten en pannen Op glazen en kannen, Op allerhande geluid: Op messen, op schup en op zoutevat Op hangel, op tangel, op dit en op dat Op trommeltje rom, dom domme dom dom: Op keteltjes, lepeltjes, tikke tik tang En dat gaat zo de helen dag lang.
Onlangs had ik het geluk om nog eens het atomium te mogen bezoeken met gratis toegangskaarten.
Het zag er een beetje anders uit dan 50 jaar geleden, niet alleen hebben ze de buiteplaten helemaal vervangen maar er is een Onthaalcentrum bijgekomen waar je de tickets en gadgets met de afbeelding van het atomium kan kopen en een toilet bemand of liever bevrouwd door een typische Brusselse toiletdame. Geen sprake van gauw een gratis plasje te doen en te doen alsof je haar niet verstaat, neije betoele en daarmee basta.
Het was mooi weer, een ideaal moment om nog eens een wandelingetje te maken.
Het eerste doel was een prachtige dreef met rodelhaagbeuken, de bomen zijn na 50 jaar wel in omvang toegenomen. Ze liep van aan het standbeeld van burgemeester Adolphe Max naar de majestueuze Expobrug: de Kreupelboslaan.
In 1958 had men in de bomen lampjes geplaatst die s avonds de dreef feeëriek verlichtten. Men hoorde zelfs de vogeltjes fluiten. Mijn vader wist me te vertellen dat de vogels in de bomen helemaal ontregeld waren door de verlichting. Maar hij had wel ongelijk zoals nu blijkt.
Het gefluit van de vogels kwam van een muziekplaat, van koningin Elizabeth.
De 78-toeren plaat was al 20 jaar oud en was opgenomen in het Koninklijke domein door ene Herr Ludwig Koch. Alles werd samengebundeld op 4 platen en uitgegeven in 1952 samen met een boek met schetsen en fotos van vogels. Alles werd te koop aangeboden voor 1000 franken, de helft van oplage werd aangeboden aan de heer Harmel, toenmalig minister van Onderwijs.
Het was de bedoeling deze verzameling aan te bieden aan de scholen. Wens je over dit laatste meer te weten, surf dan naar
Heb je ook naar de opening van de Olympische Spelen in Peking gekeken?
Een moeilijk te evenaren schouwspel, zoals men mocht verwachten van het moderne China.
De intrede van al de atleten was grandioos.
Grote mogendheden wisselden elkaar af met kleine eilandjes in een of andere oceaan.
Iedereen liep er dolgelukkig bij.
Op de tribune stonden kroonprinsen, presidenten, bekenden en minderbekenden, te zwaaien naar hun atleten.
Ik heb er een paar herkend, de presidente van India, de kroonprinsen van Nederland, Spanje, Japan, Thailand en een overdolle prince de Monaco, te veel om ze allemaal te citeren.
Groothertog Henri van Luxemburg samen met de beeldschone Maria Theresa, stond wel in contrast met zijn neef, onze kroonprins Filip. Hij zat er moederziel alleen en maar sipjes bij, misschien had hij het niet eens opgemerkt dat België aan beurt was, hij had zo te zien, toch zijn verrekijker meegebracht.
Nochtans deed Sebbe zijn uiterste best om met de driekleur te zwaaien om zijn aandacht te trekken!
In Brussel in de buurt van de universiteit waren er bepaalde cafés ofte stammenees, waar de studenten, die bij het einde van de maand een beetje krap zaten, toch de mogelijkheid hadden om een pint te drinken aan een schappelijke prijs.
Het gaat hier wel om de periode rond 1970.
Voor 1 oud Belgisch frankske had men een pint van de seau (emmer in het Frans). Al de restjes van het bier werden onderaan de tapkraan opgevangen in een emmer, samen met de klikjes uit de glazen. Als er niet teveel zeveraars en mannen met een snor in het etablissement waren, dan viel het nog mee.
Als de emmer leeg was, moest de arme student naar huis terug keren, want iets op de spiegel schrijven, dat mocht niet van de waard.
Het zal volgend jaar, in 2009, 50 jaar geleden zijn, dat ik in de 6de Latijnse zat in het Koninklijk Atheneum van Koekelberg. Het schoolgebouw lag in een kalme straat, de Omer Lepreuxstraat in Koekelberg, in de schaduw, in de winter althans als de zon laag stond, van de basiliek van Koekelberg.
In die tijd stond deze mastodont nog in de fase van de ruwbouw.
De school zit nu in moderne gebouwen een beetje verderop.
Toevallig stootte ik op onderstaande klasfoto.
De meesten ken ik nog bij naam maar er zijn er toch twee van wie de naam me niet is bijgebleven.
Wat zou er geworden zijn van al deze mensen?
Het was het eerste jaar dat de school meisjes toeliet.
Een meisje is helaas enkele jaren terug, overleden. Het doet geen deugd als je in de krant een overlijdensbericht ziet staan van iemand waarmee je 6 jaar hebt samen gezeten op de schoolbanken.
Van de 25 die op de foto staan zijn er maar 8 die het volgehouden hebben tot in de retorica en het diploma behaald hebben met vrucht of op voldoende wijze. Diegene die in laatste categorie waren geëindigd mochten wel niet op het podium komen bij de prijsuitreiking.
Velen hebben ons vervoegd onderweg, dubbelaars, overwaaiers en verhuizers, zodat we toch met een kleine twintig latinisten de eindstreep hebben bereikt.
Na 25 jaar hebben we poging ondernomen om weer eens samen te komen.
Met veel succes, na veel opzoekingen, zijn we samengekomen bij Jacqueline in Gesves.
Om nog eens samen te komen na 50 jaar, zal wel onmogelijk zijn, de school heeft geen traditie om de lijst van oud-leerlingen bij te houden.
Ik herinner me vaag van dat men in mijn kinderjaren sprak over een Vader, een Zoon, die geboren zou zijn uit de schoot van een maagd, en een Heilige Geest.
Dat verhaaltje over een maagdelijke geboorte blijkt nu gekopieerd te zijn uit eerdere mythologische verhalen en de heropstanding na de dood blijkt zou ook niet zo origineel te zijn.
Dit laatste kreeg ik te horen enkele weken geleden op de Canvascrack, Herman Van Molle heeft me toch een beetje verrast en weer eens blijkt hoe dom we wel waren om al die verhaaltjes geslikt te hebben.
Maar van waar zou de uitdrukking leven als god in Frankrijk dan wel komen?
De uitdrukking wordt eveneens gebruikt in de Duitse taal, maar vivre comme Dieu en France blijkt niet gekend te zijn in de Franse taal.
Wie meer interesse heeft voor deze vraag verwijs ik graag naar volgende link
Evenmin als vivre comme un Bourgignon blijkt enkel gebruikt te worden door onze Noorderburen, als ze in onze Ardennen en Vlaanderen rondzwerven en er kunnen genieten van de plaatselijke gastronomie en gastvrijheid.
Maar toch voelden we ons als god in Frankrijk, telkens we onze vakantie hebben doorgebracht in de Provence.
Wie kent er dit liedje niet van uit zijn jonge jaren.
Ik vrees er voor dat deze korte mars niet meer tot het repertorium behoort van de aangeleerde liedjes in de kleutertuin en lagere school van vandaag.
Bij Madame Alice, die het eerste en tweede studiejaar deed in de Gemeenteschool van Strombeek-Bever, moesten we bij goed weer, gedurende een klein halfuurtje gans de speelplaats afstappen terwijl al de jongens duchtig, het verhaaltje van hun vader, die soldaat was, met volle borst zongen. Eigenlijk zag ik de link niet tussen mijn vader en de soldaat kameraad, mijn vader was de oudste van zes en heeft nooit het vaderland moeten dienen.
We moesten de cadans blijven houden, terwijl Madame Alice ter plaatse bleef stappen.
Bij gebrek aan een deftige turnzaal, noteerde Madame Alice in haar klasagenda voor die dag, een lesuurtje turnen.
Vier jaar nadien werd ons Madame hoofdonderwijzeres en heeft in de kortst mogelijke tijd een deftige turnzaal laten installeren, met alles erop en eraan, sportramen, rekken, en gans de batteklan. Er werd een turnleraar aangesteld, meester Jef, die ons echte gymnastiek oefeningen aanleerde en ons heeft leren zwemmen in het bad van Sint-Joost in Brussel.
Madame Alice was een van de kleurrijke figuren van het dorp, zij kende iedereen, had vrienden en vijanden, dit laatste had wel enig verband met de toenmalige dorpspolitiek, de Otters en de Beren, de twee concurrerende fanfares in de gemeente.
Nu blijft er van de wedijver tussen beide muziekmaatschappijen niet veel meer over, de taaie leden liggen ondertussen al op het kerkhof.
Madame Alice ligt er ook begraven in het midden van het kerkhof, in een monumentale grafzerk.
Peter van Asbroeck, haar kleinzoon, citeerde wel eens zijn grootouders in een of ander BV-interview .