Iedereen kent wel de Twee bekenroute en het Prikkelpad.
Maar kent iedereen nog het Markebekewandelpad !
Op 6 oktober 1979, tijdens het cultureel weekend, werd het Markebekewandelpad geopend.
De Archeologische Stichting van Zuid-West-Vlaanderen en de Vlaamse Toeristenbond (VTB) verleenden hun medewerking.
Het wandelpad is ongeveer 7km lang.
’s Morgens was er mist. Rond de middag tot rond 1u30 was er nog altijd nevel. De zon geraakte er door rond 14u. De openingsplechtigheid greep plaats om 15u. Doch een kleine hindernis: een camion van de firma Jozef Goemaere stond juist geparkeerd voor de in te huldigen gedenkplaat, waarop de wandeling en enkele bezienswaardigheden getekend stonden. Jozef Goemaere werd verwittigd, maar de vrachtwagenchauffeur woonde in Moeskroen en had de sleutels van de vrachtwagen bij zich.
Enige uitkomst was het paneel verplaatsen. Men bracht het naar rechts naast de poort van de hoeve Dekimpe.
Eerst speelde de fanfare St. Jan een deuntje, waarop D. Peirs ,een vlaggezwaaier (leeuwenvlag) aan het werk ging.
Daarna gaf de Heer Jozef Van Overstraeten (Sint-Truiden 1896- Leuven 1986), voorzitter van de VTB, die het Markebekewandelpad opende ,zijn redevoering (een pleidooi voor de Vlamingen). Daarna was het de beurt aan schepen Emmanuel de Bethune, die lof uitsprak, zoals Van Overstraeten het deed, over Philippe Despriet en Robert Lesage.
De Bethune vroeg aan de heer Van Overstraeten om de gedenkplaat te onthullen, doch die laatste wees erop dat de eer beter toekwam aan schepen de Bethune.
Het pad werd ingewandeld onder leiding van Philippe Despriet (ontwerper) ,die het bekende Juliaan Claerhout-pad in Kaster op punt stelde.
Daarna trok men met de fanfare op kop naar het ontmoetingscentrum om er een receptie bij te wonen.
Een paar leden van de Markse Wandelclub waren ook aanwezig op die plechtigheid.
FOTO'S Roger Faillie :
Vlaggezwaaier D. Peirs in actie.
Schepen van Kortrijk Baron Emmanuel de Bethune onthult de gedenkplaat.
V.l.n.r. D.Peirs, schepen van Kortrijk Jozef Dejaegere, Baron Emmanuel de Bethune,
Philippe Despriet, tussenin Robert Lesage, Jozef Van Overstraeten.
Tot 1797 was de hoeve eigendom van de abdij van Groeninghe en werd toen als nationaal domein verkocht ten voordele van de Franse Republiek ( De Kortrijkse Groeningeabdij : José Vanbossele – Dorpskrant mei 2007 : Baron Emmanuel de Bethune).
Begin 19e eeuw was de Rodenburghoeve eigendom van de familie Edouard Prosper de Nieulant et de Pottelsberghe (Gent 1792 – Brugge 1874) en Sophie van Outryve d’Ydewalle (1789-1878) .Twee van hun dochters namelijk Mathilde (Brugge1820- Oostkamp1846) en Elisa (Brugge1821- Oostkamp1890) trouwden beiden met Irénée Charles Peers de Nieuwburgh ( Brugge 1818-1888), de burgemeester van Waardamme.
Edouard Prosper de Nieulant et de Pottelsberghe was de vijfde van de tien kinderen van burggraaf Charles de Nieulant (1755-1822) en Marie de Lichtervelde (1767-1853).
In 1879 ,na het overlijden van Sophie van Outryve d’Ydewalle ,kwam bij verdeling de hoeve in bezit van Edouard Charles Peers de Nieuwburgh (1841-1919), oudste zoon uit het 1e huwelijk van Irénée en Mathilde . Hij was trouwens ook burgemeester van Waardamme en getrouwd met Amélie Pauline de Kerchove de Denterghem (1845- Brussel 1925).
Gaston Peers de Nieuwburgh (Brussel 1867-Spa 1922), zoon van Edouard en Amélie , trouwde met Ernestina Jeanne Costa de Oliveira Cézar (Buenos Ayres 1878) te Brussel . Ze hadden een dochter Carmen Della Angella Estelvina Peers de Nieuwburgh Costa (Buenos Ayres1900-1984) die getrouwd was met Carlos Edmundo Perkins en eigenaars te Buenos Ayres (Argentinië).
Na het overlijden van Gaston Peers de Nieuwburgh (1922) en zijn moeder Amélie (1925) waren de weduwe Ernestina Jeann Costa en dochter Carmen Peers de Nieuwburgh de nieuwe eigenaressen.
Op 23 juli 1927 verkochten Ernestina Jeanne Costa en dochter Carmen Peers de Nieuwburgh , de hoeve met de gronden aan de ‘Tuileries-du-Pottelberg. Oorspronkelijk was de verkoop voorzien in 44 loten.
Het hoevegebouw met medegaande erf , wei- en akkerland bedroeg 16ha 49a 91ca.
Op 11december1964 verkocht de ‘Tuileries du Pottelberg’ de hoeve + nog andere gronden (in totaal 25ha9a13ca, de hoeve inbegrepen ) aan ‘Matexi’ (Maatschappij tot Exploitatie van Immobiliên). Het proces-verbaal van meting had plaats gehad op 7 december 1964. Hierop volgde het verkavelingsproces.
Volgens bepaalde inwoners was Matexi van plan er een hotel van te maken!?
De oude kapel ‘O.L.Vr. van Groeninghe’ die aan de ingang van de dreef stond, die leidde naar de hoeve, werd in 1965 met de grond gelijk gemaakt voor het stichten van een nieuwe straat. Daarna volgden het huis en andere gebouwen in 1972. Enkel de wagenschuur, koetshuis en de paardenstal bleven gespaard en metamorfoseerden na restauratie in een prachtige kapel. Ook de twee pilaren aan de ingang van de hoeve bleven overeind.
In 1971 werd Baron Emmanuel de Bethune (Marke 1930-2011) burgemeester van Marke. Nog in 1971 werd een verantwoordingsnota opgemaakt nopens een op te richten kapelanij. De belangrijkste factoren waren de vooruitzichten inzake totale bezetting van de wijk en de reeds bestaande kern, en de afstanden van het nieuwe centrum naar de Sint-Brixiuskerk , naar de toen nog bestaande H.Hart-parochie in Kortrijk en naar de kapel Don Bosco.
De kerkfabriek kwam samen onder voorzitterschap van Baron Jean de Bethune om te beraadslagen over de oprichting van een annexewijk van de hulpparochie Sint-Brixius op de wijk Rodenburg-Abdijhoeve. Daar werd besloten “een gunstig advies te verlenen betreffende het voorstel voor de bisschoppelijke overheid nopens de erkenning van de wijk Rodenburg-Abdijhoeve als annexewijk van de hulpparochie Sint-Brixius te Marke onder de aanroeping van O.L.Vr. Ten Spiegele”. De erkennIng kwam er bij K.B. van 22 oktober 1971.
In januari 1972 werd beslist een nieuwe kapel te bouwen. Goedkeuring werd zelfs nog verleend in zitting van de gemeenteraad op 15 maart 1974. Het bedrag van de uitvoering van deze constructie werd geraamd op bijna 5.miljoen bfr. Door het te hoge prijskaartje werd dat ontwerp van tafel geveegd.
In 1972-73 kocht de gemeente Marke grond aan Matexi voor de aanleg van een groenzone en een parkeerplein.
Architect Jacques Lannoo (Marke 1934- Kortrijk 2019) ontwierp eerst de aanleg van een vijver en de groenzone. De waardevolle wagenschuur werd -onder impuls van Baron Emmanuel de Bethune en dokter Karel Goddeeris (Kortrijk 1913-Marke 2006) - als beschermd monument geklasseerd bij K.B. van 4 april 1975 . De wagenschuur werd na aanbesteding van 23 maart 1976 omgevormd tot kapel en polyvalente ruimte. De plechtige inwijding van de kapel O.L.Vrouw ten Spieghele, door Mgr. E. De Smedt , bisschop van Brugge, geschiedde op 31 oktober 1976.
De kapel werd kort na de fusie in 1977 aan de kerkfabriek van Marke overgedragen (Willy Detailleur).
DE BEWONERS.
______________
In 1899 kwamen August Vandewoestijne (Oostkamp 1838-Marke 1928) en zijn vrouw Idalie Demeyer (Oostkamp 1845- Marke 1919) aan op de Rodenburghoeve. Ze baatten een hoeve uit in Oostkamp en hadden 17 kinderen (11 zonen en 6 dochters). Alfons de 3e zoon, was koetsier op het kasteel Nieuwburg te Oostkamp, bij Baron Léon Peers de Nieuwburgh (1843-1930).
Léon Peers de Nieuwburgh was een zoon van Ernest Peers (1804-1895) en Marie Ducpétiaux (1806-1871). Ernest was een broer van Irénée. Léon was dus een kozijn van Edouard Charles Peers de Nieuwburgh, eigenaar van de hoeve.
Op een dag werden Alfons Vandewoestijne en zijn vader August uitgenodigd op het kasteel. Baron Léon wist te vertellen dat hij een grote hoeve had gevonden die best zou passen bij hun groot gezin. Het was de hoeve van zijn kozijn Edouard Charles Peers in Marke.
August repliceerde :” Dat is aan de andere kant van de wereld”. De baron stelde zelfs voor om de hoeve aan te kopen gezien de goedkope prijs, die de eigenaar vroeg. Trouw aan zijn geloofsovertuiging weigerde hij de hoeve aan te kopen, want volgens hem was het ‘zwart’ goed en dat zou geen geluk brengen. Maar hij weigerde niet de hoeve te bewonen.
De verhuis naar Marke gebeurde met 24 boerenwagens en 24 landbouwers uit Marke, die in karavaan naar Oostkamp reden. Na twee dagen waren ze geïnstalleerd.
In 1925 volgde Victor (Oostkamp 1886-Wevelgem1974) zijn vader August op. Hij was getrouwd met Maria Claerbout (Marke 1901-1982).
Tenslotte werd hun zoon Roger ( Marke 1927-Wervik 2019) in 1956 opvolger en de laatste landbouwer op de Rodenburghoeve. Hij was getrouwd met Fausta Vantieghem (Otegem 1927-Marke 2018).
Victor en zijn vrouw gingen wonen op het domein ‘Bloemenhof’ in Wevelgem, bij hun jongste dochter Thérèse.
Op donderdag 14 december 1967 vertrokken Roger en Fausta en hun gezin , vergezeld van 13 landbouwers met elk een tractor en 2 aanhangwagens, met de gemotoriseerde rijkswacht op kop en zelfs met de TV-ploeg, in karavaan naar een nieuwe hoeve , die ze aankochten in Kruiseke (Wervik). Aan de nieuwe hoeve gaven ze de naam ‘NIEUWENBURG’.
Persoonlijk archief (kadaster en stamboom Vandewoestijne).
Sint-Brixiuskerk Marke oktober 1999.
‘De geschiedenis van de Rodenburghoeve en de bewoners’ – Roger en Simone Vandewoestijne (2002).
De hoeve vóór 1967.
Het woonhuis rond 1972.
In 1974 werd deze foto genomen door schepen Maurice Bekaert. De beslissing werd genomen
wat er zal gebeuren met de schuur. V.l.n.r. Schepenen Daniël Pauwels en Palmer Vandermeersch
André Toye, Lucien Segers, burgemeester baron Emmanuel de Bethune en Antoon Vandaele.
Plechtige inwijding van de kapel O.L.Vrouw ten Spiegele op 31 oktober 1976.
OPENSTELLING RINGLAAN (R8) MARKE -BISSEGEM in 1978.
OPENSTELLING RINGLAAN (R8) MARKE - BISSEGEM IN 1978.
_________________________________________________
Op 22 april 1978 werd een nieuw deel Ringlaan rond Kortrijk officieel voor het verkeer opengesteld. Het betreft hier de sektie Marke (Pottelberg) tot Bissegem (Meensesteenweg). De werken vingen aan in juni 1976.
Op 22 april 1978 werd een nieuw deel Ringlaan rond Kortrijk officieel voor het verkeer opengesteld. Het betreft hier de sektie Marke (Pottelberg) tot Bissegem (Meensesteenweg). De werken vingen aan in juni 1976.
Het lintjesknippen gebeurde door F. Detiège, voorzitter van de Intercommunale Vereniging voor de Autoweg E3 (E17) en schepen van Antwerpen.Daarna hield F. Detiège een gelegenheidstoespraak in de Kortrijkse Hallen.
Het traject telt 3 grote kunstwerken. De brug over de R8 (Pottelberg) te Marke, het viaduct over het vormingsstation en de brug over de Leie. De brug over de R8 te Marke werd op 20 september 1977 opengesteld.
Foto (R. Faillie):
Rechts met bleke mantel oud-kamervoorzitter Dries Dequae, ernaast links burgemeester Jozef Lambrecht. Daar achter schepenen Félix Decabooter, Joris Buyse. Ernaast volksvertegenwoordiger Marc Olivier, gemeenteraadslid van Kortrijk 1977-1994. Tweede van links schepen Emmanuel de Bethune.
Op Google vindt men 'Keizersberg' in Marke. Wie van 'Natuurpunt' had dat idee . De hoogte en het gehucht op zijn geheel heten van oudsher ‘Pauvre Leute’en niet ‘Keizersberg’.
Keizerstraat bestaat en werd genoemd naar café ‘ De Keizer’,dat in die straat tegen de Torkonjestraat stond.
Zou het niet spijtig zijn dat binnen lange tijd, hierdoor, de naam 'Pauvre Leute' wegdeemstert!
In 1966 voerde NV Saterco de grondwerken uit bij het leggen van de E3. Die bermen zijn er het gevolg van.
Op Google maps Marke prijkt in grote letters ‘Koekelberg’. Werd opgemerkt door de heer Eric Pauwels.
Gelieve aan te stippen dat het ‘KOEKEBERG’ is. Het betreft hier een overblijfsel van het oud tracé van de spoorweg ( 1843). De ongebruikte berm werd ‘Koekeberg’ genoemd naar de hoeve ‘te Cockue’, die in 1899 plaats moest maken voor de oprichting van de pannenfabriek. Vandaar ook het ‘Kokuitplein’.
In de 2e helft van de 19e eeuw werden daar schietoefeningen gehouden door de Kortrijkse ‘Garde Civique’ (Burgerwacht).
De ‘Koekeberg’ werd in 1915 afgegraven door arbeiders van de pannenfabriek.
Ware het niet beter de oude toponiemen te respecteren. Foutieve toponiemen worden later overgenomen en leiden tot een vervalsing van de geschiedenis.
70 jaar geleden ,in de vijftiger jaren, waren pogingen om records te breken in accordeonspelen, drummen, tot zelfs wielrennen op rollen, een echte epidemie. Henri Masure, Roger Verschelde en Roger Beernaert, allen accordeonvirtuozen uit Kortrijk waren geduchte concurrenten.
Henri Masure bracht in ‘Café Français’ op de Grote Markt te Kortrijk in februari 1954 het wereldrecord onafgebroken accordeonspelen op 168 uren; in juni sneuvelde zijn record al.
De records werden in een recordtempo de ene na de andere verbeterd.
In Marke zou Fernand Vanherreweghe ( Deerlijk 1928-Kortrijk 2011) in 1956 het wereldrecord drummen op zijn naam zetten.
Dat gebeurde in de ‘katholieke kring’ op de noorderhoek van de Vagevuurstraat met de Preshoekstraat.
De speaker van dienst was Roger Hoorens, stichter van Inter-Horo in Lauwe.
Fernand zette een tijd neer van 112 uren en 6 minuten en verpulverde het vorige record van 109 uren 13 minuten .
Op die avond werd bij deze gelegenheid in dezelfde ‘katholieke kring’ nog een ‘bal’ gegeven. Het ‘bal’ werd opgeluisterd, jawel, door het orkest de ‘Fernando’s’.
Germain (27 jaar) en Georges (12 jaar) , twee broers van Fernand, speelden accordeon tijdens zijn recordpoging. Op een dag viel Georges flauw en werd vervangen door Georges Staessens (Marke 1921-Kortrijk 2004).
Het orkest de ‘Fernando’s’ ontstond kort na de 2e wereldoorlog, door toedoen van Fernand en zijn broer Germain, en Marie-José Beernaert die aan ‘De Mol’ woonde in Harelbeke ; een zekere Seynaeve uit Sint-Denijs was er ook bij. In 1948 moest Fernand naar het leger. Daar stichtte hij een nieuw orkest ‘Fernando’s’ bestaande uit Paul Baert uit Kortrijk (saxofoon) – Gerard Christiaen uit Avelgem (accordeon) – Julo Vansteenkiste uit Heule (trompet) – en zanger en gitarist Carlos Vandevijver uit Kuurne.
Die gingen spelen – onder toezicht van de aalmoezenier- naar verschillende kazernes. Ze speelden ook mekaars trouwfeest. Zo ging het door tot in 1968. Van dan af speelde Fernand verder met Georges Staessens tot in 1976 .
Op 31 maart 1956 speelde F.C.Marke tegen de Engelse ploeg National Assistance Board F.C. De uitslag was 8-0. s’ Avonds werd een klein eetmaal aangeboden met daarna het optreden van de Fernando’s.
De jaren ’50 waren gouden jaren voor dansorkesten. In de zaal ‘Luxor’ (Rekkemsestraat) naast café ‘In ’t Nieuw Kwartier’ werd menig koppeltje gevormd op de dansvloer.
Het slagwerk van de ‘Fernando’s kwam in het bezit van de ‘Blaaskapel Sint-Jan’.
Vele verenigingen ontstonden tussen pot en pint. Ontspanning werd meestal gezocht in cafés.
In 1914 werd in café ‘In de Belle Vue’ (Markeplaats) door Jerome Ostyn ,die ‘schrijver’ was in de weverij De Witte-Visage, en enkele vrienden besloten ,een voetbalploeg op te richten. Medestichter was Adolf Vanthuyne (Mote) . Jerome was de broer van Achille Ostyn.Cafébaas was Emile Levecque, gemeente-arbeider en vroeger waard van café 'Den Anker' in de Markekerkstraat . Hij was putmaker en hanteerde ook de kanonnetjes. Zijn zonen Charles en Aloïs maakten deel uit van die pioniersploeg.
Aloïs Levecque [(in de volksmond Maurice) Marke 1893 – Lauwe 1986]
“De voetbal werd gesticht tijdens de oorlog 14-18, maar heeft maar een 2-tal jaren meegegaan, want Marke werd Etappengebiet en men mocht niet meer buiten de grenzen van de gemeente gaan. Het eerste lokaal was dan ook café “In de Belle Vue”, want zelfs alle vergaderingen gingen daar door. In het begin werd ook gespeeld waar men plaats vond, er bestond geen vast terrein. Zo werd er nog gespeeld tegen de wal van de hoeve Dekimpe. En ook nog in de lage weide, rechtover de boerderij van Etienne Delcour. In die tijd was het Verspaille die daar woonde. Dat moet ongeveer daar zijn waar Albert Santy zijn carrosseriebedrijf of smidse had. Die weide stond vroeger veel onder water. Men speelde het meest aan de hoeve Duhem aan de Prinse.
Er bestond een 1e en een 2e ploeg:
1e ploeg (zie foto).
2e ploeg (zie foto) (reserven)
In die periode bestond ook een geïmproviseerd ploegje in de Marktstraat, dat men in de volksmond de 'Kapelletjesclub' noemde. Ze speelden immers op een weide van boer Henri Callens (aan de toegangsweg tot de hoeve van Gerard Holvoet, Aveve geweest) aan Hermans kapelletje (gebouwd omstreeks 1876 door vlashandelaar Désiré Herman).
De ploeg gesticht 'In de Belle Vue' koos voor uitrusting zwarte broekjes en truien met vertikale rood-zwarte strepen.De uitrusting werd door de speler zelf betaald. Toen de ploeg van 'In de Belle Vue' een tweede ploeg opstelde verdween de 'kapelletjesclub'.De club bleef maar 2 jaar bestaan want de eerste wereldoorlog bracht roet in het eten.
In 1922 sproot uit de congregatie der jongeren, gesticht door onderpastoor Louis Socquet, een nieuwe voetbalploeg, die nog niet officieel erkend werd: het was een 'adherent' club, d.w.z. men speelde tegen ploegjes uit het omliggende. Men speelde toen juist onder de categorie van 4e Provinciaal. Speelden toen: Albert Dufraimont – Alfons Ostyn – Guillaume Kesteloot – Jozef Vandemoortele – Amedée Desmet – Aloïs Ostyn – Michel Mulie –Maurice Dufrasne – Jerome Vanneste – Armand Vandenweghe – Arthur Van Maris.
Vanaf 18 juni 1924 werd F.C. Marke aangesloten bij de K.B.V.B. onder het stamboeknummer 376. Haar ontslag dateert van 5 september 1928.
De eerste match greep plaats op de weide van boer Louis Dalle (Torkonjestraat) tegen A.A.Moeskroen 8-0. Ondertussen kwam concurrentie opdagen.Omstreeks 1925 werd een ploeg gesticht op de Markebeke onder benaming van Blue Star, door Frans De Brabandere, zoon van de toenmalige burgemeester Cyriel De Brabandere. Deze laatste ploeg werd het zwijgen opgelegd, want twee ploegen dat was van het goede teveel.
De meeste spelers kwamen aansluiten bij de officiële club.
Voor de uitrusting werden de groen-zwarte kleuren gekozen, omdat Cercle Brugge die kleuren droeg en toen zeer goed presteerde.
De verplaatsingen gebeurden van dan af per fiets, met de trein of met de bus ( meestal met de Markse autobusuitbater Alfons Verhenne). Alfons Verhenne vestigde zich hier als autobusuitbater in 1926.
Tijdens het seizoen 1925-26 kwam F.C. Marke in 4e Afdeling Zuid samen met SK Zwevegem – Stade Moeskroen – WS Lauwe enz.
Het volgende seizoen 1926-27 kwam F.C. Marke uit in dezelfde reeks, en promoveerde toen naar 3e Afdeling A.
De belangstelling was toen groot!.
In 1928 werd er mee gestopt wegens gebrek aan spelers. Officieel ontslag bij de voetbalbond op 5 september 1928.
Volgens de officiële provinciale kalender van West-Vlaanderen speelde F.C.Marke tijdens het seizoen 1927-28 in Afdeling III Série A. Harelbeke en Stade Moeskroen speelden in Série B.
De tegenstrevers van Marke waren: Excelsior Kortrijk – Verb.Wevelgem – Middelkerke – Gistel – De Panne – S.V. Zwevegem –Wevelgem Sportif ; in totaal 8 ploegen. De eerste match was op 18 september 1927 , de laatste op 1 januari 1928.
Onderwijzer Sylvain Haghebaert ( Snaaskerke 1913 – Marke 1968) schreef in de jaren ’50 en 60’ menig artikel in het Kortrijks Handelsblad. De laatste jaren waren zijn artikels nogal bitsig in het nadeel van de club. Het ging zover, dat Sylvain zijn verzekering(en) opzegde bij verzekeraar Lucien Segers, secretaris van F.C. Marke.
Ik vond uit zijn pen ,los van het Handelsblad, een interessant schrijven van 1965.:
“Uit de oude ‘voetbal’-doos!
In 1965 vierde Club Marke haar 30-jarig bestaan (1935-65). In feite werd de voetbalclub waarschijnlijk wel heropgericht, al hebben we indertijd nooit een geschreven historie van F.C.Marke kunnen ontdekken. Het blijkt dat de eerste officiële aansluiting bij de Belgische Voetbalbond gebeurde in 1922. Maar….tot jolijt van enkele ouderen en als wetenswaardigheidvan veel jongeren konden we nog een en ander opvissen ook van voor de jaren twintig.
In 1914-15 werd de eerste Markse voetbalploeg gesticht,met de naam F.C. Marke.’t Was een zuivere amateursploeg, niet aangesloten bij de B.V.B., want alle sportaktiviteit was van officiële zijde stopgezet, vanwege de Duitse bezetting. Het eerste oefenplein was een gewone weide van boer Petrus Duhem en gelegen aan de Prinsenhoek, langsheen de oude baan Kortrijk-Moeskroen.Een oude bruine foto van 1915 vertoont de naam F.C.Marke op de lederen bal, gedragen door de toenmalige portier Karel De Brabandere ( woonachtig in Waregem), met rechts Alfons Ostyn en links Julien Verhaeghe. De middenspelers waren Jerome Ostyn, Gabriël De Brabandere en Alexis Vanderbauwhede( zoon van de stationschef ,woonachtig te Brussel). Voorspelers Joseph Ostyn (+1919) , Maurice Vandenweghe (woonachtig in Lauwe), Adolf Vanthuyne (woonachtig in Moeskroen), Charles Levecque (woonachtig in Moeskroen), Hilaire Casier (zoon van socialistisch oud-gemeenteraadslid Pierre Casier); De kleuren waren rood en zwart.
Binst de oorlog waren natuurlijk niets dan vriendschappelijke wedstrijden gespeeld, o.a. tegen Marke-Leiekant, White Star Lauwe, Lauwe- Statiehoek, Aalbeke-Plaats ,Aalbebe-Preshoek, Stade Moeskroen en andere. In die oorlogsjaren werd ook eens deelgenomen aan een tornooi te Moeskroen. Club Marke was voor de gelegenheid versterkt met spelers, die zich later aansloten bij Kortrijk Sport, nl. Michel Buysse, Henri Demeyere, Walter Vauterin en een zekere Clarysse en Devuyst. Tijdens de eerste match tegen inrichter Excelsior Moeskroen was men ontevreden over de partijdige beslissingen van de spelleider, wat betekent dat er in de jaren ’60 niets nieuws onder de zon is !
Nog aan te stippen: ’t was oorlog en er heerste bijgevolg groot gebrek aan voetbalschoenen en zelfs aan gewone schoenen….dan maar barvoets gespeeld door de minderbedeelden . Ook de ballen waren schaars en schromelijk kostelijk. Op de duur wogen de ballen dubbel aan gewicht, door opgenaaide lappen en …toch voetbalde men te Marke.
De genoemde Kortrijkse spelers werden binnengesmokkeld te Moeskroen met valse identiteitskaarten die aan Aalbeke-station verdere toegang verleenden naar Moeskroen, want Kortrijk was toen goevernementsgebied, Overleie was operatiegebied en Marke etappegebied. Voor ons lijkt het nog folkloristisch erbij als we vernamen dat die verplaatsing naar Moeskroen plaats had in een open boerenwagen.
In 1924 kwam de officiële aansluiting bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Club Marke speelde in 1924 reeds kampioen in 4e afdeling West-Vlaanderen reeks Zuid. Club Brugge was kampioen van reeks Noord. Voor de provinciale titel won club Marke aan huis met 3-2 tegen de Bruggelingen, maar werd in de Breydelstede met forfaitcijfers verslagen. In het Marks team traden toen aan:
Achiel Delmulle- Achiel Goegebeur –Alfons Ostyn – Armand Vandenweghe- Arthur Van Maris – Isaïe Vanhoenacker- Jerome Vanneste – Guillaume Kesteloot – Albert Dufraimont en nog een paar wier namen we niet konden achterhalen.”
We schreven al in 1928 was het stop bij gebrek aan spelers.
Op 1 mei 1935 had de herstichting plaats met stamnummer 2255. Voorzitter was Aimé Verrue, tevens lokaalhouder van café 'In het Nieuw Kwartier' ( op de hoek van de Michel Van de Wielestraat met de Rekkemsestraat). Het eerste seizoen in 4e Provinciaal werd besloten met een 2e plaats.
Hierbij een uittreksel uit het verslag van de algemene vergadering op 24 maart 1936:
‘Het seizoen 1935-36 werd door onze beide elftallen ingezet met het spelen van vrienden- en bekerwedstrijden, er werd gewonnen en verloren. Dan ving voor ons eerste elftal, het kampioenschap aan van 4e afdeling, waarin Marcke alleman heeft verrast, naar den goeden kant wel te verstaan! Op het einde van gezegd kampioenschap, prijken wij op de tweede plaats met zowat 4 punten voorsprong op het volgende elftal en enkel voorafgegaan door het sterk elftal van Kortrijk Sport, dat tal van gekende spelers bevat. Hadden wij regelmatig voltallig kunnen optreden, wie weet, waren wij kampioen onzer reeks, want het mag gezegd, geen enkele maal konden wij kompleet optreden. Onze schoonste overwinning werd behaald thuis tegen de kampioenen. Een schone match,veel volk en een verdiende overwinning…..Het elftal dat nog geen enkele match verloren had, moest hier op onze kleine gemeente zijn eerste pluimen laten. Ik moet hier openlijk hulde brengen aan de mannen van ons eerste elftal met kapitein de Mulder (Marcel) aan de spits om deze welverdiende tweede plaats in dit kampioenschap en durf de hoop koesteren dat zij het bijna even goed zullen doen toekomende jaar in 3e afdeling.”
Het jaar 1937 werd begonnen in 3e Provinciaal (3e afdeling B). In het seizoen 1937-38 werd kampioen gespeeld op het terrein van de Pannenfabriek in de Rekkemsestraat achter café ‘De Zon’(waar nu de gebouwen staan van de firma Van de Wiele). Marke had 4 punten voorsprong op Wervik. Trainer was toen Arthur Millecamps . Het volgende seizoen hingen onweerswolken boven de club: Achiel Goegebeur , secretaris gaf zijn ontslag en de gebroeders De Mulder Marcel en Jerome, twee van de beste spelers gaven zo maar hun ontslag.
Tijdens de oorlog werden wel vriendschapswedstrijden gespeeld ook tegen de Duitsers. Tussen 1939 en 1944 bestond er in de lagere afdelingen slechts een beperkte voetbalaktiviteit. Een aantal clubs speelden vriendschappelijke wedstrijden, ook nog wel eens 'noodcompetities' genaamd. Marke nam daar ook aan deel.
In 1945 werd de club hersticht met ditmaal café ‘Au Jardin Botanique’ als lokaal ( op de westelijke hoek van de Markekerkstraat met de Rekkemsestraat, nu ‘Me Gusta’). Voorzitter werd Leon Verfaille, bakker in de Markekerkstraat.
In het seizoen 1945-46 ging Marke toevallig naar 2e Gewestelijke.Het seizoen erna vloog het naar 3e Gewestelijke. Tot het seizoen 1952-53 bleef het een rustige middenmotor.
In 1954 besliste men om een 4e Provinciale reeks in het leven te roepen. Marke verzeilde ongelukkiglijk in die reeks.
In 1955-56 startte men met een kadettenploeg (zie foto).
In 1948 verhuisde het lokaal weer naar ‘In het Nieuw Kwartier’. Algauw vond men een vast terrein aan de hoeve Dekimpe tot in de jaren ’60.Wegens verkaveling trok men naar de roterij van de gebroeders Wyseur . Een nieuw sportterrein was in de maak en ondertussen ging men spelen aan de Kalvariestraat op de weide van Albert Nuyttens ( de kinderboerderij zaliger).
Meldenswaard is dat F.C. Marke in 1958 de kampioenstitel behaalde in 4e Provinviaal. Slechts 7 spelers speelden toen alle 34 matchen:
Raoul De Rammelaere-Amedée Faillie- Jozef Hoornaert-Frans Mahieu-Michel Bostoen – Rafaël Lazou- Georges Steyt (trainer).
Etienne Ameye had er 33 op zijn aktief. André Laleman 30. Gaston Devos 26. Willy Beyls 20. Achiel Vandevijver 11. Lammens 7 . Beeuwsaert 7. Wilfried Dendooven 5. Jacques Dermaux 5. André Defoër 2. Drie spelers speelden 1 wedstrijd :Etienne Ameye, André Declercq en Armand Wyssocq.
In 1963-64 degradeerde men weer naar 4e Provinciale onder leiding van trainer Lucien Theuninck. Niet voor lang ,want in het seizoen 1964-65 , werd weer overgegaan naar 3e Provinciale met trainer Lucien Arteel.
In september 1965 werd de openingswedstrijd gespeel op het nieuw sportterrein.
Het seizoen 1976-77 opende de poort naar 2e Provinciaal, maar in 1982 speelde men al weer in 3e Provinciaal.
In 1984-85 weer naar 2e Provinciale. Terzelfder tijd kreeg F.C. Marke de titiel van Koninklijk.
In 1988-89 en 1989-90 werd weer gedegradeerd naar 4e Provinciale. Maar één seizoen later zat men weer in 3e Provinciale.
Het seizoen 1992-93 was het weer bingo > 2e Provinciale.
Het seizoen 2020-21 wordt gestart in 3e Provinciale C.
K.F.C.Marke mag fier zijn op zijn jeugdploegen die in het algemeen uitstekend presteerden.
1/ 1ePloeg: Alfons Ostyn Karel De Brabandere Julien Verhaeghe
Jerome Ostyn Gabriël De Brabandere Alex Vanderbauwhede
Jozef Ostyn Maurice Vandenweghe Adolf Vanthuyne Charles Levecque Hilaire Casier
2/ 2ePloeg: Georges Dupont Karel De Brabandere Marcel Velghe
Camiel Duvilliers Gerard Verhaeghe Achiel Dupont
Achiel Dierickx Aloïs Levecque Gustaaf Blomme René Devreese Jozef Kerkhove
3/ Kadettenploeg in augustus 1956:
Boven :Robert Devolder Roger Debackere Bernard Beke Remi Vandecasteele
Marie Colpaert Jacques Verrue Eric Huygelier Carlos Demeulemeester
Onder :Michel Faillie Willy Supply Romain Noppe James Pareyt Eric Herreman
Remi Vandecasteele en Marie Colpaert (grootmoeder van Michel Faillie) werden gebombardeerd tot peter en meter van de kadetjes.
VOORLOPERS VAN HET KONINKLIJK SINT-BRIXIUSKOOR VZW.
VOORLOPERS VAN HET KONINKLIJK SINT-BRIXIUSKOOR VZW.
_________________________________________________
In 2021 bestaat het Sint-Brixiuskoor 80 jaar.
Wat voorafging:
In 1866 werd een nieuwe school met onderwijzerswoning gebouwd in de Vagevuurstraat. Op het einde van 1867 vond Meester Felix Benoot (1) het moment gekomen – nu hij over een ruim lokaal beschikte -om een vereniging van declamatie en zang te stichten onder de kenspreuk ‘Alles met den Tijd’. De maatschappij telde een twintigtal leden. Er werd solo en ook in koor gezongen.
Even de koorliederen op een rijtje zetten:
25 februari 1868 op vastenavond in de gemeenteschool in koor ‘De Brabançonne’, ‘La Belgique’, ‘Marche’, ‘Van Alles wat’. Met de opbrengst werd beddegoed en kleding gekocht om uit te delen aan de armen.
In augustus namen twee koren van Marke deel aan het festival te Gullegem. De maatschappij ontving een prachtig eremetaal.
9 februari 1869 op vastenavond in de gemeenteschool ten voordele van de armen. Op het programma stonden verschillende aktes voor koor o.a. het ‘Lied der Zouaven’, ‘Blauwe Maandag’, ‘Aan ’t Werk’, ‘Les puritains d’Ecosse’,’Kermis’ en ‘La Bataille de Courtrai’.
Op 8 augustus 1869 werd deelgenomen aan het festival in Sint-Denijs. Men nam daar een zilveren eremetaal in ontvangst.
1 maart 1870 op vastenavond in de gemeenteschool, stond op het programma voor koor ‘ De oude Vrouwenwals’ ‘De Kermis’.
26 juni 1870 festival in Kooigem.
Op 14 augustus 1870 werd de koorzangkring ‘Alles met den Tijd’ bekroond in een wedstrijd uitgeschreven door de ‘Vereenigde Fonteinisten en Moedertaal overal’ te Heule.
21 februari 1871 in de gemeenteschool. Voor koor ‘Souvenir de Lucie’, ‘Pius IX’
24 september 1871 festival Wevelgem.
13 februari 1872 in de gemeenteschool voor koor ‘Le Retour au Village’.
9 juni 1872 festival in Rollegem.
25 februari 1873 in de gemeenteschool met medewerking van de heren J.Monteyne en F. Baelde uit Kortrijk. Het koor zong ‘Le Chant des Matelots’ en ‘Patrouille’.
17 februari 1874 in de gemeenteschool met medewerking van zelfde personen en van A. Delacroix uit Kortrijk. Voor koor ‘Les Brigands Espagnols’ en ‘De Oogst’.
In september 1874 met de grote kermis werd een concert gegeven op Markeplaats door de muziekmaatschappijen van Lauwe en Rekkem en de zangkoormaatschappij van Benoot.
9 februari 1875 de maatschappij gaf een vermakelijk feest ten voordele van de armen, in de gemeenteschool, met de welwillende medewerking van de heren J.Monteyne,F.Baelde, A. Delacroix van Kortrijk. Voor het koor ‘Les Enfants de Paris’, ‘Le Chant des Ouvriers’.
De ‘Cercle Musical’ van Kortrijk stond muzikaal volledig ten dienste van de maatschappij ‘Alles met den Tijd’, die vanaf haar bestaan op de sympathie van de burgerlijke en kerkelijke overheid mocht rekenen.
De sociëteit besliste om jaarlijks een ‘concert’ te geven bij het naderen van de vasten. De bedoeling was de armen ondersteunen.
Na 1875 zijn geen spoor en archief meer te vinden van ‘Alles met den Tijd’. Ofwel legde meester Benoot er het bijltje bij neer en werd de vereniging opgedoekt ofwel was het bij gemis van liefhebbers. Een groot deel van de ‘uitvoerende’ en beschermende leden overleed nog op het einde van de 19e eeuw. Vandaar ook waarschijnlijk het einde van ‘Alles met den Tijd’.
Hier volgt een lijst van de ‘uitvoerende’ leden, zowel voor het toneel , het koor, declamatie en dichtkunst, alleenspraak en alleenzang en ook klucht :
Isidoor Libeer – Leopold Raemaekers – Henri Mulie – Dubrulle –August Debaes – Adolf Vanhaelst –Jules Trausch –Felix Baert – Constant Dufermont – Leo Cottens – Victor Maertens – Constant Dermaux – Petrus Steenhuyse – Leo Vromant – Edmond Raemaekers – Remi Malfait – Julien Lepere – Leopold Debaes – Aloïs Brasseur – Jules Maroi + 1 onleesbaar.
De beschermende leden:
Erevoorzitter : Marcellinus Van Belleghem
Ondervoorzitter: Louis Vandewiele
Voorzitter : André Declercq
Schatbewaarder: Désiré Moreels (koster)
Verder: Amatus Van Belleghem – Désiré Herman –Leopold Van Belleghem –Felix Dupont – Eduardus Pyckerelle – Xavier Samain –August Stichelbout – Fernad d’Hespeel – Sobry – Busschaert – Petrus Schoore – Henri Delmotte – Karel Delembre – Petrus Duhem – Marcellin Van Belleghem – Petrus Tack – Petrus Josson – Frederik Busschaert- Charles Louis Vanhoenackere + 1 onleesbaar.
In een liberaal weekblad van 1904 werd het katholieke beleid van de de Bethunes- Baron Emmanuel de Bethune was toen burgemeester- op de korrel genomen omdat het spijtig was dat een zo bloeiende gemeente noch muziekvereniging ,noch zangkoor bezat. Er werd toen allusie gemaakt naar het zangkoor uit vervlogen tijden van meester Felix Benoot. De fanfare Sint-Jan zag het levenslicht in 1907.
In 1917 met kerstdag trad een zangkoor voor de eerste maal op in de kerk. Ook op Pasen 1918. Hoelang dat koor bleef bestaan , weten we niet. Wat we wel weten is dat het onder leiding van Camiel Saint-Guilain stond .(zie foto van Pasen 1918)]. Volgens mondelinge bronnen zouden Michel Maes en Albert Pynoo (2) een koor geleid hebben rond 1925. Michel Maes was onderchef van de harmonie ‘Hoger Op’ rond het jaar 1925. Hij leerde de leden muziek en solfège.
Albert Pynoo is getrouwd in 1930 met de zuster van Julien Vanthuyne en zou volgens zoon Walter de eigenlijke stichter zijn van het Sint-Brixiuskoor.
Jozef Brasseur (Marke 1911 - Marke 2005):
"Vóór de laatste oorlog waren in Marke 2 zangkoren:
1/ een zangkoor bestaande uit de mensen van ‘De Bond’ gesticht in 1924-25 door Michel Maes, die koorleider was.
2/ een zangkoor van de burgerij.
In 1940-41 werd Michel Maes afgezet als koorleider van ‘De Bond’, door gebrek aan jongens.
Bij de burgerij was Camiel St. Guilain koorleider.
Pastoor Lammens besloot op een vergadering om over te gaan tot één zangkoor.De bonders gingen het koor “Cecilia” noemen en de burgerij “St. Jan”.Maar er bestond al een muziek , dat zo noemde.Jozef Brasseur kwam op het idee het koor “Brixius” te noemen, koorleider werd Albert Pynoo maar niet te lang.Vóór hem was het Michel Maes een jaar of 3.
De 2 koren zongen vroeger alléén op hoogdagen en speciale feestdagen maar ze traden nooit te samen op.Tijdens de 1e wereldoorlog was er ook een zangkoor onder de leiding van Camille St. Guilain."
Nu in 1941, werd Julien Vanthuyne (Marke 1913 – Kortrijk 1989) (3), dirigent van het gemengd zangkoor Sint-Brixius tot 1955. Het koor trad op kerstdag 1941 officieel op als kerkkoor.
In 1941 werd ook een knapenkoor , onder het dirigeerstokje van Julien Vanthuyne, in het leven geroepen, de Wielewaaltjes' genaamd.
Hilloné Kerkhove (Marke 1927 – Waregem 2013) nam daarop enkele jaren de dirigentstok over tot in augustus 1962. Julien Vanthuyne kwam voor een tweede maal ten tonele tot 27 januari 1973. Van dan af was het de beurt aan Michiel Bonte uit Geluwe van 9 februari 1973 tot 14 januari 1977.
In 1971 trad , ten voordele van het zangkoor, de Vlaamse zangeres, Ann Christy op.
Als opvolger, op 24 januari 1977, had hij Katelijne Vandaele, die eind 1991 ontslag nam. Luc Tjolle werd opvolger aangesteld op 6 januari 1992. Zijn vrouw Kathleen Holvoet werd mededirigent tot haar plots overlijden op 20 december 2003.
Eind 2005 diende Luc Tjolle zijn vrijwillig ontslag in als dirigent.
Rudy Baron werd de nieuwe dirigent op 11 september 2006. Hij bleef koorleider tot zijn benoeming als organist in Oudenaarde –Pamele begin 2008.
Roland Laperre ,uit Wevelgem, werd de nieuwe en koorleider. Begin 2018 nam hij ontslag en werd opgevolgd door Erik Dejaegher. André Van Biervliet uit Marke is momenteel de voorzitter.
In 1991 kreeg het Sint-Brixiuskoor het statuut van ‘koninklijk’.
Vroeger waren de voorzitters de pastoors van de parochie. Op het einde van 1966 eindigde het voorzitterschap van pastoor André Goderis in een breuk met het bestuur.Een onafhankelijk en zelfstandig koor werd gesticht en kreeg het statuut van VZW. De oorzaak van de breuk was dat het koor niet meer financieel afhankelijk wilde zijn van de pastoor-voorzitter. Steeds moest de goedkeuring verkregen worden voor de investeringen in partituren....( mededeling Erik Dejaegher).
Het koor treedt zowel op bij profane als religieuze plechtigheden.
(1)Felix Benoot ( Loppem 1824-Marke 1887) kwam in 1850 van Loppem ,als onderwijzer ,naar Marke. Hij bewoonde het huis naast de bakkerij van Petrus (Pieter) Ignace Soete (zuidelijke hoek Van Bellegemdreef met Markeplaats).Bij zijn aankomst bevond de school zich ernaast. Hij trouwde in 1852 met Natalie, de dochter van de bakker.
(2)Michel Maes (Marke 1902 – Kortrijk 1995). Zijn oudere broers Gustaaf en Henri, hier op de foto van het koor 1918, waren in de fanfare Sint-Jan maar liepen in 1921 over naar het pasgesticht gildemuziek ‘Hoger Op’.
Albert Pynoo (Lauwe 1905 – Marke 1982) trok op zijn 18 jaar naar de muziekacademie in Kortrijk om lessen voor viool, piano en zang te volgen. Hij kreeg zelfs de “Prix Conservatoire” 1e prijs zang in Kortrijk. Menig Markenaar kreeg van Albert privélessen piano en viool. Van 1948 tot 1953 was hij lid van de Lyrische Kunstenaars in Kortrijk. Hij was er operettezanger. Herman Roelstraete de directeur van de muziekschool in Harelbeke en dirigent van het Kortrijks Gemengd Koor was zijn kozijn.
(3)Julien Vanthuyne had reeds veel ervaring op koorgebied. Hij was onderwijzer in het lager onderwijs aan het Sint-Jozefcollege te Moeskroen en hij was er ook dirigent van de college-fanfare.
Ligging: Statiestraat , nu Michel van de Wielestraat, tussen de firma Van de Wiele en de verdwenen gebouwen van de pannenfabriek. Men kon de weverij bereiken geraakte , via een brede aardeweg , gelegen aan de westkant van die straat. De weverij lag aan de linkerkant van de aardeweg. Op de rechterkant lagen de gebouwen van de pannenfabriek. Nu is alles ingenomen door de firma Van de Wiele.
Tussen 1890-1895 pachtte Adolf Deryckere (Deerlijk 1857-Marke 1931), nog vóór hij trouwde, de hoeve ‘Hof de Klarenhoek’ (1) ; die was laatst tot 1976 bewoond door Nestor Terryn (Marke 1912 – Rekkem1994). Adolf trouwde in januari 1895 in Deerlijk met Marie-Louise Benoit (Deerlijk 1869- Marke 1914).
Op een dag kwam de ‘domestiek’ dronken binnen en werd er buiten gezet. Die dreigde toen de hoeve in brand te steken. Van dan af was Marie-Louise zeer bang. Henri Terryn ook uit Deerlijk, en vader van Nestor, betrok daarna de hoeve.
Adolf zocht natuurlijk om weg te geraken.In maart 1900 werd de hoevepacht opgezegd. Door toedoen van Baron Emmanuel, die toen burgemeester was, mocht hij een huis (nr.13), die zijn eigendom was, betrekken in de Kerkstraat.
In 1900 opende het echtpaar een winkel (naaibenodigdheden zoals naaigaren,kleerstoffen en voedingswaren) in de Kerkstraat nr.13 (Markekerkstraat) ‘In den Goeden Koop’ genaamd (2). Marie-Louise is gestorven ,tijdens de eerste wereldoorlog,achter haar toog, uit eeuwige schrik voor de Duitsers, die regelmatig naar de winkel kwamen. Uit vrees gaf ze veel gratis weg. Een Duitse arts , die gelogeerd was in de onderpastorie werd er bij geroepen, maar het kon niet baten. Het was de arts zelf die een briefje bevestigde aan de voordeur : ‘ Gesloten wegens sterfgeval’. Hélène (Marke 1895-1973), de oudste dochter deed de winkel voort.
“Toen mijn ouders winkel hielden in de Kerkstraat, kwamen er de zondag vele Fransen over de vloer. Ze kwamen aan met de trein van 15u. uit Moeskroen en gingen hun kinderen bezoeken in het Pensionaat in de Kloosterstraat te Marke. Ze kochten vooral snoep.Toen ze terugkeerden kochten ze nog van alles wat goedkoper was dan in Frankrijk: vooral lucifers. Ze staken de doosjes tussen hun kousen… ze hadden immers lange rokken aan.Ze kwamen dan ook binnen in de keuken en dronken een tas koffie met koekjes. Dat was de mode in die tijd te Marke, niet alléén voor die pensionaatbezoekers maar ook voor de Markenaren. Iedereen kende toen iedereen en de ouders die hun kinderen kwamen bezoeken in het pensionaat kenden op den duur ook de mensen die het winkeltje openhielden.”
De kinderen Hélène ,Achiel (Marke 1896-1972) , Maurice (Marke 1900- Kortrijk1969) en Anna (Marke 1898-Kortrijk 1976) zijn geboren op de hoeve.
Robert (Marke 1901-1997) , Aloïs (Marke 1902-Jette 1979) en Marie-Louise (Marke 1908-Kortrijk1987)zijn geboren in de Kerkstraat.
Adolf werd toezichter van de werken bij de bouw van de nieuwe kerk in 1900 en ook van de nieuwe Leiebrug in 1908. In 1906 was hij toezichter bij de bouw van de kerk op Sint-Jan in Kortrijk.
HOE HET BEGON
______________
Omer Vandermeersch en zijn vrouw Cyrie Everaert kwamen iedere zondag op bezoek bij Deryckere in de Kerkstraat. Cyrie vroeg altijd : “ We zouden eens iets moeten oprichten samen, zoals een weverij.” Dat paste in het kraam van Achiel Deryckere.
Achiel was werkzaam als boekhouder bij de firma De Witte-Lietaer en volgde ’s avonds lessen van weefkunde, met het doel een firma op te richten.
Men kocht twee weefgetouwen in 1925 en Aloïs begon te weven in een gebouwtje achter het huis van Omer Vandermeersch (2e huis naar ‘De Prinse’ toe in de Hellestraat).
Men kocht nog twee getouwen.
Clémence Frappez was spoelster en bobijnster.
Op 22 oktober 1927 kochten Omer Vandermeersch en Achiel,Maurice, Robert en Aloïs grond aan de ‘Pannenfabriek’ van Marke (46are SA deel van 101b,103e en 103h). De fabriek werd gebouwd door de Gebroeders Vandermeersch Omer (Marke 1882-1960) en Cyriel (Marke 1880-1952) ( een wagenmakers- timmerwerk- en metselbedrijf) (3)uit Marke. Er was geen architect van doen.
Men had toen al 8 getouwen.
Men weefde er lijnwaad, nappen in zuiver lijnwaad,lakens en kussenslopen (inslag vlas en katoen).
De beheerders waren:
Omer Vandermeersch, Achiel Deryckere,die de weverij onder zijn beheer had en Robert Deryckere, die samen met Marie-Louise en Anna Deryckere het atelier beheerden.
Achiel maakte zelf de kartons met tekeningen, voor de inwevingen in de lakens, in plaats van naar een kartonkapper te gaan.
Robert was in 1922 bediende bij de ‘Comptoit Tuilier’ en vanaf 1927 werd hij boekhouder in de vlasspinnerij ‘Linière de Courtrai’.’s Avonds werkte hij nog in de pas opgerichte weverij. Na enkele tijd nam hij zijn ontslag in Kortrijk om zich volledig te kunnen geven in zijn eigen weverij.
Aloïs was aangesteld als verantwoordelijke voor de stoomketel , de blekerij en de ‘chauffage’. Hij vertrok naar Brussel en nam daar een bakkerij over. Robert verving hem dan en deed ook nog het bureauwerk. Wat was niet te doen en Gerard Brasseur werd aangeworven om de blekerij en de stoomketel in de gaten te houden.
Afzetgebieden: lakens voor Duitsland en Schotland en binnenland.
Vertegenwoordigers: 1 voor Parijs, 1 voor Belfast en 4 voor België.
Men weefde op NORTHROP-getouwen. De monteerder was een Engelsman, die bij Achiel logeerde.
Toen alles geautomatiseerd was werkten : spoelsters,bobijnsters en wevers 15 man ; er waren 3 spoelmolens.
Er werkten 22 meisjes in het atelier-borduren, dat het daglicht zag in 1928. De verantwoordelijken voor het atelier waren Marie-Louise en Anna Deryckere .In de fabriek werkte men altijd met tenminste 35 man. Men werkte met maximum 40 volautomatische getouwen, die bediend werden door 2 wevers en 1 hulpwever. Men weefde op 2m80 breedte.
Later werden nog 4 kleine RÜTI-getouwen gekocht voor het fabriceren van handdoeken. Men hield dat 5 jaar uit.
Anna (Marke 1898-Kortrijk1976) ging met pensioen en Marie-Louise (Marke 1908-Kortrijk1987) had een slecht oog, en er waren geen opvolgers meer, genoeg om in 1965 alle activiteit te staken. De getouwen werden verkocht.
Fabriek werd verkocht aan WEYDTS, die ze op zijn beurt verkocht aan de Steenbakkerij Ostyn.
Het gebouwencomplex werd volledig afgebroken in 1989-90.
In 1943 , tijdens de oorlog,werd de fabriek stilgelegd. Enkel het atelier werkte voort ; een geluk dat men veel stock had, want men kon moeilijk tot niets kopen.
(1)De hoeve was eigendom van Virginie Tack, weduwe van Petrus Carpentier.
(2)De bewoners in de Kerkstraat in 1914:
Nr.1 : Brasseur Karel (gemeente-ontvanger + winkel)
Nr.13 : Deryckere Adolf (winkel) + poort.“Keuken Kommandantur: naast ons huis in de Kerkstraat n°13 was een poort. De Duitsers kwamen door de poort, tot in de serre, waar de keuken was en vulden hun gamellen en vertrokken dan weer naar de broederschool, waar de Kommandantur was.”Het kasteel Blommeghem had toen het nr.21. Het was de enige toegang tot het kasteel.De huizenrij werd gebouwd in 1890 naar de plannen van architect Baron Jean de Bethune (Jantje Gothiek). In 1971-72 kwam er het huidig appartementencomplex.
Sedert 21 oktober 1916 was de Kommandantur gevestigd in de villa Ernest De Witte-Filliers in de Rekkemsestraat .Vanaf 17 januari 1917 verhuisde ze naar de jongensschool in Markekerkstraat.
(3)In 1954 had de fusie plaats in het toen nog bestaande metselwerk- en timmerwerkbedrijf.
Palmer, de zoon van Omer, werd aannemer metselwerken tot 1981. Jacques, de zoon van
Cyriel, werd aannemer timmerwerken tot in 1970.
FOTO’S:
_______
1/ Markekerkstraat in 1907 (vroeger Kerkdreef).
In het deurgat Marie-Louise Benoit en Alida d’Heygere.
Vooraan Anna Deryckere-Achiel Deryckere –X – Isaïe Vanhoenackere – Robert Deryckere.
2/ De lijnwaadweverij SA Deryckere Frères en Vandermeersch.
Wie denkt dat de vinkensport nog niet zolang bestaat heeft het mis. In vele plaatsen bestaan de vinkenmaatschappijen al van de 19e eeuw. In Kortrijk bestond een vinkeniersgilde onder de bescherming van Sint-Gillis gevestigd in café ‘De Pluime’ in de Zwevegemsestraat. De Pluimstraat werd genoemd naar café ‘De Pluime’. Einde 19e eeuw was er in Bellegem een vinkenzetting ingericht door ‘De Goudvink’. En in 1849 waren de Kortrijkse vinkeniers aanwezig op een zetting in Ieper. Van de vinkeniersgilden is zeer weinig gekend, want de vinkeniers hadden de gewoonte geen archief te bewaren en hadden weinig interesse voor eigen geschiedenis. Dat is ook de reden waarom zo weinig gepubliceerd is omtrent de geschiedenis van de vinkensport. Wie meer wenst te weten over de vinkensport kan het boek ‘HINKE DE VINKE’ (1995) 703 pag. raadplegen.
In de 19e eeuw mocht iedereen zonder de minste beperking vogels vangen o.a. vinken. Dat is ongetwijfeld de voornaamste verklaring voor de plotse opkomst van vele vinkeniersgenootschappen vooral op het platteland.
De gilde ving niet alleen vinken, maar besteedde vooral zorg aan de zettingen, aan de verkiezing tot koning, enz.
Men sprak van een libertinezetting. Elke vinkenier nam individueel met zijn vink aan de zetting deel. Alle vogels werden op een rij geplaatst en de meest zingende vogel, gedurende één uur, was de winnaar. Elk liedje –het moest een Vlaamse zang zijn – werd aangetekend met een krijt op een aantekenstok (=regel).
In Marke bestaat nu nog de vinkenmaatschappij ‘De Leiezangers’. Buiten foto’s is weinig archief bewaard. In 1955 had de stichtingsvergadering plaats in café ‘De IJzerweglaan’ in de Hermelijnstraat (vroeger IJzerweglaan) bij Omer Bekaert . De 1e voorzitter was Julien Steelandt, Georges Verhellen was secretaris.
André Braekeveld (Hulste 1914-Marke 1989) :
”Ik kwam in café “De IJzerweglaan” wonen in 1958. Voor mij woonde er Omer Bekaert. Tijdens het verblijf van Omer Bekaert, was het café het lokaal van de Socialisten .Het café was eigendom van Karel Debrabandere (Waregem) en werd verkocht aan Robert Devolder-Lydie Braekeveld ; Lydie Braekeveld, mijn dochter, woont er tegenwoordig nog. Robert en Lydie kwamen daar wonen onmiddellijk nadat ze café “De Gilde” verlaten hadden.
Ik hield er café tot december 1962. Ik was de laatste die er café hield. Er moet daar een ‘vinkensocieteit’ bestaan hebben nog voor de stichting in 1955, want er werden nog ‘tekenstokken’ gevonden door Omer Bekaert op de zolder van het café. Het was ook op dat moment dat men op het idee kwam om ‘De Leiezangers’ te stichten. Georges Verhellen was secretaris en Julien Steelandt voorzitter.”
Volgens het blad ‘De Vinkenier’ werd de Markse maatschappij gesticht in februari 1938 in café ‘De IJzerweglaan’!
In 1958 verhuisde de maatschappij naar café ‘Het Burgerswelzijn’ in de Rekkemsestraat (geen café meer sinds 1 november 1972). Men telde toen 60 leden. In 1961 werd de vlag gewijd: peter was Baron Jean de Bethune en meter Mw. René Vandesonneville-Garemyn. Baron Jean de Bethune werd de eerste erevoorzitter.
Het bestuur van toen: Julien Steelandt – Albert Boucqhuyt- André Spriet- André Braekeveld- Maurice Demyttenaere – Georges Verhellen – Gabriël Van Maris en Vandepitte.
In 1968 verhuisde men naar café ‘De Gilde’ in de Marktstraat. Frans Dendooven werd aangesteld als secretaris. Robert Devolder-Lydie Braekeveld baatten ‘De Gilde’ uit sinds 1966. Het vernieuwde ‘Christen Werkersverbond’, had een nieuwe naam gekregen, nl. ‘De Gilde’. Albert Boucqhuyt was toen voorzitter.
In de jaren ’90 waren nog 50 spelende leden en er werden een 12-tal zettingen per seizoen gegeven. De zettingen werden o.a. gegeven in de IJzerweglaan (Hermelijnstraat) , in de Hemelrijkstraat, langs de spoorweg in de Kleine Marktstraat, in de Balieweg en tegenwoordig in de Preshoekstraat , richting Aalbeke.
In 1992 werd nog eens verhuisd. ‘De Gilde’ sloot haar deuren (Carl Dekyvere en Annick, uitbaters) en weg was men naar café ‘De Reisduif’ in de Marktstraat bij Frieda Scholten en Etienne Vaniseghem.
Het bestuur in 1995: Marcel Verschelde – Fieux- Frans Dendooven-de gebroeders Norbert,Albert en Hubert Tytgat – Degroote- Carlier en Vancraeynest.
In 1998 nam Frans Dendooven afscheid van 'De Leiezangers'.
Momenteel zijn ‘De Leiezangers’ thuis in café ‘Het Schuttershof’ in de Markekerkstraat.
Albert Tytgat is voorzitter – Hubert Tytgat is schatbewaarder en Rik Duhocquet is secretaris. Men doet nog 15 zettingen per jaar.
1/Foto begin jaren ’60 vóór het ‘Burgerswelzijn’, inhuldiging koning en kampioenen
Onze kermissen hebben blijkbaar hun beste tijd gehad. Markebeke-kermis een van onze oudste stierf enkele jaren geleden een stille dood. Ieder jaar stond een tent rechtover de cafés ' A Ma Campagne' en ‘De Vlasbloem’.
In de jaren 1945-46 werd een groep gesticht in café 'De Vlasbloem', genaamd 'De Lustige Hotelbedienden’. Deze groep trad op bij karnavals en andere aangelegenheden waar ze het beste van zich gaf. Ieder lid droeg een schotel waarop een pint gevezen was en er werd gedanst op het liedje ‘ O Ratten en Muizen’. Hiervoor werd beroep gedaan op enkele muzikanten van de fanfare Sint-Jan of van de harmonie ‘Hoger Op’. De groep bestond tot 1952 en bezat zelfs een vaandel.
De foto dateert van 1947 tijdens een optreden in Heule.
Op de achterste rij: Onder de achterste rij: Onderste rij:
Een gedetailleerd stukje geschiedenis. Alles liep niet altijd op wieltjes.
Na de bombardementen van 14 mei 1943 moesten de geteisterde kerk en pastorie hersteld worden. Aloïs Ostyn (Marke 1902-Gent 1967), toen oorlogsburgemeester, beweerde bij hoog en laag, dat de kerk en pastorie eigendom waren van de gemeente. Dat bracht heel wat commotie mee . Wie moest nu zorgen voor de herstellingen ,de gemeente of de kerkfabriek. Kerk en pastorie waren eigendom van de kerkfabriek, maar stonden op grond van de gemeente (1).
We spreken hier later nog over het kerkhof.
Na de annexatie van onze gebieden door Frankrijk op 1 oktober 1795, werden de goederen van de kerkfabrieken genationaliseerd op grond van de decreten van 2-4 november 1789 en van 28 oktober - 5 november 1790, en een groot deel van de goederen werd verkocht.
Na het Concordaat van 26 messidor jaar IX (15 juli 1801) tussen Napoleon Bonaparte en Paus Pius VII werden de niet-vervreemde genationaliseerde goederen ter beschikking gesteld van de kerkelijke overheid zonder te reppen over het eigendomsrecht van deze goederen. De kerkelijke overheid beschikte echter altijd over het recht van vruchtgebruik van deze goederen.Kortom, de kerkfabriek kon haar vroegere functies en verantwoordelijkheden over kerk, pastorie hernemen. Het betrof voornamelijk herstellingen, verbouwingen, die steeds met goedkeuring (en subsidie) van de gemeente door de kerkfabriek werden behartigd.
Een keizerlijk decreet van 30 december 1809 besliste dat de kerkraden verplicht waren de kerk en andere goederen van de kerkfabriek te onderhouden.
Wat het kerkgebouw betreft, werd door het Hof van Cassatie tot 1870 altijd voorgehouden, dat het eigendomsrecht aan de kerkfabriek toekwam, maar in latere arresten heeft het Hof in bepaalde gevallen geoordeeld dat de kerken, die na het Concordaat aan de kerkelijke overheid werden ter beschikking gesteld, eigendom zijn van de gemeenten.
De 2 onderpastorieën (Markekerkstraat en Pastoor Vandommeledreef) zijn eigendom van de kerkfabriek.Het oud ‘Gemeentehuis’en het huis (vroeger café ‘De Anker’) ernaast in de Markekerkstraat (beide afgebroken in 1959) stonden op cijnsgrond van de kerkfabriek.
HET OUD KERKHOF ROND DE KERK:
______________________________
In 1950 werd gedebatteerd in de gemeenteraad ,ofwel het kerkhof vermeerderen ofwel een nieuw kerkhof maken buiten de kom van de gemeente.
Daarbij stelden zich twee problemen:
1/ Het bepalen van het eigendomsrecht over het huidig kerkhof rond de kerk, d.w.z. of het eigendom is van de kerkfabriek of van de gemeente.
2/Het vermeerderen van het oud kerkhof:
a/Door het in gebruik nemen van de daartoe geschonken goederen aan de kerkfabriek.
b/Het tegenontwerp , door het voorzien van een nieuw gemeentelijk kerkhof buiten de kom
van de gemeente.
Het eigendomsrecht:
__________________
Baron Jean de Bethune(Marke 1900-1981), gewezen voorzitter van de kerkfabriek heeft tijdens de laatste oorlog, niettegenstaande al het gevaar dat dit kon meebrengen, bewijsstukken gevonden , in het Ministerie van Justitie , dat de parochiekerk en de pastorie eigendommen waren van de kerkfabriek van Marke, terwijl de zaak van het kerkhof onopgelost bleef.
Er werd in 1943, ter gelegenheid van de herstellingen aan de kerk en pastorie (door de bombardementen), fel geredetwist met oorlogsburgemeester Aloïs Ostyn.TENSLOTTE WERDEN DE KOSTEN ALS OORLOGSSCHADE GERECUPEREERD.
De kerkbesturen die beroep wilden maken op het eigendomsrecht over het kerkhof, moesten kunnen bewijzen dat zij opnieuw in het bezit waren gesteld van dat eigendomsrecht tijdens het Hollands bewind, terwijl het hun onwettelijk ontnomen was geweest tijdens de Franse overheersing.
Baron Jean werd door zijn collega’s van de kerkraad belast om het eigendomsrecht over het kerkhof door de hogere besturen te laten bepalen. Dat kon echter niet verwezenlijkt worden, daar er moest bewezen worden dat, na de inbezitneming tijdens de Franse overheersing, het kerkhof, zoals al de kerkgoederen van de kerkfabriek van Marke, tijdens het Hollands bewind opnieuw in het bezit van voornoemde kerkraad zou gesteld zijn. De Hollandse archiefstukken waren in deze bange tijden vanzelfsprekend onbereikbaar.
Welnu, de archiefstukken die op aanvraag van Baron Jean in het Rijksarchief te Den Haag opgezocht werden, vermelden als weer in het bezit gesteld van hun goederen, de kerkfabrieken van Herseaux, Rollegem enz….maar Marke wordt niet vernoemd. De bisschoppelijke archieven en de Rijksarchieven te Brugge werden geraadpleegd, maar de gevonden oorkonden konden toch het specifiek eigendomsrecht over het kerkhof niet bepalen. Het bisschoppelijk archief bevat geen inlichtingen over het kerkelijk of parochiaal leven te Marke, onder het Frans of Hollands bewind, de beslissende periode in deze zaak. De Rijksarchieven van Brugge bezitten een koninklijk besluit gedagtekend uit het Hollands tijdvak van 28 december 1826, waarin de voorrechten of vergunningen van de kerkfabriek van Marke tijdens de Franse periode ontnomen, haar terug verleend werden. Het kerkhof staat nochtans niet vermeld.
Er bestonden afschriften en bevestigingen bewaard over deze gegevens in de kelders van het gerechtshof van Kortrijk . Maar deze zijn hoogstwaarschijnlijk in de verwoestingen, tijdens de tweede wereldoorlog, en in de twee opeenvolgende branden vernietigd.
Het vermoeden bestaat dat het kerkhof, rond de kerk, eigendom is van de kerkfabriek, zoals de kerk en de pastorie het zijn, maar het kan niet bewezen worden.
Dat de kerk en pastorie eigendom waren van de kerkfabriek kon de Bethune weten door de tussenkomst van een der meest vooraanstaande magistraten van België, de persoonlijke raadgever van de koning, alsook met de welwillende medewerking van de heer Grimonpont, directeur-generaal van het Ministerie van Justitie.
De Rijksarchieven van Den Haag kunnen enkele stukken naar voor brengen die ons de teruggave van het kerkhof aan de kerkfabriek als hoogst waarschijnlijk laten blijken. Deze zijn:
a/ Het koninklijk besluit ondertekend door koning Willem I gedagtekend van 7 december 1820 waarbij de kerkfabrieken van Herseaux, Rollegem, enz…weer gerestitueerd werden…..
b/ Een besluit in dezelfde geest uitgegeven, gedagtekend van 4 juli 1829, dat nogmaals, zonder Marke uitdrukkelijk te vernoemen, nochtans onze kerkfabriek in bezit van haar vorige goederen terugstelt.
Dat besluit van 7 december 1820 wordt in de ‘Bulletin Usuel des Lois & Arrêtés’, wiens oorspronkelijke uitgave in het gerechtshof van 1e Aanleg te Kortrijk berust, niet vermeld. Het wordt eveneens niet vermeld in jongere uitgaven zoals deze van A. Delebecque & E. Brandner.
Baron de Bethune:” Laat ons dus besluiten dat de vermoedens om het eigendomsrecht aan de kerkfabriek van Marke toe te kennen, geheel sterk zijn om reden van de hoger vermelde archief-documenten en om het feit dat het beheer van dit kerkhof, ononderbroken en zonder de minste klacht of tegenspraak, door de kerkfabriek verzekerd is geweest, vanaf het Franse tijdvak tot de beslissing getroffen door oorlogsburgemeester Aloïs Ostyn in 1943.”
Op 30 maart 1948 stuurde de Bethune op aanvraag van de arrondissementscommisaris volgend exposé:
“De sterkste vermoedens betreffende het eigendomsrecht van de kerkfabriek op het kerkhof zijn gesteund op de volgende ontegensprekelijke feiten”:
1/ Vanaf de wet op de kerkhoven, het decreet van 23 Prairial, jaar XII (12 juni 1804) heeft het kerkbestuur, ononderbroken tot in 1943 (jaar van de ruzie), het beheer van het kerkhof gehad en uitgevoerd.
2/Geen enkele klacht werd ingediend, geen tegenbewijs werd geleverd.
3/ Het kerkbestuur, thans zoals voorheen, is overtuigd dat , in toepassing van artikel 12 van het Concordaat van 1801 en artikel 75 van de wet van 18 Germinal jaar X, zoals de wet van 7 Thermidor jaar XI, de niet vervreemde kerkgoederen aan de kerkfabriek terug gegeven werden,restitutie waarin de kerkhoven uitdrukkelijk begrepen zijn.
4/ Sinds de wet van 23 Prairial jaar XII, werden menige giften van eigendommen aan de kerkfabriek gedaan, alle aanpalende aan het huidig kerkhof (rond de kerk), met het stilzwijgen maar goede bedoeling, deze goederen te gebruiken voor het vermeerderen van de eigendom van de kerkfabriek- namelijk het hier bedoelde kerkhof.
Deze goedgekeurde giften:
a/ Gifte van Baron Emmanuel de Bethune (Gent 1869-Marke 1909): een perceel grond gelegen op de Plaats van Marke, gekadastreerd Sectie A nr.323, groot 2a20, door de kerkraad aanvaard op 4 oktober 1903.
b/ Gifte van pastoor Louis De Brabandere (Kanegem1846 – Marke 1919) aan de kerkraad ,van een huis in de Pastorijdreef (nu Pastoor Vandommeledreef) en 2 huizen nrs. 5 &7 in de Markestraat (nu Marktstraat) bekomen bij toelating van KB van 12 mei 1919.
c/ Gifte van Cyriel De Brabandere (Marke 1860- Kortrijk 1943) aan de kerkraad van het huis gelegen Kerkstraat (nu Markekerkstraat) nr.2 [ (vroeger café ‘De Anker’) bij akte notaris Ide 29 september 1924 verkregen bij aankoop aan brouwerij ‘Dupont & Cie’ in 1903. Stond op cijnsgrond van de kerkfabriek].
d/ Gifte van Baron François de Bethune (Gent 1868-Leuven 1938) aan de kerkraad van 2 huizen gelegen te Marke Markestraat nrs. 1 en 3 bij akte notaris Ide van 12 oktober 1927 (verkregen bij aankoop aan Petrus Van Belleghem in 1901. Stonden op cijnsgrond van de kerkfabriek) (2).
e/ Gifte van Baron Jean de Bethune (Marke 1900-1981)van het huis dienende tot nu toe als Gemeentehuis bij akte notaris Ide 24 december 1944 (op cijnsgrond van de kerkfabriek).
Het beheer van het kadaster wijst nochtans aan dat het huidig kerkhof rond de kerk aan de gemeente toebehoort.
Vermits de hierboven vermelde archiefstukken niet doorslaande zijn en dat het gerecht in dergelijke gevallen meestal het eigendomsrecht aan de gemeente toekent blijft het moeilijk aan de kerkfabriek om hier het laatste woord te halen.
De Sint-Brixius kerkraad moet aldus aanemen dat tegenwoordig de gemeente Marke eigenares is van het bedoeld kerkhof rond de kerk, maar hij bewaart zich het recht een rechterlijke uitspraak over deze zaak aan te vragen ( wat nooit gedaan werd).
Het vermeerderen van het kerkhof kwam weer ter sprake. Het kerkhof kon vergroot worden aan denoordzijde met het in gebruik nemen van een gedeelte van de pastorietuin en op de zuidkant door het bijvoegen van de overblijvende gronden van de 4 huizen die tijdens de oorlog vernield werden, alsook de grond van het huidig gemeentehuis en het aanpalende huis, die gesloopt zullen worden.
Burgemeester Alfred De Brabandere (Marke 1891- 1957) en schepen Aimé Bekaert (Néchin 1903-Kortrijk 1990) deelden deze zienswijze niet. Ze waren van mening dat deze oplossing van het vermeerderen van het huidig kerkhof slechts een voorlopig karakter zou hebben daar er tenslotte niet al te veel grond door die vermelde bijbrengsten zou te winnen zijn.
Baron de Bethune beweerde het tegendeel. Hij beweerde dat de overleden weldoeners van de kerkfabriek de giften gedaan hadden met de bedoeling het kerkhof er mee te vermeerderen. Er werd gestemd bij naamafroeping. De stemming bracht 1 ja van Baron de Bethune, de andere leden stemden ‘neen’. Het zoeken naar een nieuw kerkhof haalde de bovenhand. Baron de Bethune wilde het kerkhof toch ongedeerd bewaren en behouden.
Het schepencollege bracht een ontwerp van een nieuw kerkhof, dat zou aangelegd worden links van de Hellestraat, rechtover de hoeve gebruikt door Eric Coucke. De nodige vergunningen werden aangevraagd.Er werd beslist het ontwerp tot het aanleggen van een nieuw kerkhof toe te vertrouwen aan architect Marcel Dondeyne uit de Pottelbergstraat 34 te Marke.
Door de beslissing van de gemeenteraad in datum van 6 mei 1955 werd het kerkhof rond de kerk aan zijn bestemming onttrokken, en gesloten. Bij K.B. van 2 december 1960 werd de gemeente gemachtigd het oud kerkhof aan zijn bestemming te onttrekken. Bij iedere zitting van de gemeenteraad werd telkens bevestigd dat de monumenten van de familie de Bethune, de graven van de priesters en van Mgr. Callewaert niet zouden overgebracht worden naar het nieuw kerkhof, daar deze monumenten ingebouwd waren in de muur van de kerk. Niettegenstaande er in de oude begraafplaats nog plaats was voor het bijzetten van de priesters van de parochie, werden de 2 laatste overleden pastoors bijgezet in de nieuwe grafkelders van het nieuw kerkhof [( pastoors Jozef Lammens (Brugge 1871-Marke 1957)en Félicien Van Hauwere (Waregem 1897- Marke 1959)].
Baron Jean de Bethune liet op 9 november 1951 een schrijven geworden aan het gemeentebestuur, waarbij hij om een begraafplaats verzocht voor 12 personen op het nieuw aan te leggen kerkhof (brief van 18 januari 1964 van burgemeester Aimé Bekaert aan Bestendig Afgevaardigde Leopold Gillon te Kortrijk).
Het oud kerkhof rond de kerk was eigendom van de gemeente. De kerkfabriek heefd steeds het beheer ervan uitgeoefend. Kerk en pastorie zijn eigendom van de kerkfabriek ,maar staan op grond van de gemeente (3). Men begon aan de ontgravingen van het oud kerkhof in 1954 en tegen 1956 was alles ontruimd.
Het oud gemeentehuis en aanpalend huis werden in 1959 met de grond gelijk gemaakt. De kerkfabriek werd onteigend van eigendom en de nodige gronden. Nu zien we daar een parking.
Nu ,vandaag, zijn de pastorie en de kerk van Marke eigendom van stad Kortrijk.
De onderpastorie in de Markekerkstraat en de Vandommeledreef zijn eigendom van de kerkfabriek van Marke.
(1)In een brief gedateerd op 30 maart 1886 vroeg burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke 1835-Marke 1898) aan Mgr. Joannes Joseph Faict (Leffinge 1813-Brugge 1894) de bisschop van Brugge, of hij al dan niet akkoord ging met vergrotings- en verbeteringswerken aan de pastorie in Marke . Gezien de goedkeuring ,vroeg pastoor Lodewijk Vandenbussche (Kortemark1835 –Marke 1893) op 4 mei, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het ‘kerkbureel’ (kerkfabriek), aan de bisschop, de kerkraad samen te roepen op 9 mei ,om te beraadslagen over deze kwestie. Verbeteringen, ja, vergroting, neen. Pastoor Vandenbussche en zijn voorgangers klaagden al lang over vochtigheid in de pastorie. Het was vooral te wijten aan de ‘wal’(waterpoel,vijver) die tegen het gebouw gelegen was.
Op 15 december 1886 was het kerkbestuur zinnens bij openbare veiling 20 are 82ca bouwgrond te verkopen in 8 kopen, te nemen aan de zuidkant van de hof van de pastorie (groot 52a) om de verbeteringswerken aan de pastorie te kunnen bekostigen. Deze plannen brachten grote discussie met de arrondissementscommissaris van Kortrijk met de vraag of het eigendomsrecht op de hof van de pastorie aan de kerkfabriek of aan de gemeente toebehoorde. De kerkfabriek besliste op 3 juli 1887 af te zien van de verkoop.
(2)De 4 huisjes nrs. 1-3-5 en 7 in de Marktstraat werden gebombardeerd op 14 mei 1943 en nooit meer heropgebouwd.
(3)Op 5 juni 1943 ontvingen het gemeentebestuur en de kerkfabriek een brief van het Ministerie van Justitie waaruit bleek dat de kerk en de pastorie door de kerkfabriek gebouwd werden op gronden van de oude gebouwen, in akkoord met de gemeente en met financiële hulp van de openbare besturen. Hoewel die gebouwen opgetrokken zijn op grond van de gemeente moeten ze toch aanzien worden als eigendom van de kerkfabriek.
FOTO’S
______
1/ De Markestraat (Marktstraat) beginjaren 1900. Links de huisjes (4) die gebombardeerd werden op 14 mei 1943 en die nooit meer heropgebouwd werden. Rechts de pastorie.
2/De Markestraat in 1927. Links de gebombardeerde huisjes.
3/Kerk en kerkhof in de jaren ’20. Rechts de openbare WC.
4/Kerkhof. Op de achtergrond rechts café ‘Christen Werkersverbond’.
CAFE 'DE KARDINAAL' IN DE KARDINAALSTRAAT. _____________________________________________ In 1910 werd de weg vanaf de Hellestraat (d’Oude Smisse aan ‘De Prinse’) tot de Kalvariestraat, Kardinaalstraat genaamd naar café ‘De Kardinaal . Café ‘De Kardinaal’ stond op de noordoostelijke hoek van de Kardinaalstraat met de Kalvariestraat ( kadaster Sectie B 130-131). In 1789 was de Watervalstraat de ‘Straet lopende van de herberg Povere Leute naer de Watervalle’. Uit een herbergtelling daterend uit 1779 bevond zich daar in de omgeving een herberg genaamd ‘De Cleene Leute’ ( gegeven van Elwin Hofman ”Drinken in het achttiende-eeuwse Marke”). In 1950 stond vanaf de Kanunnikenstraat tot de Kardinaalstraat en vanaf de Cornelusweg tot de Watervalstraat nog geen enkel huis. Nu iets over ‘De Kardinaal’: Cyriel (Marke 1896 – 1983), zoon van Victor Rigole (Ingelmunster 1870-Marke 1958) en Elodie Rigole (Lendelede 1869-Marke 1917): “Het huis op de Pauvre Leute was een laag ,maar lang huis. Het achterste van het huis keek naar Markeplaats. De voordeur keek naar het pestkruis op de Pauvre Leute. Het huis stond in de boomgaard, waar nu Van Oost woont (sedert begin jaren 50 van vorige eeuw). Victor, mijn vader was nachtwaker in de fabriek De Witte-Visage gedurende 13 jaar, dat was nog voor 14-18. Ik moest dikwijls zijn dienst van nachtwaker overnemen, als er iets gaande was thuis of bij een bevalling thuis (15 kinderen). Binst de oorlog was het al geen café meer, maar winkel : kruidenierswinkel, snoep, bloezen , rokken, kloefen ,kolen, petroleum….De mensen kwamen praktisch alles ophalen of opkopen toen de oorlog begon. Wij hadden nogal wel land rond het huis (gans de hoek).We hadden 3 koeien, 2 varkens en een grote partij land. De hele doening was eigendom van brouwer Deconinck uit Stacegem. Men noemde mijn vader de “Pauvreleutebaas”.Hij was ook ‘pensejager’ en ‘mollenpakker’ bij de boeren. Toen moeder stierf werd geen winkel meer gehouden (1917).Vader Victor kocht de 2 huizen rechtover en ging daar wonen. Eerst was men van plan een nieuw huis te zetten en er een café van te maken en de 2 huizen die hij achteraf kocht gingen dan dienen voor stallingen. Doch dat ging niet door en Victor kocht alléén de 2 huizen. Het huis dat eens winkel was werd afgebroken na 14-18. Vroeger was dat café “De Kardinaal”. Victor Rigole woonde al in 1901-02 in de Kardinaalstraat ( was toen nog Watervalstraat). Dus was toen ook al geen café meer. Op de lijst der kiezers- werklieden en bedienden 1910 stond hij ingeschreven als ‘waker in een weverij’. In juni 1896 kwamen Victor en zijn vrouw (gehuwd in 1895) van Ingelmunster naar Marke in de Preshoekstraat nr.24 wonen. René Declercq (Astene 1899-Kortrijk 1981):“ Ik heb café ‘De Kardinaal ‘nooit geweten. Ik ben met mijn ouders naar Marke komen wonen vanuit Astene in 1912 . In 1915 woonden we op de hoeve ‘Dutoit’ in de Watervalstraat . Victor Rigole, hield er toen geen café maar een winkel van voedingswaren. Het huis werd afgebroken na de oorlog 14-18, door de kinderen Rigole. Het was al bouwvallig. Victor is dan gaan wonen rechtover “De Kardinaal” in de huisjes binnenwaarts en haaks op de Kardinaalstraat, waar Robert Haemers woonde.” Historie _______ Volgens de Popp-kaart van omstreeks 1840 bezat Maximilien Lefèbvre-Vervaecke (grondeigenaar), een smid uit Kortrijk, een perceel grond van 10 a 27 ca, bestaande uit 2 huizen en een tuin (9a 30ca), gelegen op de noordoostelijke hoek van de Kardinaalstraat met de Kalvariestraat (nu villa Van Oost). Na het overlijden van Maximilien Lefèbvre (Kortrijk 1841) en Marie-Thérèse Vervaecke,werd dochter Thérèse eigenares. Na het overlijden van Thérèse op 17 augustus 1879 verkocht notaris Charles Carette als ‘universeel legataris’ op 30 oktober 1879 het goed aan Charles Louis Verheye, café-uitbater, eigenaar van een café in de Lange Steenstraat te Kortrijk en eigenaar van café ‘De Factoor’ in de Grijze Zustersstraat te Kortrijk. Verheye bezat nu 2 aaneenhoudende woningen, waaronder ‘De Kardinaal’. Charles Breye (Marke 1836-1889) en zijn vrouw Virginie Blomme (Marke 1842-1921) waren toen de uitbaters. Verheye was ook eigenaar van een partij land 8a20ca (SB 224) op de noordwestelijke hoek van de Watervalstraat met de Kalvariestraat, alsook van een partij zaailand langs de Rollegemstraat van 48a60ca (SB 215). Op 30 juli 1889 wilde Charles Louis Verheye café ‘De Factoor’ en ‘De Kardinaal’, alsook de zaailanden verkopen ,doch de verkoping werd ingehouden. Toeval was, dat de Boondriesmolen in 1889 verdween en dat de boogschutters Sint-Sebastiaan toen op een hoge boom achter café ‘De Kardinaal’ schoten. Op 19 augustus schoot men er nog de koningsvogel. In 1890 stond de ‘perse’ al in de Van Belleghemdreef. Na het overlijden van Charles Breye in 1889 waren Gustaaf Josson, zadelmaker , en Sidonie Pottie uit Kortrijk de nieuwe uitbaters. Die vertrokken in 1890 naar Roubaix. Nog In 1890 arriveerden hier uit Lauwe Isidoor Vandenberghe en Virginie Samyn tot 1892. Opgevolgd door Lust Clement in 1892- hetzelfde jaar nog Marie VanCaillie, in 1893 naar Lauwe – Charles Callens uit Kortrijk in 1893. Op 30 juli 1895 verkocht Verheye tenslotte het café ‘De Kardinaal’ aan de Brouwerij van Stacegem (10a27ca).
Emma Breye (Marke 1888-Kortrijk 1985) woonde toen vlak naast café ‘De Kardinaal’ . Een getuigenis van toen ze nog jong was (rond de jaren 1900): “Filke van ’ t Kruiske’ (Vylder..) woonde in café “De Kardinaal”. Mijn broer Gustaaf kwam eens van café “De Kardinaal”, dat hij gaan kaarten had. Opeens sprongen vanuit een van de 3 huizen waar ‘Butje’ woonde een paar kerels en bewerkten hem met een schaar. Het moet gedaan geweest zijn met café toen Victor Rigole er winkel kwam houden.” Gustaaf Debu woonde rechtover ‘De Kardinaal’. Théophile Devyldere (Meulebeke 1861) was eerst café-uitbater in de Markestraat nr.6 van ‘In de Nieuwen Anker’. Hij kwam samen met zijn vrouw Louise Dejosse (St.Joost-ten-Node 1862) in mei 1894 van Wattrelos (Fr.). Kort daarop ging hij café ‘De Kardinaal’ uitbaten. In december 1901 ging hij met zijn gezin in de Keizerstraat wonen tot april 1904 ,toen hij naar Herseaux vertrok. Het gezin telde 8 kinderen waarvan Anna in 1895 geboren werd in de Markestraat. Théophile staat ingeschreven als ‘koollosser’ en zijn vrouw als thuiswerkster. In het bevolkingsregister 1890-1900 staat hij gemeld als herbergier .Manylle (1897)-Lucie (1899) en Benoni (1901) werden geboren in de Kardinaalstraat. In die laatste geboorteakten staat Théophile ingeschreven als ‘koollosser ‘en zijn vrouw als herbergierster. In 1901-02 kwam Victor Rigole met zijn gezin het huis ,dat van toen af geen café meer was, bewonen. Hij hield er een kruidenierswinkel (zie hierboven).
Vanaf de Oostenrijkse periode ( 1715-1790-1794) begon men met de uitbreiding van een net van steenwegen, maar meestal verbonden deze wegen enkel de belangrijkste steden, terwijl de plattelandsgemeenten enkel van deze vervoersmiddelen profiteerden als ze toevallig langs het traject lagen. Zo werd de oude bochtige aardeweg Kortrijk-Gent in 1714 vervangen door een rechte geplaveide weg (voltooid in 1722). Marke bezat al een kasseiweg sinds 1769-1770 ( huidige Pottelberg en Torkonjestraat ; in de 19e eeuw ‘Steenweg naar Rijsel’). Die kasseiweg en de Leie waren toen de belangrijkste verkeersaders in onze gemeente. De spoorlijn Kortrijk-Moeskroen was weliswaar in 1842 al klaar, maar er was geen (goederen)station en geen enkele trein stopte! Dat zou pas bijna 60 jaar later gebeuren (in 1896, op proef).
Geld om openbare werken uit te voeren was onder het Franse regime (1794-1815) niet of nauwelijks beschikbaar . Alles bleef nodig tot het allerbelangrijkste : herstellingen en onderhoud van de wegen (‘quaede putten en slaegen vullen en effenen’; ‘wage slaegen vullen’) . Het pauperisme zorgde er voor dat vooral de kas van het Bureel van Weldadigheid moest worden gespijsd . Met de regelmaat van een klok werden de wegen geschouwd en kregen de aangelanden het bevel eventuele herstellingen uit te voeren. En het zou ook nog zo blijven tijdens en na de Nederlandse periode (1815-1830).
Nieuwe steenwegen zagen in onze gemeente pas het licht vanaf de tweede helft van de 19e eeuw! Secundaire wegen werden verbeterd door het bedekken met ballast, enz…..Vanaf 1901 werd door het gemeentebestuur een overeenkomst gesloten met de pannenfabriek van Marke voor het leveren van pannenafval ter verharding van die wegen. In juni 1910 werd door Minister van Landbouw Schollaert het kosteloos vervoer toegestaan van 200 ton ballast voor het verbeteren van onze wegen. Het goedje kwam uit de pofiergroeven van Lessen en werd geladen in het station van deze stad om gelost te worden in het goederenstation van Marke.
Op initiatief van de gemeente Lauwe:
Op 24 mei 1853 kwamen de gemeenteraadsleden van Lauwe samen ,onder het voorzitterschap van burgemeester Marcellin Valcke (notaris), om te beraadslagen over het leggen van een nieuwe kasseiweg. Ze moesten toegeven dat hun gemeente een van de zeldzame lokaliteiten van de provincie was, die nog over geen kasseiweg(steenweg) beschikte; Lauwe wilde op zijn minst, dat enerzijds de verkeersweg die Lauwe met Rekkem verbond , en anderzijds deze die, via het grondgebied van Marke ,aan de Marksesteenweg (Markebekebrug), met Kortrijk verbond, in kasseien werden gelegd (1). Deze buurtweg vooral , maar ook alle andere wegen waren absoluut niet berijdbaar gedurende ten minste acht maanden per jaar. Dat gold ook voor onze gemeente ! Het was natuurlijk in strijd met het welzijn van de inwoners , en met de commerciële, agrarische en industriële vooruitgang . Vooral de landbouwers hoopten op verandering. Volgens onze buur hadden weinig gemeenten zo dringend een steenweg nodig.
Er werd geëist dat er een kasseiweg zou komen, die startte in Rekkem, dwars door Lauwe liep, verder door het gehucht ‘Lauwberg’, over Marke, en die zou eindigen op de Marksesteenweg in Kortrijk. Die laatste had al straatkeien sinds 1851.
Er werd een bestek opgemaakt ten belope van 75.000fr. De provincie en de Staat zouden tussenkomen voor 1/3e . Zo zou ook een 1/3e moeten gedragen worden door de betrokkene gemeenten: Rekkem, Lauwe, Marke en Kortrijk….maar Marke had geen zin om mee te spelen. Vooral ook omdat het bestuur van Lauwe hierbij nog het recht trekken van de baan eiste. Hier wil ik er op wijzen dat iedereen wel geconstateerd heeft dat de Rekkemsestraat niet rechtlijnig loopt.
De Lauwse gemeenteraadsleden wisten wel dat hun gemeente er het grootste voordeel zou uit halen, maar volgens hen, Rekkem en Marke ook, door het feit dat ze rechtstreeks een goede verbinding zouden hebben met Kortrijk (Marke had al een goede verbinding met Kortrijk en Frankrijk via Pottelberg en Torkonjestraat). En Kortrijk zou er zelfs beter mee worden voor zijn handel en zijn markt. De relaties van deze gemeenten met de stad zouden door deze weg vergemakkelijkt en bevorderd worden.
Lauwe hoopte dat de andere gemeenten de nodige fondsen zouden vinden om ook 1/3e van de totale kost te dragen.
“Moest het onmogelijk zijn of bij weigering, dan zou de Bestendige Deputatie op zijn eigen moeten beslissen om deze buurtweg ‘weg van groot verkeer’ te verklaren; zodoende zou ze volgens het artikel 24 van de wet van 10 april 1841 moeten handelen en de verdeling verplichten en toepassen”: aldus de gemeenteraadsleden van Lauwe die 20.000fr. wilden inbrengen ; het afstaan van bestaande materialen ten belope van 12.000fr. buiten beschouwing gelaten .Die som zouden ze lenen en jaarlijks terugbetalen over een periode van 20 jaar. Er werd beslist om ook gedurende 20 jaar 12 buitengewone opcentiemen te heffen op de grond- en personele belasting.
Uit een ongedateerde brief geschreven door Markenaren aan de provincieraad vernemen we het volgende:
Inwoners van Marke waren te weten gekomen dat Lauwe een kasseiweg had geëist die zou starten in Rekkem, over Lauwe en Marke , om dan de Marksesteenweg te vervoegen aan het gehucht de Markebeke . In 1900 werd de Marksesteenweg, omwille van de te hoge onderhoudskosten voor de stad, overgenomen door de staat. Het tolrecht (2 barrières, waarvan 1 aan de Markebeke), werd toen afgeschaft.
Zij zagen het immens voordeel in, waarvan zij zouden kunnen genieten, en deelden de mening van Lauwe. Ze smeekten erom dat de steenweg zo rap mogelijk zou gedecreteerd worden. Ze woonden immers geïsoleerd in het centrum en het noorden van de gemeente:
Getekend:
Victor Dekimpe (schepen, landbouwer Goed te Tollenaers ) – Isidoor Delcour (schepen, landbouwer in de Pontestraat – Joseph Dubuisson (landbouwer in de Pontestraat) – Franciscus Dupont (landbouwer)– Charles Groenweghe (uitbater café ‘In de Yzere Poort’) – Leo Pykerelle (landbouwer)– Joannes Slosse (landbouwer in de Hospitaalweg )- Jean Baptiste Delporte (cafébaas) – Petrus Vanneste (molenaar)–Raphaël Vandenbroucke – Petrus Vuylsteke (landbouwer)– Petrus Algoed (landbouwer)- Joannes Algoed (landbouwer) en Eduard Van Belleghem (landbouwer, hoeve OC).
Volgens hen zou Marke zich enerzijds verbonden zien met Kortrijk en anderzijds met de provinciebaan van Menen naar Moeskroen. Het vervoer van waren, materialen, meststoffen en voedingswaren zouden zich te allen tijde kunnen voordoen, terwijl nu de huidige wegen onberijdbaar waren tijdens de winter.
Op 21 juni 1853 werd op aandringen van de Kortrijkse arrondissementscommissaris Ramaeckers (circulaire van 15 juni) de Markse gemeenteraad samen geroepen, om de kwestie kasseiweg te bespreken. Burgemeester Petrus Franciscus Van Belleghem (Marke 1785-1867) steunde er op, dat eensdeels , de meeste inwoners van Marke de weg Kortrijk -Rijsel gebruikten, die de gemeente midden in heel haar breedte doorsnijdt, en dat anderdeels, de te aanleggen steenweg op de zijkant , ten noorden ,van de gemeente lag. Daarentegen hadden de inwoners van Marke (op 1 januari 1854 : 1451 inwoners) weinig omgang met die van Lauwe en Rekkem ,zelfs met de stad Menen. De te aanleggen steenweg zou slechts voor enkele inwoners nuttig zijn. Maar waar vooral het schoentje wrong,was de droevige kastoestand van de gemeente die niet toeliet om onnodige kosten te dekken ! Er werd tenslotte gestemd met 5 stemmen tegen en 2 stemmen voor ,om een ‘hulpsom’ te bieden voor de nieuwe steenweg.
Op 29 november 1853 delibereerde Marke weer op aandringen van de arrondissementscommissaris Ramaeckers (omzendbrief 15 november) over de kwestieuze steenweg..
De meerderheid liet nogmaals blijken dat een nieuwe steenweg voor Marke niet nuttig zou zijn, omdat die zich op de ene kant van de gemeente bevond en de argumenten van de raadszitting van 21 juni 1853 werden weer aangehaald . Volgens onze raadsleden gebruikten de meeste inwoners de steenweg van Kortrijk op Rijsel (Pottelberg en Torkonjestraat), die het midden van de gemeente doorkruist in heel haar breedte en sedert 1769-70 al bestraat was; zodanig dat de communicatie en het vervoer niets te wensen over lieten. Bijgevolg waren de voordelen miniem en was het niet nodig om Marke te laten opdraaien in onnodige kosten.
De conclusie was dat Marke weigerde een hulpsom aan te bieden voor de aanleg van de nieuwe steenweg. De gemeenteraad bleef zijn besluit van 21 juni 1853 behouden.
In raadszitting van 8 maart 1855 werd het besluit voorgelezen , dat door de Bestendige Deputatie op 25 januari 1855 werd uitgevaardigd, betrekkelijk de aanvraag van Lauwe om de ‘rechttrekking’, alsook de verklaring tot weg van groot verkeer te bekomen van de geprojecteerde steenweg van Kortrijk over Marke, Lauwe en Rekkem .De raadsleden waren van mening dat binnen onze gemeente geen veranderingen moesten gedaan worden en dat de straat in haar huidige toestand zeer goed geschikt was. Dus Marke wilde geen rechttrekking op zijn eigen gebied, maar was wel akkoord met het verklaren van de geprojecteerde steenweg tot weg van groot verkeer. Bij het proces verbaal van Commodo en Incommodo werden geen tegenkantingen genoteerd ,ook niet tegen de verklaring van de steenweg tot weg van groot verkeer. Onze gemeenteoverheid hield voet bij stuk en kantte zich tegen de rechttrekking van de Rekkemsestraat.
Doch bracht het plan van de ‘rechttrekking’ voor het deel tussen Lauwe en Rekkem wat commotie mee ( gemeenteraadszitting Lauwe 9 maart 1855). Er werd een ‘tegenproject’ van de steenweg opgemaakt door de landmeter Fally. Marke betwiste het nieuwe project niet, gezien het Lauwe en Rekkem betrof (zitting 11 september 1855).
Pierre De Decker ,Minister van Binnenlandse Zaken( van 1855 tot 1857) gaf op 31 mei 1856 opdracht om de gepaste gronden in der minne aan te kopen of zo nodig aan de onteigening te onderwerpen.
Brief van 29 januari 1856 van een verbolgen arrondissementscommissaris Ramaeckers , aan de gouverneur (vertaling uit het Frans): “ Sinds 1851 werden al demarches ondernomen om een steenweg te bekomen van Kortrijk naar Lauwe en Rekkem. Dus het is al vijf jaar dat instructie gegeven werd. Niettegenstaande het dringend karakter, en niettegenstaande alle inspanningen die gedaan werden, werd nog geen definitieve oplossing gevonden. Sedert mijn laatste rapport op 24 september 1855 hoorde ik niet meer spreken over deze zaak. Nochtans , Mijnheer de Gouverneur, weet u dat de gemeente Lauwe in een speciale situatie verkeert , namelijk op vijf kilometer van de hoofdstad van het arrondissement, dat ze met geen enkele grote weg van groot verkeer verbonden is door een steenweg en dat de weg naar Kortrijk onberijdbaar is tijdens de winter. Geen enkele gemeente heeft zich zo uitzonderlijke opofferingen opgelegd om een middel te verkrijgen om haar landbouwartikelen in ieder seizoen aan de man te kunnen brengen. Het is onverklaarbaar, gezien haar belangrijkheid en ligging op korte afstand van Kortrijk, dat ze sinds lang nog niet verbonden is geweest met deze stad.
De omstandigheden waarin wij ons bevinden, eisen de onmiddellijke uitvoering van dat zo gewenst project.
Indien de Staat de fondsen niet beschikbaar heeft, dan zou ze zich kunnen beperken tot de verordening van de eerste sectie tussen Kortrijk en Lauwe, die hooguit het belangrijkste en noodzakelijkste deel is ( hier bedoelde men het gedeelte van Marke tot de grens met Lauwe).
Getekend Arrondissementscommissaris Ramaeckers.
De zaak bleef hangen.
Zodanig dat het gemeentebestuur van Lauwe zich rechtstreeks wendde tot de Minister van Binnenlandse Zaken Pierre De Decker (brief van 14 maart 1856). Er werd uitgelegd dat deze gemeente , met haar modderige en onberijdbare wegen, zonder verbinding zat met de ene of andere staats- of provincieweg. De provincieraad had al in 1854 een subsidie toegezegd voor de aanleg van een steenweg vanaf Rekkem, via Lauwe en Marke naar Kortrijk; maar spijts alle de ondernemingen is deze weg nog niet gedecreteerd door de Staat; hoewel het voorafgaand onderzoek op regelmatige wijze werd gedaan en dat alle vereiste documenten naar de Bestendige Deputatie werden gestuurd op 29 augustus 1855.
De Minister van Binnenlandse zaken werd ook verzocht na te gaan wat de reden was van die vertraging of van dat uitstel. Dat belette een zo belangrijke gemeente als Lauwe van elk communicatiemiddel tijdens de winter.” Ze bezit immers 63 hoeven, 2 Leieoevers, waar men allerlei soorten materiaal (bouwstoffen) verkoopt; 2 brouwerijen, 3 oliemolens, 4 bloemmolens,5 vlasroterijen, 67 vlasfabrikanten…en ze is slechts 5 km verwijderd van Kortrijk “ : aldus het gemeentebestuur van Lauwe.
Hij werd ook verzocht om in de kortst mogelijk tijd de steenweg te decreteren, zodat met de aanleg nog deze zomer van 1856 zou kunnen worden gestart.
En of het gebaat heeft…er kwam vaart in de zaak. Bij besluit , door de Bestendige Deputatie op 7 juli 1856, werd de weg van Kortrijk, via Lauwe en Marke naar Rekkem weg van groot verkeer verklaard, en moest Marke toch met geld (haar aandeel) over de brug komen.De Bestendige Deputatie benoemde op 20 november 1856 een speciale commissie, waarvan de leden voorgedragen werden door de arrondissementscommissaris: Danneel, burgemeester Kortrijk – Van Belleghem, burgemeester Marke – Valcke ,burgemeester Lauwe – Dal ,schepen Rekkem. Volgens de commissaris was burgemeester Decoene van Rekkem te oud en niet geschikt voor deze dienst. Doch Decoene had meer ervaring en was bijgevolg meer geschikt hiervoor dan Dal. Arrondissementscommissaris Ramaeckers werd voorzitter.
Op 6 januari 1857 werd Hendrik Conscience benoemd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk. Hij bleef het tot 10 september 1868.
Aimé Lefevere uit Lauwe werd secretaris van de administratieve commissie van de steenweg benoemd en liet 150 affiches drukken bij de Kortrijkse drukker Noppe . Hij liet de aanleg van de nieuwe steenweg ook aankondigen in de ‘Echo de Courtrai’.
Conscience , de nieuwe voorzitter van de commissie, bevestigde dat de gemeenten Lauwe en Kortrijk spontaan hun medewerking verleenden voor wat betreft de voorgeschreven kosten:
Lauwe : 20.000Bfr.
Kortrijk : 3000Bfr.
Het aandeel in kassei van de twee gemeenten: voor Kortrijk was 1200m (Marksesteenweg) en voor Lauwe 1000m.
Marke en Rekkem weigerden ( niettegenstaande de steenweg weg van groot verkeer verklaard was ; ze wisten wat kon volgen).
De Bestendige Deputatie zou Marke en Rekkem dwingen tussen te komen in de kosten.De voorzitter hoopte dat het zover niet zou komen en dat ze hun solidariteitszin zouden aanspreken. Hij hoopte ook dat ze het bedrag voorgeschreven door de commissie zouden aanvaarden:
Marke : 7500Bfr.
Rekkem : 6500Bfr.
In totaal met Kortrijk en Lauwe zou dat 37.000Bfr. maken, wat 1/3e van de volledige som ,zijnde 111.000Bfr. ,vertegenwoordigde. Op 26 mei 1859 werd een bestek opgemaakt ten belope van 111.997,34Bfr.
Burgemeester Van Belleghem van Marke was eindelijk akkoord , Rekkem nog niet.
Het proces verbaal van aanbesteding voor de aanleg van de steenweg vond plaats in Lauwe op 5 juli 1859. De inschrijvers waren:
Coudyser Frederic , Zwevegem 116.800Bfr.
Matthys Eloi, Waterlo (Brabant) 116.000Bfr.
Devos J-Baptiste , Kortrijk 125.000Bfr.
Maes Louis &Zoon, Menen 117.950Bfr.
Hivens Henri, Lessines 130.000Bfr.
Tacquenier Philippe, Lessines 115.800Bfr.
Tacquenier kreeg de werken en wist wel wat kiezen voor domicilie : het hotel ‘Damier’ op de Grote Markt in Kortrijk ( brief 22 juli 1859).
Zitting 21 oktober 1858 Markse gemeenteraad : “de te dragen onkosten ten belope van 7500Bfr vallen zwaar uit . Door de noodwendigheden gedurende verscheidene jaren van het Bureel van Weldadigheid moest de abonnementsrol ( = de belastingen ten laste van de inwoners) voortdurend vermeerderd worden. Verzoek aan de Bestendige Deputatie teneinde de bemachtiging te verkrijgen om 10 buitengewone opcentiemen op de grond- en personele belasting gedurende 20 jaar te mogen ontvangen.” Dat voorecht zou een einde nemen op 31 december 1870. (op 6 december 1858 goedkeuring > 10 opcentiemen gedurende 12 jaar).
Marke was wel te verstaan rijk aan armen!
Zitting 27 juli 1859 Markse gemeenteraad :” De gewone inkomsten kunnen nooit zo groot kapitaal (7500 BEF) bereiken. De huidige inkomsten zijn nodig voor de andere uitgaven.Wij vragen de toelating aan de Bestendige Deputatie om een lening te verkrijgen van het Bureel van Weldadigheid van 5364,23 BEF om het aandeel in de legging van de kalsijde te kunnen keren.De intresten van 5% zullen we terugbetalen bij middel van de 10 buitengewone opcentiemen op het principale van de grond- en personeelbelastingen gedurende 12 jaar. Op 6 december 1858 kregen wij ook bemachtiging bij K.B. om 2 perceelkes grond te verkopen.” (2)
In zitting van de administratieve commissie op 2 juli 1860 ,onder voorzitterschap van arrondissementscommissaris Hendrik Conscience ,werd beraadslaagd over de vereiste fondsen met de burgemeesters van Kortrijk, Rekkem en Marke, met schatbewaarder Aimé Lefevere en met Louis Parrent ,gemeentesecretaris van Lauwe, afgevaardigde van burgemeester Valcke.
De totale kost zou 139.881,70Bfr. ( zie de tabel verder) belopen.Tot nog toe kwam de Staat tussen voor 13.000Bfr. en de Provincie voor 26.000Bfr. De gemeenten kwamen over de brug met 37.000Bfr. Samen maakte dat 76.000Bfr. Dus was er een te kort van 63.881,70Bfr.
De vier burgemeesters kwamen overeen om samen voor 1/3e zijnde 46.326,90Bfr.bij te leggen op de volledige som. Dus was er een tekort van 9326,90Bfr. ( 46.326,90Bfr. – 37.000Bfr.).
De opleg werd als volgt verdeeld:
Lauwe : 5042,76Bfr.
Rekkem : 1637,89Bfr.
Marke : 1890,24Bfr.
Kortrijk : 756,01Bfr.
Totaal =9326,90Bfr.
Door arrondissementscommissaris Hendrik Conscience, voorzitter van de commissie werd eveneens een aanvraag ingediend bij de Provincie en bij de Minister van Binnenlandse Zaken opdat ze 1/3e van de kosten op zich zouden nemen..
Terzelfder tijd maakte Conscience een indicatieve tabel op van de kosten van de steenweg, waarvan de voltooiing nabij was.
1/ Bedrag van de aanbesteding 115.800Bfr.
2/ Onteigeningskosten 21.250,85Bfr.
3/Loon van de secretaris-schatbewaarder 1000Bfr.
4/Ereloon procureur Herman 129,26Bfr.
5/Ereloon notaris Valcke 626,59Bfr.
6/ Schadevergoeding betaald aan Schotte-De Rammelaere, voor het omhakken van 9 populieren, wassende in Marke, langs de weg. 125Bfr.
7/Intresten te betalen aan de aannemer vanaf 1 januari 1862 op de sommen die hij nog tegoed heeft op dat tijdstip. 1000Bfr.
Totaal 139.881,70Bfr.
Volgens een brief van september 1860 gericht door arrondissementscommissaris Conscience aan de gouverneur waren de reële en totale kosten voor de aanleg van de steenweg opgelopen tot 145.756,29Bfr. Bijgevolg werden de betrokken gemeenten belast met een opleg.
In raadszitting te Marke op 11 september 1860 werd besloten 1951,46Bfr. opleg te betalen in het eerste trimester van 1861.
De werken waren in 1860 wel voltooid…”maar dat jaar was de aardappeloogst zeer slecht, wegens een ziekte. Onze vlasbazen kenden zware verliezen door de overstroming van de Leie in november 1860. Niettegenstaande de decadentie van de vlasindustrie, konden de meesten zich nog bezighouden met spinnen , maar dan als 2e bezigheid ; de winst was ongeveer nihil.”
De bestuurscommissie van de steenweg stelde voor om 2 barrières ‘tolbomen) te plaatsen, 1 aan de brug te Marke (Markebeke) en 1 aan het gemeentehuis van Lauwe. De gemeenteraad van Lauwe keurde op 29 september 1861 het voorstel goed en was ook akkoord om op deze barrières de wetten en voorschriften geldende voor het vervoer op staats- en provinciewegen toe te passen.
In 1861 deed aannemer Tacquenier , beroep op Louis Segers ,deurwaarder bij de handelsrechtbank en bij het vredegerecht van het 1e kanton in Kortrijk ,om achterstallige betalingen te laten innen (brief van 22 oktober). Tacquenier moest tegen het einde van het jaar 1860, 80.080bfr. ontvangen, hij ontving slechts 57.200Bfr.
Op de vraag van de bestuurscommissie van de steenweg of er geen opmerkingen of tegenkantingen bestaan vanwege de inwoners, betreffende het heffen van tolrechten, antwoordde onze burgemeester dat er geen waren. (3) Charles Groenweghe, uitbater van café ‘In de Ijzeren Poort’ legde de eed af als pachter- ‘barrièrewachter’ aan de ‘Markebeekbrugge’.
Raadszitting Marke ,31 oktober 1861 , besluit betreffende de tolrechten:
“Gezien de aanvraag van de bestuurscommissie van ‘de vicinalen steenweg van Kortrijk op de provincialen weg van Menen naar Moeskroen, door Marke, Lauwe en Rekkem strekkende, om machtiging te krijgen twee tolrechten te mogen heffen op gemelden steenweg, te weten voor het eerste tolrecht aan de brug te Marke en voor het tweede tolrecht aan het gemeentehuis in Lauwe. Gelet op de wet van 18 maart 1833(4)(5) voor wat betreft het heffen van tolrechten. Overwegende dat het noodzakelijk is dat er middelen geschept worden om behoorlijk de onkosten te bestrijden welke het onderhoud van dezen steenweg zal veroorzaken. Nog overwegende dat niets zo rechtveerdig is dan deze onkosten te doen dragen door deze welke meest van de voordelen dezer route zullen genieten en dezelve meest beschadigen en verslegten. Overwegende nogtans dat het billijk is dat deze die onverschillig op weinige afstand van de tolpael den steenweg verlaten of zich ophouden ene vermindering van regt wordt toegestaan.
De aanvraag van de bestuurscommissie mag ingewilligd worden. “
In november 1864 maakt aannemer Tacquenier zich druk omdat hij nog een achterstallige betaling moest ontvangen van 24.170Bfr.
Marke kon onmogelijk zijn voorschot ,zijnde 5117Bfr betalen. Er werd beraadslaagd over het scheppen van middelen.Het kon niet anders dan dat het Het Bureel van Weldadigheid moest worden aangesproken. De gemeente Marke leende 5100Bfr aan 5%. “ Het amortissement dezer lening zal gedaan worden naarmate dat de gemeente weer in het bezit zal gesteld worden van haar voorgeschotene gelden (subsidies); het betalen der intresten zal geschieden bij middel van gewone geldmiddelen van de gemeente.”
Het Bureel van Weldadigheid was ver van welvarend. De kosten drukten gevoelig op de gemeentefinanciën, niettegenstaande de hoge subsidies. De kosten van onderhoud van behoeftigen geplaatst in andere instellingen en ‘gezondheidshuizen’ waren hoog.
Voor het jaar 1866-67 had de gemeente Marke een schuld van 10.567,23Bfr, door leningen aangegaan an het Bureel van Weldadigheid: 5392,53 voor de kasseiweg en 5174,70bfr.voor het nieuw schoolgebouw (Vagevuurstraat).
In een gemeenterapport van 1863 werd aangehaald dat het leggen van een kasseiweg , die de steenweg Kortrijk- Rijsel (Torkonjestraat) met de kasseiweg Kortrijk-Rekkem zou verbinden, een merkwaardige verbetering zou zijn. Maar dat ‘feestje’ zou maar plaats grijpen in 1879.
.
Bij brief van 2 november 1867 vroeg arrondissementscommissaris Conscience of het niet beter was de barrières af te schaffen, aangezien ze afgeschaft waren op de staats- en provinciewegen. De raad ( zitting 14 november) was akkoord, de kosten voor onderhoud zouden op de gewone budgetten gebracht worden maar hij wilde wel de abonnementsrol op 300fr. houden. In december 1866 werd een zekere Ivo Debeurme, een herbergier uit Waregem, pachter van de barrière aan de Markebeke voor het jaar 1867. Dus de kwestie wel barrière of geen barrière was voor ons gemeentebestuur een dubbeltje op zijn kant.
Op 23 januari 1868 werd door een omzendbrief van de arrondissementscommissaris medegedeeld dat de barrières zouden afgeschaft worden en dat het aandeel van Marke in de onderhoudskosten 580,48Bfr. zou bedragen. De gemeenteraad van Marke wees erop dat het niet rechtvaardig was om de simpele reden dat Lauwe er drie maal meer baat bij had.Hij baseerde zich op het besluit van de Bestendige Deputatie van 9 september 1858 waarbij voor het aanleggen van de steenweg het aandeel van Marke 7500Bfr. en voor Lauwe 20.000Bfr was. was. Nu zou men het aandeel van beide gemeenten op dezelfde voet willen heffen.
In zitting van 2 april 1868 vroeg Marke of ze zelf niet mocht instaan voor het onderhoud.
Omdat het aandeel dat Marke moest betalen voor het onderhoud veel minder zou bedragen als ze zelf in het onderhoud mocht voorzien. Ook het aandeel van 7500Bfr voor het aanleggen van de steenweg, vond onze gemeenteraad belachelijk oneerlijk, omdat Lauwe er 3-dubbel meer voordeel zou uithalen.
In december 1869 werd hierover weer fel gedabateerd: de bestuurscommissie toverde een nieuwe vorm te voorschijn om te voorzien in de onderhoudskosten van de steenweg ,voor 1 jaar, waarbij Marke 425Bfr. zou ophoesten. Conclusie was dat Marke het onderhoud op eigen kosten wou doen. Het belangrijkste argument dat werd voorgeschoven was dat door de zavelachtige grond de onderhoudskosten niet hoog konden liggen, en dat de som die moest betaald worden eerder ‘ter ontlasting’ was van de andere gemeenten en niet nuttig kon zijn voor het onderhoud!
In zitting van de gemeenteraad van 12 mei 1870 werd beraadslaagd – en wie zou daaraan gedacht hebben, geziende negatieve houding van Marke tegenover de aanleg en het recht trekken van de steenweg Rekkem-Kortrijk - over de aanleg van een steenweg die de verbinding zou maken tussen de ‘grote baan van de Staat, ‘Kortrijk op Rijsel’ en de ‘gemeentelijke’ kalsijde van Kortrijk op Rekkem, vanaf ‘De Prinse, al door de Plaats van Marke en de Kerkdreve (nu Markekerkstraat).
De vlasnijverheid, in casu, het roten in de Leie , floreerde. Deze steenweg zou hoogst voordelig zijn voor de landbouw, de koophandel en de nijverheid. Deze weg zou ‘twee routen’ verbinden, aldus ons bestuur. Men wees er ook op dat de aardeweg nr.4 ( Pontestraat) door de intense circulatie (vlas) gedurende het regenseizoen bijna onbruikbaar was. Aangezien dat de vlasnijverheid in onze gemeente voortdurend uitbreidt, zou deze steenweg werkelijk de toegang tot de Leie vergemakkelijken voor de inwoners van de aanpalende gemeenten.
Al in 1863 luidde een gemeenterapport: “De enige verbetering die mag genoteerd worden onder dat rapport, zou de aanleg zijn van een kasseiweg, die de grote wegen met mekaar verbindt.”
Jonckheere , hoofdconducteur van Bruggen en Wegen in Kortrijk werd ,in februari en maart 1873 gelast met het maken van een project. Marke bleek het plan niet te aanvaarden (2 ontworpen wegen, zie plannen), want in 1876 moest de hoofdconducteur nog altijd zijn rekening gespijsd zien van zijn onkostennota: 325fr. ( brieven aan ons gemeentebestuur van 7 februari, 17 mei, 3 juli,31 augustus en 1 oktober 1876).
De ene weg zou recht naar ‘De Prinse’ lopen, de andere zou, zo ‘n 100m ten oosten van ‘De Prinse’ ,in de Pottelberg uitmonden.
Het bestek beliep 35.027,09fr…maar de geldmiddelen waren te gering om alleen de kosten te dragen. De Provincie en de Staat zouden samen 2/3e moeten dragen (23.351,40fr.); dat was wat ons bestuur als voorwaarde eiste. Hierbij moesten ook enkele onteigeningen gebeuren en percelen aangekocht worden. Het plan van Jonckheere vloog immers in de prullemand, want volgens de geruchten was de familie Van Belleghem, die de hoeve aan het ontmoetingscentrum betrok, niet akkoord, omdat de nieuwe weg dwars door hun boomgaard zou fietsen.
In verband met het plan van Jonckheere moet men wel verstaan dat de ontworpen weg vanaf de Rekkemsestraat tot ‘De Prinse’ liep. Daarin zaten twee nieuw ontworpen wegen vanaf de Kloosterstraat tot ‘De Prinse’ en tot de Pottelberg. Men liet die twee laatste varen, en hield de Hellestraat zoals ze was.
Men moest toch wachten tot in 1879 vooraleer die droom van 12 mei 1870 gedeeltelijk werkelijkheid werd. Van die 2 nieuw ontworpen wegen was er geen sprake meer.
De plannen van Jonckheere kwamen niet meer te voorschijn. Secretaris Albert Vandaele vertelde me dat hij burgemeester Baron Emmanuel de Bethune eens herinnerde aan deze plannen. De burgemeester zei :” Laat maar”.
Tijdens de zitting van de gemeenteraad op 13 oktober 1870: “overwegende dat het toegestane voorrecht van gedurende 12 jaren 10 buitengewone opcentiemen te heffen op grond en personele belasting (K.B. van 6 december 1858) een einde neemt op 31 december 1870. En dat de opbrengst van de additionele centiemen de enige middelen uitmaken van welke de gemeente kan beschikken om de dienst der intresten en der jaardodingen der bestaande schuld ten laste van de gemeente te verzekeren. Overwegende dat sinds de afschaffing der barrièrerechten de gemeente rechtstreeks te voorzien heeft in het onderhoud zijner kasseien, zonder zich daartoe bijzondere middelen te hebben verschaft en jaarlijks te keren heeft de buitengewone zware onderhoudskosten van 6 behoeftige krankzinnigen. Nog overwegende dat de gemeente om het evenwicht in haar budget te behouden tot een lening voor 1870 van 1800Bfr. moeten besluiten, dat bijgevolg haar middelen te gering zijn in evenredigheid harer uitgaven.
Verzoekt de Bestendige Deputatie weer de bemachtiging gedurende 12 jaren , aanvan te nemen met 1 januari 1871 te mogen heffen de volgende buitengewone additionele centiemen te weten :13 centiemen op grondlasten en 13 centiemen op de personele belasting.”
Volgens de gemeenterapporten van 1870 en 1871 daalde de schuld niet door de hoge subsidies toegekend aan het Bureel van Weldadigheid, dat jaarlijks een deficit vertoonde.
Eindelijk, in 1879 werden Markeplaats en de Hellestraat ( nu Kloosterstraat en Hellestraat) door de gebroeders Louis en Alexander Vergracht uit Zwevegem bestraat. In 1876 hadden ze de Markekerkstraat al van een kasseidek voorzien. Zo was de verbinding Torkonjestraat met de Rekkemsestraat een feit.
In 1874 werden 6 wagens zavel voor ‘het vermaken der gemeentekalsijden’ aangevoerd door Frederik D’Haene, kasseilegger uit Kortrijk (voor de Rekkemsestraat en de Torkonjestraat).
5 juni 1872: zitting van de gemeenteraad: voor 1872 was er een aandeel van 988,75fr.voorzien voor onderhoudskosten van de steenweg (brieven van de arrondissementscommissaris van 20 maart en 1 juni 1872). Onze gemeente gaat niet akkoord altijd om dezelfde redenen, namelijk dat het kan met minder kosten. Er werden tijdens het bestaan van de barrièrerechten geen herstellingen gebeurd. De kassei zetelt in een voordelige en zavelachtige grond. De financiële toestand van de gemeente laat niet toe geldopofferingen te doen, dewijl de abonnementsrol voor 1872 nog heeft moeten verzwaard worden van 400fr. om te voorzien in de andere uitgaven van de gemeente. Er werd gevraagd om zoals voorgaandelijk zelf te mogen voorzien in het onderhoud van de kassei. Ten ware men zou terugkeren naar het heffen van barrièrerechten om de ‘onkosten van onderhoud te bestrijden’.
Aangezien de steenweg behoorlijke bedragen eiste voor het onderhoud, moest natuurlijk gezocht worden naar centjes. Op 4 juni 1873 werd al gedelibereerd over de vraag om de 2 barrières terug te plaatsen, zoals besloten werd op 31 oktober 1861. Het zou wel rechtvaardig zijn weer tolrecht te heffen.
Op 10 juni 1873 vraagt de bestuurscommissie van de steenweg de toelating om weer de twee barrières te mogen plaatsen op Marke en Lauwe(6).
De gemeentewerklieden werden belast met het trekken van de zavel voor het onderhoud van de kasseiwegen. De paardeknechten van de boeren zorgden voor het vervoer. Wat later deed de voerman zijn intrede als zelfstandig beroep.Al het gemeentevervoer werd stilaan aan deze mensen toegewezen. In 1889 hadden we als voermannen : Victor Blomme – Jules Vlieghe- Petrus Castelein.( zie foto anno 1937 van voerman André Vlieghe, de zoon van Jules. Hij brengt een lading kasseistenen voor gemeente-kasseilegger Désiré Vanoverberghe).
De Marktstraat , de belangrijkste nijverheidsstraat werd slechts in 1885 bestraat door Raymond Lommens ,kasseilegger uit Zwevegem.
Het onderhouden van de kasseiwegen en de buurtwegen is altijd een zware karwei geweest voor Marke. In 1886 werden ‘afgewerkte’ kasseistenen van de Staatsbaan (Pottelberg en Torkonjestraat) gebruikt voor de verbetering van de buurtwegen.
Begin 20e eeuw had kasseileger August Vanoverberghe (7) ( Zandvoorde 1851- Marke 1916) zijn handen vol met herstellingswerken in de Rekkemsestraat en Torkonjestraat. Zijn zoon Désiré (Geluvelt 1886- Langemark 1973) volgde hem op en was de laatste kasseilegger van onze gemeente. Hij ging ook regelmatig aan de slag in Lauwe. Tijdens de eerste wereldoorlog werd door de bezetters enorme schade toegebracht aan het wegdek ; werk voor Désiré. Hij ging met pensioen rond 1951. De feitelijke modernisering van het verkeersnet zou pas een aanvang kennen na de tweede wereldoorlog. Grint en kasseien zou men geleidelijk vervangen door beton, asfalt en victorstenen.
De Markekerkstraat, de Marktstraat , de Kloosterstraat en Markeplaats kregen in 1955 victor-stenen . De Rekkemsestraat kreeg in 1956-58 een nieuw kasseidek en in 1981-82 werden de straatstenen vervangen door een asfaltbekleding.
(1)In 1723 werd de weg Kortrijk-Menen bestraat. Kortrijk-Brugge werd geplaveid in 1750-52.In 1745-52 werkte men aan de ontwerpen voor de aanleg van een steenweg naar Torkonje. Hij werd in gedeelten aangelegd. Het voornaamste bestratingswerk vond plaats in 1769-70, maar sleepte aan tot 1790. Het ging om de huidige Torkonjestraat en de Moeskroensesteenweg (Aalbeke). (2000 jaar Kortrijk- Ph. Despriet -1990).
(2)’De Dronckaertstraat loopt vanuit Roncq, door Rekkem en Lauwe over een lengte van 5km. Op het grondgebied Marke draagt de weg de naam Rekkemsestraat en verder de Markebekestraat. Beide straten werden in die periode DRONKAERTSTRAET genaamd. In Kortrijk draagt ze de naam Marksesteenweg . Na de aanleg van de spoorweg in 1842 werd het tracé in Marke , dat in rechte lijn liep met de huidige Markebekestraat (die het oude tracé verder zet) ,verlegd. De weg verlaat het oorspronkelijk tracé en loopt naast de spoorweg tot aan de viaduct ‘IJzerenpoort’.
(3)De opbrengst van deze additionele centiemen maakte het enig middel uit, waarover de gemeente kon beschikken om de dienst va de intresten en de jaardodingen van de bestaande schuld, ten laste van de gemeente te verzekeren. Sinds de afschaffing van de barrières, moest de gemeente zelf ‘ de kasseien onderhouden’ en schafte ze zich geen bijzondere middelen aan.
Om het budget in evenwicht te houden moest Marke in 1870 ( zitting 13 oktober 1970) een lening van 1800fr. aangaan, daarom vroeg ze de bemachtiging om gedurende 12 actereenvolgende jaren vanaf 1 januari 1871, de volgende buitengewone additionele centiemen te mogen heffen: 13 centiemen op de grondbelasting en 13 centiemen op de personele belasting. In 1870 en 1871 daalde de schuld niet door de hoge subsidies aan het Bureel van Weldadigheid, dat jaarlijks een deficit vertoont in zijn budget.
In 1901-1902 werden de belastingen gevoelig verhoogd (opcentiemen). De bevolking was gestegen van 2002 op 31 december 1890 tot 2502 op 31 december 1900. Deze toename was voor een groot deel toe te schrijven aan de inrichting van verscheidene nijverheidsgestichten. De bevolking behoorde hoofdzakelijk tot de werkende klas. Bijgevolg werden de onkosten van de gemeente voor onderwijs, openbare onderstand, wegenis, enz…merkelijk verzwaard. En de komende jaren zouden die nog stijgen. Bijkomende taksen of belasting: er werd gedacht aan de nijverheidsgebouwen (paardekracht) – alle instellingen gebruik makende van stoom, electriciteit, gas…
In zitting van 6 april 1900 van de gemeenteraad werd gevraagd opdat de steenweg Rekkem-Kortrijk zou overgenomen worden door de Staat. Onze gemeente klaagde over de voortdurende zware kosten waaronder ze te lijden had. “Sedert 1860 stond Marke in voor het onderhoud van de steenweg en die kosten overtroffen merkelijk de kosten , die ze betaalde voor de aanleg van de steenweg”.
(4)Tot onderhoud van de kasseien werden ‘barrières= tolrecht’ (ook dooibarrières genaamd) opgericht . Dus tolheffing was niet nieuw . Dank zij het innen van barrière- of tolrechten was het onder het Oostenrijkse en Franse bewind mogelijk het wegennet te onderhouden. Deze ‘barrières’ waren hier en daar opgesteld en veranderden soms van plaats omdat het heffen van het ‘barrièrerecht’ openlijk verpacht werd. Te Lauwe moet een ‘barrière’ geweest zijn langs de Moeskroenstraat over ‘Den Hert’, daar er een café ‘De Barriere’ noemde (De Geschiedenis van Lauwe). Elke gemeente zette ‘barrières’ op plaatsen naar goeddunken.
Op de duur wist ons gemeentebestuur het niet meer: “Barrières afschaffen, nieuwe barrières plaatsen!!!”
(5) Krachtens de wet van 18 maart 1833 en 25 mei 1850 werd het vervoer van meststoffen, hout-as en kolen, schouwroet, inlandse pleister, mergel, kalk en andere producten nuttig voor de landbouw van het barrièrerecht ontslagen.
.
(6)Omdat de bedragen van onderhoud zwaar drukten op de gemeentebegroting, werd besloten deze last af te wentelen op de gebruiker van de weg: TOLHEFFING dus.
(7)August Vanoverberghe , kasseilegger,verhuisde van Geluvelt naar Marke in 1898. Bij de geboorte van zoon Désiré in 1886 stond hij al vermeld als kasseilegger te Geluvelt.
FOTO'S:
1/ Affiche aanbesteding.
2/ Rekkemsestraat 1907
3/Rekkemsestraat 1928
4/ Nieuw ontworpen wegen
5/ Nieuw ontworpen wegen
6/Rekkemsestraat juli 1981
7/IN de jaren '30 : voerman André Vlieghe (rechts) brengt een kar kasseistenen voor Désiré Vanoverberghe.
In december dit jaar verschijnt in beperkte oplage het 450 pagina's rijk (in kleur) geïllustreerd boek ' MARKE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG'. Wil je dit prachtig boek ook in handen krijgen, voor jezelf, of als bijzonder cadeau voor bijvoorbeeld je pa, opa en je ma,oma, dan kunnen belangstellenden zich vanaf nu tot 01 december 2019 voorinschrijven en een exemplaar tegen een gereduceerde prijs (een korting van 5 euro- op de standaardprijs van 35 euro) aanschaffen.
Bij voorinschrijving kost het boek 30 euro, nadien (indien nog beschikbaar) 35 euro.
Een exemplaar reserveren kan door 30 euro over te schrijven op het ING-rekeningnummer BE 11 3771 1321 9548 (met vermelding van familienaam en 'Marke tijdens de Tweede Wereldoorlog') of door contact op te nemen en contant te betalen bij de auteurs: MICHEL FAILLIE Preshoekstraat 107 ,8510 MARKE of PHILIPPE DELAMEILLEURE Preshoekstraat 145 8510 MARKE.
Voor meer informatie kan men eventueel contact nemen me de auteurs:
Michel Faillie: emailadres: michel.annie@telenet.be /telefoon 056/210001
Philippe Delameilleure : emailadres : tfront@live.be /telefoon 056/329219
Het boek verschijnt op zaterdag 14 december 2019 en kan die dag afgehaald worden van 10 tot 12 uur en van 14 tot 18 uur bij BEUGNIES LES CHOCOLATS AARDWEG 8 8510 MARKE.
Nadien kunnen de boeken na afspraak afgehaald worden bij de auteurs.
Bijna 40 jaar geleden, op 10 maart 1980, kreeg de Markse kinderboerderij Van Clé het bezoek van Koningin Fabiola.
Rond 11 u. in de voormiddag arriveerde ze aan de ‘Frituur de natuur’ waar de Kortrijkse burgemeester Lambrecht haar verwelkomde. Ze werd eveneens verwelkomd door gouverneur Olivier Vanneste, schepen Baron Emmanuel de Bethune en Antoon Sansen en het personeel van de boerderij met algemeen opzichter Maurits Bekaert en animator Marc Dusselier. Ze kwam langs de grote baan Kortrijk-Moeskroen. Vanaf de woning van Albert Vandewiele in de Pontestraat stonden er schoolkinderen en volwassenen samengeschoold langs de weg. De koningin stapte daar uit de wagen en kwam te voet ,de mensen hier en daar begroetend ,naar de kinderboerderij. Er werden vele handjes geschud . Ze sprak een lange tijd met de Spaanse Mw. Dominguez ,die in Marke woont.
Ze werd voorgesteld aan Adrien Theys, schooldirecteur, aan pastoor Joris Vandenberghe, aan Nachtegael, aan Marie-Thérèse Vandewiele en aan Simoens. Daar kreeg ze bloemen van de kleine Els, dochter van Marc Dusselier. De hofdame van de koningin was Mw. Sabbe (dochter van Vandewiele Michel). Vier veiligheidsagenten van het koninklijk hof waren ook meegereisd met de koningin. Ook veldwachter Wilfried Clement en zijn politieman waren van de partij. De commissaris van Kortrijk was er met zijn adjuncten. Vele persfotografen waren aanwezig, waaronder zelfs één van “Le Peuple”. Koningen Fabiola werd eerst ontvangen in het klaslokaal van de boerderij waar een 13-tal minuten dia’s werden geprojecteerd.
Tot rond 11u30 was er nog nevel, daarna scheen de zon en was het goed weer. Daarna bezocht de koningin het konijnenhok , vandaar ging het naar de weide naar één van de stalletjes links. Daarna werd ezel Sophie voorgesteld. Ze nam kennis met de koe Clotilde en het pas geboren kalfje Margriet.
De kinderen waren aan het kneden en ze vroeg aan enkele kinderen of ze bakker wilden worden. Vandaar trok ze naar de bakoven, en daarna naar het bureautje naast het klaslokaal waar men vergat het boek te laten tekenen.
Bij het buitenkomen van het bureautje ontving ze van wijkburgemeester Robert Devolder een kist met Markse wijn (“Marquis de Marke”) .
Daarna ging het naar de groentetuin achter het bureautje. Nu volgde het afscheid, maar vooraleer ze de auto instapte werd haar door een kind, lid (zoon van Lieven Theys, met ook Kathy Chiers erbij) van de fanfare St. Jan, de plaat aangeboden van de fanfare zelf. Het was André Theys die erbij stond en ervoor gezorgd had.
Na haar bezoek ging ze lunchen met de gouverneur en de burgemeester in het kabinet van de burgemeester, waarna ze in de schepenzaal werd voorgesteld aan het schepencollege. Daarna werd het begijnhof in Kortrijk bezocht.
Tenslotte werd naar de hallen gereden waar de beurs “Gezondheid’80” werd doorlopen.
De boerderij Van Clé was een van de mooiste realisaties van de gemeente Marke. Nu was ze opgenomen in de entiteit Kortrijk.
In 2019 werd beslist dat de boerderij verhuist naar de hoeve ‘te Coucx’ in de Kannaertstraat (nabij de Marionetten). De ‘stichter’ moest dat nog meegemaakt hebben!
Foto's van Roger Faillie en Liane Chanterie.
1/ De koningin in gesprek met Mw. Dominguez. 6/ Links Maurits Bekaert.
2/ Met burgemeester Lambrecht. 7/Links Marc Dusselier, rechts Baron Emmanuel de Bethune.
3/In het Begijnhof in Kortrijk. 8/Overhandiging kist wijn door Robert Devolder.
4/ Links van de koningin Antoon Sansen. 9:'Marquis de Marcke' anno 1981.
Ik heb weer moeten roeien met de riemen die ik heb. Spijtig genoeg is het derde boek, dat startte in 1980 ,zoek geraakt en dus spoorloos . Laten we hopen dat het boek alsook het laatste van die andere oudste maatschappij (Sint-Barbara) niet verloren loopt, louter door desinteresse voor cultureel erfgoed.
De handboogilde Sint-Sebastiaan stopte alle activiteit in 2001. Ik verwijs naar het artikel ‘De Handbooggilde Sint-Sebastiaan van 1836 tot de Tweede Wereldoorlog’.
Na 4 jaar oorlog stak de Sint-Sebastiaansgilde weer van wal op 27 juli 1946.
Bij die eerste vergadering in het lokaal café ‘Het Gemeentehuis’ , uitgebaat door lid Gerard Brasseur ,waren volgende leden aanwezig:
Cyriel Ameye – Omer en Cyriel Vandermeersch – Jozef Denutte (1)- Fernand Glorieux- Ferdinand Glorieux- Julien Wyseur- Theophiel Cagnie- Albert Cagnie -Georges Dermaux- Daniël Brasseur.
Het eerste wat op de agenda stond was nazien of de ‘gaaisprange’ (pers) kon hersteld worden of kortom misschien was het beter een nieuwe sprang aankopen. Want die was lelijk toegetakeld door de Duitsers tijdens de oorlog.
Op 1 september 1946 greep de jubileumschieting plaats ter ere van Theophiel Cagnie, Richard Glorieux (lid sinds 1893), Cyriel Ameye en Aloïs Brasseur (veldwachter) plaats.
Emiel Boussier ,secretaris van Marke en ook van de gilde, werd wegens ziekte vervangen door Albert Vandaele, de toekomstige secretaris van de gemeente ( benoemd in 1947).
Sedert de bevrijding werd weinig genoteerd in de boeken ,schrijft men in 1952. Het eerste boek was tussen 1946 en 1952 jaar spoorloos en zag nu weer het daglicht.
Koningen:
1947 Jozef Denutte
1948 Jozef Denutte
1949 Palmer Vandermeersch.
1950 Gerard Mulie (uitbater café ‘In de Goude Leerze’)
Op 21 juli 1952 hadden we de jubileumschieting van Omer Vandermeersch, al 50 jaar schutter. Leden genoteerd in 1952:
Etienne Moreels-Christophe Vanmaris – Frans Ameye- Roger Decaluwé-Roger Dermaux-Etienne Debooserie- Albert Vancauwenberghe- Arnold Herman- Noël Helin- Joseph Taillieu- Jozef Desmet- Gerard Mulie- Marc Vanhoenacker- Robert Devolder en Roger Debackere.
De verdere lijst met de Koningen:
1953 Roger Decaluwé, beenhouwer in de Markekerkstraat .
Op 15 augustus 1953 jubileumschieting van Ferdinand Glorieux, 50 jaar schutter.
1954 Georges Dermaux , schilder-behanger in de Rekkemsestraat.
1955 Roger Dermaux, zoon van Georges .
1956 en 1957 Christophe Vanmaris .
1958 Noël Helin.
1959 Marc Vanhoenacker , jongste lid (zoon van café ‘Het Middenstandshuis’).
In 1958 bouwde Jozef Brasseur in de Van Belleghemdreef en eiste dat de perse achter zijn huis verplaatst werd. De gaaiperse verhuisde toen naar een weide van Cyriel Courtens.
In de vergadering van 31 maart 1959 werd beslist een betonnen schuilplaats te herbouwen dicht bij het schietplein. Aangezien de kas niet toeliet dat te bekostigen werd voorgesteld 25 aandelen van 200BEF uit te schrijven onder de leden. De aandelen werden genummerd van 1 tot 25 en zouden ,bij trekking ,jaarlijks terugbetaald worden.
Lijst van de aandeelhouders:
-Julien Wyseur (voorzitter) – Arnold Herman – Raphaël Goegebeur – Albert Cagnie – Georges Dermaux – Oscar Vanhoenacker – Gerard Bourgois – Georges Cagnie – Omer Vandermeersch – Palmer Vandermeersch (2) – Gaston Vandenberghe – Roger Dermaux – Baron Jean de Bethune (5) – Ferdinand Glorieux – Jozef Denutte – Dokter Roger Maes(2).
Op 26 april 1959 werd deelgenomen aan de stoet, gevormd bij de inhuldiging van burgemeester Aimé Bekaert.
Baron Jean de Bethune stelt voor speciale mutsen, met rubberbanden’ aan te kopen voor de pijlenrapers. Dat werd aanvaard.
1960 : werd het jongste lid, Ghislain Desmet, zoon van veldwachter Michel Desmet, koning.Bij het onthaal ten huize Desmet sprak Baron Jean de Bethune :”Sedert onheuglijke tijden, waren de op mekaar volgende ‘champetters’van Marke trouwe leden van onze gilde…”Hij vernoemde deze die hij gekend had, Aloïs Brasseur en diens zoon Aloïs. Arnold Herman, het oudste lid, veroverde de eerste plaats in het ‘kampioenschap’van de wekelijkse schietingen.
Op de prijsschieting van 5 september 1960 waren volgende leden aanwezig :Baron Jean de Bethune, ere-voorzitter - Julien Wyseur, voorzitter - Georges Dermaux ,schatbewaarder –Arnold Herman-Jozef Denutte- Albert Cagnie- Gerard Bourgois- Gerard Brasseur- Marc Vanhoenacker- Ghislain Desmet- Georges Cagnie – Gerard Blondeel –Albert Vancauwenberghe – Raphaël Goegebeur- Roger Mulie- Roger Debackere -Raphaël Demyttenaere –Robert Dejaeghere - Roger Dejaeghere- Dokter Roger Maes.
Deken van de maatschappij, Omer Vandermeersch, overleden op 6 november 1960 werd vervangen door de 82-jarige Arnold Herman(2) op 23 januari 1961.
1961 Michel Desmet .
Op 23 januari 1961 werd Aimé Bekaert bestuurslid benoemd.
Lid André Demyttenaere is kampioen in 1961.
Op zondag 17 december 1961 werd het 125-jarig van de gilde gevierd:
Om 9u30 : vergadering aan het lokaal café ‘Het Middenstandshuis’’ Marktstraat, voor de gezamenlijke optocht naar de kerk.
Om 10u : hoogmis met bijzonder memento voor de afgestorvene leden en ereleden, waarna neerlegging van een bloemengarve aan het oorlogsmonument.
Om 11u15: ontvangst op het gemeentehuis door het College van Burgemeester en Schepenen, waarna, als herinnering ,een groepsfoto .
Om 13u : noenmaal per inschrijving in het lokaal: 120BEF.
Om 17u : gezellig samenzijn opgeluisterd door de Sint-Jansblaaskapelle.
In vergadering van 13 maart 1962 werd beslist voortaan de koning- en de prijsschieting te laten doorgaan op de zaterdagnamiddag. Jozef Verrue en Walter Naessens schreven zich in.
De vlag werd voor nazicht gegeven aan ere-voorzitter baron Jean de Bethune.
In 1962 wordt voor de eerste maal melding gemaakt van de leden Aloïs Verheu, Jules Theys en André Naessens.
De ere-voorzitter kreeg een brief van voorzitter Julien Wyseur, waarin hij zijn ontslag gaf als voorzitter en als lid. Het ontslag werd aanvaard.
1962 Julien Wyseur.
In vergadering van 8 januari 1963 werd gestemd voor een nieuwe voorzitter. Georges Dermaux werd voorzitter en dokter Roger Maes bestuurslid.
Op 19 januari 1963 waren alle aandelen, uitgegeven op 31 maart 1959 ,uitbetaald en moesten vernietigd worden.
In 1963 Albert Cagnie . Albert was al koning in 1931 en 1932. Ons lid Jozef Denutte was koning in Kortrijk.
Er werd beslist de schuilplaats te verruimen , maar de kas vertoont een deficit. Michel Desmet, Aloïs Verheu, Albert Cagnie en Albert Declercq hielpen aan het bouwen.
In 1963 werd Gerard Bourgois schatbewaarder.
1964 Jozef Denutte.
Op 4 juli 1964 werd het diamanten schuttersjubileum van Jozef Denutte gevierd (60 jaar schutter). Er werd een huldeschieting georganiseerd. 53 schutters kwamen opdagen. Er was zelfs een maatschappij uit Rijsel aanwezig. Volgende groeperingen lieten zich inschrijven: Marke- Kuurne- Heule – Estaimbourg- Harelbeke – Lendelede – Bissegem- Zwevegem – Marke(Leerzeschutters)- Deerlijk – Ledegem – Lotenhulle.
Echtgenote en zoon Noël waren ook van de partij.
Er werd een korte levensbeschrijving, in de vorm van ‘karremelleverzen’ , door Michel Desmet opgesteld:
’t Was op twee maart achttienhonderdtweeennegentig
Dat het bij de Denutte’s te Wervik regende
Daar kwam vriend Jozef uit de goot gekropen
En een ieder kwam bij de jonge telg .
Hetzelfde jaar nog kwam men te Marke wonen
En in het gezin Denutte, met al zijn zonen
Bleek het alras
Dat er daar kruim voor de schutterssport bij was.
Zoals het toen was bij vele boeren
Had men aldaar ook een perse op een der koeren
Met geburen en andere boerenknechten
Schoot men er duchtig op los, ’t was lijk vechten.
In negentienhonderd en vier voor het eerst
Veranderde Jozef de schoe van leest
Met 3,5fr. gekregen van nonkel Allegaert en Stanne
Trok hij over de velden naar de schieting te St-Anne.
Hij gaf de besten aldaar van ’t leer
Vele der oude schutters hadden zeer
Want de jeugdige Jozef had hun ontfutseld het geld
Daar hij de vijf hoge en drie kleine had neergeveld.
In negentienhonderd en vijf
Schreef hij zich te Marke in de Gild
Maar hij moest toch ploeteren tot negentienhonderd dertien
Alvorens hij aldaar zijn eerste koningskroon had verdiend.
Op vreemde bodem ging hij zich ook meten
En trok naar het Roubaix’s schietterrein bij de beken
Hij schoot zich aldaar Keizer van de streke
En nadien hield hij op d’expositie te Gent ook zijn steke.
Jozef verhuisde na het eerste oorlogsgeweld
Naar Bellegem met zijn wederhelft
Marke zag hij niet meer staan
En hij vulde het gelid van de Bellegemnaren aan.
In 1931 kreeg hij heimwee
En kwam terug in peis en vree
In het Markse gild
Waar ze toen het 100e lid hadden gewild.
Men gaf om dit te vieren
Schellen boerehesp, bruin brood en bieren
Ook een schieting, ter zijner ere,maakte deel uit van dit feest
En er heerste toen een heel gezonde geest.
Jef was ook melkventer
Met pard en kar trok hij te slenten
De tapkraan lag vast met een ijzeren blok
En zo was hij op de schok.
O Jammer! Een rakker van zijn leeftijd
Had de ijzeren blok gevijld
De tapkraan van het vat werd opengedraaid
En 500 liters karnemelk liepen in de draai
Alle schutterstalenten van Jef opsommen
Ware een taak onbegonnen
Maar toch is het vermelden waard
De zaken waarvan hier achter spraak.
Op d’overdekte te Kortrijk Wilhelm Tell
Werd door Jef in 1944 de perse, wel geteld
In twee uur en vijfendertig minuten leeggeschoten
Waarvan nog 268 pijlen voor de twee laatste loten.
Hetzelfde jaar deed hij het nog straffer te Doornik
Waar hij schoot na goed gemik
De perse er ruimde in twee uur en vijf.
In onze gilde zat Jozef op de troon
In 1913, 1947, 1948 en 1964 telkens met een koningskroon
Maar de laatste is het vermelden waard
Want als invalied en van uit zijn zetel, deed hij ons allen af de baard.
Zestig jaar is het geleden
Dat Jefs’ nonkels waren tevreden
Zo bleef Jef in de schutterssport
Daarom huldigen wij hem met genot.
Ja, Jef , doe zo maar verder
Wees onze verdere gildeherder
Want nu is het diamant
Maar binnen tien jaar is het briljant.
Om te sluiten wensen wij
Aan Jozef heel blij
Een hartelijk PROFICIAT met lieve zoenen
Van die twee schone kapoenen.
LEVE ONZE JUBILARIS, LEVE ONZE KONING 1964.
De verzenbundel werd opgemaakt op perkament met een driekleurig gevlochten koord, bekleed met de zegel van de voorzitter. Vervolgens volgde een speech in het Frans door gildedeken Arnold Herman (was Franstalig) voor de Franstalige schutters.
Jozef Denutte kon de vergaderingen aangenaam opluisteren, met zijn goede vertellingen of spreuken en, als hij het zeer goed op had, met zijn oude en folkloristische liederen.
1965 Walter Naessens .
Jozef Denutte en Palmer Vandermeersch worden respectievelijk ere-ondervoorzitter en ondervoorzitter op 21 januari . Michel Desmet wordt in het bestuur opgenomen.
Jozef Denutte kreeg een beroerte tijdens de schieting van 12 juni 1965 en moest dringend weg. Hij overleed op 5 september 1965 op zijn 73e jaar. De begrafenis had plaats in Kortrijk.
In de vergadering van 19 december 1965 stond het verplaatsen van de gaaipers of sprang op de agenda. Er werd gesproken over het verplaatsen naar de Markebeke, ofwel bij Bekaert, Vannieuwenhuyse of Delabie. Het voorstel werd afgewezen omdat het schietoord te ver afgelegen was van de dorpskom. De sprang werd geplaatst in een meers dicht bij de hoeve Courtens . Er werd ook gesproken over een afgeschermde sprang…..maar geen geld in kas. In de vergadering van 18 december 1966 werd medegedeeld dat de gemeenteraad had voorgesteld een nieuwe pers te plaatsen op het speelplein (nu sportstadium), maar nog niets werd beslist.
1966 Georges Cagnie.
Arnold Herman werd tijdens het banket van 22 januari 1966 gevierd voor zijn 70 jaar schutter. Hij werd ontvangen op het gemeentehuis op 21 juli 1966.
Arnold Herman werd geboren te Ath in 1879 en sprak wat gebroken Vlaams. Hij was agent van de Bank van Brussel in Marke. Hij was 17 jaar toen hij lid werd van de schuttersgilde ‘Assomption’ in Ath. Als bankagent werd hij regelmatig verplaatst en zodoende werd hij lid in verschillende schuttersgilden: Ath, Antwerpen,Brussel, Izegem, Sint-Sebastiaan Roeselare,en Sint-Sebastiaan Kortrijk. Toen hij in 1939 op rust werd gesteld ,ging hij zich vestigen in Marke en werd hij lid van de plaatselijke gilde. Hij was enkele malen koning in Izegem,Roeselare en Kortrijk en zijn laatste titel van koning dateert van 1962 en dan was hij al 83 jaar. In 1960 behaalde hij het kampioenschap in de wekelijkse puntenschietingen.
Tijdens de vergadering van 22 januari wordt melding gemaakt van de leden Germain Ver Eecke en Palmer Loosvelt. Palmer is al lid sinds 1959.
In december 1966 werd een nieuw boek aangelegd en werd het oude of eerste boek netjes weggeborgen.
In 1967 Michel Desmet .
Een overdekte sprang werd geweigerd door het gemeentebestuur. De gaaipers werd verplaatst in een meers op de westkant van de hoeve Dekimpe, langs de Poortersstraat. Ze werd op 8 juni 1968 plechtig gehuldigd.
In vergadering van 20 januari 1968 werd een nieuwe standplaats voor de gaaipers beloofd door baron Jean de Bethune . Ze zou er dan definitief mogen blijven staan. De reden was dat er in een nieuwe straat (Poortersstraat) huizen moesten gebouwd worden ; de gaaipers stond in de weg.
1968 Germain Ver Eecke in de Poortersstraat. Hij wordt tevens bestuurslid. Maurice Vannieuwenhuyse wordtlid.
In januari 1969 werd deelgenomen aan het Koninklijk National Verbond der Belgische Wipschutters.
Lijst van de schutters die aangesloten waren bij het Koninklijk National Verbond der Belgische Wipschutters in 1968:
Op 20 juni 1970 vereremerking van Arnold Herman als 75 jaar schutter, door de heer Van Assche, ere-voorzitter van de federatie van het Koninklijk National Verbond.
In 1970 wordt ook melding gemaakt van René en Patrick Vandenbogaerde.
De gaaipers wordt verplaatst naar de Markebeke
1971 Raoul Vanderroost.
In april 1971 gaf Gerard Bourgois zijn ontslag als penningmeester. In de plaats kwam Michel Desmet.
In februari 1972 werden wc- en pisbakken geïnstalleerd. Melding wordt gemaakt van lid Tobias Kesteloot.
Op zaterdag 29 april 1972 had de opening van de sporthalle plaats.
1972 Palmer Loosvelt .
1973 Robert Cagnie , zoon van Albert. Deken Arnold Herman geeft op 21 december zijn ontslag als verslaggever.
1974 André Dekijvere koning en Pieter Maes kampioen.
In vergadering van 17 juni 1974 werd gedacht aan het maken van een nieuw vaandel, want het huidig was versleten. Het was maar uitstel, want de kas kon het nooit aan. Er werd beroep gedaan op de mobiele wip ‘Bertina’ (eigenaar Gerard Stevens uit Poperinge) voor de huldeschieting van het 130 jarig bestaan. Zo werd geschoten op twee wippen. Door het barre weer daagden slechts 38 schutter op.
1975 Georges Cagnie.
Jubileumschieting op 31 mei 1975 voor Georges Dermaux,52 jaar schutter,Gerard Bourgois,72 jaar schutter en Arnold Herman, 96 jaar en 80 jaar schutter. Er werd weer geschoten op twee wippen.
Arnold Herman, 96 jaar, wordt ingehuldigd als 80 jaar schutter. Op 26 augustus gaf hij zijn ontslag als secretaris.
Nationale voorzitter Van Assche overhandigde Arnold Herman in 1976 een Nationale Erkentelijkheid. Nationaal voorzitter Edward Costermans overhandigde hem het Ere-Diploma van de Nationale Bond der Belgische Wipschutters.
Edward Costermans bracht ook hulde aan Georges Dermaux en Gerard Bourgois.
Het bestuur op 27 augustus 1975:
-Baron Jean de Bethune : ere-voorzitter
-Georges Dermaux : voorzitter
-deken: Arnold Herman
-verslaggever-schatbewaarder: Michel Desmet
-Gerard Bourgois-André Dekijvere-Gerald Desmet-Palmer Loosvelt- Roger Maes- Albert Cagnie-Georges Cagnie.
Sedert 1 maart 1976 is Georges Dermaux geen schutter meer, maar wel nog voorzitter.
1976 Pieter Maes ,zoon van dokter Roger Maes. Gerald Desmet werd kampioen.
Hubert Coopman wordt vermeld als lid.
1977 Roger Buyck .
In vergadering van maart 1978 werd beslist de kampioenschieting te vervangen door een prinsschieting. De prinsschieting ging de koningschieting vooraf.
Nieuwe leden: Benny Toye-Jozef Toye – William Toye- Danny Tytgat.
1978 was Robert Cagnie koning en André Dekijvere Prins.
1979 was Michel Desmet koning en Albert Cagnie Prins.
Op 1 juli 1979 wist Danny Tytgat zich tot Bellekampioen te schieten in Bellegem.
(1)Na de eerste wereldoorlog trok Jozef met zijn gezin naar Bellegem, waar hij zich inschreef in de plaatselijke gilde. Hij kwam terug naar Marke in 1931 als 100e lid.
FOTO’S
______
1955:
1/ Gerard Mulie Jean Debuysere Jacques Brasseur (zoon van Gerard ,uitbater ‘Het Gemeentehuis’)
Etienne Etienne Robert Gerard Gerard Georges Michel
Dochter v. vrouw+kind Raphaël Norbert Roger Albert
Jozef Denutte Raphaël Denutte Denutte Dermaux Maes Cagnie
Omer Julien vrouw Jozef Baron Jean Roger Alfred
Vandermeersch Wyseur Jozef Denutte Denutte de Bethune Dermaux De Brabandere
(koning) (burgemeester)
1957:
2/ Van boven naar beneden : van links naar rechts.
Albert Vancauwenberghe – Georges Cagnie – Gerard Mulie –Gerard Brasseur- Raphaël Goegebeur – Palmer Vandermeersch- Roger Dermaux – Arthur Vanmaris – Gabriël Vanmaris- Robert Dejaeghere – Noël Helin (mil.) – Gerard Bourgois- Etienne Moreels – Norbert Dermaux –Roger Decaluwé – Albert Cagnie (boven) – Willy Blomme – Georges Dermaux.
Arnold Herman –Omer Vandermeersch – Baron Jean de Bethune – Christophe Vanmaris (koning) – Julien Wyseur – Jozef Denutte.
Foto 1976: ere aan Arnold Herman : 80 jaar schutter.
3/ Van boven naar beneden: van links naar rechts.
Michel Desmet – Barones Emm.de Bethune – Baron Emmanuel de Bethune – Germain Ver Eecke – Mw.Germain Ver Eecke – Mw. Michel Desmet – Barones Jean de Bethune- Pieter Maes (koning) – Mw. Gerard Bourgois – Gerard Bourgois – Mw. Albert Cagnie – Roger Maes -Albert Cagnie - Baron Jean de Bethune – Mw. Van Assche – Van Assche – Arnold Herman – Mw. Arnold Herman – Georges Dermaux – Aimé Bekaert.
4/ De gaaipers aan de hoeve Courtens. Rechts ervan de hoeve Courtens. In de verte de huizen in de Cornelusweg.
5/ De gaaipers in augustus 1970 aan de Poortersstraat, vooraleer te verhuizen naar de Markebeke. Rechts hoeve Dekimpe.
6/ Groepsfoto aan de Markebeke in 1970, ter gelegenheid van de plaatsing van de gaaipers (foto Roger Faillie).
De oude pastorie lag op het einde van de Vandommeledreef (vroeger Pastorijdreef), zo een 40 à 50-tal meter noordwaarts in de tuin van de huidige pastorie. De ‘wal’ (vijver), die leunde tegen het pastoriegebouw was voortdurend de oorzaak van vochtigheidsproblemen. Verscheidene pastoors hebben er vele jaren mee te kampen gehad. De pastorie was al te zien in die omgeving op een kaart van 1632. De Vandommeledreef ontstond in 1847 door bemiddeling van pastoor Martens (Zulte 1804-Marke 1854) (1) . Een stukje grond ,toebehorende aan graaf Julien Bidé de la Grandville, de laatste heer van Marke ,werd omgewisseld met gemeentegrond. Dat betekende een betere toegang tot de pastorie.
In een brief gedateerd op 30 maart 1886 vroeg burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke 1835-Marke 1898) aan Mgr. Joannes Joseph Faict (Leffinge 1813-Brugge 1894) de bisschop van Brugge, of hij al dan niet akkoord ging met vergrotings- en verbeteringswerken aan de pastorie in Marke .
Gezien de goedkeuring ,vroeg pastoor Lodewijk Vandenbussche (Kortemark1835 –Marke 1893) (2) op 4 mei, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het ‘kerkbureel’ (kerkfabriek), aan de bisschop, de kerkraad samen te roepen op 9 mei ,om te te beraadslagen over deze kwestie. Verbeteringen, ja, vergroting,neen. Pastoor Vandenbussche en zijn voorgangers klaagden al lang over vochtigheid in de pastorie. Het was vooral te wijten aan de ‘wal’(waterpoel,vijver) die tegen het gebouw gelegen was. Op de bovenverdieping waren twee ongezonde kamers . De hygiëne liet er te wensen over.
Een nieuw hoofdstuk begon op zondag 3 januari 1904 tijdens de zitting van de kerkraad van Marke. Waren tegenwoordig voorzitter , Baron François de Bethune (Gent 1868- Leuven 1938), pastoor Louis De Brabandere (Kanegem 1846-Marke 1919) (3) , burgemeester Emmanuel de Bethune (Gent 1869- Marke1909), leden Arthur Tack (Marke 1866- Marke 1917), Désiré Herman (Marke 1828-Marke 1914) en Aloïs Dekimpe (Marke 1836-Marke 1918), en schrijver Isidoor Delcour (Marke 1835 –Marke 1917). De slechte staat van het pastoriehuis werd er in de verf gezet. Architect Jules Carette(4) werd verzocht na te zien of er mogelijkheid bestond veranderingen en renovaties te voorzien om er een ordentelijke pastorie van te maken. Zelfs door zoveel mogelijk te behouden, dat enigszins dienen kan, zouden renovaties en verbeteringen kosten van rond de 10.000Bfr. veroorzaken. Niettegenstaande de belangrijkheid van die som, zou de pastorie steeds vochtig blijven “uit hoofde van de nabijheid van de waterpoel tegen welken en in welken zij gebouwd is”.
Nog in 1904 werd er eindelijk werk van gemaakt , een nieuwe pastorie stond op het programma en zou gebouwd worden langs de Marktstraat, een 40 à 50 -tal meter ten zuiden van de oude pastorie, op grond, eigendom van de gemeente. De oude bleef onbewoond staan van 1904 tot in de eerste helft van de jaren ‘50, toen ze werd afgebroken. Intussen diende ze tot stapelplaats.
Volgend schrijven werd op 5 maart 1904 gestuurd door de provinciale architect-inspecteur Arthur Vierendeel (5), aan de Bestendige Deputatie (vertaling uit het Frans):
“ De pastorie van Marke is gelegen nabij een vijver(poel) en toont erge vochtigheidsverschijnselen. Op het gelijkvloers en boven zijn maar twee kamers die degelijk zijn. De kelders staan onder water. Ik ga akkoord met de kerkraad om liever een nieuw gebouw te bouwen, dan het oude te herstellen en te verbeteren. Ik ben van mening dat het project van architect Jules Caretteen de bijgevoegde stukken mogen goedgekeurd worden.” Op 7 maart 1904 gaf architect-directeur Arthur Vierendeel zijn goedkeuring, de Koninklijke Commissie van Monumenten op 22 april 1904. Minister van Justitie Jules Van den Heuvel (Gent 1854-Gent 1926)(6) was volledig akkoord met het project en beloofde ook de nodige subsidies.
Jules Carette tekende de plans en maakte een bestek op ten belope van 19.783,24Bfr. Dat werd door de kerkraad goedgekeurd.
Om het aandeel van de kerkfabriek te helpen dekken, verklaarde pastoor Louis De Brabandere zich bereid in volle eigendom en zonder lasten, twee huizen , hem toebehorende ,af te staan aan de kerkfabriek ; het betrof hier de twee laatste huizen van een rij van vier gelegen op de plaats (Marktstraat) bekend onder SA 327, 328 en 329 . De vier huizen waren na de bombardementen van 14 mei 1943 onbewoonbaar .De waarde ervan was geschat op 5000Bfr en een pachtwaarde van 200Bfr. ’s jaars. Enkele begoede personen leenden samen 4000Bfr. uit aan de kerkfabriek, zonder intresten ,en terug te betalen in deeltjes.
Het gemeentebestuur kwam tussen met 5000Bfr. en keurde de beraadslaging van de kerkraad op 3 januari goed in zitting van 26 januari 1904 .
Op 16 mei 1904 werd de Minister van Justitie in kennis gesteld door de gouverneur(7), dat de Technische Provinciale Dienst, de bisschop (8), de Koninklijke Commissie van Monumenten en Bestendige Deputatie hun goedkeuring hadden gegeven voor de bouw van een nieuwe pastorie; de toekenning werd gegeven, volgens het bestek, mits de som van 19.783,24Bfr. met volgende verdeling: 9783,24Bfr. ten laste van de kerkfabriek, 5000Bfr. voor de gemeente, de Provincie en de Staat kwamen erin tussen elk voor 2500Bfr.( brief van 7 juli van de Bestendige Deputatie).
In zitting van de kerkfabriek op 25 juni 1904 werd overgegaan tot het openen van de inschrijvingen voor de aanbesteding ( goedgekeurd in zitting van de gemeenteraad op 27 juni 1904): (intussen was Arthur Tack voorzitter van de kerkraad).
-Denis Parent (Bellegem 1860-Marke1927) , timmerman te Marke > 22.999Bfr.
-Jules Vandenberghe (Marke 1870-Marke 1933), timmerman en Emiel Vandenweghe, metselaarsbaas, beiden te Marke > 18.989Bfr.
-Charles Louis Lannoo (Heule 1854- Marke1929), timmerman en Cyriel Vanackere, metselaarsbaas, beiden te Marke > 18.783,33Bfr.
De prijs geboden door de laatsten was 1000Bfr. beneden de prijs van het bestek en bijgevolg werd de bouw van de pastorie aan hen toegewezen.
Adolf Deryckere (Deerlijk 1857- Marke 1931), bijzondere te Marke werd als toezichter van de werken benoemd . Hij was ook toezichter geweest tijdens de bouwwerken van de nieuwe kerk in 1901.
Hier is het interessant even de daglonen onder de loep te nemen (brief van 23 juni 1904, getekend Lannoo en Vanackere):
-aardewerkers 0,25Bfr.
-metsers 0,30Bfr.
-dienders 0,22Bfr.
-leer-metsers 0,22Bfr.
-timmerlieden 0,28Bfr.
-schrijnwerkers 0,30Bfr.
-leergasten 0,15Bfr.
-loodgieters 0,35Bfr.
-plafonneurs 0,32Bfr.
-dekkers 0,30Bfr.
Vertaling uit het Frans van de brief van 27 augustus 1904 van Arthur Vierendeel, supervisor, aan de Bestendige Deputatie: “Het metselwerk is op zekere plaatsen al meer dan 1meter hoog ; de werken zijn goed uitgevoerd, de voorwaarden van het minimum-salaris zijn ingevuld, maar het reglement is niet geafficheerd. De aannemer belooft onmiddellijk het nodige te doen. Op vraag van de werknemers wordt dagelijks meer dan 10 uur gewerkt. De aannemer zal de toelating vragen aan de Bestendige Deputatie om de overuren te mogen doen, zonder verhoging van prijzen….”
Op 15 september 1904 had architect Carette een belangrijke mededeling voor de kerkfabriek. Er werd een wijziging gebracht in de natuur van de materialen, de witte zandsteen van Montauban werd namelijk vervangen door de ‘roche d’Euville’. De reden was dat Montauban weigerde te leveren, onder voorwendsel dat de ‘blokken’ steen een lengte hadden van 50 centimeter, daar waar 1m20 vereist was.
Burgemeester en schepenen, alsook de gouverneur werden op de hoogte gebracht.
Op 18 oktober inspecteerden Jules Carette, pastoor L. De Brabandere, burgemeester Emmanuel de Bethune en de leden van de kerkfabriek de nieuwe pastorie en keurden de werken goed.
De werken verliepen vlot en goed. De ruwbouw stond er tot het dak (brief 22 oktober 1904 van A. Vierendeel aan de Bestendige Deputatie).
De nieuwe pastorie werd bewoond vanaf oktober 1905 (brief van A. Vierendeel aan de Bestendige Deputatie op 21 december 1905).
Tijdens de bombardementen van 14 mei 1943 had de pastorie het hard te verduren ; ze moest bijna helemaal herbouwd worden.
(1)Petrus Martens was pastoor van Marke van 1847 tot zijn overlijden in september 1854. Hij had in 1853-54 al meer dan 1000Bfr. uit eigen zak betaald voor belangrijke reparaties aan de pastorie .Dat was ongeveer de tegenwaarde van de aankoopprijs van een huis in die tijd [brieven van 19 december 1853 en 31 maart 1854 ter attentie van Mgr.Joannes Baptista Malou, bisschop van Brugge (Ieper 1809-Brugge 1864) ].
(2)Lodewijk Vandenbussche was onderpastoor in Kemmel in 1871, pastoor in Waardamme in 1879 en vanaf 1886 pastoor in Marke tot zijn overlijden in 1893.
(3)Louis volgde zijn broer Leo (Kanegem 1842-Marke 1902) op als pastoor van Marke.
(4)Jules Carette (Kortrijk 1866-Kortrijk 1927). Hij was een leerling van Jean-Baptiste de Bethune (Jantje Gotiek). Zijn werken waren vooral geïnspireerd door de neogotiek.
(5)Arthur Vierendeel (Leuven 1852-Ukkel 1940): Belgisch ingenieur – hoofdingenieur-directeur van de Provinciale Dienst van West-Vlaanderen. Hij was ook hoogleraar aan de Universiteit te Leuven.
(6)Jules Van den Heuvel was minister van justitie van 1899 tot 1907.
(7)Jean Baptiste de Bethune (Brugge 1853-Heestert 1907), kunsthistoricus, was gouverneur van West-Vlaanderen van 1903 tot 1907. Hij was al dienstdoende gouverneur in 1901. Hij was de zoon van Jean Baptiste (Jantje Gotiek) (Kortrijk 1821-Marke 1894) en Emilie van Outryve d’Ydewalle (Brugge 1826-Marke 1894) en trouwde met Anne-Clémentine Roger de Villers (Gent 1855- Cannes 1913). Hij was ook burgemeester van Oostrozebeke van 1879 tot 1892.
(8)Gustavus Waffelaert was bisschop van Brugge van 25 juli 1895 tot 18 december 1931. Hij was geboren in Rollegem in 1847 en overleed in Brugge in 1931.
Rijksarchief Brugge
Archief Bisdom Brugge
Foto’s:
1/ Affiche aanbesteding 1904.
2/ De oude pastorie in 1950.
3/ De oude pastorie in 1950.
4/ Plan uit 1929 met ‘put van de pastorie’. Links plan van de school.
5/ De nieuwe pastorie vóór de oorlog 40-45.
6/ De nieuwe pastorie na de oorlog 40-45, rond 1960.
Op 18 juli 1872 kocht (Leopold) Aloïse Maertens , een timmerman uit Marke, aan Marie Anne Bekaert de vrouw van Petrus Van Belleghem, een lapje grond van 8a85ca; te nemen al de zuidkant van een meerdere partij zaailand, groot 92a90ca, gelegen Sectie B 6a , in de Hellestraat (nu Kloosterstraat).(1)
Grenzend:
noord: de verkoopster
oost : de Hellestraat (nu Kloosterstraat)
zuid: Debbaudt-Beck en Leopold Van Belleghem en consoorten
west: Marcellin Van Belleghem en consoorten en André Declercq (landbouwer op ‘de Priesterage’ in de Marktstraat)
Die grond had Marie Anne verkregen door erfenis van haar ouders Joannes Jacobus Bekaert en Marie-Josephe Vanneste , en haar zuster Marie-Francisca Bekaert.
In 1872-73 liet (Leopold) Aloïse , kort voor zijn overlijden,op het stukje grond een huis bouwen.
Op 19 februari 1874 verkocht de weduwe van (Leopold)Aloïse Maertens, namelijk Marie Virginie Raemaekers (Menen 1847-Kortrijk 1930), kleermaakster, het huis, dat ze toen nog bewoonde, aan Petrus Walterumaertens, een schoenmaker (Hooglede 1845-Marke 1924) . De verkoop greep plaats in het recent gebouwd café ‘Au Lion d’Or’ (Pottelberg), bewoond door de weduwe Evrard Maertens-Malfait. Evrard was de broer van (Leopold) Aloïse. (Leopold) Aloïse Maertens was in 1869 met Marie Virginie Raemaekers getrouwd. Ze hadden drie kinderen, waarvan Edwige (Marke 1874-1957) die in 1901 trouwde met Gustaaf Vandaele (Marke 1873-1915), een schildersbaas. De twee anderen, Helena Maertens (Marke 1870) overleed in 1900 als kloosterzuster te Oekene en Valérie (Marke 1872-1956) was getrouwd met Camiel Raepsaet (Aalbeke 1872-Marke 1959), één van de pioniers van de Fanfare Sint-Jan.
*Vader (Leopold) Aloïse overleed in november 1873 en heeft nooit zijn dochter Edwige, geboren in juni 1874 ,kunnen aanschouwen.
Weduwe Marie Virginie Raemaekers trouwde in 1880 met Leopold Duprez (Marke 1856- 1918), een vlaswerker. Leopold staat in het doopregister genoteerd als Deprez en in het kerkelijk huwelijksregister, net als in het burgerlijk register, als Duprez.
Ze kregen samen vier kinderen, met achternaam Deprez, allen geboren in Marke: Remi (Marke 1881-1943) (2)- Césarine (1883) – Maria Theresia (1886) – Joseph (1888-Kortrijk 1960).
Let op Duprez en Deprez.
Petrus Walterumaertens maakte er ,met een knipoogje naar zijn beroep,een café van met opschrift ‘In de Goude Leerze’. De zuidkant van het gebouw werd in beslag genomen door het café, de noordkant door de ‘schoenmakerij’ ,met een aparte voordeur. Petrus was getrouwd met Maria Ludovica Breye (Marke 1842), die in Marke overleed in 1870. Hij hetrouwde in 1871 te Zwevegem met Ursula Ducaté (Harelbeke 1834), een cafébazin,die in 1887 overleed. Hij verbond zich een derde maal, met Julie Huysentruyt uit Kortrijk, waarmee hij een zoon kreeg, Alberic (Marke 1889-Kortrijk 1978). Albéric zag het leven in café ‘A la Campagne’ op de Markebeke. Ondertussen had Petrus in 1887 het café in de Kloosterstraat verkocht aan brouwer Arthur Pollet uit Kortrijk.
Petrus Walterumaertens verliet café ‘In de Goude Leerze’ na het overlijden van zijn vrouw Ursula in 1887 en werd toen waard van café ‘A la Campagne’ op de Markebeke.
Julien Verstichel (Olsene 1861), schoenmaker, en Leonie Vanderstede (Zulte 1865) werden de nieuwe uitbaters van ‘In de Goude Leerze’. Sophie (Zulte 1863) , de zuster van Leonie, trouwde met Constant Gustaaf D’Hespeel, cafébaas van ‘De Zalm’.
Charles Mulie (Marke 1867-1945) trouwde in 1897 met Marie-Louise Ostyn (Marke 1872- 1928) en samen baatten ze ‘In de Goude Leerze’ uit. Hun zeven kinderen werden er geboren: Magdalena (1898) – Michel (1899) – Martha (1900) – Godelieve (1901) – Gerard (1903) – Henri (1907) – Albert (1911).
Zoon Gerard trouwde in 1929 met Antoinette Levecque, een dochter van café ‘Het Paradijs’in de Marktstraat en volgde toen zijn vader op. Café ‘In de Goude Leerze’ was intussen eigendom van de brouwerij Tack uit Kortrijk.
In 1931-32 stichtte Gerard Mulie er de duivenmaatschappij ‘De Leieduif’.
Einde 19e eeuw bestond daar al een ‘bolletrog’. Er werd niet gespeeld in clubverband, want iedereen mocht bollen. Kort na de oorlog 40-45 , toen het bollen aan het slabakken was, kwamen de handboogschutters op de liggende wip’ de ‘bolletrog’ bezetten. De naam van de vereniging ‘De Verenigde Vrienden’, gelijk ze toen noemde ,veranderde inmiddels in de ‘De Leerzeschutters’.
In 1947-48 toen men, rechtover het café, het oud bejaardentehuis afbrak en een nieuw bouwde, kwamen de metsers hun boterhammen opeten in het café. Toen werd gevraagd of de muur, die tussen het café en de ‘schoenmakerij’ stond, mocht afgebroken worden en de deur , die uitkwam op straat mocht toegemetst worden ( op de foto goed te zien). Zo bleef nog alléén de toegang tot het café bestaan.
Het werk werd gedaan door de metsers , die het nieuw rustoord zetten. Met de stenen van de binnenmuur metsten ze die voordeur dicht.
In 1955 verlieten Gerard Mulie en zijn vrouw Antoinette Levecque het café, kochten het huis (nr.38) ernaast, dat eigendom was van het klooster, en gingen er wonen.
Ze werden opgevolgd door Raphaël Goegebeur en zijn vrouw Marie Madeleine Dewildeman, . Die bleven er tot januari 1965, en verhuisden toen naar een nieuw lokaal, café ‘’t Schuttershof’, in de Markekerkstraat. Zij hielden er café tot 31 december 1979. Zoon Johny nam het roer over tot in 1982. De volgende uitbaters waren Werner Vandenbulcke en Jeannine Creupelandt. Momenteel staat hun zoon Tommy achter de tap, sedert 6 maart 1998.
Het verlaten café ‘In de Goude Leerze’ werd verkocht aan Hubert Deconinck en zijn vrouw Leona Depraetere, die het lieten afbreken in 1968 om er een nieuwe woning (nr.40) te bouwen.
(1)Anne Marie Bekaert (Marke 1796-1875)
Petrus Van Belleghem (Marke 1813-1901)
(Leopold) Aloïse Maertens (Marke 1837-1873)
(2)Remi Deprez was vóór de oorlog 14-18 bakker in de Marktstraat. Na de oorlog was hij hovenier op het kasteel Blommeghem en het kasteel van de la Croix op Sint-Anne. Christine de dochter van zijn zoon Albrecht (Albert) (Kortrijk 1915-1990) was de eerste kleuterleidster -op 1 september 1971- in het klasje, dat gesticht werd onder impuls van de ‘Vriendenkring van de Rijksschool’ en dat gevestigd was in de Hemelrijkstraat in de vroegere winkel van kinderkledij ‘De Fee’. Op 20 april 1974 had de inhuldiging plaats van de Rijkskleuterschool in de Kalvariestraat.
Het café ‘Au Pré Vert’ (vroeger ‘De Keizer) stond vóór de aanleg van de E17 (vóór oktober 1985 nog E3 genaamd) op de westelijke hoek van de Keizerstraat , langs de Torkonjestraat. Op 1 augustus 1910 ,bij het vastleggen van de nieuwe straatnamen, kreeg het gedeelte vanaf de Kalvariestraat tot de Torkonjestraat,de naam Keizerstraat naar het café ‘ De Keizer’.
Een woordje over het aanleggen van de E3:
In het jaar 1966 ging de Intercommunale Vereniging van de Autoweg E3 over tot de aankoop in der minne van delen grond gelegen te Marke. Door deze aankoop werd de definitieve grens vastgelegd tussen de E3 en de aangrenzende eigendommen. De Intercommunale Vereniging van de Autoweg E3 kreeg de concessie voor het aanleggen van de autoweg E3 bij K.B. van 10 juli 1963.
Door het aanleggen van de E3 stond café ‘Au Pré Vert’ totaal geïsoleerd langs de Torkonjestraat. In de Keizerstraat werden in totaal 9 eigenaars van huis en grond onteigend. (brief 14 maart 1966 van Intercommunale E3 , regionale dienst Kortrijk, aan gemeentebestuur Marke, plan goedgekeurd op 28 december 1965).
Het meetplan van bepaalde percelen was soms niet conform met de werkelijke toestand. De NV Saterco (Société de Terrassements et de Constructions) die, in opdracht van de Intercommunale E3 ,grondwerken uitvoerde , kocht in 1966 aan de ‘Tuileries du Pottelberg’ 7ha grond,die gelegen was ten westen van de Keizerstraat, tegen de aan te leggen autoweg.
De NV Saterco kreeg de toelating om gronden te vervoeren en op te stapelen op haar eigen percelen, maar mits enkele strenge voorwaarden, onder andere mocht geen schade aangebracht worden aan de wegen.
Meldenswaard is dat op het terrein de grenspalen van de te onteigenen eigendommen niet te vinden waren. Er was gebleken dat bij vorige onteigeningen geen P.V. van afpaling werd opgemaakt voor de eigendommen in kwestie.
In 1979 verkocht de NV Saterco de percelen bouw- en weiland , die in 1966 aangekocht werden.
En laat ons nu het eigenlijke onderwerp aansnijden.
Volgens een kadastrale legger van 1823 stond op die plaats ,langs de Torkonjestraat , waar café ‘De Keizer’ kwam te staan ,al een klein huisje van 67 ca groot met een stuk land erbij van 20a80ca. Het was eigendom van de familie Vercruysse in Kortrijk . Het was zowel ten noorden , als ten oosten en ten westen , omgeven met bos.
Jacobus Augustin Vercruysse ( Ieper 1756 + Kortrijk 1822 in de Leiestraat) brouwer en zijn vrouw Victoire Verhaeghe (1) ( Harelbeke 1768 + Kortrijk 1847) waren er eigenaars van. Victoire Verhaeghe was de dochter van Joseph en Victoire Deconinck . Jacobus Vercruysse, was weduwnaar van Marie-Thérèse Doornaert .Hij hertrouwde op 9 april 1799 te Harelbeke met Victoire Verhaeghe.
Bij het overlijden van Victoire ( als rentenierster) in 1847 in de Budastraat te Kortrijk deed Petrus (Pierre Jean) Nuyttens, brouwer en kennis, de aangifte.
Bij de verdeling in 1848 erfden de kinderen alle goederen.
Dochter Justine Vercruysse (2) (Kortrijk 1801 - 1854), getrouwd in 1827 met Eduard Bracq (Gent 1805) (3), zoon van Joseph René en Adelaïde Jacoba Bossaert eigenaars van een suikerraffinaderij en wonende in Kortrijk, kreeg in haar erfdeel het huisje (café)en het land toebedeeld. In 1857 werd het geheel verkocht door haar man Eduard Bracq aan de Kortrijkse brouwer Petrus (Pierre Jean) Nuyttens (Winkel St.Elooi 1796 – Kortrijk 1859) .
Café ‘De Keizer’ zag hoogstwaarschijnlijk het levenslicht rond 1828 . Dat is de dichtst voor de hand liggende stelling .
Joseph Corsellis (Bellegem 20 Germinal jaar 8) , herbergier, trouwde in Rollegem in januari 1824 met Marie Agnes Bonnet (Ingooigem 1805). Bij de geboorte in Marke van hun zoon Joannes Franciscus in 1828 staat Joseph geboekstaafd als herbergier. Bij de geboorte en het overlijden van hun dochter Rosalia Corsellis ( Marke 1832- oktober 1841) en de geboorte van een andere dochter Octavia ( Marke 1840) staan de ouders genoteerd als herbergiers wonende gehucht Pauvre Leute, langs de kalsijde weg van Kortrijk op Rijsel.
Ik vond in een notarisakte van 1831 dat café 'De Keizer' uitgebaat werd door Joseph Corsellis. Ik veronderstel dat Petrus Blomme café-uitbater werd tussen 1842 en 1846.
Het café speelde een belangrijke rol in het sociaal leven en het was ook een goed communicatiecentrum. Het lag trouwens langs een belangrijke kasseiweg , naar Kortrijk en richting Frankrijk. Het zou kunnen dat Victoire Verhaeghe er al vroeger een café of herberg van maakte … wie zal het zeggen, misschien toen zonder logo (dan vóór 1828), want dat was ook niet ongewoon in die tijd. Victoire fungeerde na het overlijden van haar man Jacobus Vercruysse als bierbrouwster…en bij haar dood deed Petrus Nuyttens, een brouwer en goede kennis, de aangifte !
Brouwer Petrus Nuyttens (4) trouwde in 1839 met Marie-Louise Maieur (Veurne 1811) uit Oostvleteren . Zij was de dochter van Benoit Jacques en Jeanne Claire Cailliau renteniers in Oostvleteren. Benoit Jean Maieur, een broer van Marie-Louise, was apotheker in Kortrijk.
Door het overlijden van Petrus Nuyttens in 1859 (5), kwam de brouwerij in handen van zijn weduwe Marie-Louise Maieur, die vanaf toen als brouwer werd ingeschreven.
Het goed had toen nog altijd een oppervlakte van 21a47ca, waarvan 20a80ca land en 67ca bebouwd .
In 1860 hertrouwde Marie-Louise Maieur met Amand François Boecksoone (Veurne 1820 –Kortrijk 1867), een wijnhandelaar uit de Basse-ville in Kortrijk, die meteen brouwer werd. Getuige was hier brouwer Aimé Tack uit Kortrijk. Bij het overlijden van Amand ,was het zijn broer Jean-Baptiste Boecksoone, pastoor van Lissewege , die de aangifte deed.(6)
Amand en Jean-Baptiste Boecksoone waren de zonen van Ignatius (Oostvleteren 1760-Veurne 1823), slotenmaker en van Anne Thérèse Decorte, wonende in Veurne.
In 1868 werd op het stuk land een nieuw gebouw neergezet en het bestaand gebouw werd volledig afgebroken en weer heropgebouwd.
Een volgende cafébaas was Petrus Blomme (Moen 1797-Marke 1881) getrouwd in Bellegem in 1834 met Anna Catharina Vande Ghinste (Marke 1807-1884) (bevolkingsregister telling 1846 ).Hij overleed in zijn café ‘De Keizer (‘Kalsijde op Tourkonje nr.43’). Petrus en Anna Catharina woonden allebei in Bellegem toen ze trouwden. Petrus was de zoon van Petrus Franciscus Blomme (+ Moen 1816) en van Maria Catherina Plateuw, wonende in Moen. Anna Catharina was de dochter van Joannes Francis Vande Ghinste en Anna Josepha Dermaux (+Marke 1824).
Petrus Blomme en Anna Catharina Vande Ghinste hadden 4 kinderen, allen geboren in Marke: Carolus(1837), Constantinus(1840), Virginia (1842) en Gustaaf (1846). Bij de geboorte van zijn kinderen in 1837,1840 en 1842 stond Petrus Blomme ingeschreven als werkman. Bij de geboorte van Gustaaf in 1846 was hij herbergier . Bij de volkstelling van 1846 staat Petrus immers ingeschreven als herbergier op het adres in de Torkonjestraat. In het bevolkingsregister 1825-46 is op die plaats noch Petrus Blomme, noch herbergier te vinden.
Ik veronderstel dat Petrus Blomme café-uitbater werd tussen 1842 en 1846.
Virginia (Marke 1842- 1921),de enige dochter trouwde in 1870 met Charles Breye (Marke 1836 – 1889) en samen baatten ze café ‘De Kardinaal’ uit op de Pauvre Leute (oostelijke hoek van de Kalvariestraat met de Kardinaalstraat). Het koppel kreeg in Marke 6 kinderen: Marie Louise(1871)- Gustaaf (1873)– Irma(1876) – Remi (1878)– Elisa(1881)- en Achille(1885).
Zoon Gustaaf Blomme trouwde in 1882 met Philomène Wyseur(Marke 1843- 1916) en volgde zijn ouders op in café ‘De Keizer’. Gustaaf overleed in Marke in 1889 en zijn weduwe Philomène Wyseur hertrouwde in 1890 met Remi Derveaux (Deerlijk 1861- Marke 1949), een tabaksnijder. Remi Derveaux en zijn vrouw waren de nieuwe uitbaters.Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Remi in 1918 met Maria Gunst (Zwevezele 1871) uit Kortrijk.
In december 1873 verkocht de weduwe Marie-Louise Maieur café ‘De Keizer’ aan Marcellin (Marke 1816-1875) ,Eduard (Marke 1819-1895) en Theresia Van Belleghem (Marke 1814-1894), landbouwers op de hoeve aan het huidig OC in de Hellestraat. Het café bleef, na verdeling in 1877, in handen van Eduard en Theresia .
In 1896 ,kort na het overlijden van Eduard Van Belleghem,kocht Cyriel De Brabandere (burgemeester van 1921 tot 1941) het café aan de erfgenamen Van Belleghem en Remi Derveaux (Deerlijk 1861-Marke 1949) bleef de uitbater. Bij dezelfde verkoop had Remi Derveaux 2 woonhuizen gekocht in de Halewainstraat. Toen noemde men die straat in de volksmond ‘Tabaksnijdersstraat’. De straat kreeg in 1956 officieel de naam van Halewainstraat.
Emma Breye (Marke 1888-Kortrijk 1985):”….men kweekte zelf tabak voor pijp en om te ‘pruimen’( dialect chiquen). Men droogde de tabak zelf en men ging dan naar Remi ‘van de Keizer’om de tabak te laten snijden.”
Conclusie: vanaf de start rond 1842-46 tot in 1907 stond altijd iemand van dezelfde familie achter de toog in café ‘De Keizer’ .
In 1907 betrokken Gustaaf Vanrobaeys (Marke 1873-Aalbeke 1940) en zijn vrouw Marie Mullie (Marke 1873-Aalbeke 1944) het café en moesten bier afnemen aan brouwer Cyriel De Brabandere. Ervoor woonde Vanrobaeys in de Halewainstraat in een huis van Remi Derveaux. Op zekere dag wilde Remi terug naar zijn huis en vroeg aan Vanrobaeys of hij het café niet wilde uitbaten [verteld door dochter Elisa Vanrobaeys (Marke 1902-Kortrijk 1984), echtgenote van Georges Delcroix ( Aalbeke 1895-Kortrijk 1986)]. Gustaaf hield er 27 jaar café tot in 1934.
Gustaaf Vanrobaeys had graag het café gekocht, maar het werd in 1934 vóór zijn neus verkocht aan (zie artikel ‘Châlet du Pottelberg’ in de dorpskrant en op mijn blog) Michel Vanden Bogaerde (7), die kort nadien het oud café ‘Châlet du Pottelberg’ ,gebouwd in 1932-33 ( gebombardeerd in 1942 en 1944), verkocht aan Henri Truffaut. Vanden Bogaerde baatte samen met zijn vrouw Germaine Segaert het café ‘De Keizer’ uit tot 1945-46. Hij kocht het café ‘Au Lion d’Or’met aanpalend huis, liet het met de grond gelijk maken en zette er in 1946-47 het nieuw café ‘Châlet du Pottelberg’ op ,dat hij zelf uitbaatte tot 1960. (nu restaurant ‘Het Vliegend Tapijt’).
Zoon Roger Vanden Bogaerde (Kortrijk 1928-2010) : “Café ‘De Keizer’ werd in 1934 opgefrist (geschilderd) door de gebroeders Germain,Urbain en Antoon Vandaele, uit Marke. Mijn moeder hoorde de naam ‘de Keizer’ niet graag, en vroeg aan Antoon welke naam zouden we geven? Antoon antwoordde:”u zit hier goed in het groen”, noem het ‘In de Groene Weide’ en zo werd het ‘Au Pré Vert’. Het café werd door een gerechtelijk sekwester in beslag genomen en achteraf verkocht aan de likeurstokerij Rademan , Gentsesteenweg in Kortrijk. Mijn vader werd gestraft en opgepakt om zonder vergunning zelf alkohol te stoken. Hij stookte voor de likeurstokerij Rademan en hij verkocht er voor ook .Zo moest hij een paar eigendommen prijsgeven.”
Café ‘De Keizer’ had een afspanning waar men paarden kon uitspannen en waar paardenbakken met voer stonden. De afspanningen verdwenen gedeeltelijk toen het vervoer gemotoriseerd werd.
Het bijgebouw links werd gezet in 1938 ( het jaar van de aardbeving) op initiatief van Michel Vanden Bogaerde, omdat volgens hem het café te klein werd.
In 1946-47 waren de nieuwe uitbaters van café ‘Au Pré Vert’ Emile Van Borre en Marie-José Delbeke. Op 6 januari 1949 brak brand uit, boven in de slaapkamer ,waarbij hun twee kinderen Michel (Kortrijk 1940) en Louis (Kortrijk 1942) om het leven kwamen. De slaapkamer bevond zich in het nieuw bijgebouw , dat Michel Vanden Bogaerde in 1938 had laten bouwen .
In de jaren ’50 was Simonne Schollaert ,met haar vader Gustaaf ,uitbaatster.
Mercédès Carlier, dochter van Marcel en Madeleine Van Houtte , afkomstig uit Moeskroen staat genoteerd als uitbaatster einde jaren ’50 tot in de jaren ’70. Zij verhuisden toen naar Moeskroen.
De laatste uitbaters zouden Fransen zijn geweest.
In 1966 bij de werken voor het aanleggen van de E3 was het café nog altijd eigendom van Rademan-Lefevere uit Kortrijk.
Daarna ging het bergaf met het café……dat achteraf ‘Pré Vert’ (dus ‘Au’ weggelaten) had als opschrift. Het droeg ook nog de naam ‘At The Dôme’.
Het café lag er in 1986 al verlaten bij.
In mei 2000 brandde het onbewoond café uit en het werd niet meer heropgebouwd.
Nu zien we op die plek een parking.
(1)Victoire Verhaeghe was een verre verwante van de stichter van de ‘Brasserie de Staceghem’
Auguste De Coninck. Verwantschap in de 5e graad. De moeder van Victoire Verhaeghe met
name Victoire Deconinck was een groottante van stichter Auguste. Victoire Verhaeghe heeft
feitelijk niets te maken met de brouwerij van Stacegem. Ze bezat het kasteel en heel wat
gronden in Deerlijk. Deze werden naderhand geërfd door Ferdinand ,broer van
Justine Vercruysse. (medegedeeld B.Almey, ‘Roede van Harelbeke’)
(2) Ferdinand Vercruysse (Kortrijk 1800) , de broer van Justine trouwde in 1833 met Lucie Bracq(Gent 1810), een zuster van Eduard. Ferdinand was net zoals zijn vader Jacobus Augustin brouwer . Hij was gemeenteraadslid en schepen in Kortrijk in de periode 1848-1854. Astère Vercruysse (Kortrijk 1834-Gent 1921), zoon van Ferdinand was volksvertegenwoordiger en senator en werd in de adelstand verheven. In 1866 trouwde Astère met Pauline Bracq, de dochter van Ferdinand en Mathilde De Deurwaerder, eigenaars van een suikerraffinaderij.
Melanie (Kortrijk 1806), de zuster van Ferdinand en Justine, trouwde met Louis Bossaert (Bailleul 1808), die brouwer was in Bergues (Frans-Vlaanderen ,arr. Duinkerke).
Een andere zuster, namelijk Marie Victoire (Kortrijk 1802), overleed in 1810.
(3)De gronden waarop de school O.L.Vr. Ter Engelen (’T Fort) in Kortrijk in 1853 werd gebouwd
behoorden toe aan de familie Bracq.
De ouders van Mgr. Henri Frans Bracq (Gent 1804-1888), de 22e bisschop van het bisdom Gent (1865-1888) bezaten ook een suikerraffinaderij in Gent.
(4)Petrus Nuyttens was katholiek schepen van Kortrijk van 30 september 1848 tot 31 december 1851. Hij was katholiek gemeenteraadslid van 20 januari 1852 tot 31 december 1857.
(5)In september 1859, na het overlijden van Petrus Nuyttens werden volgende cafés verkocht: in Kortrijk ‘De Katte’, ‘De Goude Peer’, ‘Den Witten Leeuw’’Den Belle Vue’; in Aalbeke ‘Den Belle Vue’; In Moorsele ‘Den Herder’; in Winkel Sint-Elooi ‘De Oude Smisse’; in Rollegem ‘De Lante’(De Lampe’) ; in Wevelgem ‘Sint Jooris’; in Harelbeke ‘De Kantine’; in Zwevegem ‘Den Kappaert’; in Lendelede ‘De Kroone’en ‘Sint Eloy’. In totaal waren 35 loten te koop, waarvan het 12e lot in Marke , 67a76ca land rechtover café ‘De Lante’(‘De Lampe’) .
(6)Jean-Baptiste Boecksoone (Veurne 1816-Kachtem 1881) was leraar aan het college van Kortrijk in 1839. Aalmoezenier aan de gevangenis van Kortrijk . In 1861 werd hij pastoor benoemd in Nieuwmunster, in 1865 in Lissewege en in 1870 in Kachtem waar hij overleed.
(7)Michel Vanden Bogaerde- Germaine Segaert kochten in 1927 de oude ‘De Kroon’ op de Pottelberg in Kortrijk en hielden er café tot 1931. Gaston ,broer van Michel hield nog in 1938 ‘De Kroon’ open. Roger, zoon van Michel is er geboren in 1928. Waar de nieuwe ‘De Kroon’ kwam was vroeger de bakkerij Foulon.Toen ging Michel het café ‘Au Damier’ op de Grote Markt in Moeskroen uitbaten tot hij de oude ‘Châlet du Pottelberg’ in 1932-33 liet bouwen . De oude ‘De Kroon’ lag , Kortrijkwaarts’ (vage grond) naast de nieuwe ‘De Kroon’.
Foto’s:
1/ De familie Gustaaf Vanrobaeys-Mulie aan de voordeur van café ‘De Keizer’:
Joannes Van Belleghem (Bissegem 1764- Marke 1844) getrouwd met Rosalia Planckaert (Bellegem- Marke 1856) , landbouwer op de hoeve aan het ontmoetingscentrum, was eigenaar van een perceel land van 43a10ca gesitueerd waar nu het restaurant ‘Het Vliegend Tapijt’ op de Pottelberg (vóór 13 maart 1981 Pottelbergstraat) staat (zie in verband met het rechttrekken van de baan in 1936, het artikel ‘Châlet du Pottelberg in de dorpskrant van december 2018).
In mei 1865 verkochten zijn erfgenamen: Leopold Van Belleghem(Marke 1812-Kortrijk 1889), landbouwer in Kortrijk , Petrus (Marke 1813-1901), Marcellin(Marke 1816-1875), Edouard (Marke 1819- 1895)en Theresia Van Belleghem (Marke 1814-1894), alle vier landbouwers aan het ontmoetingscentrum:
“Een partijken land van 9a05ca genomen uit een meerdere partij , langs de kalsijde leidende naar Aalbeke. Met een diepte van 51m en een breedte van 21m40.”
Deze partij land lag toen op de noordzijde of links langs de baan richting Kortrijk. Na de rechttrekking van de baan kwam ze deels rechts te liggen.
De kopers waren Joannes Franciscus Ma(e)lfait (Kortrijk 1796-Marke 1877), koopman en landbouwer, en zijn vrouw Engelberta Debaes (Wevelgem 1798- Marke 1873) wonende in de Kleine Pontestraat te Marke. Het hoevetje bevond zich op de noordelijke hoek van de Kleine Pontestraat en de Kanunnikenstraat.
Joannes Franciscus zette langs ‘de kalsijde leidende naar Aalbeke’op dat ‘partijken’ land rond 1870 een café neer, met daarnaast een woonhuis.
In maart 1874 , na het overlijden van Engelberta,verkochten de erfgenamen, Joannes Franciscus en de ‘kinderen:“Een schoon groot en kloek nieuwgebouwen woonhuis ,zijnde een welgekalante herberg ‘Au Lion d’Or’, met aanhoudend nieuwgebouwen huis .Hebbende een grote estaminetplaats, beneden- en bovenplaatsen, schone keldering, stalling, remise , koer, lochting rondom hagen. SA 455c,455d en 455e.”
De kinderen:
1/Nathalia (Marke 1833), getrouwd in 1863 met Edouard Vanneste (Rollegem 1828-Marke 1890) , uitbaters van café ‘De Marckebeke’, (op de oostelijke hoek van de Kasteeldreef) in Marke. Nathalia vertrok in 1898 naar Moeskroen.Hadden blijkbaar geen kinderen. Vader Joannes Franciscus overleed in 1877 in café ‘De Marckebeke’.
2/Coleta(Marke 1828), getrouwd in 1850 ,weduwe van Evrard Maertens (Ingelmunster 1827– Marke 1-1-1874) wonende in Marke. Zij vertrok in 1883 naar Moeskroen en overleed er in 1886. Hadden een dochter Marie-Louise (Rekkem 1850). Engelberta , de moeder,overleed in 1873 in café ‘Au Lion d’Or’, toen uitgebaat door Coleta.
3/Ferdinand Augustin (Ma 1838-1911), in de volksmond AUGUST, getrouwd met Amélie Coudyser (Otegem 1843-Marke 1883) was landbouwer op de hoek van de Zwinstraat (aan het Lieven Bauwensplein). In 1873 boerde hij nog op de ouderlijke hoeve, gelegen op de noordelijke hoek van de Kanunnikenstraat en de Kleine Pontestraat.In 1874 volgde Eduard Lefevre-Francisca Bridelance hem daar op.
Na Ferdinand Augustin werd François Verrue( Outryve 1845- Marke 1923) -Pharaïlde Accou(Geluwe 1856-Marke 1938 ) landbouwer in de Zwinstraat. In 1883 waren die nog uitbaters van café ‘Oostenrijk’ in de Rekkemsestraat. Hun zoon Cyrille Leopold, die in 1911 café ‘In ’t Nieuw Kwartier’ ging uitbaten, is er geboren in 1882. Richard Verrue ( Marke 1892- Ieper 1969), de andere zoon van François, was de opvolger op de hoeve in de Zwinstraat. Frans (Marke 1922) ,de zoon van Richard was de laatste Verrue die de hoeve betrok ; hij ging achteraf naar Kuurne boeren.Vroeger liep de Zwinstraat (vóór 1968 Zwijnstraat genaamd) van de Rekkemsestraat tot de Preshoekstraat.
Dochter Coleta was in 1883 naar Moeskroen verhuisd en Ferdinand Augustin bleef nog een kleine poos waard van café ‘Au Lion d’Or’.
4/Louise (Marke 1835) echtgenote van Auguste Florin, beiden wevers woonden in Tourcoing.
5/Justine (Marke 1837), echtgenote van Joannes Petrus Couvreur, veldwachter en wonende in Moeskroen.
Joannes Franciscus Ma(e)lfait en Engelberta Debaes hadden nog 4 kinderen die vroegtijdig overleden : Charles (1831-1852) – Franciscus (dec.1840-nov.1841) – Virginia (febr.1843 –dec.1843)- Marie Leonie (1844-1860).
Van cafés geproken!
Op 30 december 1914 telde Marke 3269 inwoners en 82 cafés. Dat wil zeggen dat er toen één café was voor 40 inwoners.
Amélie Coudyzer (Otegem 1843) ,de vrouw van Ferdinand Augustin Maelfait, overleed in 1883. Ferdinand Augustin baatte vanaf 1884 café ‘De Kroon’ uit in de Rekkemsestraat .
François Verrue (Outrijve 1845-Marke 1923) en zijn vrouw Pharaïlde Accou (Geluwe 1856-Marke 1938) kwamen na hem boeren op het hoevetje aan de Zwinstraat (nu ligging Lieven Bauwensplein).
Kinderen van Ferdinand Augustin Maelfait en Amélie Coudyzer:
2/Leonie-Louise Malfait (Marke 1873-1906) trouwde te Marke in 1897 met Constant Billiet (Heule 1864- Marke 1918) ). Vanaf 1897-98 baatten ze café ‘De Marckebeke’ uit. Uit hun huwelijk werd Alfons Billiet (Marke 1898-1974) geboren, die later medestichter werd van de groothandel in koloniale waren Vanfleteren-Billiet in Marke (VBM). In januari 1897 verkocht Nathalia Malfait ,via een notarisakte , bijna de hele inboedel van het café aan haar nicht Leonie, die nieuwe uitbaatster.
3/Jules-Cesar Malfait ( Marke1875- Pollinkhove 1939) trouwde te Marke in 1904 met Stephanie-Marie Casteleyn (Marke 1878-Kortrijk 1935). In 1914 baatten ze café ‘In de Wapens van Marcke’ uit op Markeplaats ( zuidelijke hoek Van Belleghemdreef ) .
4/Arthur-Joseph Maelfait ( Marke 1877)
5/Romanie-Marie Maelfait ( Marke1879-1942 ) trouwde te Marke in 1904 met Hector Casteleyn (Marke 1879-1958), een dorpsfiguur, in de volksmond ‘den dikken Casteleyn’ genoemd. Hector en zijn vrouw waren in 1914 nog de uitbaters van café-beenhouwerij ‘De Kroon’. Ze volgden in 1911 Ferdinand Augustin op. Vóór 1911 was Hector cafébaas en slachter in café ‘’t Zwijntje’ ook in de Rekkemsestraat ( werd later café ‘Burgerswelzijn’).
Omtrent 1919 baatten Hectoren Romanie café-beenhouwerij‘In de Wapens van Marcke’ uit op Markeplaats. In 1951 was het café onbewoond en Hector verbleef in het rustoord te Marke. Het gebouw werd in 1957 verkocht door de eigenares Marie-Antoinette De Brabandere aan Wilfried Maes- Liane Chanterie en werd met de grond gelijk gemaakt voor een nieuwbouw. Marie-Antoinette erfde het van haar vader Cyriel De Brabandere, gewezen burgemeester en brouwer.
De ouders van Stephanie en Hector Casteleyn waren Petrus (Moorsele 1847-Marke 1911), voerman, en Mélanie Blomme (Ingelmunster 1846-Marke 1936), die in Passendale trouwden in 1876 . Het gezin telde 9 kinderen, allen geboren in Marke : Jules (1876- Roubaix 1917)- Stephanie(1878)- Hector(1879)-Marie Louise(1880- Moeskroen 1937)- Césarine(1883)- Arthur(1884) – Polydore(1885- Marke1886) –Helena(1887- Marke1962) en Georges (1890- Kortrijk 1938), die zijn vader opvolgde als voerman.
Césarine ( Marke1883-1960) trouwde in 1913 met René Desmedt (Kortrijk 1879-Marke 1947) een vlashandelaar. Hun zoon Marcel (Marke 1915-1996) was ook vlashandelaar en gewezen voorzitter van de fanfare St.-Jan.
Marcel Desmedt ( Marke 1915-1996) :
”Mélanie Blomme kwam toe in Marke in 1876 in de Markestraat in café “De Haan”. Ze was getrouwd met Petrus Casteleyn voerman van 6 à 8 paarden. Hij is verongelukt in 1911.Hij deed vooral het vervoer voor de Markse Pannenfabriek.”
Arthur-Emile Casteleyn ( Marke 1884) overleed op 4 september 1918 in het militair hospitaal in Mortain. Zijn naam staat gegraveerd op het monument van de gesneuvelden in Marke. Op zijn rouwprentje staat verkeerdelijk Castelein.
6/ Alphonse Maelfait( Marke 1880 -1880)
7/Petrus-Paulus Malfait (Marke 1881)
8/Maelfait : naamloos ( Marke 1883 -1883)
Let op de schrijfwijze van de naam!
De disorde in voor- en achternamen (zoals hier Malfait en Maelfait) kwam vaak voor in de 19e eeuw. In de doopakten werden Coleta en Ferdinand Augustin, respectievelijk met de naam Maelfeyt en Malfeyt ingeschreven.
Ferdinand Augustin hertrouwde , na het overlijden van zijn vrouw Amélie Coudyzer ,met Marie-Leonie Vandemeulebroucke (Beveren-Oudenaarde1852-Marke 1927).
Hun zoon Remi, beter bekend als Jan Maelfait (Marke 1893-1958) is geboren in ‘De Kroon’. Hij overleed in de Marktstraat in het huis dat voorheen café ‘De Haan’was.
Albert Cagnie (Marke 1915 –Kortrijk 1997):
“ Mijn ouders (Theophiel en Rachel Gombert) kochten de ganse hoek (Aardweg-Rekkemsestraat, de 2 huisjes + de beenhouwerij + café “De Kroon”) in 1920-21. Rond het jaar 1927-28 werd de beenhouwerij afgesmeten en werd een nieuw huis erop gebouwd (in 2001 afgebroken). De eerste die erin ging wonen was Arthur Benoit die van café “Français” kwam (getrouwd met “Marie van café den Hert”.‘De Kroon’ werd slechts afgesmeten in 1959. Het was weliswaar sedert lang geen café meer.”
Het café en het huis werden definitief toegewezen aan August Nuyttens-Masquelier, brouwer wonende in Kortrijk.
In 1884 werd Charles Vermeersch (Wingene 1848-Marke 1926), bakker, uitbater van café ‘AuLion d’Or’. Ervoor werkte hij als bakker op Vanneste’s molen (Molen Glorieux). In 1887 trouwde hij met Marie Vannevel (St.Martens-Leerne 1856-Marke 1918) . In 1888 kregen ze een dochter Hortensia (Marke 1888-Lauwe 1962), beter bekend in Marke als ‘Stance van Mietjes’ van ‘Au Café Belge’ in de Kloosterstraat. De ouders van Charles baatten ook een café uit in Wingene. Hortensia trouwde in 1919 met Hector Declercq (Lauwe 1889) .
Charles en Marie kochten in 1895 een stuk grond in de Kloosterstraat aan Petrus Van Belleghem en bouwden er een café met bakkerij op, met logo ‘Au Café Belge’. Ernaast stond café ‘Den Beer’.
Cyriel Basyn (Hulste 1871-Marke 1940) en zijn vrouw Celina Naert (Hoogstade 1867-Marke 1925) waren in 1894 de volgende uitbaters van café ‘Au Lion d’Or’.
In 1923 baatten Gustaaf Vanhoenacker en Leontine Delbaere café‘Au Lion d’Or’ uit. Gustaaf en zijn vrouw zouden in 1931 de eerste cafébazen worden van café ‘St. Jean’ op Markeplaats.
Hector Verleyen zou de laatste uitbater zijn van ‘Au Lion d’Or’.
Bertrand D’Haene woonde naast ‘Au Lion d’Or’. Na hem kwam zijn broer Hector als laatste het huis bewonen. Michel Vanden Bogaerde kwam in 1945-46 Hector D’Haene verwittigen dat hij het café en het huis ernaast had gekocht en zou laten afbreken, en bijgevolg moest Hector verhuizen.
De brouwerij Nuyttens sloot haar deuren rond 1930 en toen werden alle cafés overgenomen door de brouwerij Tack van Kortrijk. ( ‘Het Herbergleven in Kortrijk’ en ‘Duizend Kortrijkse Straten ‘van Dr. E. Van Hoonacker).
Foto’s:
1/ Café ‘In de Wapens van Marke’ in 1956-57.
2/ ‘Au café Belge’ rond 1907. Ernaast café ‘Den Beer’.
3/ Toestand februari 2005, vroeger ‘Au café Belge’.