Met de kaarten van de Oostenrijker Ferraris (1771-1778) werd er een begin gemaakt met het tekenen van kadastrale plannen. Er bestonden ook landboeken met gedetailleerde- niet altijd correcte- kaarten. Maar dank zij Napoleon kwam een echt kadaster tot stand bij wet van 15 september 1807, het perceelsgewijs kadaster. De kadastrering van West-Vlaanderen werd pas voltooid in 1834.Er werd gewerkt om de oppervlakten van alle percelen te meten, de eigenaars op te sporen en het kadastraal inkomen vast te stellen. Zo werden de laatste resten van het Ancien Régime met zijn feodale structuur van de kaart geveegd. Met het plan Popp (Popp-kaart) hadden wij - zij het niet een officiële kaart - een goed werkdocument, dat als privaat initiatief gebaseerd was op gegevens van de overheid.
Philippe Christian Popp (Utrecht 1805-Brugge 1879) was controleur bij het kadaster te Brugge en ook stichter van “Le Journal de Bruges”. In 1842 kreeg hij de toelating om de kadasterkaarten en de leggers van gemeenten te drukken.Dat deed hij tot zijn dood in 1879.Hij kreeg zijn werk niet af.Toch heeft zijn cartografische nalatenschap enige historische waarde. Het nadeel is dat men na 1834-35 geen globaal overzicht meer heeft van de toestand in een gemeente op gebied van parcellering. Hiervoor dienen dan de supplementaire plans, die alle mutaties per perceel of per eigenaar volgen in bepaalde perioden.
Voor de recente geschiedenis van een gemeente is zijn werk een ongemeen rijke bron. Een kleine moeilijkheid vormt de datering van zijn kaarten, dat had hij onbewust of wellicht bewust om commerciële redenen nagelaten. Zo kon men niet weten van welk jaar de toestand was die hij op kaart publiceerde.
De kaart van Marke verscheen zeker niet in 1840 en niet ervoor. De opmetingen van de gemeente gebeurden al vroeger. Zacharias Van Belleghem, burgemeester, begon al in 1829-30 met het opmaken van gegevens over de namen van de eigenaars, hun eigendommen en de oppervlakten.
Wij nemen even de Popp-kaart en de legger van Marke onder de loep:
Op de gekende kaart staan het definitieve spoorwegtracé, met de verlegging in 1843 in een boog, van de strook vanaf midden de Aardweg en Koedreef tot de Pontestraat ,alsook de oude spoorwegberm getekend. De onteigeningen voor de aanleg van de spoorweg gebeurden in 1840.
De hoeve (13ha 7a 80ca) van de notarisfamilie Ghelein uit Poperinge, op de westelijke hoek van de Aardweg en de Rekkemsestraat werd, na de nodige onteigeningen in 1840 voor de aanleg van de spoorweg, verkocht in februari 1843 , in 13 loten. Niettegenstaande nog eigenaar vóór 1840 en in 1843, is de naam Ghelein niet meer vermeld op de legger van de kaart van Popp.
Zacharias Van Belleghem overleden in 1832 staat wel vermeld als eigenaar van het “Kasteelken” in de Vagevuurstraat !
Een nauwkeurige analyse van de kaart en de legger zou zeker nog hiaten blootleggen.
Zonder twijfel is het werk van Popp te waarderen , toch geldt hier de waarschuwing dat deze bron leemten vertoont. Het blijft immers een onmisbaar geschiedkundig basisdocument, waarmee met kritiek op de juistheid moet omgegaan worden.
Ik wil hierbij aantonen dat de Popp-kaart van Marke niet dateert van 1840 of ervoor, zoals bepaalde auteurs menen te schrijven. Bepaalde eigenaars verkopen eigendommen in 1840 en staan vermeld op de legger. Anderen verkopen in 1841 en de nieuwe eigenaars staan niet vermeld. De hoeve van de familie Ghelein werd in 1843 verkocht aan een zekere Petrus Holvoet, landbouwer te Kortrijk. Petrus Holvoet staat vermeld als eigenaar ervan op de legger.
Besluit is dat de Popp-kaart en de legger van Marke praktische geschiedkundige basisdocumenten zijn , waarbij bijkomend onderzoek noodzakelijk is.
|