HET ONTBREKEND OORLOGSVERSLAG
___________________________________
In het jaar 1900 gaf de Brugse bisschop Waffelaert aan de pastoors van zijn bisdom de opdracht een boek bij te houden waarin alle memorabele feiten die zich in de parochie voordeden, moesten worden genoteerd: een "Liber Memorialis" ofwel herdenkingsboek. De kerkelijke aangelegenheden dienden daarbij uiteraard de eerste plaats in te nemen.
Voor de parochie Marke startte Louis Debrabandere (° Kanegem, 1846 / + Marke, 1919) die alhier zijn broer Leo (° Kanegem, 1842 / + Marke, 1902) als pastoor had opgevolgd, het “Liber Memorialis” met een uitgebreid hoofdstuk over de parochiekerk Sint-Brixius. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was Louis Debrabandere hier nog altijd pastoor en dus de penhouder van het boek. Hij werd voor de bediening van zijn parochie op dat ogenblik bijgestaan door Jozef Bonne (° Brugge, 1878 / + Brugge, 1936), die in 1913 uit Knokke was overgeplaatst naar Marke en hier fungeerde als onderpastoor. Onderpastoor Bonne werd op het einde van de oorlog, in juni 1918, naar Brugge geroepen en in oktober van dat jaar vervangen door Louis Socquet (° Ieper, 1898 / + Ieper, 1950).
In januari 1919, na het overlijden van pastoor Louis Debrabandere, zette zijn opvolger pastoor Evarist Wittouck (° Sint-Eloois-Winkel, 1863 / + Izegem, 1928) het herdenkingsboek verder. Hij pende zorgvuldig de belangrijkste oorlogsfeiten neer, die hij uiteraard slechts "van horen zeggen" te weten was gekomen.
Los van het “Liber Memorialis” verzocht de aartsbisschop van Mechelen, de vermaarde kardinaal Désiré Mercier, na de oorlog al zijn pastoors om een verslag om te maken van hoe de oorlog in hun parochie was verlopen. Kardinaal Mercier was daarbij vooral begaan met het lot van de gedeporteerden. Over Marke is het bisdomarchief echter geen oorlogsrelaas terug te vinden. De reden hiervoor ligt bij de slechte gezondheidstoestand van pastoor Louis Debrabandere, die tijdens de oorlog zwaar ziek was geworden, en uiteindelijk ook was komen te overlijden. Sinds 1916 was de zieke pastoor voortdurend bijgestaan geworden door hulppriesters (ofte coadjutoren).
De tekst van Evarist Wittouck in het “Liber Memorialis” geeft niettemin een sfeerbeeld van die troebele oorlogsjaren te Marke. Pastoor Wittouck begint zijn tekst met de woorden: “Dan ’t jaar 1914. Op 4 oogst verklaarde het machtig en trouweloos Duitschland aan België den oorlog, omdat België hem niet toeliet zijne legers vrijelijk den doordocht te laten, om Vrankrijk aan te vallen.”
Hij vervolgt: “Van den dag af van de verklaring van den oorlog ontstond er onder het volk van Marcke eene geweldige opwelling van godsvrucht. ’t Was ten anderen overal alzoo in Vlaanderen en België door. Openbare gebeden, misoffers, bedevaarten wierden zonder verpoosch gedaan, ter eere van het Heilig Hart - ter eere van O.L.Vr.
Als onze eerste soldaten sneuvelden in de heldhaftige verdediging van Luik, in den slag van Haelen, later rond Antwerpen wierden wekelijks menigvuldige missen opgedragen tot lafenis hunner zielen. De kerk was vol ingetogen parochianen in de dagelijksche missen. Nooit wierd de Heilige Tafel zoo ieverig bezocht dan in de eerste dagen van de oorlog en die goede christelijke gewoonte ging voortduren binst geheel den oorlog. Allerhande schrikkelijke geruchten wierden verspreid over de wreedheden door Duitschers bedreven en dat met grond van waarheid, maar soms vermeerderd door de faam en men vreesde geweldig de naderende Duitsche legers. Toch bleef iedereen op zijnen post als dat leger hier oprukte in oktober 1914. Pastor Louis De Brabandere, onderpastor Jos Bonne, burgemeester François Bethune met zijnen gemeenteraad, allen bleven, om hun duurbaar volk te beschermen in den nood. Het eerste dat lastig om dragen was, was de inkwartiering der Duitsche troepen. Pastor, onderpastor en bijzonderste burgers hadden de bitter weinig gewenschte eer Kommandantur te mogen herbergen met geheel hun gevolg of hun huis te zien veranderen in Kommandantur, Casino of Schreibstube of andere vergaderingszaal … in een woord Duitschland speelde hier meester en baas.
Tot in ’t jaar 1917 in juli was Marcke of te wel begrepen in het Generaal Gebied, zodat men een zekere vrijheid van verkeer bezat (zoo mocht men zonder paspoort naar Brussel gaan), ofwel in het Etappegebied. Maar in juli wierd Marcke, om reden van de Slag der Somme en de offensieven der Engelsen in Vlaanderen, Operatiegebied, en bleef het tot de dag der verlossing.
De opgeëischten of civielarbeiders wierden door het Duitsch bestuur tegen alle recht en reden gedwongen hunne gemeente te verlaten en te gaan arbeiden op hun front in de Fransche Ardennen en tot bij Verdun en hebben als ware martelaren geleden. De opeisching van die arbeiders geschiedde op 2en december 1916…
Marcke heeft maar éénmaal de eisching van civielarbeiders moeten verdragen. Een tweede maal in ’t jaar 1917 wierden er zulke arbeiders opgeroepen, ditmaal door de behendige handelwijs van secretaris Emiel Boussier [° Wevelgem, 5-1-1874 / + Marke, 3-2-1947, nvdr] schoot Marcke vrij. [Na het overlijden van Henri Vanhoenackere in 1916 volgde Emiel Boussier hem als gemeentesecretaris van Marke op, nvdr]
Als op het einde van 1918 de Duitschers achter werklieden zochten konnen allen op verscheidene manieren aan hunnen dwang ontsnappen. Op Marckes grondgebied wierden er twee vliegpleinen voor Duitschers aangelegd, in het begin van het jaar 1917. Het eerste en het grootste bij de Markebeeck op het land van landbouwer Bekaert. Het andere van oosten de Marckestraat tusschen de hofstede bewoond door Vandewoestijne tot aan de Rijsselsche kalsei, van oosten den molen van Richard Glorieux. Die twee vliegpleinen, in de nabijheid der statie van Kortrijk en Marcke trok de vijandelijke vliegers aan, en zoo was Marcke in de jaren 1917 en 1918 dikwijls blootgesteld aan aanvallen van vliegmachienen.
Van het jaar 1917 voort wierd het klooster gebezigd als Lazarett voor Duitsche zieken en gewonden. Het oude manhuis moest plaats maken voor de soldaten. Eerst wierden de ouderlingen met verscheidene zusters naar Sint-Anne overgebracht, daarna naar het gehucht de Marionetten en later naar Kortrijk. Eenige zusters mochten blijven voor de dienst van thuis en om de schole der kinders voort te zetten. Later nogtans rond september 1917 moesten de zusters een deel der klassen afstaan voor de zieke en gekwetste Duitsche soldaten.
Tot in 1917 lieten de Duitschers de kerk nogal met rust, maar zij moest ook dienen voor den eeredienst der protestanten.
Den 16 augustus van ’t jaar 1917 wierden de drie klokken, die zoo hel en zangrijk luidden, volgens de getuigenis van alle Marckenaars door de Duitsche overheid niettegenstaande het verzet van pastor De Brabandere uit den toren gehaald en des anderdaags weggevoerd naar de pannenfabriek waar zij ten deele verbrijzeld wierden, en acht dagen later per wagen voor goed weggevoerd naar een onbekende plaats. Wij hebben ze nooit meer wedergezien… Al het koper wierd in tijds in veiligheid gebracht, en ontsnapte alzoo aan den roofzucht der Duitschers.
De eeredienst in de kerk bleef binst geheel de oorlog in voege.
In oktober 1918 heeft de kerk voor éénen dag tot slaapplaats gediend voor een overgroot getal Fransche vluchtelingen, die van de omstreken van Roubaix en Tourcoing langs hier gedreven wierden door de naderende Engelschen.
Rond 18 oktober 1918 werd er geen mis gelezen omdat de Engelschen het vizier op Marke gericht hadden om er de laatste Duitschers uit te drijven.
Al de burgers zaten verborgen in kelders en wat een wonder mag genoemd worden, niemand wierd door die granaten getroffen, maar de stoffelijke schade was groot.”
De oorlogsverslagen kan men op volgende link vinden:
http://search.arch.be/nl/zoeken-naar-archieven/zoekresultaat/ead/index/form/archieven/zoekterm/oorlogsverslagen/eadid/BE-A0550_006912_006778_DUT
|