DE OUDE PASTORIE AAN ‘DE WATERPOEL’ EN DE NIEUWE IN DE MARKTSTRAAT.
____________________________________________________________________________________
De oude pastorie lag op het einde van de Vandommeledreef (vroeger Pastorijdreef), zo een 40 à 50-tal meter noordwaarts in de tuin van de huidige pastorie. De ‘wal’ (vijver), die leunde tegen het pastoriegebouw was voortdurend de oorzaak van vochtigheidsproblemen. Verscheidene pastoors hebben er vele jaren mee te kampen gehad. De pastorie was al te zien in die omgeving op een kaart van 1632. De Vandommeledreef ontstond in 1847 door bemiddeling van pastoor Martens (Zulte 1804-Marke 1854) (1) . Een stukje grond ,toebehorende aan graaf Julien Bidé de la Grandville, de laatste heer van Marke ,werd omgewisseld met gemeentegrond. Dat betekende een betere toegang tot de pastorie.
In een brief gedateerd op 30 maart 1886 vroeg burgemeester Leopold Van Belleghem (Marke 1835-Marke 1898) aan Mgr. Joannes Joseph Faict (Leffinge 1813-Brugge 1894) de bisschop van Brugge, of hij al dan niet akkoord ging met vergrotings- en verbeteringswerken aan de pastorie in Marke .
Gezien de goedkeuring ,vroeg pastoor Lodewijk Vandenbussche (Kortemark1835 –Marke 1893) (2) op 4 mei, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het ‘kerkbureel’ (kerkfabriek), aan de bisschop, de kerkraad samen te roepen op 9 mei ,om te te beraadslagen over deze kwestie. Verbeteringen, ja, vergroting,neen. Pastoor Vandenbussche en zijn voorgangers klaagden al lang over vochtigheid in de pastorie. Het was vooral te wijten aan de ‘wal’(waterpoel,vijver) die tegen het gebouw gelegen was. Op de bovenverdieping waren twee ongezonde kamers . De hygiëne liet er te wensen over.
Een nieuw hoofdstuk begon op zondag 3 januari 1904 tijdens de zitting van de kerkraad van Marke. Waren tegenwoordig voorzitter , Baron François de Bethune (Gent 1868- Leuven 1938), pastoor Louis De Brabandere (Kanegem 1846-Marke 1919) (3) , burgemeester Emmanuel de Bethune (Gent 1869- Marke1909), leden Arthur Tack (Marke 1866- Marke 1917), Désiré Herman (Marke 1828-Marke 1914) en Aloïs Dekimpe (Marke 1836-Marke 1918), en schrijver Isidoor Delcour (Marke 1835 –Marke 1917). De slechte staat van het pastoriehuis werd er in de verf gezet. Architect Jules Carette(4) werd verzocht na te zien of er mogelijkheid bestond veranderingen en renovaties te voorzien om er een ordentelijke pastorie van te maken. Zelfs door zoveel mogelijk te behouden, dat enigszins dienen kan, zouden renovaties en verbeteringen kosten van rond de 10.000Bfr. veroorzaken. Niettegenstaande de belangrijkheid van die som, zou de pastorie steeds vochtig blijven “uit hoofde van de nabijheid van de waterpoel tegen welken en in welken zij gebouwd is”.
Nog in 1904 werd er eindelijk werk van gemaakt , een nieuwe pastorie stond op het programma en zou gebouwd worden langs de Marktstraat, een 40 à 50 -tal meter ten zuiden van de oude pastorie, op grond, eigendom van de gemeente. De oude bleef onbewoond staan van 1904 tot in de eerste helft van de jaren ‘50, toen ze werd afgebroken. Intussen diende ze tot stapelplaats.
Volgend schrijven werd op 5 maart 1904 gestuurd door de provinciale architect-inspecteur Arthur Vierendeel (5), aan de Bestendige Deputatie (vertaling uit het Frans):
“ De pastorie van Marke is gelegen nabij een vijver(poel) en toont erge vochtigheidsverschijnselen. Op het gelijkvloers en boven zijn maar twee kamers die degelijk zijn. De kelders staan onder water. Ik ga akkoord met de kerkraad om liever een nieuw gebouw te bouwen, dan het oude te herstellen en te verbeteren. Ik ben van mening dat het project van architect Jules Caretteen de bijgevoegde stukken mogen goedgekeurd worden.” Op 7 maart 1904 gaf architect-directeur Arthur Vierendeel zijn goedkeuring, de Koninklijke Commissie van Monumenten op 22 april 1904. Minister van Justitie Jules Van den Heuvel (Gent 1854-Gent 1926)(6) was volledig akkoord met het project en beloofde ook de nodige subsidies.
Jules Carette tekende de plans en maakte een bestek op ten belope van 19.783,24Bfr. Dat werd door de kerkraad goedgekeurd.
Om het aandeel van de kerkfabriek te helpen dekken, verklaarde pastoor Louis De Brabandere zich bereid in volle eigendom en zonder lasten, twee huizen , hem toebehorende ,af te staan aan de kerkfabriek ; het betrof hier de twee laatste huizen van een rij van vier gelegen op de plaats (Marktstraat) bekend onder SA 327, 328 en 329 . De vier huizen waren na de bombardementen van 14 mei 1943 onbewoonbaar .De waarde ervan was geschat op 5000Bfr en een pachtwaarde van 200Bfr. ’s jaars. Enkele begoede personen leenden samen 4000Bfr. uit aan de kerkfabriek, zonder intresten ,en terug te betalen in deeltjes.
Het gemeentebestuur kwam tussen met 5000Bfr. en keurde de beraadslaging van de kerkraad op 3 januari goed in zitting van 26 januari 1904 .
Op 16 mei 1904 werd de Minister van Justitie in kennis gesteld door de gouverneur(7), dat de Technische Provinciale Dienst, de bisschop (8), de Koninklijke Commissie van Monumenten en Bestendige Deputatie hun goedkeuring hadden gegeven voor de bouw van een nieuwe pastorie; de toekenning werd gegeven, volgens het bestek, mits de som van 19.783,24Bfr. met volgende verdeling: 9783,24Bfr. ten laste van de kerkfabriek, 5000Bfr. voor de gemeente, de Provincie en de Staat kwamen erin tussen elk voor 2500Bfr.( brief van 7 juli van de Bestendige Deputatie).
In zitting van de kerkfabriek op 25 juni 1904 werd overgegaan tot het openen van de inschrijvingen voor de aanbesteding ( goedgekeurd in zitting van de gemeenteraad op 27 juni 1904): (intussen was Arthur Tack voorzitter van de kerkraad).
-Denis Parent (Bellegem 1860-Marke1927) , timmerman te Marke > 22.999Bfr.
-Jules Vandenberghe (Marke 1870-Marke 1933), timmerman en Emiel Vandenweghe, metselaarsbaas, beiden te Marke > 18.989Bfr.
-Charles Louis Lannoo (Heule 1854- Marke1929), timmerman en Cyriel Vanackere, metselaarsbaas, beiden te Marke > 18.783,33Bfr.
De prijs geboden door de laatsten was 1000Bfr. beneden de prijs van het bestek en bijgevolg werd de bouw van de pastorie aan hen toegewezen.
Adolf Deryckere (Deerlijk 1857- Marke 1931), bijzondere te Marke werd als toezichter van de werken benoemd . Hij was ook toezichter geweest tijdens de bouwwerken van de nieuwe kerk in 1901.
Hier is het interessant even de daglonen onder de loep te nemen (brief van 23 juni 1904, getekend Lannoo en Vanackere):
-aardewerkers 0,25Bfr.
-metsers 0,30Bfr.
-dienders 0,22Bfr.
-leer-metsers 0,22Bfr.
-timmerlieden 0,28Bfr.
-schrijnwerkers 0,30Bfr.
-leergasten 0,15Bfr.
-loodgieters 0,35Bfr.
-plafonneurs 0,32Bfr.
-dekkers 0,30Bfr.
Vertaling uit het Frans van de brief van 27 augustus 1904 van Arthur Vierendeel, supervisor, aan de Bestendige Deputatie: “Het metselwerk is op zekere plaatsen al meer dan 1meter hoog ; de werken zijn goed uitgevoerd, de voorwaarden van het minimum-salaris zijn ingevuld, maar het reglement is niet geafficheerd. De aannemer belooft onmiddellijk het nodige te doen. Op vraag van de werknemers wordt dagelijks meer dan 10 uur gewerkt. De aannemer zal de toelating vragen aan de Bestendige Deputatie om de overuren te mogen doen, zonder verhoging van prijzen….”
Op 15 september 1904 had architect Carette een belangrijke mededeling voor de kerkfabriek. Er werd een wijziging gebracht in de natuur van de materialen, de witte zandsteen van Montauban werd namelijk vervangen door de ‘roche d’Euville’. De reden was dat Montauban weigerde te leveren, onder voorwendsel dat de ‘blokken’ steen een lengte hadden van 50 centimeter, daar waar 1m20 vereist was.
Burgemeester en schepenen, alsook de gouverneur werden op de hoogte gebracht.
Op 18 oktober inspecteerden Jules Carette, pastoor L. De Brabandere, burgemeester Emmanuel de Bethune en de leden van de kerkfabriek de nieuwe pastorie en keurden de werken goed.
De werken verliepen vlot en goed. De ruwbouw stond er tot het dak (brief 22 oktober 1904 van A. Vierendeel aan de Bestendige Deputatie).
De nieuwe pastorie werd bewoond vanaf oktober 1905 (brief van A. Vierendeel aan de Bestendige Deputatie op 21 december 1905).
Tijdens de bombardementen van 14 mei 1943 had de pastorie het hard te verduren ; ze moest bijna helemaal herbouwd worden.
(1)Petrus Martens was pastoor van Marke van 1847 tot zijn overlijden in september 1854. Hij had in 1853-54 al meer dan 1000Bfr. uit eigen zak betaald voor belangrijke reparaties aan de pastorie .Dat was ongeveer de tegenwaarde van de aankoopprijs van een huis in die tijd [brieven van 19 december 1853 en 31 maart 1854 ter attentie van Mgr.Joannes Baptista Malou, bisschop van Brugge (Ieper 1809-Brugge 1864) ].
(2)Lodewijk Vandenbussche was onderpastoor in Kemmel in 1871, pastoor in Waardamme in 1879 en vanaf 1886 pastoor in Marke tot zijn overlijden in 1893.
(3)Louis volgde zijn broer Leo (Kanegem 1842-Marke 1902) op als pastoor van Marke.
(4)Jules Carette (Kortrijk 1866-Kortrijk 1927). Hij was een leerling van Jean-Baptiste de Bethune (Jantje Gotiek). Zijn werken waren vooral geïnspireerd door de neogotiek.
(5)Arthur Vierendeel (Leuven 1852-Ukkel 1940): Belgisch ingenieur – hoofdingenieur-directeur van de Provinciale Dienst van West-Vlaanderen. Hij was ook hoogleraar aan de Universiteit te Leuven.
(6)Jules Van den Heuvel was minister van justitie van 1899 tot 1907.
(7)Jean Baptiste de Bethune (Brugge 1853-Heestert 1907), kunsthistoricus, was gouverneur van West-Vlaanderen van 1903 tot 1907. Hij was al dienstdoende gouverneur in 1901. Hij was de zoon van Jean Baptiste (Jantje Gotiek) (Kortrijk 1821-Marke 1894) en Emilie van Outryve d’Ydewalle (Brugge 1826-Marke 1894) en trouwde met Anne-Clémentine Roger de Villers (Gent 1855- Cannes 1913). Hij was ook burgemeester van Oostrozebeke van 1879 tot 1892.
(8)Gustavus Waffelaert was bisschop van Brugge van 25 juli 1895 tot 18 december 1931. Hij was geboren in Rollegem in 1847 en overleed in Brugge in 1931.
Rijksarchief Brugge
Archief Bisdom Brugge
Foto’s:
1/ Affiche aanbesteding 1904.
2/ De oude pastorie in 1950.
3/ De oude pastorie in 1950.
4/ Plan uit 1929 met ‘put van de pastorie’. Links plan van de school.
5/ De nieuwe pastorie vóór de oorlog 40-45.
6/ De nieuwe pastorie na de oorlog 40-45, rond 1960.
|