Voor alle engelen was de proef zwaar - ondergeschikt worden aan een wezen dat àlles nog moest leren. Dat betekende wat: voor Michaël, bevelhebber over vele divisies van strijdbare engelen voor Gabriël, de eerste kenner van Gods geheimen voor lichtdrager, Lucifer, met zijn edelstenen, waarvan de flonkering opglansde in de vuurgloed van zijn vlammende kasteel voor alle andere engelen. Ze verschilden van elkander in macht en invloed, maar wat betekende dat nog . . . Ieder van hen - zelfs de nederigste - had een onvoorstelbare heerlijkheid. Een ruime meerderheid, met onder hen Gabriël en Michaël, doorstond de proef, openbaarde zich als ja-zegger. Een zeker niet onbelangrijke minderheid, mogelijk eenderde deel (Openb. 12:4), doorstond de proef niet, groeide er naartoe om zich als nee-zegger te openbaren. Maar . . . alles bleef bedekt, alles wachtte op de beslissing van de onderkoning. Hoe zou het besluit zijn van lichtdrager, beeld van de Lichtdrager. In het brein van Lucifer kookte het. De rijzende vloed van zijn hoogmoed brak dijk na dijk. Hij wilde niet meer een engel zijn onder de engelen. Hij wilde opstijgen boven die sterren van God. Hij wilde het komende wezen niet als zijn meerdere erkennen. O, hij doorzag Gods plan wel. Hem hoefde niemand meer iets te vertellen. Zoals de zon op de wolken schijnt en pas daarna de aarde raakt, zo zou ook de eer van die anderen zijn. Gods licht zou het eerst hèn bestralen, een steeds groeiende schare van verachtelijke niets-weters. Pas daarna zou hij aan de beurt komen. Zoals de zon soms omringd wordt door een erehaag van wolken o, hij zag het al voor zich: zo zou God zich op Zijn overwinningstochten laten vergezellen door hen (Openb. 1:7). En waar zou dan de voormalige onderkoning zijn? Ergens een achtergrondfiguur . . . Zoals de zon de waterdruppels uit de aarde doet opstijgen tot wolken, zo zou de glorie van de gehaten zijn. Gods Geest zou hen zo geestelijk maken, dat ze los zouden komen van hun stoffelijke beperkingen. Zij zouden de beschutters worden (Jes. 32:1); zij zouden zegen uitgieten, zoals wolken uitregenen. En hij, Lucifer, zou hand-en-spandiensten mogen verlenen. . . . Dat nooit . . . ook boven die wolken zou hij zich verheffen . . . en toen tenslotte . . . bezweek de laatste dijk . . . Hij, de eindige, zou aan God, de Oneindige, gelijk zijn. Hij zou geen onderkoning meer zijn, maar koning. En toen . . . gingen luister en wijsheid teniet . . . Juist toen hij zover was met zijn gedachten, inspecteerde God zijn legerscharen . . .
1.4.3 De gevolgen van de verkeerde keus voor Lucifer en de zijnen
Was het onredelijk van God om Zijn eerst-geschapenen zo pijnlijk te vernederen? Neen. Zijn plan was Zijn plan. Zij konden geen rechten ontlenen aan de periode, dat zij de enigen waren. Het was zelfzuchtig om de ontplooiing van Gods werkstuk achter te stellen bij de eigen eerzuchtige hersenschimmen. Was God de Schepper van het kwaad? Neen. Hij is immers licht; in Hem is in het geheel geen duisternis (1 Joh. 1:5). Maar al is God niet de Schepper van het kwaad, Hij neemt het wel feilloos waar. Het grote, verschrikkelijke ogenblik was daar. De Koning stond tegenover de onderkoning, de Onbeperkte tegenover de ondanks alles tòch beperkte, de Lichtende tegenover de voormalige lichtdrager. Diens onberispelijkheid was verzwolgen door het onrecht van trots, hoogmoed, zelfbeklag en zelfhandhaving - en toen kwam er duidelijkheid. Met een enkel bevel verbande de Eeuwige de grote nee-zegger uit zijn ontzaggelijk hoge positie. Leeg werd de vlammenburcht. De duister gewordene kon het ook niet meer houden in de nabijheid van het Licht, waarmee hij nu niets meer gemeen had (2 Cor. 6:14). Hij tuimelde weg en alle nee-zeggers met hem. Waar zij kwamen werd het donker, totdat de buitenste duisternis hen omving (2 Petrus 2:4). In het bodemloze vallen veranderde de naam van lichtdrager, Lucifer in satan, tegenstander. De rampzalige mede-vallenden ruilden de glorie van het engel-zijn in voor de verschrikking van het duivel-zijn.
1.4.4 De gevolgen voor de planeet aarde
En de aarde, de planeet waarop het had moeten gaan gebeuren? - de broedplaats van het komende wezen? - zij kreeg ruim haar deel van de ramp in de geestelijke wereld. De val van satan riep daar een echo op. De korst van de in wording zijnde aarde spleet open. Gillend spoot een deel van de gloeiende kern naar buiten. In een ogenblik versisten honderden miljoenen kubieke kilometers water tot stoom. In een tomeloze ontploffing zette de vernietiging van het omhulsel zich voort. Toen alles voorbij was, restte de chaos: een stroop van vaste stof, water en gassen die alle licht van de zon wegnam. Als een mantel bedekte die brij een borrelende, ziedende, gekneusde kern. Het was niet te zeggen, waar die kern begon en de mantel eindigde. En in die baaierd moest het wezen ontstaan? Onmogelijk, zulk een teer schepsel in die vreselijke, ten enenmale onleefbare omgeving. Ontsteld keken de engelen toe. Vriendschapsbanden verbroken . . . voor altoos. Trouwe kameraden van vroeger, nu verbeten vijanden. De beschuttende hoofdengel van eens nu een verschrikkelijke tegenstander. Verdwenen was hij uit het lichtrijk, verlaten lag zijn burcht. Onbereikbaar ver weg, organiseerde hij het rijk van de duistere haat. En de aarde . . . ook daar verwarring en vernieling . . . Gods plan met het wezen: onuitvoerbaar geworden. En tòch . . . de engelenwereld was gezuiverd: zij die gebleven waren, hadden het bewijs geleverd van eeuwige trouw. En het plan van God: was dat nu werkelijk onuitvoerbaar geworden? Welnee. De plannen van satan mislukken uiteindelijk allemaal. Gods plan gaat altijd door. Het was één maal gebleken. Het zou voor de tweede maal gaan blijken. God wilde zonen, veel zonen - Hij zou ze krijgen.
1.4 VAN DE VAL VAN LICHTDRAGER TOT DE SCHEPPING VAN ADAM
Gedachten: de hoge, maar reeds aangetaste positie van Lucifer (1.4.1) de verkeerde keus van lichtdrager (1.4.2) de gevolgen van de verkeerde keus voor Lucifer en de zijnen (1.4.3) de gevolgen voor de planeet aarde (1.4.4) het herstel van de planeet (1.4.5) de schepping van het plantenrijk (1.4.6) de schepping van het dierenrijk (1.4.7) de reactie van de engelen (1.4. de reactie van de demonen (1.4.9)
1.4.1 De hoge, maar reeds aangetaste positie van Lucifer
Ezechiël 28:12-19: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: . . . Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt, totdat er onrecht in u werdt gevonden: . . . Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen. Trots was uw hart op uw schoonheid - met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer . . . Allen die onder de volken u kennen, ontzetten zich over u; een verschrikking zijt gij geworden, verdwenen zijt gij voor altijd. Jesaja 14:12-15: Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld . . . Gij overlegdet nog wel: ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten . . . ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogst gelijkstellen . . . Genesis 1:2: De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed . . .
Er was en is bij Gods engelen een rangorde, verschil in macht en heerlijkheid. Van naam zijn ons slechts drie engelen bekend: Eén ervan is Michaël, de opperbevelhebber van de engelenlegers (Daniël 10:13,21; 12:1; Judas:9; Openbaring 12:7). Een andere is Gabriël, ambassadeur in algemene dienst (Daniël 8:16, 9:21; Lukas 1:19,26). En de derde: hij was - helaas hij was - onbeschrijfelijk voornaam, misschien kunnen we hem omschrijven als onderkoning van het heelal. Alles had hij mee: zijn algemeen voorkomen, zijn ontzaggelijk inzicht, het werd doortinteld en geadeld door grote schoonheid. God had voor zijn kleding en zijn uitmonstering gezorgd, zo fraai bij hem passend dat er bijna geen scheiding viel te maken tussen persoonlijkheid en eretekens. Zoals God de grote beschermer is, zo was ook hij een beschermer en goed was het om te toeven in de schaduw van de beschutting die hij bood. Hij had zijn duidelijk aangewezen hoge positie, zijn burcht, laaiend van heerlijkheid als een vuurvlam. En toch . . . was er dat geheim, dat vreselijke geheim . . . de trots op die gekregen schoonheid, die aanzwellende hoogmoed. O, als die gezindheid doorzette, glorie en wijsheid zouden erdoor worden aangevreten. Dat gebeurde al, maar niemand merkte het nog.
1.3 VAN DE SCHEPPING VAN DE ENGELEN TOT DE VAL VAN LICHTDRAGER
Gedachten: de schepping van de hemel en van de engelen (1.3.1) de schepping van de materie (1.3.2) de proef die de engelen moesten afleggen (1.3.3)
1.3.1 De schepping van de hemel en van de engelen
In het begin schiep God de hemel (Genesis 1:1) Looft God, al zijn engelen, looft Hem al zijn heerscharen, want Hij gebood en (gij waart) geschapen (Psalm 148:2,5)
Toen God begon te spreken was er van dat moment af rondom Hem een omgeving, een situatie, een plaats van handelen. Maar de eerste medewerkenden aan het grote gebeuren waren er nog niet. Nog lag het toneel leeg en verlaten . . . Een nieuw machtswoord: Plotseling stroomde het platform vol. De eenzame God had zich omringd met legers van wezens die in die omgeving - de hemel - thuishoorden. Ze waren er opeens. Ogenblikkelijk begonnen zij de Verhevene te loven en te prijzen. De engelen waren geschapen. Engelen zijn schepselen, verwant aan de mens. Het zijn duidelijk van elkander onderscheiden persoonlijkheden met een geweldige denkkracht (Ezechiël 28:17). Onophoudelijk kruisen zij het pad van mensen. Zij zijn heel belangrijk voor ons, hun medeschepselen. Zij vormden ook een belangrijk onderdeel van Gods zich ontwikkelende plan. Maar . . . niet: het belangrijkste onderdeel . . . en die omstandigheid werd van héél centrale betekenis.
1.3.2 De schepping van de materie
De Here schiep de hemel en spande hem uit (Jesaja 42:5) In het begin schiep God de aarde (Genesis 1:1) God heeft door de Zoon ook de wereld geschapen (Hebr. 1:2) Waar waart gij - o, mens - toen Ik de aarde grondvestte terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen van God jubelden (Job 38:4,7)
Wanneer in de bijbel gesproken wordt van de hemel dan betekent dat woord: de plaats waar God en de engelen wonen: een geestelijke aanduiding. Het heelal, voor zover wij dat van de aarde kunnen waarnemen: een stoffelijke aanduiding. Wat gebeurde er namelijk? De engelen wilden wel altijd doorgaan met het loven van hun Schepper, maar van Gods plan was nog maar een heel klein stukje klaar. En Hij deed iets nieuws, iets verrassends. De engelen hielden een ogenblik hun adem in, maar daarna steeg hun gejuich tot de hoogste toppen en aan hun gejuich kwam geen einde. In een ontzaggelijke ontploffing van kracht ontstond uit energie materie. De stoffelijke wereld met haar miljarden maal miljarden sterren werd geschapen. Al die lichten verenigden zich tot stelsels, die tezamen weer een hogere samenhang vormden. Quasars begonnen hun tomeloze straling uit te zenden. Supernovae ontstonden, zwarte gaten hadden hun eigen geheimzinnig bestaan. Opeens was er zoveel meer te zien en te genieten. Door Zijn Woord, Zijn Zoon had God een nieuwe afmeting aan Zijn luister toegevoegd: wie zou niet juichen? Maar de engelen keken toch allereerst naar één onzegbaar klein onderdeel van dat nieuwe rijk: een planeet, die om één van de ontelbare zonnen cirkelde te midden van een aantal zusterplaneten. Zij voorvoelden, Gods plan had met die planeet iets voor . . . maar wat?
1.3.3 De proef die de engelen af moesten leggen
Wat ik nu ga zeggen lijkt uitermate gewaagd en onbewijsbaar, maar uit de verdere loop van de gebeurtenissen kan afgeleid worden, dat inderdaad iets plaats heeft gevonden enigermate gelijkende op de door mij gegeven voorstelling van zaken. Ik neem de zeldzame vrijmoedigheid om in kreupele aardse woorden een bekendmaking door te geven; een hemels bericht van God aan Zijn engelen: Engelen, mijn zonen (Job 38:6,7), naarmate mijn plan zich ontwikkelt, zullen jullie zien dat alles wat geschapen wordt proeven moet ondergaan. Die proeven zullen dienen om na te gaan wat de werkelijke kwaliteit is van degene, die aan de proeven wordt onderworpen. Ook jullie zult niet aan een onderzoek kunnen ontkomen. Ter inleiding nu eerst het volgende: Jullie hebben gezien hoe het Mij mogelijk was, ook met één afmeting minder heerlijke dingen te doen. In het beperkte gebied van alleen maar lengte, breedte, hoogte, zonder de vierde maat - die van de diepte (Efeze 3:1 - is nochtans dit kunstwerk geschapen. De schepping van de stof luidt een nieuw tijdperk in. Deze schitterende nieuwe verschijningsvorm van mijn onbegrensd kunnen is uiteraard Mijn wereld: Ik heb haar immers geschapen? Maar jùllie wereld is het niet, jullie zijn louter geestelijke wezens en dit - dit àndere - is stoffelijk. Als beheerder van dit nieuw-geschapen rijk heb Ik ook een nieuw wezen nodig. Dat wezen zal geestelijk zijn zoals jullie, maar ook stoffelijk. Het zal een mogelijkheid méér hebben dan jullie. Daartegenover staat vooralsnog, dat de geestelijke vermogens in knop aanwezig zullen zijn op het moment van schepping, maar die vaardigheden zullen zich ontwikkelen. Nòg een mogelijkheid meer krijgt die nieuwe schepping van Mij. Hij krijgt het vermogen om zich voort te planten. Van jullie groep zijn er geweldige aantallen, maar . . . er zit geen groei in. Deze nieuwe schepping begint klein. Zeker zal ze eenmaal ook naar aantal volgroeid zijn (Matth. 22:30). Voor het echter zover is zullen er onzegbaar veel vertegenwoordigers van die groep komen. Eerder zinspeelde Ik op het onderzoek, dat ook jullie wacht. Dat onderzoek zal eenmaal plaatsvinden en voor altijd beslissend zijn. Jullie slagen of falen bij die ene proef bepaalt jullie eeuwige staat. Dat is niet onredelijk. Er is immers niets wat jullie inzicht beperkt! Vanuit de meest gunstige uitgangspositie kunnen jullie ja of nee zeggen. Dit is jullie proef: Engelen, mijn beminden, de nú komende wezens worden hoger dan jullie. Tot dusver zijn jullie zonen van God genoemd, maar in de toekomst zullen jullie dienaren zijn tot hulp van hen gesteld (Hebr. 1:14). Zij zullen Mijn zonen zijn, met hen zal Ik op een heel bijzondere manier contact hebben, zij zullen deel hebben aan Mijn Geest (Rom. 8:14).
. . . En toen werd het héél stil in de hemel . . .
1.2 VAN HET EINDELOZE BEGIN TOT DE SCHEPPING VAN DE ENGELEN
Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God (Psalm 90:2) Uw troon staat vast van oudsher, van eeuwigheid zijt Gij (Psalm 93:2) In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is (Johannes 1:1-3).
Er zijn twee gedachten die ons mensen duizelig kunnen maken: soms kijken we naar de lucht en denken: wat is daarachter en dáár weer achter . . . soms denken we over wat duizend jaar geleden was en dáár weer voor . . . en dáár weer voor . . . Waarom worden we duizelig, misselijk of soms zelfs een beetje paniekerig? Wel, we ontdekken dan dat ons gedachteleven niet àlles kan omvatten. De eeuwigheid van ruimte of tijd zit nu eenmaal niet in ons denkprogramma. Maar . . die eeuwigheid is er wel, ook al zijn wij niet zo geprogrammeerd, dat wij haar kunnen begrijpen. Er is een Wezen dat die eeuwigheid wel kan begrijpen. Er is Iemand, de Onuitsprekelijke, die zelf de Eeuwige is. God zo noemen wij die Iemand is altijd, zonder begin, tijdloos, zonder eind . . . maar in zekere zin is dat eindeloze in de tijd terug een nog ontzagwekkender raadsel. God is een Wezen, wij ook wij hebben gedachten, God ook wij hebben een stem, God ook. Gesteld eens, dat wij een mens ontmoeten van wie wij veel verwachten. Ademloos zouden wij wachten tot hij ging spreken. Want pas door zijn spreken soms door zijn schrijven zou hij die verwachting kunnen gaan waarmaken. In ons idee zijn de spreker en zijn stem één. Eens verbrak God het zwijgen dat om Hem hing. Zijn gedachten werden tot woorden, Hij begon te spreken, Zijn woord begon scheppend te werken het grote plan van God ging van start. Op dàt ogenblik was er niemand om verwachtingen te hebben. Nú zijn die hoopvolle verwachtingen er wèl. Zij zullen ver worden overtroffen naar gelang de ontplooiing van het plan voortschrijdt. God verkondigt Zijn plannen door Zijn Woord, onder ons bekend als: Zijn Zoon (Joh. 1:14). Hij voert ze uit door Zijn Heilige Geest (Geen. 1:1): Zijn rechterhand en Zijn heilige arm (Ps. 98:1). Wat een eenheid tussen die drie aspecten van Zijn WEZEN. Wat een onverbrekelijke DRIEëENHEID
1.0 BIJBELSTUDIE 1: VAN HET EINDELOZE BEGIN TOT HET EINDELOZE EINDE
1.1 INLEIDING
Bij mijn bijbelstudies was ik al een heel eind gevorderd toen mij een manco opviel. Ik schreef over engelen en demonen, over hemel en hel, enz. Gaandeweg kreeg ik ook hiervoor: velen van de lezers weten niet eens wat de begrippen inhouden. Je kunt ze niet laten wachten tot het jou eens schikt om er breed op in te gaan. Bij het begin behoren zij al enig inzicht in die terminologie te hebben; velen van de lezers kennen de grondbegrippen heel goed, maar zij hebben er recht op om te weten, waar je heen wilt. Zij moeten de ontwikkeling van je gedachtegang kunnen volgen; als men de basisbegrippen kent, ziet men dan ook de samenhang? Geef die kapstok eerst eens. Dan kun je er later bijbelstudie na bijbelstudie aan ophangen. Bij het hierna volgende moet u niet denken, dat ik van mening ben de wijsheid in pacht te hebben. Bijbelstudie 1 heeft zeker nut als werkplan. Of alles zich nu zo toegedragen heeft als door mij geschilderd, is zeker geen uitgemaakte zaak. U bekijkt het maar eens; in ieder geval volgt nu de verdere verdeling in hoofdgedachten: Van het eindeloze begin tot de schepping van de engelen (1.2) Van de schepping van de engelen tot de val van lichtdrager (1.3) Van de val van lichtdrager tot de schepping van Adam (1.4) Van de schepping van Adam tot de eerste komst van Jezus (1.5) Van de eerste komst van Jezus tot Zijn tweede komst (1.6) Van de tweede komst van Jezus tot het eindgericht (1.7) Van het eindgericht tot het eindeloze einde (1. Samenhang van deze met volgende bijbelstudies. Tekstenregister (1.9) O ja, nog even dit: het verband tussen mijn beweringen en de schriftplaatsen, die tot staving aangehaald worden is wat losser dan bij alle volgende bijbelstudies. Deze eerste verhandeling is immers, in tegenstelling tot alle latere, geen echte bijbelstudie. Het is meer een verhaal. Men kan een vertelling eigenlijk niet onderbreken met diepgravende deelbeschouwingen. Nu tip ik de schriftplaatsen dikwijls maar even aan. Vanaf nummer 2 wordt dat dan wat anders. Van u vereist een en ander wel iets meer denk- en naslagwerk
0.0 Voorwoord 2 1.0 Van het eindeloze begin tot het eindeloze einde 7 1.1 Inleiding 7 1.2 Van het eindeloze begin tot de schepping van de engelen 7 1.3 Van de schepping van de engelen tot de val van "lichtdrager" 8 1.4 Van de val van "lichtdrager" tot de schepping van Adam 10 1.5 Van de schepping van Adam tot de eerste komst van Jezus 17 1.6 Van de eerste komst van Jezus tot zijn tweede komst 23 1.7 Van de tweede komst van Jezus tot het eindgericht 34 1.8 Van het eindgericht tot het eindeloze einde 39 1.9 Samenhang van deze studie met volgende bijbelstudies / tekstenregister 44
De Bijbelstudieserie "Het nieuwe leven" bestaat uit de volgende delen:
1) Omkeer naar God Bijbelstudie 1: Raamverhaal Bijbelstudie 2: Bekering 2) Geboorte uit God 3) Dopen van God 4) Genezing door God 5) Gaven van God 6) Vrucht voor God 7) Karakterverandering door God Begripsvernieuwing door God 9) Toekomst met God
0.0 VOORWOORD
0.1 Waarom deze zoveelste bijbelstudieserie zichzelf zal dienen te bewijzen
We leven in een geweldige tijd. Er gebeurt steeds meer, alles gebeurt vlugger, alle omstandigheden gaan naar een toppunt toe. De wereldbewoners worden van alle kanten toegeroepen: "Hier moet u zijn. Naar ons moet u luisteren. Wij hebben iets, dat u kan motiveren". Duizenden stemmen overal vandaan, de keus wordt steeds groter. - Sommigen raken in verwarring, weten niet wat ze kiezen moeten. - Anderen nemen niet eens de moeite om te kiezen: men kan het toch niet meer uit elkaar houden. - Weer anderen, houden zonder op- of omkijken, aan een eens gemaakte keus vast: "Ik weet wat ik heb, maar niet wat ik krijg". Tussen al die stemmen klinkt ook de stem van het geloof in Jezus - al bijna tweeduizend jaar. Het heeft er wel eens op geleken, dat die stem overschreeuwd werd door andere, nieuwe stemmen. Het had er soms de schijn van, dat die boodschap overspoeld werd door de wirwar van allerlei andere ideeën. Maar de laatste tientallen jaren is het blijde evangelie van Jezus weer helemaal terug van - misschien een beetje - weggeweest. Zijn boodschap klinkt luid en duidelijk en is niet meer te overschetteren. Hoe komt het toch, dat in het veelstemmige koor van meningen Zijn woord beter doorklinkt dan ooit? Ik wil graag mijn mening daarover geven. U behoeft die niet zonder meer te aanvaarden - neem er in ieder geval even kennis van. Aan het begin van deze eeuw begonnen sommige bijbelgedeelten voor enkelen te herleven - de doop in de Heilige Geest, de Geestesgaven en goddelijke genezing kregen steeds meer belangstelling. Na die enkele voortrekkers kwamen er in de volgende tachtig jaar miljoenen geïnteresseerden bij. Die gingen allemaal op onderzoek. Natuurlijk werden, en worden, daarbij fouten gemaakt. Het pad naar die heerlijkheden was helemaal dichtgegroeid. Bij het openhakken sloeg, en slaat, men nog wel eens tijdelijk een verkeerde richting in. Maar . . . er bleek iets: een mens kon geestelijk gaan denken - op een hoger plan. Men kon een geestelijk mens worden door de vervulling met de Heilige Geest. Dat was de grote ontdekking, die gedaan werd. Daardoor komt het, dat Jezus' stem luider en duidelijker doorkomt dan voorheen. Onder de verkondigers van Zijn waarheid komen steeds meer mensen, die een begin hebben van die vervulling. Alleen dat begin al geeft een sterk vergrote kracht om een getuige van Hem te zijn. Persoonlijk ken ik geen mensen die de voltooiing van de vervulling al bereikt hebben. Maar . . . die mensen gaan komen (zie 1.6.7). De innerlijke kracht en het inzicht van de beginnelingen is al veel vermeerderd. Vroeger hadden zij "de klok horen luiden, zonder te weten waar de klepel hing". Maar nu luiden ze de klok zèlf. Ze doen dat met een kracht zoals na de eerst eeuw van de vestiging van Jezus' gemeente eigenlijk nooit meer vertoond is. Zij die gaan komen zullen de zware, edele galm boven alle andere geluiden uit laten stijgen. De nieuwe waarheid en het nieuwe licht worden uitvoerig bekendgemaakt. Over de hele wereld verschijnen elke dag honderden boeken dienaangaande. Telkens weer anderen kunnen de behoefte gevoelen om hun verslag toe te voegen aan het vele, dat al gepubliceerd is. De meeste nieuwkomers zullen zich wel eerst afvragen: "Heeft mijn voorgenomen geschrijf nut? Is er in deze overvloedig voorziene markt nog ergens een gat? Ben ik nu juist de persoon om dat gat te vullen . . . ?" Ik heb mijzelf die vraag ook gesteld. Maar tenslotte ben ik toch aan het schrijven gegaan. Het gaf mij in ieder geval een grote innerlijke voldoening. Over de vraag van het nut maak ik mij niet druk. Ik heb aan de Heer deze aangelegenheid als volgt voorgelegd: "U weet met hoeveel plezier ik mijn gedachten boekstaaf. Als U vindt dat het nut heeft dan zorgt U - voor een uitgever, - voor mensen die mijn boeken willen kopen". Toen die zaak rond was, zette ik de pen op het papier. Ik heb de idee, dat ik gedaan heb wat ik vanuit een innerlijke aandrang moest doen. Hoe God verder deze aangelegenheid regelt, laat ik in vol vertrouwen aan Hem over. Een uitgever heb ik gevonden, dat ziet u. U hebt dit boek gekocht. Of u lezing aan anderen aanbeveelt of dat u zichzelf beklaagt over uw misk
Uit 0.2 blijkt wel, dat ik mijzelf een grote taak heb gesteld. Om die taak aan te kunnen is het nodig om haar in kleine mootjes op te delen. Bij de behandeling van een onderdeel behoef ik dan maar heel in het algemeen te denken aan al wat nog komt. Overigens is elk onderdeel weer een wereld op zichzelf. Dus: wat gedaan! Elk onderdeel nog weer verder onderverdeeld in hoofdgedachten, en die hoofdgedachten in gedachten, en een enkele keer die gedachten in overwegingen. Verbaasd zult u zeggen: Waarom zo uitvoerig? Wel, er zijn heel veel bijbelteksten. Die zijn alleen maar te vangen binnen een heel breed raam. Hierna spreek ik nu over: rangschikken van de bijbelteksten vermeldingswijze van de bijbelteksten coderen van (hoofd)gedachten en overwegingen woordgebruik, in het bijzonder met betrekking tot vreemde woorden stijlaanpassing
Om die rangschikking duidelijk te maken, neem ik als voorbeeld bijbelstudie twee: Bekering. In een concordantie ben ik al de tekstgedeelten nagegaan, waarin dit woord of de woordcombinatie zich bekeren voorkwam. Ik ging na, welke gedachte ieder van die tekstgedeelten bij mij wekte. In mijn voorstelling ontstond zo een bepaald patroon met verdeling en onderverdeling, zoals van een ladder met delen en sporten. Op elke sport nestelden zich enkele teksten. U zult wel eens iets merkwaardigs waarnemen. Neem nu bijvoorbeeld een tekst, waarin de begrippen bekering en genezing voorkomen. U zult zich dan verwonderd afvragen: Waarom behandelt hij genezing maar zo terloops. Ziet hij de goddelijke genezing niet? Weest u gerust: bij Genezing door God komt deze tekst weer terug. Dan wordt bekering terloops behandeld en krijgt genezing het volle licht. Een andere maal zult u zeggen: Waarom is deze tekst nu juist op die laddersport geplaatst en niet op een andere? U moet zich dat zo voorstellen: van hoofdgedachte naar gedachte en tenslotte naar overweging worden de indelingssignalen steeds vager. Teksten zijn veelzijdig hemels. Zij zijn stuk voor stuk dragers van vele gedachten en overwegingen. Het is eigenlijk wat dom om dergelijke geweldige uitspraken in een eenzijdig aards keurslijf te persen. Op grond van steeds zachtere signalen zal ik best eens een tekst ondergebracht hebben bij de niet meest aangewezen gedachte. Zo sterk zijn Gods woorden, dat ze zich ook daar heel wel lieten bespreken. Ik maak overigens van mijn rangschikking helemaal geen halszaak. Die rangschikking is onbeschrijfelijk ver ondergeschikt aan Gods Woord. Ik ben in dezen heel ontspannen. Het lukt toch nooit om de Bijbel in hokjes onder te brengen. Ik zou dat niet eens willen ook. Waarom ik dan toch een beetje probeer te ordenen? In de hoop alleen, dat de stof - zo enorm uitgebreid - op die manier iets meer hanteerbaar wordt.
0.3.3 Vermeldingwijze van de bijbelteksten
Het bleek mij dat vrijwel niemand, als hij een bijbelstudie leest, de bijbel opslaat om de teksten erbij te zoeken. Men kan dat ook niet eisen. Deze tijd van instant-maaltijden vraagt ook om instant-bijbelstudies, pasklaar, alles bij elkaar. Men wil geen tijdverlies, heeft graag alle bestanddelen van de maaltijd direct, voorbewerkt, bij de hand. Ik pas mij bij deze situatie aan. In mijn bijbelstudies komen twee soorten teksten voor: dragers van gedachten en overwegingen, die aan de orde zijn; dragers van gedachten en overwegingen, die niet aan de orde zijn. Ze flitsen even voorbij. Het zou onjuist zijn om ze niet te vangen in een terzijde. De eerste groep teksten geef ik voluit als deel van de tekst. Iets inspringend, met de vindplaats erbij, dat wel, maar verder helemaal ingekapseld in het grotere geheel. De tweede groep teksten geef ik verkort of in andere bewoordingen weer met verwijzing naar de vindplaats. Het direct voluit vermelden van deze teksten zou afleidend en verwarrend werken. Aan het eind van elke bijbelstudie geef ik ze alsnog in een volledige opsomming met de plaatsen, waar ze aangehaald worden.
0.3.4 Coderen van (hoofd)gedachten en overwegingen
Het doet wat kil aan, die vermeldingen in de marge. Gods evangelie in decimaal-codering! Het warme, goede nieuws in stukjes gehakt met behulp van koude cijfers!! Toch zal het wel wennen. Codering werkt een zekere beperking in de hand. Verder dan negen gedachten kan men niet gaan. Al te oeverloos gezwam wordt ingedamd. Denkt u ook eens aan het gemak bij: verwijzen; register van behandelde teksten. De indeling maak ik duidelijk met behulp van dit voorbeeld van een codering: 22.4.7.8. Het gaat dan om: bijbelstudie 22; vierde hoofdgedachte; zevende gedachte; achtste overweging.
0.3.5 Woordgebruik, in het bijzonder met betrekking tot vreemde woorden
Ik ben eigenlijk een taalzuiveraar. Het liefst zou ik allemaal Nederlandse woorden gebruiken, maar dat is niet vol te houden: sommige vreemde woorden zijn net zo bekend als Nederlandse woorden, soms zelfs bekender; voor de afwisseling is het goed om zoveel mogelijk onderling inwisselbare woorden te hebben. Dan kan men soms veel plezier hebben van een loot van uitheemse stam; welluidende Nederlandse woorden geven toch soms een wat al te plechtige zin. Bij alle overwegingen een toelichting: Hiervoor gebruikte ik al de woorden: idee, serie, studie, fase, profetie, karakter, planeet, coderen, patroon, signaal, direct, decimaal, register. Dit zijn woorden, die in onze taal volledig zijn ingeburgerd. Het zou overdreven zijn om ook zulke woorden te vermijden. Wat is het levendig om niet alleen van een andere mogelijke keus, maar ook van een alternatief te kunnen spreken. Of om eens eenmaal bij de zaak betrokken te vervangen door geëngageerd. Vergelijkt u eens deze zinnen: U hebt die stem genegeerd en U hebt die stem veronachtzaamd. Persoonlijk vind ik veronachtzaamd een fraai klinkend woord, maar de zin wordt wat stijfjes. Ik zal dus vreemde woorden gebruiken, maar . . . ik beloof u: met mate. Als het niet goed in de hand gehouden wordt, overwoekeren ze hele zinnen. En . . . ik zal weinig gangbare Nederlandse woorden gebruiken. Wanneer hoort men ze nog: inkapselen, gesloof, halszaak en zovele meer. Ik verheug me er nu al op om ze in te voegen in het veelkleurige woordenboeket, dat voor u wordt samengesteld.
0.3.6 Stijlaanpassing voor verschillende groepen van studerenden
Ik zou zo graag mijn lezeressen persoonlijk aanspreken. Niet altijd hij en zijn, maar gelijk op zij en haar. Het lukte mij niet. Ik heb het echt geprobeerd, ook nog op een andere manier: u weet wel zoals men wel spreekt van een verpleegkundige daaronder samenvattende verpleegsters en verplegers. Dat werd ook niets. Dames, zeg nu niet dat ik rolbevestigend bezig ben. Sta daar maar niet bij stil. Lees maar zij en haar naar het u uitkomt. Ik heb ernaar gestreefd mijn stijl eigentijds te houden. Dat is óók maar zeer ten dele gelukt. De kern van de bijbelstudies wordt gevormd door teksten. Die zijn geformuleerd met gebruikmaking van plechtige, ernstige woorden, gerangschikt tot statige zinnen, die spreken over diepe begrippen. U begrijpt: dat is al sfeerbepalend. In de uitleg ben ik dan wel wat vrijer in mijn woordkeus, maar ik kan toch niet te ver weg van de indringende, zeker niet altijd eenvoudige beginselen die in de teksten worden weergegeven. Overigens: de speelsheid van mijn stijl zal u toch wel hier en daar verrassen. Maar juist als u geamuseerd uitroept: Maar dit is het helemaal . . . houen zo, moeten we terug naar wat minder uitbundigheid. Jammer, maar . . . helaas!
Maar nu wordt het toch tijd om iets wezenlijks te gaan doen. Al ik weet niet hoe lang bezig en nog geen één tekst . . . Aan de slag . . .!
0.4 Algemeen voorbehoud
Nog even aandacht hiervoor: Het kan zijn, dat iemand bij lezing van de bijbelstudieserie meent een gelijkenis te ontdekken met hem of haar bekende personen, zaken of omstandigheden. Zulk een gelijkenis dient steeds als geheel toevallig te worden aangemerkt.
Jullie bezoeken al regelmatig: - geloofsaangelegenheden - Bijbelstudie - Jan en Joke - Mijn boeken.
Nu kan ik de geboorte aankondigen van mijn vijfde blog: - Mijn leven.
Daarin ga ik in vele afleveringen vertellen van momenten in mijn leven, waarop ik -achteraf- duidelijk de invloed van God en- helaas helaas- ook wel van de duivel ervaarde.
Aanstaande zaterdag komt mijn eerste vertelling en zo wekelijks.
0.2 De grote hoofdlijnen van de nu voorgenomen bijbelstudieserie
De serie begint met een raamverhaal. Hierin probeer ik alles samen te vatten wat gebeurd is en gebeuren zal. Dat raamverhaal blijft gedurende de hele serie belangrijk. Allerlei gedachten die later breder worden uitgewerkt, komen er in beginsel in voor. Deze eerste bijbelstudie is de sleutel tot alle volgende. Het onderling verband tussen die volgende studies wordt erdoor gehandhaafd. Zo moet voorkomen worden, dat u door de bomen het bos niet meer ziet. Samen met de zeer uitgebreide tweede bijbelstudie over bekering tot God en met dit voorwoord vormt de raamvertelling het eerste deel: Omkeer naar God. Heeft iemand zich afgekeerd van de slechte weg en toegekeerd naar de goede, dan is dat een begin, niet meer. Wedergeboorte, afleggen van dode werken (onnut gesloof), geloof in God, handoplegging, inzicht in de diepe vragen van opstanding der doden en eeuwig oordeel - te zamen vormen zij een aanzet om een geestelijk mens te worden (zie 0.1). Aan die spannende tweede fase zijn de volgende bijbelstudies gewijd. Samengebracht vormen zij deel twee: Geboorte uit God. Juist vóór of juist over de grens naar fase drie staan de doop in water en de doop in de Heilige Geest. Aan het begin van een diepere inleiding in het geestelijk mens zijn is deel drie gewijd: Dopen van God. Over de genezing die God aan ons hele mens-zijn en aan de gehele mensheid aanbiedt is veel te zeggen. Het is een gave van de Heilige Geest, het kan een bediening worden. Deel vier: Genezing door God is helemaal nodig voor de stalling van de vijf bijbelstudies over dit onderwerp. Deel vijf: Gaven van God gaat in zijn geheel over Geestesgaven, die bedieningen kunnen worden. Alleen al het spreken in tongen vraagt veel ruimte en dan . . . profetie! Het zal wel uitdraaien op 5A, B . . . Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing, aan deze heerlijke begrippen heb ik deel zes: Vrucht voor God als huisvesting toegedacht. Dan zijn er nog zoveel verschillen tussen vroeger en nu, die het karakter betreffen van Gods zonen in wording. Ik doe maar een greep: Van: Tot: gejammer lofprijzing verslagenheid hoop heerszucht dienstvaardigheid onbereidwilligheid bereidwilligheid enzovoorts. Als we nu eens deel zes: Karakterverandering door God helemaal gebruikten om daarmee blij te zijn. Hoe moeten we denken over: hemel, hel, engelen, demonen, schepping, eindgericht, oneindigheid, eeuwigheid, het Woord, de Heilige Geest, om nu maar eens wat te noemen. De Bijbel geeft vele teksten over elk van deze onderwerpen. In het licht van de Heilige Geest worden onze inzichten verdiept: deel acht van onze feestbundel: Begripsvernieuwing door God. Dan tenslotte de vraag: Wat gaat er van nu af aan plaatsvinden? Blijft het oppervlak van onze planeet altijd verdeeld tussen honderden zelfstandige staten? Zal er een eind komen aan getwist, onderdrukking, honger, oorlog? Is er kans op een rechtvaardige wereldregering? Zullen eens àlle wereldbewoners eerlijke kansen krijgen? Daarmee sluiten wij af, deel negen: DE TOEKOMST MET GOD
Daar is dan het vierde van de vijf door mij geplande blogs.
In dit blog geef ik een steeds maar voortschrijdende verklaring van bijbelteksten . Ik heb daarbij de bedoeling om u stap voor stap in te leiden in mijn gedachtewereld met betrekking tot 'de goede wereld van God'.
Achtereenvolgens zal ik met u behandelen: - bekering - wedergeboorte - ...en alle verdere belangrijke zaken, het koninkrijk Gods betreffende.
U zou kunnen zeggen: "Ja...maar we hebben 'bijbelstudie' toch al.
Dat is waar. Maar dit is meer uitgebreid en meer eenvoudig. Ach; u ziet wel.
Aanstaande zaterdag begin ik met het ingeven van het eerste artikel.