Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    12-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.5.2.
    3.5.2.
    Wedergeborenen krijgen inzicht in de waarheid van Gods koninkrijk.

    - De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen, die ze betrachten (Ps. 111:10).

    Er is een tijd geweest, dat u de wijsheid óveral zocht, behalve dáár, waar ze te vinden is: bij God.
    Op zeker ogenblik echter begon u zich naar hem toe te keren; u bekeerde zich. U ging rekening houden met God, al was het misschien eerst wat bangelijk en wantrouwend. Al spoedig evenwel merkte u, dat u niet bang behóefde te zijn (Ps. 34:9).
    Uw houding veranderde gaandeweg in eerbied, gemengd met liefde en ontzag. Díe levenshouding, die 'vreze des HEREN' was het begin van uw inleiding in de ware wijsheid, die u nu eindelijk zo'n beetje zocht, waar ze wás: bij God. De vreze des HEREN'' was ook het begin van een beter inzicht.
    Er moest echter nog wel het een en ander gebeuren, vóór het proces een tikje soepeler ging verlopen.

    - Een ongeestelijk mens aanvaardt niet, hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kán het niet verstaan, omdat het slechts gééstelijk te beoordelen is (1 Cor. 2:14).

    U merkte véél vreemde dingen op in de gemeenten, waar u kwam en bij Christenen, die u ontmoette. Er werd zó geblunderd, er was zóveel wanbegrip. U raakte verbitterd, zag niet, dat door al die situaties heen de Geest van God u aftestte, wat u nu wérkelijk innerlijk waard was (Deut 8:2).
    Soms ook kwam u in aanraking met mensen, die u wél begrepen, die ten opzichte van u ní­et blunderden. Zij vertelden u iets van een nieuw levensbegin, dat 'van boven af' in u kon worden geboren.
    Echter: u begréép hen niet; u wás in de bank met de schatten van God; u stónd voor de kluis; u hád de code; maar u kon die niet ontcijferen.
    Bekéérd en tóch nog afgesloten van wat u verder kon leiden. Gods éigenlijke bedoeling met u bleef een gesloten boek; in zekere zin een dwaasheid. U zei:
    "Wat zij aan mij voorstellen als mijn logische toekomst, is een te hoog gesteld ideaal"
    - Voorwaar: het is de géést in de stervelingen én de adem des Almachtigen, die hem inzicht geeft (Job 32:8).

    Eén ding was echter héél opmerkelijk. Anderen, die zich toch óók bekeerd hadden, wendden zich weer van God af. Kleine onhandigheden van Christenen maten ze breed uit.
    "Wie een hond wí­l slaan, kan licht een stok vinden".
    Het was nét, of ze allerlei verontschuldigingen zochten én vonden om maar niet meer méé behoeven te doen (Luk. 14:18). U deed - door Gods genade- zo niet; u bleef volhouden. Soms dacht u wel eens:
    "Ik werd zoveel bewúster in mijn bekering, toen ik God door alle verwarring heen tóch als een Vriend ging zien. Er is toen iets gebeurd, dat mijn medebekeerden niet hebben ervaren. Ik werd dieper geraakt dan zij: niet in mijn ziel, maar in mijn géést. Ik kán niet los van God, mijn Váder en van Jezus, mijn broer; en: ik wí­l ook niet los!

    Hé, daar valt mij nóg iets op; waarom sta ik zo met mijn vuisten te beuken op die kluis met de schat van Gods juwelen. Waarom berust ik er niet in, dat ik die gekke code maar niet geleerd kán krijgen. Wat í­s er toch in mij, dat mij er toe wil dringen om dóór te gaan!?".

    Wel, toen u bewust bekeerd werd, begon God uw diepste innerlijk te bevruchten met nieuw leven. Eens blies Hij aan Adam de adem in (Gen. 2:7). Zó heet zijn adem ook úw géést aangeraakt. Er kwam een kiem van inzicht, die u deed schreeuwen om méér.

    - Bij U is de bron des levens! In úw licht zien wij hét licht. (Ps. 36:10).

    Maar: het voorgaande is allemaal verleden tijd. Een paar weken geleden zág u het opeens: God heeft veel méér voor mij! (Ef. 3:20). Hij wil er niet mee volstaan, dat Hij mij uit de diepe kuil van het donkere niet-weten heeft getrokken (Ps. 40:3). Hij wil mij ook laten drinken uit de bron van het wéten (Joh. 4:14). Hij wil een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad zijn (Ps. 119:105). Zó gaat Hij mij de weg wijzen naar zijn koninkrijk van vreugd (Judas :24).

    - Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God ní­et zien(Joh. 3:3).

    Samen doen wij nu de volgende ontdekking. Het staat voor u vast:
    - Ik zie het koninkrijk
    - Ik zie de hogere samenhang en de diepere achtergrond
    - Ik begrijp, waarom allerlei stompzinnigheden mij moesten wonden
    - De veertig jaar in de woestijn zijn voorbij
    - Ik kijk over de Jordaan naar het beloofde land

    - Dit bid ik (Paulus), dat uw liefde nóg steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waar het op áánkomt (Phill. 1:9).

    Ik schrijf op, wat ik u hoor zeggen:

    "Nu wil ik ook verder! Ik zí­e, maar ik wil schérper zien. O Heer, in de naam van Jezus, help mij, om uw vrucht in mij te verrijken met iets van uw liefde; wat zég ik!?; véél van uw liefde. Inzicht moet hélder inzicht worden. Ik moet de goede prioriteiten weten te stellen. Wáár komt het op áán; wáár wilt U, dat de klemtonen worden gelegd; dank U Heer, dat U helpt.
    U gééft dat Fingerspitzengefühl, die .... 'feeling'. Ik krijg de slag te pakken... glorie!"

    Zó gaat u de waarheid van het koninkrijk van God begrijpen. En die waarheid rust niet, vóór zij u helemaal heeft vrijgemaakt (Joh. 8:32).

    12-07-2008, 20:10 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.5.....3.5.1.
    3.5.

    Hoofdgedachte:

    Geestelijk geboren worden leidt tot een beter inzicht in Gods koninkrijk en in koninklijk leven.

    Gedachten:

    - Het koninkrijk van God is : de echte waarheid 3.5.1.
    - Wedergeborenen krijgen inzicht in die waarheid 3.5.2.
    - Wedergeborenen krijgen déél aan die waarheid 3.5.3.
    - Wedergeborenen gaan volgens die koninklijke waarheid koninklijk leven 3.5.4.

    3.5.1.
    Het koninkrijk van God is: de échte waarheid.

    U zegt misschien:
    "Hé, dat is aardig: hij gaat het over 'het koninkrijk van God' hebben en over de subtiele verschillen tussen dát koninkrijk en het koninkrijk der hemelen".
    Ja, dat zou u wel willen: dat zou ik óók wel willen. Ik behandel nú echter de wedergeboorde: die moet in het middelpunt blijven.
    Daarom noem ik hierna maar een páár kenmerken van dat begrip 'koninkrijk van God'. In een later deel kom ik op eventueel onderscheid als hier voor even aangeduid, misschien nog wel eens terug.

    - (Jezus tot Nicodemus): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God NIET ZIEN",(Joh. 3:3).
    - (idem): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het koninkrijk Gods NIET BINNENGAAN", (Joh. 3:5).

    Deze woorden zeggen dus óók: wedergeborenen kunnen het koninkrijk van God wél zien en wél binnengaan.
    Maar, dan moeten wij toch eerst weten, wat dit koninkrijk van God dan eigenlijk í­s.

    Wat vinden wij dienaangaande voor aanwijzingen in de bijbel? Ik noem er enkele:

    - Om het 'koninkrijk' te kunnen bevatten, behoort men zich te ontdoen van allerlei aan de aardse sfeer vastzittende gedachten (Matth. 19:24).
    - Soms kan een keurig mens zijn keurig wereldgelijkvormig denken niet loslaten. Dan kan hij 'het koninkrijk' niet pákken. Nog erger, hij moet meemaken, dat allerlei ónkeurig volk het wél pakt, omdat ze soepel hún ballast kunnen prijsgeven (Matth. 21:31).
    - Men kan niet zeggen:
    " 'Dat koninkrijk' daar begin ik later wel eens aan".
    Wanneer men nú geen geestelijke gedachten wil gaan koesteren, is later het koninkrijk buiten bereik (Matt. 21:43).
    - Het koninkrijk is waard om er offers voor te brengen (Mark. 9:47, Hand. 14:22).
    - Krampachtigheid en gespannenheid maken, dat je het niet kunt grijpen (Mark. 10:14).
    - Niet hoog denken van jezelf schept een gunstig klimaat om het koninkrijk te ontvangen (Luk. 6:20).
    - Dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten, scheppen voor zichzelf een ongunstig klimaat om er deel aan te blijven houden (Luk. 9:62).
    - Als de demonen op hun eigen gebied worden bestreden, is dit een teken, dat het koninkrijk er í­s (Matt. 12:28).
    - In het begin is het koninkrijk van God bijna niet wáár te nemen, maar later is het overduidelijk (Mark. 4:31).
    - Wie het koninkrijk in de houdgreep heeft, wie 'erin' is, krijgt een veel groter geestelijke statuur. Hij of zij wordt van een heel ander kaliber (Luk. 7:28).
    - Het koninkrijk is niet alleen iets, waar jí­j in bent. Nee, het is ook iets in jóu, dat je doordringt en veredelt (Luk. 13:20).
    - Het koninkrijk van God is niet allereerst iets van gewoon huis-, tuin- en keukenplezier. Het heeft alles te maken met vreugden van hoger orde (Rom. 14:17).
    - Het heeft ook niets te maken met machteloze aardse woordjes, maar wel alles met de kracht van hemelse woorden, die gelijk daden zijn (1 Cor. 4:20).

    Maar, wat í­s het toch,
    dat eist:
    - Snel beginnen met hemels denken
    - Snel ophouden met aards denken
    - Offerbereidheid en een positieve gezindheid
    - Soepelheid, ontspannenheid en nederigheid
    Dat gééft:
    - Overwinning over de werkelijke (Ef. 6:12) vijand
    - Grote ontplooiing na klein begin
    - Volkomen levensvernieuwing
    - Geluk op het hoogste niveau

    Dat kan niet anders zijn dan het overleggen, het handelen, het zí­jn, dat van God afkomstig is. Hij is waarheid. Hij kan niet liegen (Hebr. 6:18). Hij vertoont nooit een zweem van verandering (Jak. 1:17). Wat van Hem komt, is dan ook écht, volkomen, helemaal, eeuwig, onveranderlijk wáár: de echte waarheid.

    Het koninkrijk van God is dus het geheel van de wetten, de sfeer, het milieu van de onbeperkte God.
    Wí­j zijn beperkt. Hij past zijn ongelimiteerde waarheid aan die beperktheid van ons aan. Het kader van onze uiteindelijke begrensdheid is overigens érg ruim. Daarbín­nen kunnen wij de hoogste vorm van menselijk leven bereiken. Die vorm is zo onvoorstelbaar verheven, dat er nu nog geen woorden voor zijn (2 Cor. 12:4).

    Nog even:
    - Wat zijn 'aan de aardse sfeer vastzittende gedachten': zij doet lelijk over mij : ik ga negatief denken over haar.
    - Wat í­s: keurig 'wereldgelijkvormig denken': ha, ik heb een nieuwe aftrekmogelijkheid voor de belasting bedacht. Ik moet er voortdurend over prakkiseren. Was mijn áángiftebiljet er maar vast!
    - Wat zí­jn 'dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten': ik wacht nog, ik heb nog geen duidelijk teken van God gehad en í­k heb dat zó heel speciaal nodig: weet je waarom?: Vier jaar gleden is er iets náárs gebeurd; zie je die man daar voor in de zaal; ja, die met dat ruitjespak: hij deed het mij aan en ik moet er altijd nog aan denken.

    06-07-2008, 19:07 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.4.3.
    Beter zicht op onze medemensen

    - Ieder, die Hem (dat is God) liefheeft, die deed geboren worden, heeft ook degene lief, die uit Hem geboren is (1 Joh. 5:1).
    - Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief als wedergeboren en niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad door het levende en blijvende woord van God (1 Petr. 1:23).

    Even een opmerking: voor en na doe ik soms uitspraken over God, die mogelijk wat parmant overkomen. Ik kán me voorstellen, dat u wel eens zult denken:
    "Wat zégt hij nu toch allemaal; als eindig wezentje doet hij net, of hij 'de Oneindige' kent als zijn vestzak. Onuitstáánbaar gewoonweg."
    Zulke uitspraken zijn echter nooit als pedant bedoeld. Met de beste intenties, naar beste weten, probeer ik aan bijbelteksten, die op God betrekking hebben, een redelijke uitleg te geven.
    Ik hoop, dat u zich van mijn bescheidenheid in dezen overtuigd zult houden.

    Goed, daar gaan we dan maar weer….

    Een van de redenen, waarom een man ingenomen is met zijn vrouw, is deze, dat zij hem een mooie, krachtige kinderschaar heeft gegeven. Wanneer hij de eettafel rondkijkt, staat hij soms spontaan op om haar te omhelzen.
    (Laten mensen, wier huwelijk ongewild kinderloos gebleven is, zich nu niet bezeerd voelen. God troost, geeft andere taken).

    Zó stel ik mij voor, dat het ook een vreugd voor God is, als Hij ziet, hoe goed het zaad â€?door Hem in onze geest ingebracht- zich ontwikkelt. Wat kán Hij nader tot ons komen, nu wij door het kind, dat wij samen hebben, nader tot Hém zijn gekomen (Jac. 4:8).

    Maar ook: één van de redenen, waarom een vrouw haar man kan liefhebben is deze, dat hij bij haar gezonde, flinke kinderen verwekt heeft. Hoeveel te meer zullen gelovigen God bewonderend liefhebben, nu Hij in staat bleek, zo'n sterk, knap, lief, aanvallig, energiek, geestelijk kind bij hen binnen te brengen (Ps. 13:6).

    En wat zullen mensen met een nieuwe natuur andere mensen met diezelfde natuur liefhebben. Door de grote Magneet zijn ze allemaal gelijkgericht (Joh. 17:11).
    - Weggericht van het duister van satan.
    - Heengericht naar het licht van God.
    Nooit lopen zij elkaar meer voor de voeten. Hun gemeenschap bestaat er niet in, dat zij elkaar zo áárdig vinden. Dat oppervlakkige, tijdelijke gevoel kan men in allerlei bewegingen aantreffen. Neen; het geheim is, dat ze allemaal genezend, eeuwig water (Joh. 4:14) drinken uit dezelfde bron (Zach. 13:1). God en Jezus Christus zijn het middelpunt van hun aller denken (1 Joh. 1:3). Daarom is hun eenheid met elkaar diep en blijvend. De liefde voor gelijk gerichten staat echter aan liefde jegens anderen niet in de weg; als wedergeborene wilt u alle bekeerden wel in de diepere kring hebben. Ja, u wilt álle mensen daar wel hebben (2 Petr. 1:7).
    Een van de eerste dingen, die de wedergeboorte bewerkt, is dit: u schoonwassen van alle fanatisme, drijverij, onechte ge-exalteerdheid en zweverigheid. Daardoor ziet u kans om de mensen op aangename, hartverwarmende wijze uit te nodigen tot steeds méér feest.

    Samenvattende: een wedergeborene heeft niet alleen ándere wedergeborenen lief. Neen, hij breidt die liefde uit:
    - Tot alle bekéérden ,nog niet wedergeborenen: zij dragen het allereerste begin van de wedergeboorte al bij zich.
    - Tot alle onbekeerden: God alleen weet, of zij zich niet zouden willen bekeren; iedereen kan een aspirant-bekeerde en dus ook een aspirant-wedergeborene zijn.
    Nu de tweede tekst:
    Door de wedergeboorte hebt u een schoonmaakmiddel in huis, dat niet alleen reinigt, maar ook nog in de was zet en tot blinkens toe boent. Het opnieuw geboren zijn - doorgedrongen in uw ziel- doet allerlei veinzerij weg. Vroeger -zelfs toen u bekeerd was- kon u nog wel eens huichelachtig-vriendelijk doen tegen een medegelovige. Wanneer hij zijn hielen lichtte, bespotte u hem, geloofde u lasterpraat over hem, of liet u zich tegen hem opzetten.
    Maar nú: u hebt uw medegelovigen lief in hun gezicht en achter hun rug. Alle dubbele bodems zijn gesloopt.
    En: deze glanzende, beschermende laag -door de Heer aangebracht- is blí­jvend, wordt één met uw wezen, doordringt uw natuur. Wat een energie is er bij u binnengekomen! Vroeger hebt u dikwijls geprobeerd 'van de mensen te houden' Nu lukt het opeens om ze lief te hebben. Geen wonder: het nieuwe leven maakt zich breed in u en daar zí­t me toch een stuwkracht achter!
    Onvergankelijk zaad heeft eeuwige groeikracht. Dát bent u aan het merken.

    Of hebt u nog moeite om vol te houden met: zonder terughouding en voortdurend liefhebben? Hebt u soms de neiging om bij al die misverstanden en communicatiestoringen het bijltje er maar bij neer te gooien.
    Of ook: liggen er hier en daar in uw geestelijk interieur nog de kleverige vuilkoeken van achterbaksheid?
    Wel, belijd die zonde in de naam van Jezus aan God (1 Joh. 1:9). Dan zullen ze u innerlijk niet meer kapotmaken (Ps. 32:3).
    Laat de wedergeboorte verder doorwerken. Dan zult u op de korte of wat langere duur ook van dí­e ongerechtigheid gereinigd worden (1 Joh. 1:9). Ook de wrokjes, geïrriteerdheidjes, kwaadaardigheden, zult u kunnen laten (Rom. 6:17).
    Wat zal dat lóslaten een opluchting betekenen. Op de -dán toch echt wel lange- duur tuint u nergens meer in (2 Petr. 1:10).

    Ik wil alles nog eens í­ets ánders zeggen als volgt:
    Het liefhebben van alle mensen is geen passieve, maar een actieve aangelegenheid. U schuift niets meer af, u zegt niet meer:
    "Laat de Verenigde Naties, de Wereldraad, het Rode Kruis, de Synode, Sociale Zaken, het Vredesberaad, de diaconie het maar opknappen.".
    Nee, nú zegt u:
    "niet de ander, maar í­k word later aansprakelijk gesteld (Ez. 3:18), dus niet de ander, maar í­k.".

    En u gaat verder:

    "Wég met de grootschaligheid. Laat ze maar schrijven, dat persoonlijke contacten uit de tijd zijn. Jezus zoekt ook afzonderlijke mensen uit voor een diepgaand contact. Van Hém ging bijvoorbeeld het initiatief uit voor het gesprek met die vrouw bij de bron in Samaria (Joh. 4:7,9).
    Ik ga óók mensen helpen, hoofd voor hoofd; leve de kleinschaligheid. Ik ga om te beginnen mijn állernaaste, mijn man, mijn vrouw, bijstaan in elke nood. Ik beperk mijn liefde niet tot diegenen, die door hun wedergeboorte mijn broers en zussen zijn. Neen, ik breid die liefde uit tot al diegenen, die Jezus wél liefhebben, maar de weg naar de diepere gemeenschap nog niet hebben gevonden. Ja, ik breid -zonder enige opdringerigheid- die bescheiden liefde uit tot alle mensen, die buiten staan'' . Ik zie bij hén geen spoor van belangstelling voor God, maar dat is ook niet het púnt. En daarom pas ik maar een beetje die bekende regel toe: soup, soap and salvation, zoep, zeep en zaligheid. Ik begin niet dáár, waar í­k zou willen beginnen, maar daar, waar zí­j het meest ontvankelijk zijn voor hulp. En samen met God werk ik bij hen van buiten naar binnen. Zo is Hij door medemensen ook bij mí­j begonnen. Nu werkt Hij bij mí­j weer van binnen naar buiten.

    Wat is dát ook fijn!  ik word niet meer ontmoedigd door onwil en ondankbaarheid. Het weten, dat ze alleen maar beter van me willen worden in stoffelijk opzicht, heb ik innerlijk verwerkt. Het doorzí­en, dat ze alles, wat ik verder zeg, flauwe smoesjes vinden, brengt mij niet meer in opschudding.
    Ik kén ze (Joh. 2:24, 25). Op Gods tijd zal ik ze in liefde ook wel laten merken, dat ik ze dóórheb; dat ik niet helemáál 'gekke Henkie' ben. Maar dat neemt allemaal niet weg, dat ik ze liefheb, hoewel of juist omdát ik ze zo kén. Ik leer iets doorgronden van de innerlijke grootheid van Jezus, die voor zijn beulen bad, toen zí­j Hem aan het kruis vastspijkerden (Luk. 23:34).
    Wat geeft die wedergeboorte mij een beter zicht óp de medemensen! en een liefde vóór hen.".

    U kunt mogelijk zeggen:
    "Wat een walgelijk ouderwets-braaf beeld van die man, die zijn vrouw omhelst terzake van dat talrijke, bloeiende kroost. Vroeger was dat mogelijk een teken van welvaart en welzijn (Ps. 144;12). Maar í­k kan mijn vrouw best liefhebben, ook al hebben wij de afspraak: 'geen kinderen Dát gemekker is alvast helemáál uit de tijd.".
    Leg nu niet op alle slakjes zout. Het was maar een beeld. Ik wou u niet kwetsen. En óverigens: u bent allebei van die flinke mensen! Waarom zóu die eettafel zo kaal blijven?! (Ps. 128:3). De atoombom!  kom nu. Daar zitten we elkaar nu al tientallen jaren mee af te remmen. U zoekt toch niet uit een soort gemakzucht allerlei uitvluchten (Spr. 26:13).

    Iemand zegt:
    Die Gerritse hè¨; die haalt er de váárt zo uit. Ik wil dóór: mensen de handen opleggen; ze winnen voor Jezus. Niet dat omsláchtige. Weet je wat! Ik laat hem doordarren. Maar í­k hol verder vóór en mét Jezus."".
    Akkoord;  dááág. Ik begrijp het. Het beste ermee. Het komt wel goed met je. Wie weet, wanneer je later met spierpijn moe langs de weg zit, dat je zegt:
    Wel, al z 'n leven; daar komt hí­j ook aan. Eens even kijken, hoever hí­j is. Hé, deel 6 klaar."(Het is dan ook al 1996).Nu maar weer even bijleren, waar was ik ook weer; ja, wedergeboorte: wat heeft hij verder".
    Dus, laat u door mij niet ophouden, wanneer u vlugger wilt opschieten.

    Een ander merkt op:
    "Hij gaat veel te snel. Ik houd me amper als bekeerde overeind en hij zit al tegen me aan te etteren van 'wedergeborene zus en wedergeborene zo' Ik blijf een beetje achter hoor. Dit tempo is niet vol te houden."
    Akkoord. Dááág. Ik begrijp het. Het beste ermee. Het komt wel goed met u. Wie weet: wanneer deel zes van de pers komt, dat u mij al weer heeft ingehaald.
    Dus, laat u door mij niet opjagen, herlees op uw gemak bijbelstudie deel 2. U bent daar nóg mee bezig, wanneer anderen zich opwinden over wat ik allemaal in deel 4 overhoop haal. De Heilige Geest gaat u inzicht geven (Spr. 9:9). U zult bijbelstudie drie later wél kunnen begrijpen. Als u zich nú wat moe en krachteloos voelt, is er toch een blij uitzicht. Als u de Heer vasthoudt, voorziet Hij in beide (Jes. 40:29).

    Maar wát u ook doet, of u voor mij uit holt of achter blijft, of u afhaakt of met mij mee blijft gaan, dit punt is uit en over. Ik begin aan 3.5.
     

    28-06-2008, 19:08 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.4.2.
    Beter zicht op Jezus

    - Allen, die Jezus hebben aangenomen, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden, hun, die in zijn (Jezus') naam geloven, die uit God geboren zijn (Joh. 1:12, 13).
    - Ieder, die gelóóft, dat Jezus de Christus is, die is uit God geboren (1 Joh. 5:1).

    U zegt misschien:
    "Wat juicht hij weer gereglementeerd. Je kunt toch wel zien, dat hij ambtenaar is. In 3.4.1. ging het allemaal over God en kwam Jezus er niet aan te pas. Nú zal je zien, dat het ómgekeerd is!"
    Inderdaad; tilt u echter niet te zwaar aan dit wat schematische. Ieder vogeltje zingt, zoals het gebekt is. Trouwens: de stof is zó overweldigend: je bent nérgens, als er niet wat ordening is.
    Overigens: ik bevind mij in uitstekend gezelschap. Neem nu Ezechií«l. Wat moest bij hem alles precies uitgeduid worden (1:1). Een man met een administratieve ziel. Zelfs voor Gods heerlijkheid vond hij termen, die althans í­ets daarvan beschreven (1:4-28).

    Maar, dit tezijde:
    Jezus geeft macht om kinderen van God te worden aan:
    - allen, die Hem hebben aangenomen
    - hen, die in zijn naam geloven
    - hen, die uit God geboren zijn.
    Het komt mij voor, dat eenzelfde begrip op drie manieren wordt omschreven. Dan is het dus zó:
    - dat alleen wedergeborenen Jezus werkelijk kunnen áánnemen en in zijn naam geloven
    - dat alleen zíj, die Jezus echt áánnemen, dí­ep in zijn naam kunnen geloven en zich als wedergeborenen kunnen beschouwen
    - dat alleen diegenen, die in de kracht van Jezus' naam geloven, Hem wézenlijk hebben aangenomen. Alleen zí­j beginnen door de poort van de wedergeboorte het rijk van God binnen te gaan.

    Toen u zich bekeerde, had u allerlei vaag omlijnde ideeí«n over Jezus:
    - u wist iets over uw nood, die u naar Hem uitdreef
    - u had iets gevoeld van zijn troost, die als een genezende stortbui over u uitregende
    - u had iets begrepen van de omvang van zijn overwinnende strijd tegen satan.
    Dit alles was echter niet zo samenhangend als wel gewenst zou zijn. En daarbij kwam nog zoveel -bijna alles- van de oude mens (Rom. 7:19).
    Er was in uw hart nog zoveel plaats voor allerlei -uiteindelijk tweederangs- gedachten: mensverheerlijking, theorietjes, hobby's, stokpaardjes, geëngageerdheid met allerlei acties vóór en tégen van alles.
    Wat was u gauw op uw teentjes getrapt. Wie zat er eigenlijk nog véélal op de troon van uw hárt? : uw eigen í­k,. Ze moesten ú geslaagd en wijs en onderhoudend vinden, anders was er voor u geen fluit meer aan.

    Nu u wedergeboren bent, vallen allerlei afleidende gedachten weg en: u stapt van uw troon. Nu mag Jezus eindelijk in het diepst van uw gedachten de Middelpuntfiguur zijn. Dat is: Hem wérkelijk aannemen.
    En wat gebeurt er nú!: heel dat slordige, verwarde gedachtespinsel, Jezus betreffende, verandert in een ordelijk, logisch patroon. En een telkens terugkerend motief daarin is: zijn náám!
    Eindelijk bent u in staat, ván Hem alles te verwachten en vóór Hem álles te doen, wat al lang voor u klaar lag. U leert in geloof zijn naam gebruiken om demonen op de vlucht te drijven. De weg naar de doop in de Heilige Geest en de gaven ván die Geest tekent zich af (Mark. 16:17, 18).

    Anders gezegd, is Jezus niet meer een toch nog wat verre, wazige figuur voor u? Is Hij een Vriend geworden, met Wien u dagelijks overlegt. Hebt u tegen Hem gezegd:
    "U bent míjn generaal; ik ben úw soldaat?"
    Volgt u Hem, waar Hij ook gaat (Op. 14:4)? Dan hebt u Hem helemaal geaccepteerd. Dan bent u echter ook zijn gezánt (2 Cor. 5:20). Dan komt er volmacht van Hem in uw woorden (Luk. 9:1). Dan krijgt zijn naam -door u uitgesproken- krácht (Hand. 4:8-10).
    En uit die heerlijke ervaringen weet u, dat nieuw leven bezig is in u te groeien.

    Nóg anders gezegd:
    - Kunt u die naam van Jezus vol warmte, vol overtuigdheid, vol liefde aanroepen, wanneer het er op aan komt om medemensen wérkelijk te helpen in de ziekten van hun lichaam, hun ziel of hun geest (Mark. 16:18).
    - Bemerkt u vol blijdschap, dat u daarbij niet meer hárd behoeft te roepen, dat het geen kwestie meer is van na-aperij; nog niet eens ongevaarlijk ook in een enkel geval (Hand. 19:13-16).
    - Bespeurt u, dat het gebruiken van de naam niet een toverformule, een mantra, een zelfbegoocheling is!?
    - Weet u blij en zeker, dat u ontspannen bezig bent met het uitvoeren van een opdracht van uw grote Kameraad?!...
    Dan is dát het teken, dat u Hem hélemaal hebt aanvaard en dat uw 'familieband' met God steeds hechter wordt.

    Nóg weer anders gezegd:
    - Is Jezus voor u persoonlijk uw oudste broer, uw Heer, uw Meester, Verlosser, Genezer?
    - Bent u Hem dankbaar, omdat Hij u de macht heeft gegeven om binnen te gaan in Gods rijk?
    - Is Hij voor u de Christus, degene, die door God gezalfd is tot de hoogste waardigheid (Hand. 4:27)?
    Dán bent u : uit God geboren!

    Wandel maar verder; beklim de heuvels met hun bloemen- en bomenpracht.

    22-06-2008, 18:14 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.4.1.
    3.4.
    Hoofdgedachte:

    Geestelijk geboren worden leidt tot een beter zicht op God, op Jezus en op onze medemensen.

    Gedachten:

    - Beter zicht op God 3.4.1.
    - Beter zicht op Jezus 3.4.2.
    - Beter zicht op onze medemensen 3.4.3.


    3.4.1.
    Beter zicht op God

    - Allen, die Jezus hebben aangenomen, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden, hun, die uit God geboren zijn (Joh. 1:12,13).

    Het zal velen opgevallen zijn, dat ik bij het citeren twee zinsneden heb weggelaten:
    - (hun), die in zijn (Jezus') naam geloven
    - (hun), die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans (zijn geboren).
    De eerste zinsnede heb ik weggelaten, omdat ik die bij 3.4.2. behandel. De tweede zinsnede heb ik even weggelaten, om het volle licht op de hoofdbetekenis te laten vallen. Ik kom op deze zinsnede nog in dí­t punt terug, wel niet zo uitdrukkelijk, ach, het wordt vanzelf duidelijk.

    Wat staat er nu eigenlijk:
    - Jezus heeft allen, die Hem aangenomen hebben, macht gegeven om kinderen van God te worden.
    - Jezus heeft allen, die uit God geboren zijn, macht gegeven om kinderen van God te worden.
    De eerste van deze twee uitspraken 'zet ik weer even in de wachtkamer'. Bij 3.4.2. roep ik hem er uit.

    Ik bepaal mij dus hí­ertoe:
    - Allen, die uit God geboren zijn, hebben de macht om kinderen van God te wórden.

    Hoe moet u zich nu dit 'uit God geboren zijn' voorstellen?!:
    God heeft de wereld lief (Joh. 3:16). Hij probeert met zijn boodschap dienaangaande altijd alle mensen te bereiken. Er zijn veel tegenspoeden: bij sommige volken en in sommige landen verschrikkelijke, voor ons onvoorstélbare.
    Die tegenspoeden komen niet van God, maar van zijn vijand (Joh. 10:10). Hí­j (God) blijft aan bozen en goeden, aan rechtvaardigen en onrechtvaardigen -daarginds en hier- zijn signalen uitzenden:
    "Ik heb je lief. Mijn liefde zoekt jou (Matth. 18:12)."
    Ook overdráchtelijk gezien, gaat zijn zon altijd weer over iedereen op, verkwikt Hij een ieder altijd weer door zijn regen (Matth. 5:45).

    U hebt Jezus leren kennen, u hebt Hem aanvaard als uw Bevrijder. U bent echter vérder gegaan: u hebt Hem aangenomen, u bent in zijn náám gaan geloven, u bent wedergeboren. En nu kunt u de code ontcijferen, die God naar u -als naar ieder ander- uitzendt. Hoe gaat dat nu in de praktijk?
    Uw omstandigheden zijn misschien nog even mistroostig. Maar opeens flitst het door u heen: elke dag nieuwe, fijne dingen van God. Hij wéét gewoon van geen ophouden, wanneer het er om gaat, om mij te verzorgen en te beschermen en te genezen (Klaagl. 3:22). Even staat u verbijsterd. Maar dan: die blijdschap!: ik heb de ontdekking gedaan! God wil contact en ik begrijp en aanvaard zijn bedoelingen!

    U bent nóg verder aan het gaan. Goed zo: er komt tóch geen eind aan het wandelen van heerlijkheid tot heerlijkheid met de grote Gever (2 Cor. 3:18). Nooit behoeft u stil te staan met het idee: nu even níet zo snel, anders ben ik er zo gauw doorhéén. De Onmeetbare heeft altijd oneindig veel meer dan u zelfs maar beseft (Ef. 3:20).

    U bent -direct aansluitend op uw ontdekking- begonnen met het versterken van Gods signalen. U stelt steeds meer kanalen van uw eigen zendapparatuur ter beschikking; straalverbindingen, die van uw geest naar uw ziel en zelfs naar uw lichaam leiden. Gods kracht wil zich immers niet tot uw diepste innerlijk bepalen. Zo als ú door wilt, zo wil die kracht dóór! Dit is zijn bedoeling: binnendringen in uw ziel, uw binnenste voorhof (1 Kon. 8:11), dadelijk in uw lichaam, uw buitenste voorhof (1 Thes.. 5:23).

    Even terug nu: wedergeborenen kunnen kinderen van God worden. Zijn ze dat dan nog niet? Ja, in wórding. Eerst maar weer een voorbeeld:
    - een vrouw vertelt aan haar man, dat ze in verwachting is. Ze zijn blij, bidden samen:
    "Heer, wilt U aan dit pasgestarte mensenleven een voorspoedige ontwikkeling geven?"
    - Daar lí­gt de baby; een welgeschapen dochter: groter blijdschap nu.
    - Daar loopt de peuter; wat geeft nu weer grotere blijdschap? Dit: ze begint de denkwereld van de gezinsleden te begrijpen; ze heeft sommige familiegrapjes al door.
    - Een flink, lief schoolkind helpt haar moeder
    - Moeder winkelt samen met haar nu volwassen dochter. Ze kijkt van opzij naar de jonge, knappe vrouw, zo harmonisch, zo gelukkig; dankbare voldoening tintelt door haar heen.

    U bent wedergeboren, een geestelijke vrucht kan zich nu ontwikkelen tot baby, peuter, schoolkind, volwassene. Als u zou ophouden met medewerken -ook dáártoe heeft u macht- zou God teleurgesteld zijn grote werk in u moeten staken (Ef. 4:30). Echter: u blí­jft medewerken: God als Vader, blí­jft dan ook doende om in uw geest -de moeder- het verwekte leven tot verdere ontplooiing te brengen.
    Ik zou die ontplooiing eigenlijk een 'voortgaande verwekking' willen noemen. Een áárdse verwekking is een éénmalige zaak, tot stand gebracht in één, bijna onmeetbaar klein moment. Een hemelse verwekking is een voortschrijdende werkzaamheid. Zij komt tot stand in een zeer lange periode. Allen, die in Jezus zijn gaan geloven, beréiken Gods bedoeling (Ef. 4:13), als er de bereidheid is om vol te houden (Matth. 10:22). Voor sommigen duurt die tijd wel héél lang (Op. 22:2). Maar ook zí­j komen er.
    Er is overeenstemming tussen de wedergeboorte en de bekering: ook die bekering is een zich dagelijks verder ontplooiende bloem. We behandelden dat uitpúttend -en misschien ook wel úitputtend- in deel 2.
    Er is overeenstemming tussen de wedergeboorte en de doop in de Heilige Geest: latere bijbelstudies zijn bedoeld om aan te geven, welk een heerlijk -hoewel tijdrovend- proces dát is.

    Bekering, wedergeboorte, doop met de Heilige Geest: zij vloeien in elkaar over; liggen in elkaars verlengde. U -foetus- kunt doorgroeien tot 'kind van God'. Geen kennis, sympathisant, partijganger, volgeling zelfs van God. Neen: kí­nd van Hem. Dat is zijn bedoeling met u: deelgerechtigde tot zijn vermogen (Gal. 4:7).

    Is dat even een voortreffelijk plan. Vroeger werd u wel eens bang gemaakt. God werd als een soort boeman voorgesteld. Door uw wedergeboorte krijgt u beter zicht op Hem. U gaat Hem 'begrijpen', voor zover dat woord gebruikt kan worden voor Hem, Die troont in ongenaakbaar licht (Ps. 80:2), temidden van wolken en donkerheid (Ps. 97:2). En dat 'begrijpen', dat is een steeds meer speurbaar gevolg van het verwekkingsproces, dat nú in u is opgestart.
    Zó ziet het landschap achter de slagboom er uit. Mooi hè¨: u hebt er lang hunkerend naar gekeken. Maar nú begint u er in naar binnen te lopen.

    14-06-2008, 16:35 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3.4.
    3.3.4.
    Nog even wat nakaarten.

    Nu ja, u hébt dan een definitie, maar wat kúnt u er nu eigenlijk mee dóen?! Ik denk, dat u er wat aan zult hebben, als ik het nog eens op een andere manier zeg: Merkt u iets van blijde, lichtvoetige, zonnige, positieve, opbeurende, reinigende, herstellende, ontspannende gedachten in uw brein? Rol dan voor dat nieuwe denken de rode loper uit. Die heerlijke, schoonspoelende, gelukkig makende, niet-door-uzelf-te-bedenken ideeí«nwereld is deel van uw wedergeboorte, ís uw wedergeboorte.

    Nog eens over die definitie: zie de wedergeboorte niet als een helemaal op zichzelf staand begrip. Gods werk is een eenheid. Hij maakt van u iets heerlijks: een van leven tintelend onderdeel van een gebouw, dat óók al sprankelt van hemels leven (1 Petr. 2:5). Hij maakt van u een constructie-element, misschien wel een héél belangrijk, in een eeuwig, geestelijk paleis, een tempel als het ware (Op. 3:12). Van dat gebouw is onze Heer Jezus het alles torsende bouwelement, de hóeksteen (Ps. 118:22, Ef. 2:20, Jes. 28:16). Door zí­jn pioniersstrijd tégen en overwinning óp de duivel, maakte Hij al die dingen mogelijk.
    Op zijn onvervangbare fundament (1 Cor. 3:11) bouwt ú:
    - eerst heel bescheiden met uw bekering
    - dan: weidser met uw wedergeboorte
    - straks: nog weidser met de doop in de Heilige Geest.
    Maar de grondslag blijft dezelfde. Jezus Christus kan élk gewicht dragen, hoe ver u met uw bouw ook komt (Ef. 2:21). Bekering; wedergeboorte;  dóóp í­n en vervulling mét de Heilige Geest';  er zijn fasen te onderscheiden: casco bouw, ruwe afwerking, fijne afwerking. Maar: het is één bouwstroom, behóórt dat althans te zijn.

    Het is allemaal begonnen, toen u "Ja" zei tegen God. Hij had allang "Ja" gezegd tegen ú. Dat "Ja" kreeg kracht van wet, toen u er uw instemming mee betuigde (Deut. 19:15). En wat die kracht inhoudt: daarover gaan we het krijgen in 3.4. en volgende.

    Alleen, denk er om: nu nooit meer "Ja" zeggen tegen iets of iemand anders dan tegen God, zoals hij Zich in Jezus Christus aan ons heeft bekend gemaakt (Joh. 17:26). De verhouding met de Heilige is helemaal exclusief (Ex. 20:3). De valse vriend, (Hos. 3:1, 2) mag er nóóit meer tussen komen.

    En: u niet meer zo druk maken of uw medegelovigen wel alle vensters open zetten voor het nieuwe licht. Kijk liever uw eigen levenshuis na. Nergens mag bij u een balk liggen, die deuren barricadeert (Matt. 7:3-5).

    07-06-2008, 19:24 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3.3.
    3.3.3.
    Een laatste aanloop en dan eindelijk iets, dat probeert een definitie te zijn.

    Zodra de menselijke geest zegt:
    "God, ik ben ontvankelijk voor uw gedachten",
    begint de wedergeboorte. De menselijke geest behoeft dat niet met hoorbare woorden te zeggen. Zelfs in ons zielenleven bewust geworden gedachten zijn niet nodig. De ontvankelijkheid is er op het ogenblik van de echt gemeende, maar nog volkomen prille bekering. Er zijn vele manieren om het speldenknopkleine geestelijke vruchtje af te drijven. Ook wanneer het zich al aan het ontwikkelen í­s, blijft het mogelijk om het te aborteren.
    Daar heb ik het nu niet over. We hebben dat onderwerp al zo vele malen doorgekauwd. Men zou er haast triest van worden.
    Bekering is geen automatische zaak. Voor het vasthouden daarvan moet geknókt worden (Phil. 2:12).
    Wedergeboorte is óók geen uit-zichzelf-lopende aangelegenheid. Een voortgaande ontwikkeling daarvan moet bevóchten worden (Hebr. 12:4).

    Geef die vrucht een kans om uit te groeien tot een echt wezentje met een hartje, dat begint te kloppen. Let op de symptomen, dat het nieuwe wezen er í­s. Bespeurt u ze, beweegt er iets, dan: actief en passief medewerken.

    Een voorbeeld: soms komt er zo'n fijne gedachte bij een opgroeiende gelovige boven temidden van alle gekmakende herrie in zijn brein. Ineens kunt u het tedere idee hebben om die kleine, dappere handen van uw vrouw te kussen, vingertop voor vingertop.
    Dóe dat dan, zeg iets liefs. Wat is er namelijk gebeurd: Gods Geest heeft de uwe bevrucht; edele gedachten proberen zich in uw geest te vermenigvuldigen en zwermen daarin uit. Ja, ze maken zelfs al eerste verkenningtochten naar minder diepe niveaus, naar uw zielenleven.

    Wedergeboorte herkent u aan goede, gezond makende gedachten, zó nieuw; zó nieuw! Nog nooit eerder hebt u ze bij uzelf waargenomen (Ef. 4:23).
    Gooi alle binnendeuren open, nu God door de buitendeur is gekomen. Ga Hem loven voor zijn geschenken. Dan gáát Hij me toch een héil geven! (Ps. 50:23).

    En daar í­s hij dan, de ongetwijfeld kreupele definitie:
    "Wedergeboorte is een bevruchting van onze geest door God. Die bevruchting vindt in eerste instantie plaats bij onze bewuste, maar nog heel jonge bekering. God is namelijk áltijd bereid om ons te verrijken. Hij begint daarmee direct, wanneer er bij ons ook maar een spoor van bereidheid is om ons door Hem te láten gelukkig maken. (Jes. 65;24).
    Naarmate onze bekering zich verdiept, krijgt God méér mogelijkheden om het nieuwe leven in ons te laten groeien. Alles hangt af van de mate van onze ontvankelijkheid (Op. 3:20)."

    31-05-2008, 19:10 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3.2.
    3.3.2.
    De aardse werkelijkheid als afbeelding van de hemelse werkelijkheid.

    In het kader van de vormgeving en inrichting van onze planeet creëerde God als vóórlaatste scheppingswerkzaamheid een mens van het mannelijk geslacht (Gen. 2:7). Zijn laatste werkzaamheid binnen dat raam bestond uit het scheppen van een mens van het vrouwelijk geslacht (Gen. 2:22).
    Man en vrouw -samen de kroon van de schepping- hadden voortdurend seksueel contact. Daaruit kwamen kinderen voort (Gen. 4:1-2).
    Het ging daarbij in oorsprong om het ontstaan van blijvende paren van één man en één vrouw, die ook maatschappelijk onverbrekelijk met elkaar behoorden verbonden te zijn. Pas de doorwerking van de zonde maakte een eind aan deze monogamie (Gen. 4:19) en aan de veilige bescherming van de zwakkere partij (Matth. 19:8).

    God is er altijd op uit om zijn bedoelingen duidelijk te maken. Altijd heeft Hij aardse voorbeelden gebruikt om hemelse beginselen binnen onze denkkring te brengen. In het voorafgaande heeft u de hoge kwaliteiten van het nog onbedorven één zijn van een man en een vrouw gezien. Deze topmanifestatie van liefde stelt voorwaarden: er moet sprake zijn van trouw, harmonie en de wil om verantwoordelijkheid te aanvaarden.
    Dit is toch wel een heerlijk aards gegeven. Deze seksuele vereniging van de hoogst-geschapen wezens is blijkbaar héél belangrijk. Aannemelijk is dat daardoor de hoogste beginselen uit de geestelijke wereld worden uitgebeeld in de stoffelijke wereld.

    Déze principes:
    - Wanneer vindt een hemelse verwekking plaats?: Wanneer een gedachte van God versmelt met de meest innerlijke kern van de denkwereld van een mens.
    - De man begeert de eenheid met zijn vrouw. Zó begeert Gods Geest de eenheid met het diepste van de persoonlijkheid van ieder mens: diens géést (Jac. 4:5).
    - In de goede, ongestoorde verhouding verlangt een vrouw er naar om één te zijn met haar man. Zo zal ook in een van zonde genezen situatie een mens er naar verlangen om gééstelijk één te zijn met zijn Schepper.
    - Als het goed is, vormt het hoogtepunt van de seksuele gemeenschap tevens een van de toppen van gezamenlijk beleefd geluk. Derden kunnen in dat geheim niet delen. De aanbidding van God, soms zelfs tot extase voerend, blijft voor buitenstaanders een gesloten boek. Mensen, die niet écht gééstelijk gemeenschap met de Onuitsprekelijke hebben, kunnen in dit mysterie niet binnendringen (1 Cor. 2:14). Een mens beleeft dan onvergetelijke hoogtepunten met God. Uiteraard zal het weinigen gegeven zijn zó hoog te stijgen als Paulus (2 Cor. 12:2-4). Echter, wie weet, wat de naaste toekomst voor óns nog in petto heeft. Voor de niet al te naaste toekomst is er in ieder geval een prima belofte (1 Joh. 3:2).
    - Wanneer alles helemaal ontspannen is en er is geen enkel beletsel, zeggen man en vrouw na het samenzijn:
    "Wat zúllen wij ons kind liefhebben!"
    Hoe is het nu tussen de grote Heilgever en iemand, die zich tot Hem heeft gekeerd. Van Gods kant is altijd alles goed. Hij í­s liefde (1 Joh. 4:8). Van zí­jn kant worden er nooit obstakels opgeworpen. Een kind van God zal er zijnerzijds altijd naar streven om ontspannen en zonder scheidingmakende barrière tegenover Hem te staan. En wat kán zo'n mens zich verheugen over het door God verwekte leven, dat groeit en groeit (Ef. 4:15).
    Nog even een belangrijk verschil tussen een aardse en een hemelse verwekking:
    - een aardse verwekking volgt lang niet altijd op gemeenschap; er zijn onvruchtbare perioden en ééns is de vruchtbare tijd afgelopen.
    - Een hemelse gemeenschap heeft altijd een geestelijke verwekking ten gevolgen: de menselijke geest ként geen onvruchtbare perioden; nooit is de vruchtbare tijd afgelopen.

    24-05-2008, 18:46 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3.1.
    3.3.
    Hoofdgedachte:

    Wedergeboorte?! Geestelijk geboren worden?! Wie zijn dan moeder en vader van het nieuwe leven?

    Gedachten:

    - De aardse werkelijkheid als uitgangspunt 3.3.1.
    - De aardse werkelijkheid als afbeelding van de hemelse werkelijkheid 3.3.2.
    - Een laatste aanloop en dan eindelijk iets, dat probeert een definitie te zijn 3.3.3.
    - Nog even wat nakaarten 3.3.4.

    3.3.1
    De aardse werkelijkheid als uitgangspunt.

    In het hierna volgende kom ik met een aantal stellingen. De eerste hiervan is zo vanzelfsprekend, dat het haast dwaas lijkt om die op papier te zetten. De vanzelfsprekendheid van de vólgende stellingen wordt echter snel minder.

    - Om een aardse verwekking te doen geschieden, is het nodig, dat een zaad- en een eicel versmelten.
    - De voorwaarden voor die versmelting worden geschapen door de geslachtsdaad. Een hoogst enkele uitzondering laat ik als niet ter zake dienend, buiten beschouwing (kunstmatige inseminatie enz.).
    - Die geslachtsdaad vindt plaats, als man en vrouw béide daarmee van harte instemmen. De uitzonderingen op deze regel (2 Sam. 13:11-14) laat ik eveneens buiten beschouwing. Het zijn door de zonde veroorzaakte afwijkingen van het oorspronkelijk bedoelde karakter (Gen. 4:23, 24). En om dit gegeven gaat het mij.
    - Man en vrouw zien dit verenigen als een hoogtepunt van hun onderlinge -derden uitsluitende- (Spr. 5:18-20) liefdesbetrekking. De vele uitzonderingen op deze regel behandel ik niet. Ook hí­er zoek ik de aanvangsbedoeling.
    - Man en vrouw aanvaarden de mogelijkheid, dat uit deze liefdesmanifestatie nieuw leven kan voortkomen. Zij leggen daarom aan die mogelijkheid niets in de weg. Ik ga niet in op de zeer vele uitzonderingen op deze regel (o.a. Gen. 38:9). Over het wél of ní­et geoorloofd zijn van die veelsoortige uitzonderingen spreek ik nú geen mening uit. Alles, wat ik wil, is alleen maar dí­t: terug redeneren naar de ongeschonden beginsituatie.

    Men zou kunnen zeggen:

    - "Moet je toch hóren!:
    'Spreek ik geen mening uit'
    zou die man nu wérkelijk denken, dat het í­emand ook maar í­ets kan schelen, wat hij vindt of niet vindt!"
    Akkoord, akkoord¦ maar zó moet u het ook niet zíeen. Ik bedoel alleen maar allerlei nu-niet-van-belang-zijnde zijwegjes voorlopig af te sluiten. Anders wordt het onderwerp zo oeverloos. In latere delen worden zijwegjes hoofdwegen.
    - "Zelden heb ik een onderwerp met zo veel kanten er aan, zo oppervlakkig zien behandelen!"
    U moet deze enkele regels niet zien als een behandeling van bepaalde intermenselijke betrekkingen. Ik ben alleen bezig geweest om een aards voorbeeld op papier te krijgen. Met behulp daarvan wil ik een hemelse werkelijkheid wat dichterbij brengen. Zo handelde ik immers ook bij 3.1.1. en 3.2.1.

    17-05-2008, 18:48 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.9.
    3.2.9.

    Hoe u attent kunt zijn op de vele manieren om de toegangspoort naar het goede land te laten open gaan.

    Eerder zagen wij -bij 3.1.9.- hoe een heleboel toch wel voortreffelijke lui niet tot maximale prestaties kwamen en minimumlijders bléven. Dit, omdat ze hoogmoed, genotzucht, óver-gretigheid, luiheid, eigenwijsheid en koppigheid nét niet voldoende onder de duim hadden. Ik zeg niet, dat ze Gods feestzaal nóóit zullen bereiken. Ik heb er heus wel moed op, dat Uzzia, Demas, Salomo en Gehazi daar ooit eens zullen binnengaan. Maar wél minder feestelijk dan hád gekund.

    Wat echter verteld kon worden over David, Ruth, Hanna, Petrus, Onésimus en Lydia: dat zijn toch veel betere geschiedenissen. Deze mensen bereikten hoogtepunten, stegen boven hun kleinheid uit, juist in kernsituaties. Wat toonden zij?!:

    - offerbereidheid: als Gods normen anders waren dan de hunne, wilden zij hun levenswandel herzien 3.2.3.

    - inzicht: zij konden oude, vertrouwde structuren prijsgeven, wanneer er kans was op een hogere levensvorm 3.2.4.
    - geloofskracht en vertrouwen: zij bleven op God vertrouwen en bleven hun woord aan Hem gestand, wát er ook gebeurde 3.2.5.
    - durf en moed: niet met hun mónd alleen, maar ook met hun hart, erkenden zij Hem als Heer 3.2.6.
    - overleg: zij lieten zich leiden door goede contacten. Dat werd hun tot een sieraad (Spr. 25:12) 3.2.7.
    - Visie en vaart: ze verwachtten machtige dingen van God én: ze gingen er ook op uit om die heerlijke zaken te vinden 3.2.8

    U, bekeerde; ú: die nare eigenschappen, die ik het eerste noemde: streeft u er naar, om die met Gods hulp onder controle te krijgen. Streeft u daar ook naar met betrekking tot allerlei anderen ní­et door mij genoemde- negatieve karaktertrekken?
    En: streeft u naar de goede eigenschappen, die ik wél en die ik ní­et noemde?! Ziet u bij dat streven resultaat?!

    Dán: is uw wedergeboorte gaande.

    Dan hebt u juiste munten gevonden om de slagboom te laten omhoogzwaaien.

    10-05-2008, 17:05 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.8.
    3.2.8.
    Hoe een vrouw, die ontvankelijk was voor edele en grootse gedachten, edele en grootse ervaringen kreeg.

    - Wij (te weten: Paulus, Silas, Timotheus en Lucas) vertoefden enkele dagen in Philippi. En op de sabbathdag gingen wij de poort uit, de rivier langs, waar wij verwachtten, dat een gebedsplaats zou zijn en neder gezeten, spraken wij tot de verzamelde vrouwen. En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God vereerde, hoorde toe en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd.
    En toen zij gedoopt was én haar huis, nodigde zij ons, zeggende:
    "Indien gij van oordeel zijt, dat ik de Here getrouw ben, neem dan uw intrek in mijn huis."
    ; en zij dróng ons er toe.
    (Hand. 16:12-15).

    Een kwieke vrouw, die Lydia. Ontwikkelt initiatieven. De handel in purpergeverfde kledingstukken is een specialisme van Thyatira. Maar zí­j verhuist naar Philippi en zet dáár een handelshuis op. Purperverkoopster: chique business hoor! Te vergelijken met een bontwinkel nú. Groot huis. Stoet bedienden. Geslaagde vrouw.
    Maar: ze rust niet op haar lauweren. Ze handelt in edele, aardse zaken en heeft -naar aardse maatstaven- haar leven zich groots zien ontwikkelen. Ze zoekt echter naar ónvergankelijke edele en grootse zaken.
    De God van Israël. Ze wéét het: Hí­j is de Unieke, de Enige (Deut. 6:4). Hém wil ze vereren. In plaats van de ingewikkelde baaierd van goden en halfgoden van het heidendom zoekt ze de eenvoud, die het kenmerk is van het wáre, van dé Ware.
    Maar wáár moet ze Hem zoeken? Joden zijn er niet in Philippi. Zij weet wél, dat de 'vereerdag' van die wérkelijke God de laatste dag van de week is en dat zoekers naar Hem elkaar wel eens aan de waterkant ontmoeten. Dat zou er dan mee te maken hebben dat bij de dienst van die grote God veel dingen gereinigd worden met water en dat men zich dan bij voorkeur ophoudt, daar, waar water beschikbaar is.

    Dáárheen dus; en ja hoor: althans énige versterking. Andere vrouwen die mét haar die onbekende God willen vereren. Geen mannen; zeker bang voor de besnijdenis, die bij de volgelingen van die God een rite is. Maar ook geen jóódse mensen, die inlichtingen zouden kunnen verstrekken. Alles is klaar voor onderricht. Er is zelfs een héuvel in het terrein, waarop -naar de gewoonte van die tijd- een leraar zou kunnen gaan zitten. Die heuvel blijft echter leeg.
    Het is eigenlijk een rare zaak. Heidense vrouwen, die samenkomen op een dag, die in hun milieu geen enkele bijzonder betekenis heeft. En wát doen ze: een God vereren, Die helemaal buiten de begrippenwereld van hun omgeving valt.
    En wat doet die God?!: niets, helemaal niets. Hij neemt niet eens de moeite om Zich te laten vertegenwoordigen. Hij stuurt geen mensen, die Hem althans iets nader staan dan deze zoeksters.
    Totdat die sabbath komt, dat er één roept:
    "Daar komen mannen aan!"
    en even later:
    "Het zijn.... het zijn JODEN!!"

    God lí­jkt soms niet te luisteren. Maar terwijl Lydia en haar vriendinnen daar aan die rivier wat vaag bezig lijken te zijn, is Hij al aan het regelen.
    Paulus hééft al een aanwijzing gehad, dat hij naar Griekenland moet gaan (Hand. 16:9). Hij en zijn vrienden zí­jn gegaan. Wat onwennig hebben ze enkele dagen in het nieuwe zendingsgebied rondgekeken.
    "Hoe zullen we het aanpakken? Begonnen zal moeten worden met mensen, die er althans í­ets van snappen, waar het om gáát. In deze onbekende stad eerst dus maar naar de Joden. Maar er is hier nota bene niet eens een synagoge. Wacht eens, áls er Joden zí­jn, dan zullen ze toch op de sabbath wel érgens samenkomen! Waar? Aan de riví­er natuurlijk. Wanneer er iets ritueel gereinigd moet worden, is dáár het water direct bij de hand!"

    En zó is het gekomen, dat er eindelijk iemand op dat heuveltje ging zitten. Zo kréég Lydia haar onderwijs.
    Paulus vertelt haar, dat de oude riten en ceremonieí«n voorbij zijn (2 Cor. 5:17). Niemand hoeft bang te zijn bijvoorbeeld voor die enge besnijdenis. Ook dát begrip is door de heerlijke boodschap van Jezus mateloos verdiept en geadeld (Rom. 2:28, 29).
    Ze lúistert; ze wás in zekere zin al bekeerd, deze vereerster van God. Nu echter reikt ze verder. Maar dat verder reiken is evenals haar bekering (Jer. 31:18) toch weer een genade van de Eeuwige. Hí­j opent haar hart.
    Dan gaat het echter ook weer met váárt voort:
    - dopen, niet meer:
    o aan het water: zóeken,
    maar:
    o in het water: ví­nden.
    - de hele groep werknemers en werkneemsters raakt zó geïnspireerd, dat ook zí­j zich laten dopen.
    - Dat heerlijke grote huis en die ruime financií«le middelen?: ook dáárvoor een nieuwe, feestelijke bestemming:
    "Kom bij mij wonen, niet zeuren van:
    'het zal zo duur uitkomen voor je'
    en:
    'wat zullen de mensen zeggen'.
    Ik wil het niet hóren! Voldoe ik aan Gods normen? Ja? Dan is ook mijn hele bezit aan zijn dienst gewijd."(Hand. 4:32).

    Wat een doorzettingsvermogen, een overtuigingskracht, een durf, een visie: iemand met léf! Zó komt er een centrum voor de gemeente Philippi, die rond háár begint te ontstaan.
    Zo krijgt zij de edelste en meest grootse ervaringen, die een mens maar kán hebben:
    - gered zijn om te redden
    - verkwikt worden om te verkwikken
    - het eigen huis: een vluchthaven, een kuuroord voor anderen
    - de eigen middelen: niet meer allemaal aangewend voor de eigen kleine belangetjes, maar voor een deel ook voor de grote belangen van de Heer.

    En het fundament?: dat was mede gelegd, toen ze op die sabbathdagen wel eens tegen de andere 'zoeksters' zei:
    "Meisjes, waar zí­jn we eigenlijk mee bézig"
    en desondankds volhield.

    En ú?!
    - u bént bekeerd
    - u hébt grote verwachtingen
    - u bent niet gezapig aan het doen, zo van: blijf zitten, waar je zit en verroer je niet.
    Overweeg Lydia"s geschiedenis nog eens:
    - zij bleef actief
    - zij bleef haar ogen open houden voor wat werkelijk waardevol was
    - ze zocht.... en ze vond
    - ze klopte op de deur bij die God, Die haar alleen gelukkig kon maken; en die deur ging ópen!
    - Ze bad daar op die gebedsplaats, zo helemaal buiten haar cultuurpatroon om en; ze ontving! (Matth. 7:8).

    Háár mogelijkheden zijn úw mogelijkheden. Bekering betekent niet: hèhè... nu bén ik er ; nu áltijd uitrusten.
    Goed, goed; even uitblazen. Maar dan toch weer plezierig aan de gang. Niet indutten. Nóg edeler, nóg grootser belevenissen kunnen uw deel worden. En wat die rust betreft: ín en dóór gezonde geestelijke activiteit vindt u die (Hebr. 4:10).

    Een zesde kenmerk van de wedergeboorte is dus: op een ontspannen manier actief blijven in het oefenen met de heerlijke gedachten en mogelijkheden, die God voor u heeft klaargelegd met de bedoeling, dat u er ook wat mee zou dóen.

    03-05-2008, 19:18 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    26-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.7.
    3.2.7.
    Hoe een man door goede, geestelijke contacten afrekende met een waardelóós verleden en uitzicht kreeg op een waardevólle toekomst.

    - Ik-Paulus- kom u -Philémon- een verzoek doen voor mijn (geestelijk) kind, dat ik (geestelijk) in mijn gevangenschap heb verwekt.
    (Het gaat over) Onésimus, die vroeger onbruikbaar voor u was, maar nu zéér bruikbaar is, zowel voor u als voor mij.
    Ik zend hem, dat wil zeggen: mijn hart, aan u terug.
    Ik voor mij had hem wel bí­j mij willen houden, opdat hij mij namens u zou dienen in mijn gevangenschap ter wille van het evangelie, maar ik heb niets buiten uw voorkennis willen doen, opdat, wat goeds gij (ook) doet, niet uit dwang, maar vrijwillig zij. Want hij is misschien wel dáárom een tijdlang weggeweest, opdat gij hem voorgoed zou terughebben, nu niet meer als slaaf, maar als méér dan slaaf, als een geliefde broeder, in hoge mate voor mij, hoeveel te meer dan voor u, zowel in het vlees als in de Here.
    Indien gij u dus met mij verbonden weet, neem hem dan op, zoals gij het mí­j zoudt doen. En: mocht hij u schade berokkend hebben of iets schuldig zijn: breng het mij in rekening. Laat mij dit voordeel van u hebben; ik weet, dat gij zelfs meer zult doen dan ik zeg.
    (Philémon: 9-21).

    Een gewoon knoeiertje, die Onésimus, zoals er zoveel zijn. Is als slaaf in dienst van ene Philémon. Smeert 'm naar het veelbelovende Rome. Drukt en passent nog wat geld achterover voor de reis. Wat moet er nu in de grote stad van hem terecht komen? Niets natuurlijk. Hij heeft zichzelf als onbruikbaar getekend door zijn onbetrouwbaarheid. Philémon kan mogelijk gezegd hebben:
    "Het zát erin en het komt er uit. Ach, ik had ook ní­ets aan die jongen. Wie zei dat ook weer: "Wat heeft een naam eigenlijk 'í­n' "
    Onésimus- de voordélige- haal uit je winst. Laten we maar zó denken: beter kwijt dan rijk, al hééft het ook wat geld gekost"

    Deze waardeloze knul komt in Rome in aanraking met Paulus, die gevangen zit omdat hij de mensen op Jezus wijst. Was Onésimus misschien óók gevangen
    gezet? Zo ja, dan zal het wel om heel wat minder edele redenen zijn geweest, dan die voor de apostel golden. Maar, hij lúistert; hij grijpt de kans van
    het goede contact áán. En dan gebeurt datgene, wat eigenlijk niet goed onder woorden is te brengen.

    In Paulus' gedachteleven, zoals dat van oorsprong was: aards, 'ziels', is een andere manier van denken geboren, hij is steeds meer de dingen gaan bezien, zoals Jezus ze zou bezien (Op. 3:18). Hij is daar door een heel anders innerlijk gevormd mens geworden (Rom. 12:2). Die nieuwe-mens-in-hem geeft Paulus elke dag volop eten, doordat hij steeds naar Jeuzs kijkt voor goede voorbeelden (Hebr. 12:2). De oude mens krijgt eigenlijk geen voeding meer, die is op-sterven-na dood (Rom. 8:13).
    Daarom wordt Paulus' wezen steeds meer door de nieuwe natuur doordróngen, daardoor óvergenomen (Gal. 2:20). Hij gaat steeds meer op Jezus lijken en probeert ook anderen tot die hoogte te brengen (Gal. 4:19).

    Paulus begint tegen Onésimus te spreken. Deze stelt zich voor die woorden open. Geestelijk gezien wordt zijn denken door dat van Paulus 'bevrucht'. Dat oude, geknoeide, knoeierige, slordige, ordeloze gedachteleven krijgt een metgezel; een nieuw, gezond, degelijk, opgeruimd, geordend denken begint vorm te krijgen. Onésimus geeft dat nieuwe leven een káns; waarom?! Had Philémon -een christen- indertijd een begeerte naar de dingen van God in zijn overleggingen geplant? Wel, Paulus zorgt dan prima voor de verzorging. Overigens: God gaf groeikracht (1 Cor. 3:6). Hoe?? Dát kan ik ook niet volgen. Zelfs al zou ik over meer gegevens beschikken, dan bleef dat toch een heerlijk geheim. God alleen kent de code. In ieder geval: Onésimus veranderde onherkenbaar: van onbruikbaar -ní­et chrestos- tot bruikbaar -wél chrestos-; van buitenstaander -ní­et christos- tot gelovige -wél christos-. Alweer zo'n leuke woordspeling, die bij vertaling verloren gaat. Hij werd zelfs - wie had dat ooit kunnen denken- een hártsvriend van Paulus.

    Maar nú moest er ook hélemaal schoon schip worden gemaakt. God is geen God van wanorde. Zijn orde geeft vrede, waar anders iets van onvrede zou blijven (1 Cor. 14:33).
    Onésimus was een slaaf, die weggelopen was en gestolen had van zijn meester Philémon. Eerst moest hij naar zijn vroeger baas terug. Het dienstverband moest herstéld, de diefstal dóórgesproken, het tekort áángezuiverd worden. Alles van die vroegere incorrectheid diende eerst te worden rechtgezet.

    En nu kan Philémon zich een 'voordeelbrenger', een 'Onésimus' voor Páulus tonen. Paulus weet ook wel, dat naar de harde zede van zijn tijd de doodstraf voor dergelijke slavenvergrijpen standaard was. Maar hij neemt zonder meer aan, dat Philémon mild zal zijn in zijn vonnis. Paulus laat zijn vriend helemaal vrij in zijn oordeelvorming. Toch gaat hij er eigenlijk van uit, dat Philémon zijn slaaf, nu -geestelijk gezien- zijn broeder- tot vrij man zal verklaren. En als zodanig zal Onésimus dan naar Paulus terugkeren om deze verder van dienst te zijn.

    En u?!: al hebt u zich bekeerd, ook in ú kan nog zoveel zitten, dat vervormd, kliederig, slonzig en chaotisch is. U kunt ook nog zó aan al die aanlokkelijke, maar bedrieglijke verleidingen van de samenleving hangen:
    - roddelen en mopperen
    - veel te veel eten
    - lachen om dubieuze opmerkingen
    - mateloos wauwelen
    - meedoen aan overtrokken maatschappijkritiek
    .... ik noem maar wat: helemaal: Rome (zoals Rome Onésimus trok).
    En van uw denkkapitaal, uw geestkracht, die Gods werk op aarde behoorde te dienen, ontsteelt u iets aan Hem. U hebt die kwaliteiten nodig:
    - om nóg beter te trainen voor uw hobby; surfen voor mijn part
    - om nog meer te lezen over uw lievelingsonderwerp: ufo's; ik doe maar een greep.

    Maar; ik meen te hebben ontdekt, dat iedereen wel eens een kans krijgt: de Goddelijke Wijsheid staat toch niet voor niets overal te roepen, waar de grote mensenconcentraties zijn (Spr. 1:20).
    Iedereen zal toch wel eens í­emand tegenkomen, die hem of haar in het leven met de Heer een zetje vooruit geeft!
    Onésimus was een bofferd; je zult toch maar zo'n gaaf en gerijpt Christen als Paulus tegenkomen! Ga echter niet zitten wachten, tot ú zo'n supergangmaker ontmoet. Een paar wat mindere cracks na elkaar hebben tezamen óók een goed effect. Doe als Onésimus, zoek de goede, geestelijke contacten op. Vraag de Heer, of u ze mag ontmoeten. Och; het antwoord staat eigenlijk al in de bijbel. Ga geregeld naar de kerk, de samenkomst of de meeting (Hebr. 10:25). Luister naar de spreker. Onderzoek positief, wat er gezegd wordt, met een innerlijk, dat vooruit wil. En God zal u helpen om het goede te behouden (1 Thess. 5:21). En al die kleine gangmakers samen zijn ook wel een Paulus.
    Zet uw innerlijk ópen om vólop profijt van hen te hebben: niet stiekem op de rem trappen.

    Hoe verging het Onésimus, die mééwerkte?:
    - Van slaaf werd hij vrije (want Philémon zal heus wel Paulus' verwachting hebben gehonoreerd).
    - Van iemand met een verleden tot iemand met een toekomst.
    - Van dwaas werd hij wijs.
    - Van waardelóós tot waardevól.
    Zo gaat het met mensen, die gebruik maken van de helpende hand, die God hun via andere mensen toesteekt.

    Een vijfde kenmerk van de wedergeboorte is dus (samenvattend):
    Het vermogen om de ladder, die tot in de hemel reikt, te zí­en (Gen. 28:12) en de sporten te beklimmen, gevormd door de diensten, die gerijpte gelovigen kunnen verlenen (Ef. 4:12).

    26-04-2008, 18:41 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.6.
    Van sleutels, die konden wórden gebruikt, nadat een andere sleutel wás gebruikt.

    Toen
    - Jezus in de omgeving van Caesarea Philippi gekomen was, vroeg Hij aan zijn discipelen:
    "Wie zeggen de ménsen, dat de Zoon des mensen is?!"
    En zij zeiden:
    "Sommigen: 'Johannes de Doper'.
    Anderen: 'Elia'.
    Weer anderen: Jeremia of één der profeten'' ".
    Hij zeide tot hen:
    "Maar gí­j; wie zegt gij dat Ik ben?"
    Simon Petrus antwoordde en zei:
    "Gij zijt de Christus; De Zoon van de levende God".
    Jezus antwoordde en zei:
    "Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, Die in de hemelen is.
    En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt en op deze Petra zal ik mijn gemeen te bouwen en de poorten van het dodenrijk (!) zullen haar niet overweldigen.
    Ik zal u de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen. Wat gij op aarde ontbinden zult, zál ontbonden zijn in de hemelen".
    (Matth. 16:13-19).

    Jezus bracht zijn discipelen naar een rustige plaats, waar ze-onder ons- zich konden bezinnen op allerlei vragen. Hij begon te spreken over Zichzelf als: de Zoon des mensen. Hij noemde zich heel dikwijls zo. Die aanduiding had Daniël al eens gebruikt voor de grote, komende Verlosser (Dan. 7:13). Niemand had er tot dan toe erg in gehad, welke diepe betekenis deze titel had, die Jezus Zichzelf toekende. De profetie van Daniël was immers helemaal 'buiten beeld geraakt'. Géén hoorder had in de gaten, dat Hij met die benaming eigenlijk zei:
    "Ik ben de Man, waarnaar iedereen behoort uit te zien (Joh. 4:25,26)".

    Nú werd het evenwel ernst. De tijd van opgang zou nu voor Jezus gevolgd worden door een tijd van neergang. Het absolute dieptepunt zou zijn: de dood aan een kruis (Gal. 3:13). Nu kwam het er voor de volgelingen op áán.
    Nu- vanaf nu- moesten ze weten ;werkelijk wéten- waarvoor ze stónden.

    Eerst een inleidende vraag om de tongen los te maken:
    "Wie denken de goedwillende, welgezinde mensen dat Ik ben?".
    Niet mis: Johannes de Doper, Elia, Jeremia. Maar ní­et het begrip, dat van nu aan nódig was, nu de storm ging opsteken.
    Daarom, door nu naar de kernvraag:
    "Maar júllie! Wat denken júllie?".
    Petrus, de aanvoerder, antwoordde direct, namens allen, het lag al op het puntje van zijn tong:
    "U bent de Verlosser, rechtstreeks afkomstig van God. U bent het, waarop werd gewacht"

    Dí­t was nodig, nu het beslissende gevecht naderde. Deze man had het begrepen. Hij was een gewoon mens van deze áárde, met een gewone aardse afstamming, maar: hij had oog voor het hemelse. Met zo iemand kon verder worden gewerkt.
    Aangenomen mocht worden, dat hij mede voor de anderen sprak. Een kerel als een róts; kerels als rotsen. Daarmee kon een fundament gelegd worden onder het grootse, dat komen ging: een gemeenschap, door alle eeuwen heen van vrouwen en mannen, die Jezus werkelijk hélemaal gingen volgen (Op. 14:4). Een gemeenschap zó diep levend (1 Petr. 2:5), dat ze eeuwig leven zouden vinden (Joh. 6:58) en zelfs de dood het nakijken zouden geven (Joh. 11:25).
    Zulk een man ; en achter hem iedereen die er net zo over dacht of over zou gaan denken- was het wáárd om een eervolle opdracht te krijgen.

    "Mijn wegwijzers worden jullie. Je zult de mensen helpen om elke deur, die de toegang naar mijn wonderbaarlijke, 'innerlijke' rijk afsluit, te openen.
    Hier: een hele bos sleutels, voor élke situatie; niet één ; véle; eerst voor jezelf, dán voor anderen: pak áán!

    Gezag geef Ik je ook; het machtwoord tegen de vijand, de satan; spreek het uit hier; in déze zichtbare wereld. Reken er op: het krijgt een geweldige echo in de ónzichtbare wereld (Mark. 16:17).

    het machtwoord vóór al die gebóndenen van de vijand (Luk. 13:16). Zég het: noem mijn naam in de sfeer van de aardse werkelijkheid. In de sfeer van de hemelse waarheid wordt er 'Amen' op gezegd".

    Die Petrus hè¨; ik weet wel, ik wéét wel; er is nóg wel het een en ander over hem te zeggen. Hier toonde hij echter zijn diepste wezen. De deur naar álle 'gerommel in de marge' draaide hij dicht. Geen Elia, geen Jeremia, geen Johannes de Doper; neen: de Beloofde (Rom. 1:2), de Strijder, die de duivel zou verpletteren, wát het Hem ook kostte (Gen. 3:15), de Metgezel van God (Zach. 13:7), de Profeet (Deut. 18:15), de Voleinder Die alle volken zou verenigen (Gen. 49:10).

    Hij slóót de deur naar alle armetierige begrippen. En daar stond hij (Petrus dus) met een hele bos sleutels voor álle deuren naar de gróte, rí­jke begrippen. En: hij ging ze gebruiken; de eerste sleutel op de pinksterdag (Hand. 2:14-10). Een andere sleutel leerde hij kennen bij het visioen, aangevende dat allerlei oude vormen voorbij waren (Hand. 10:15,34). Een derde sleutel draaide hij om, toen hij Dorcas uit de dood liet ontwaken (Hand. 9:40). En het gí­ng maar door: hij maakte verlamden zó, dat hun 'boeien' werden ontbonden (Hand. 3:6,7); hij doorzag de slimste listen van satan (Hand. 5:3).

    Zo ging het bij hem; zo kán het bij u gaan.
    Ja, ú; u bent bekeerd; u zit nu in dit boek te lezen. Ook voor ú een ogenblik van rustig overleg: úw Caesarea Philippi. Denk eens na; ook in úw leven komen nog tijden van storm en momenten van ingrijpende beslissingen. Bent u er kláár voor?

    Bangelijk, verkeerd bescheiden, laf meegaand denken hóórt niet bij u. Jezus Christus ook voor ú: de helemaal Unieke (Hand. 4:12). Het í­s geen arrogantie, wanneer u innerlijk weigert met Mohammedanen, Boeddhisten of Communisten op voet van gelijkheid te praten over kernvragen van het geloof. U hebt gekózen. Eén kan er maar de Ware zijn (Joh. 14:6). Eén kan er maar de Eerste zijn onder tienduizenden (Hoogl. 5:9,10).
    Voor hén is het Mohammed, Boeddha of Marx. Voor ú is het Jezus. Zí­j laten hún eindje echt niet los. Dan u helemáál niet. Doe de deur dicht!
    - Dat hoeft niet onelegant. Wanneer een ander in vervoering raakt voor Krishna of Rama, glimlach dan niet honend-neerbuigend, kijk ook innerlijk niet hoogmoedig op die ander neer. De liefde kwetst immers niemands gevoel (1 Cor. 13:5).
    - U hoeft zich ook niet totáál voor die ander af te sluiten. Onderzoek gerust, wat hij te bieden heeft. Vraag God om wijsheid om het goede te behouden (1 Thess. 5:21); niet 'het goede daaruit ', maar het goede''.
    - U behoeft niet bang te zijn voor besmetting met andere gedachtewerelden, evenmin als Paul;us dat was, toen hij Onésimus ontmoette. Deze waardeloze knul komt in Rome in aanraking met Paulus, die gevangen zit omdat hij de mensen op Jezus wijst. Was Onésimus misschien óók gevangen gezet? Zo ja, dan zal het wel om heel wat minder edele redenen zijn geweest, dan die voor de apostel golden. Maar, hij lúistert; hij grijpt de kans van het contact met andersdenkenden over geestelijke zaken. Bent u ook maar enigszins ingeleid in de voortreffelijkheden van Jezus? Ja?! Ga dan het in aanraking komen met andere gedachtewerelden niet uit de weg. U gaat er alleen maar uw éigen Leidsman méér door vertrouwen (2 Tim. 1:12).
    Maar wanneer aan deze vanzelfsprekende voorwaarden is voldaan, herhaal ik tóch: doe dicht die deur!

    De erkenning van Jezus Christus als Heer (Rom. 10:9) mag uiteraard geen lippendienst zijn. Nee, uw hárt dient er bij te zijn betrokken (Jes. 29:13). Van binnen behoort u voor Hem in vuur en vlam te staan (Luk. 24:32).
    Dan; draait u de deur goed twijfelloos'; dí­cht. En: u draait de deur naar Gods rijk ópen; voor uzelf en voor anderen.
    Nooit zal het voorkomen, dat er geen sleutel is. U zult wel eens moeten zoeken, maar tenslotte zult u juichen:
    "Gevonden; gevonden".
    En wéér zal een zilveren sleutel het slot van een gouden deur doen klikken.

    Een vierde kenmerk van de wedergeboorte:
    De moed om alle schepen achter u te verbranden en de veldslag in te gaan onder de banier van Jezus alleen (Ps. 60:6).

    19-04-2008, 19:09 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.5.
    Hoe een vrouw, die tegen de stroom in durfde roeien, de oever van het geluk bereikte.

    - Er was een zekere man -Elkana- die twee vrouwen had, Hanna en Peninna. Peninna had kinderen, Hanna niet. (1 Sam. 1:1,2).
    - Elkana had Hanna lief, hoewel de HERE háár moedersschoot toegesloten had. Haar mededingster echter tergde haar voortdurend om haar tot drift te prikkelen; dan weende Hanna en at niet. (1 Sam. 1:5,6).
    - Haar man Elkana zei tot haar:
    "Hanna; waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd? Ben ik u niet meer waard dan tí­en zonen?"1 Sam. 1:7,8).
    - Eens - bij een tempelbezoek- stond Hanna op, en - bitter bedroefd- bad zij tot de HERE en weende zeer en deed een gelofte:
    "HERE der heerscharen; indien Gij werkelijk aan uw dienstmaag een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik dien voor zijn gehele leven aan U geven".(9-11).
    - Omdat Hanna (in haar lange gebed) bij zichzelf sprak en slechts haar lippen zich bewogen, maar haar stem niet te horen was, dacht Eli -de priester- dat zij dronken was en hij zei tot haar:
    "Hoe lang zult gij u als een beschonkene gedragen. Zorgt, dat gij uw roes kwijtraakt".
    Doch zí­j zei:
    "Nee mijn heer; ik ben een diep bedroefde vrouw. Wijn noch bedwelmende drank heb ik gedronken; maar ik heb mijn hart uitgestort voor het aangezicht des HEREN".(:13-15).

    - Eli antwoordde:
    "Ga heen in vrede en de God van Israel zal u geven, wat gij van Hem gebeden hebt".
    Toen ging die vrouw haars weegs, zij at weer en haar gelaat toonde geen droefheid meer. (: 17,18).
    - Een jáár later baarde Hanna een zoon en noemde hem Samuel; van den HERE gebeden. (:20).
    - (Toen haar zoon peuter af was), brachten zij en haar man hem tot Eli en zij zei:
    "Ik ben die vrouw, die hier bij u stond om tot de HERE te bidden. Om déze jongen heb ik gebeden; en de HERE hééft mij gegeven wat ik van Hem gebeden heb!! Daarom sta ik hem aan de HERE af".(:25-28).
    - Daarna baarde Hanna nog drie zonen en twee dochters. (2:21).

    Het was een hard lot, dat Hanna te dragen had:
    Geen kind: En dat in die tijd, toen een getrouwde vrouw zonder kinderen als eigenlijk onvolwaardig werd gezien.
    Geen kind: En dat in een land, waar de hoop leefde, op een toekomstige Verlosser. Iedere moeder van een kind kon er van dromen, dat uit háár nakomelingen die Bevrijder zou voortkomen. Maar: welke dromen kon een onvruchtbare dromen?!
    Geen kind: Maar wél die andere, die je toesiste:
    "Jij hebt de lí­efde van Elkana, maar í­k heb zijn kinderen".
    Die ándere, die alles deed om jou je zelfbeheersing te doen verliezen. Omdat je op God vertrouwde, kwám het niet zóver, maar van verdriet kon je gewoon niet eten. Geen kind: Terwijl je ze Elkana zó graag zou hebben gegund. Je hí­eld zoveel van elkaar.
    Soms probeerde hij te troosten met onbeholpen mannenwoorden. Ach, eigenlijk deden die meer zeer dan dat ze je hielpen.
    Geen kind: En God er om sméken en onverhoord blijven. Op de een of andere manier wéten, dat het zí0­jn tijd nog niet was. Het uitkermen:
    "O God! Wanner is het dan wél uw tijd?".

    En toen kwam de climax:
    Tijdens het uitstapje ter gelegenheid van het jaarlijkse tempelbezoek zó bedroefd- zó ' kapot'.
    Hanna kon het alleen nog maar tegen Gód uitzeggen. En: dat dééd ze dan ook; hartstochtelijker en inniger dan ooit én met een heel bewuste gelofte erbij:
    "HERE; Als U mij een zoon geeft, dan geef ik hem aan U terug".

    En nóg was de beproeving niet voorbij. Die priester; die Eli; dacht, dat ze drónken was; drong in dat beschadigde, gewonde, bloedende zielenleven door met harde, lelijke, beschadigende, wondende woorden.
    Maar: ze bleef in de rust; antwoordde gepast.

    Toen kwam er die zegen van de priester en Hanna werd zó blij. Er viel een gewicht van haar af. De tijd van de HERE kwam. Ze stráálde. Al het lekkere picknick eten smaakte opeens zó goed.

    Drie maanden volgden. Peninna treiterde:
    "Even dacht ik:
    Ze heeft het voor elkaar''.
    Meid, wat keek jí­j verguld. Maar nu weten we het allebei weer precies hè".
    Was het dan toch verbeelding geweest?!

    Weer drie maanden volgden; vól afnemende twijfel en tóenemend blí­j weten. Daarna die zes maanden van zálige zekerheid. Peninna, die alleen nog maar kon narren:
    "'t Wordt vast een meisje; en als het een jongen is, moet je hem afstaan; je hebt het belóófd".

    En toen: een jongen! Heerlijke jaren met je baby, later je peuter. Toch altijd weer dat gesar van Peninna:
    "Hoe is het?! Er komt er nog niet gauw een bij hè! Wanneer je dat joch aan God hebt afgestaan, heb je wéér niets".
    Volhouden, trouw blijven aan je gelofte; en daarna: drie zonen, twee dochters. Was Peninna toen kláár? Peninna's geven het nóóit op. Ik hóór ze al:
    "Jij bent wel gek om dat lekkere jong aan dat tuig, die zonen van Eli (1 Sam. 2:12,13) toe te vertrouwen".
    Maar zelfs dáárin werd voorzien. Samuel groeide op die grauwe mestvaalt uit tot een prachtige bloem, een krachtige boom (1 Sam. 2:26), een oor vóór (1 Sam. 3:4) en een mond (1 Sam. 3:18) ván de HERE.

    Alles zat Hanna tegen. Als een stroom probeerden de moeilijkheden haar mee te sleuren:
    - Jij bent gehandicapt.
    - Jij kunt nóóit een voormoeder van de Verwachte'' zijn.
    - Jij kunt aan Elkana ní­et geven, wat Peninna hem wél geeft.
    - Jij hebt God boos gemaakt, zodat Hij je niet wí­l zegenen. Hij staat zelfs toe, dat zijn eigen priester jou afbekt.
    En later:
    - Je raakt je kind weer kwijt, je krijgt er geen ander voor terug.
    - Je kind zal kapot gaan aan die slechte omgeving.
    Wat zwóm die Hanna in tegen al die naar beneden zuigende krachten:
    - Ze liet de gedachte niet toe, 'dat het zeker niet voor haar weggelegd was'.
    - Ze liet haar droom niet los, dat ook zí­j in haar nakomelingen van betekenis kon zijn voor haar volk.
    - Ze hield vast aan God, ook al leek hij háár in de steek te laten.
    - Ze liet zich niet verbitteren door de pastorale miskleun van Eli.
    - Ze stónd haar zo vurig begeerde zoon aan de HEER af, ook al had ze ná hem nog geen andere kinderen gekregen.
    - Ze vertrouwde haar zoon aan een gevaarlijke omgeving toe, omdat ze overwoog, dat de Here hem daar kon beschermen, nu zij hem voor de dienst van de Here en ná een gedane gelofte dáár had gebracht.
    - Daarbij deed ze, wat ze kon. Zorg voor zijn kleding had het joch dáár niet te verwachten. Geen nood; mams zorgde elk jaar voor een groter kostuum (1 Sam. 2:19).
    - en zó werd ze tenslotte de moeder van een schare van kinderen (1 Sam. 2:21) en één van die kinderen werd een geestelijke reus (1 Sam. 3:20,21).

    Laten wij het licht nu eens van een ándere hoek laten invallen: een 'gelijkenis'. Twee kikkers vielen in een emmer met melk. Glad was de onverbiddelijk kil oprijzende wand bóven de melk. Ver -onbereikbaar ver- de lokkende bovenrand. Hoog boven de bodem het oppervlak van de melkzee. Géén mogelijkheden voor vastklampen en je afzetten. Geen klimmen en geen springen doenlijk.
    De ene kikker zei:
    "laat ik het reëel bekijken. Strijden is zinloos"
    En hij spreidde de pootjes en verdronk.
    Maar de andere kikker zei:
    " 'Nee' heb ik, 'ja' kan ik krijgen (Esther 4:16); ik zál actie blijven ontwikkelen; zal ik dan al ondergaan, dan zal ik strí­jdende ten onder gaan".
    En hij trappelde... en hij trappelde... en uiteindelijk zat hij op een klontje boter.

    Hanna had in elk stadium de pootjes kunnen strekken.
    Ze bleef echter dóórgaan, tot háár klontje boter er wás. Dat 'klontje boter' was evenwel niet haar dóel. Liefde tót God, trouw áán God, aanbidding ván God was haar motief. Lees er haar loflied óp God maar op na (1 Sam. 2:1-10). En toen dat motíef er was, kwam daarnaast, als waardevol bijproduct, een zinvol, rijk en vruchtbaar leven.

    En nu ú: u bént bekeerd, het leven met Jezus í­s vreugd na vreugd na vreugd. Echter: kommer en kwel komen er ook in voor. Behalve heerlijke perioden vól overwinning (1 Cor. 15:57) zúllen er tijden zijn van weedom en geklaag (Esther 4:3), van rouwklacht en bitter noodgeschrei (Ps. 30:12), hoewel nóóit uw vermogen te boven gaande (1 Cor. 10:13).

    Blí­jf trappelen! Kijk niet naar de schijnbaar niet-te-verwrikken aardse werkelijkheden; houd uw blik gericht op Jezus, de wezenlijke, onwankelbare, hemelse Waarheid (Hebr. 12:2). Dank God onder álles (1 Thess. 5:18). Aanvaard, dat alle dingen u ten goede overkomen (Rom. 8:28). Dan wordt zelfs uw rampspoed op de duur veranderd in een oorzaak tot blijdschap (ps. 30:12). De bitterste beproeving wordt nóg tot heil (Jes. 38:17). Uw volharding bij het beproefd worden van uw bekering leidt tot de geboorte van dieper leven met de Heer. U krijgt vleugels als van een arend en alle mogelijke verdere hulp. Zó ontkomt u aan de stroom, die u wil meesleuren (Op. 12:14-16). Kortom: úw 'klontje boter' komt te voorschijn.

    Ik wil sluiten met déze conclusie:
    - Een derde kenmerk van de wedergeboorte is: de moed om 'ja'te blijven zeggen tegen Gods plannen met u, wanneer alles in uw omgeving u aanspoort om nú maar eens 'nee' te zeggen.

    12-04-2008, 18:29 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.4

    3.2.4.
    Van een deur, die openging, toen een andere deur in het slot sprong.

    - Naomi trok met haar beide schoondochters wég uit de plaats, waar ze vertoefd had. Toen ze onderweg waren om naar het land van Juda terug te keren, zei Naomi tot haar beide schoondochters:
    "Gaat heen, keert terug, ieder naar het huis van haar moeder. De HERE bewijze u liefde, zoals bij die bewezen hebt aan de gestorvenen en aan mij".
    Toen kuste Orpa haar schoonmoeder (ten afscheid), maar Ruth klemde zich aan haar vast en zei:
    "Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou laten. Uw volk is mí­jn volk en úw God is mí­jn God".
    (Ruth 1:7,8,14,16).

    - Toen zei Boaz tot zijn knecht:
    "Bij wien behoort deze jonge vrouw".
    (Ruth 2:5).

    - Boaz nam Ruth tot vrouw en zij baarde een zoon: Obed, de vader van Isaï, de vader van David.
    (Ruth 4:13,17).

    Mét een man en twee zonen emigreerde Naomi naar Moab, toen er honger in het land Israel kwam. Na jaren keerde ze daarheen terug als weduwe met de weduwen van haar twee zoons.
    Maar vóór ze de beslissende stap deden, op het ogenblik, dat je nog redelijkerwijs naar Moab terug kon gaan, stond ze stil. Ze zei:
    "Weet wél, wat je doet. Daarginds liggen jullie achtergronden. Dáár heeft het leven aan jullie -jonge vrouwen- alles te bieden. Vóór jullie ligt het onbekende. Ik kan niet inzien, wat de toekomst dáár jullie voor moois zou kunnen geven".

    Orpa was vér met haar schoonmoeder meegegaan. Ze had haar eigen goden prijsgegeven (Ruth 1:15)., omdat via Naomi de God van Israël indruk op haar had gemaakt. Maar nú: ze maakte zich los- met moeite- maar: ze máákte zich los!  en ze wandelde weg uit de geschiedenis.

    Ruth echter hield vol. Ze was hecht met de God van Naomi verbonden geraakt. Ze kón het eenvoudig niet verdrágen dat Naomi over scheiding en terugkeer sprak. Ze wilde vooruit naar dát volk en dí­e God. En zo ging ze dóór met Naomi -en eigenlijk met God: onherroepelijk verder weg nu ván Moab en dichter naar Israel tóe.
    Ze gingen wonen, waar Naomi vroeger gewoond had. En toen was er die man, dat familielid. Hij kreeg óóg voor Ruth. Hij voldeed maar wát graag aan de verplichting van 'de adat' om haar te trouwen. Er werd een kindje geboren, de dichtbije voorvader van David, de verre voorvader van Jezus.
    Ruth had zich vástgeklemd, met hoeveel moeite dan ook, ze hád vastgehouden. Zó wandelde ze de geschiedenis binnen. De deur naar Moab en naar de onbekendheid was voor haar in het slot gevallen op het ogenblik dat Naomi en zij zwijgend doorliepen. Maar wí­jd was op dat ogenblik een ándere deur opengesprongen: de deur naar een toekomst zó belangrijk en zó ver, dat pas wij weten hóe belangrijk en hóe vol vergezichten.

    De hele geschiedenis doet mij denken aan een gedragspatroon van een bepaald soort vogels, ons in de bijbel geschetst. Eerst maar even de tekst:

    - Als een arend, die zijn broedsel opwekt, óver zijn jongen zwééft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken- zó heeft hem de HERE geleid.
    (Deut. 32:11,12).

    In het nest, hoog aan de rots geklemd: een adelaarsjong. Zijn vleugels zijn volgroeid, maar als hij nú niet leert vliegen, gaat de geschikte tijd voorbij: éérste gevaar. Hij zal maar blijven eten, beslag leggen op de tijd van de ouderdieren, niet volwassen worden, niet zelfstandig: kortom: er zal een onhoudbare toestand ontstaan: twééde gevaar.
    Er moet dus iets gebeuren. Het jong zal uit zijn traagheid opgetild moeten worden tot actie. De moederarend wekt nu haar kind op een zeer drastische wijze óp om te gaan vliegen.
    Eerst laat zij de voedselvoorziening een paar dagen achterwege. Daardoor wordt het jong via zijn radeloosheid geheel-en-al alert. De traagheid wijkt al terug.
    En dán gebeurt het; als ma dan eindelijk kómt, slaat ze met haar slagpennen het veilige plekje kapot!
    Het uitgehongerde jong móet zijn vleugels nu wel gebruiken. Die kunnen het licht geworden rompje wel éven dragen. Mams kijkt van boven nauwlettend toe. Natuurlijk worden die vleugeltjes moe. Maar dan schiet ma toe en vangt het neerstortende diertje op háár vleugels op. Ze draagt het vervolgens naar een rotsrichel. Daar hijgt het uit, in één klap véél volwassener geworden. Dadelijk gaat de jonge arend zélf fourageren. Over paardenmiddelen gesproken! Adelaars kunnen er ook wat van.

    En nu Orpa en Ruth. Er zí­jn verschillen; er is ook overeenstemming. Eerst maar die overeenstemming: Allereerst had de duivel ze fel verzocht, doordat ze op jonge leeftijd al weduwen werden. God vormde die verzoeking om tot een beproeving. Zouden ze -geschokt door wat ze hadden meegemaakt- het avontuur aandurven? Ze hádden de God van Israël al aanvaard. Ze wandelden nu in de richting van het beloofde land.
    Naomi werd een werktuig in Gods hand om de twee jonge vrouwen voor de keus te plaatsen. Het was of Gód door de woorden van Naomi tot hen sprak:
    "Nu is het de tijd om jullie meerdere mogelijkheden te gebruiken. Nog even;  en jullie veilige nest ligt achter de kim. Eigenlijk is het dan wég. Als je nú doorloopt, is de teerling geworpen. Dan kán je niet meer terug".
    Toen kozen ze allebei. Orpa's mogelijkheden, haar 'vleugels' bleven ongebruikt. Maar Ruth: wat werden háár mogelijkheden gróóts. Wat werd haar avontuur-met-God de aanzet tot iets geweldigs. Wat námen de gebeurtenissen een hóge vlucht, toen zij haar vleugels ging óefenen.
    Over Orpa zeg ik verder niets. De bijbel zwijgt hier verder over, dus ik zwijg ook. In het voorbeeld van 'de jonge adelaar' loopt het met de 'niet vleugel gebruiker' wat triest. Maar het is maar een voorbeeld. Ik hoop altijd, dat het met Orpa ook nog wel een beetje goed is gekomen.

    O ja, nu even het verschil. Voor deze twee vrouwen was de keus moeilijker dan voor die jonge arend. Dat dier móest wel vliegen. Zijn schuilplaats wás stuk. Zí­j moesten welbewust hun veilige plekje prijsgeven. Maar ja: zí­j waren ménsen. Die moeten nu eenmaal zwaardere proeven ondergaan dan dieren. Adeldom verplicht.

    En ú: u bent bekeerd. U bent, net als Ruth, uit uw vertrouwde, verkeerde omgeving weggevlogen, terwijl u ook ánders had kunnen kiezen, zoals Orpa.
    Nu echter bent u alweer lang een geregelde bezoekster van een heel gezellige kerk met vrouwenverenigingen en nationale en internationale contacten. Binnenkort gaat u naar de grote wereldconferentie in Los Angeles. Zó knus allemaal. En nu komt tóch weer de keus:
    Wat doet u:
    - Blijft u veilig elke zondagmorgen in die geriefelijke kerkfauteuil. Blijft u congressen aflopen, bijbelstudies bezoeken, u behaaglijk wentelen in de harmonie van gelijkgezinden.... en daarmee úit!! Is dat dan toch weer niet een Orpa-nestje, dat bekeerden van stalende training afhoudt?!
    Of:
    - Gaat u er ook eens op uit met de evangelisatiekaravaan; aan deuren bellen om uit te nodigen voor de film; in de zenuwen zijn, als de banken leeg blijven, schrikken, als dieven kostbare uitrusting stelen; in gebed die angsten overwinnen. Dáár zijn de vleugels van Ruth, waarmee u opwiekt tot nooit vermoede hoogten.
    Kom in aktie, steek uw nek uit, beken kleur, durf op de tocht te gaan staan. God vangt u op, wanneer u moe bent. Elke keer, wanneer u tot een werkelijke inzet durft te komen, wordt u geoefend in het ándere denken.

    De keus was voor Orpa en Ruth moeilijker dan voor die arend. Voor u - bekeerden- is de keus wéér iets moeilijker dan voor die twee vrouwen. Zí­j werden voor de keus geplaatst: in het schijnveilige nestje blijven of uitvliegen. Voor ú is de gemeente een wérkelijk veilige schuilplaats. Nooit echter is de gemeente bedoeld als een met dons gevoerd nestje, waar u maar consumeert: preek na preek; zanggroep na zanggroep. U móet er van tijd tot tijd op uit. U moet uw vleugels oefenen, door met uw verworvenheden te werken. En daarna puft u weer uit temidden van uw broers en zussen. En kijk: in dat bepalen van de juiste momenten van uit- en invliegen hebt u net weer een wat lastiger opgave dan Orpa en Ruth.
    Maar ja, u bent mensen van nú, die veel meer kunnen weten dan mensen van tóen. Zwaardere proeven zijn redelijk. Adeldom verplicht.

    Waar hádden we het echter over; juist: over de wedergeboorte. We zochten naar kenmerken daarvan. We hadden er al één. Nu het tweede: de moed om buiten uw overtrouwde omgeving te treden en op avontuur te gaan met God.

     

    05-04-2008, 18:55 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.3.
    Hoe een man, die Gods kritiek in het hart van zijn zélfkritiek durfde plaatsen, een plaats kreeg in Gods hart.

    - Doorgrond mij, o God en ken mijn hart; toets mij en ken mijn gedachten; zie of er bij mij een heilloze weg is en leid mij op de eeuwige weg. (Ps. 130:23,24).
    - (God spreekt): Ik heb David, de zoon van Isaí gevonden, een man naar mijn hart, die ál mijn bevelen zal volbrengen (Hand. 13:22).

    Over David wordt in de bijbel veel geschreven. Hij wordt van allerlei kanten belicht. Van zijn hand zijn ook de meeste psalmen. Ook daaruit wordt heel wat bekend over zijn persoonlijkheid. Ik heb uit die duizenden gegevens ditmaal de twee hierboven vermelde genomen, die ik probeer te actualiseren (in deze tijd te plaatsen).

    Vele mensen doen aan zélfkritiek. Zij balansen geregeld, leggen zichzelf onophoudelijk op de weegschaal. Nooit echter krijgen zij goed hoogte van hun eigen wezen. Dán vallen zij zichzelf weer tégen, dán weer mee. De gewichten, waarmee zij wegen, zijn niet betrouwbaar, niet geí­jkt. Het streven om de eigen persoon kritisch te beschouwen, is zeker nuttig. Het is ook niet in strijd met Gods woord. Een schriftplaats, die iets anders lijkt te zeggen, heeft tóch een wat andere strekking (1 Cor. 4:3).
    Wat waard is om gedaan te worden, is echter ook waard om góed gedaan te worden; dus met goede gewichten.

    David vónd die goede gewichten. Hij had écht wel in de gaten, dat er wat aan zijn persoonlijkheidsstructuur haperde. Hij hád zelfkritiek, maar zei:
    "Heer God, wilt U mij tonen, wat er met mij aan de hand is?!"
    De gewichten van menselijke meningen:
    - Soms zijn ze te zwaar. Dan willen mensen je frustreren, omdat ze beter willen worden van je ondergang.
    - Soms zijn ze te licht. Dan willen mensen je vleien, omdat ze beter willen worden van je ópgang.

    "U bent een weegschaal, die volkomen zuiver is (Job 31:6), geijkt door liefde. Nooit zal ik bij U hoeven denken, dat U mijn verkeerde wegen zult verdoezelen of te zwaar beklemtonen. Nooit zal ik bij U bang hoeven zijn, dat U de eeuwige weg niet zult kunnen wijzen.
    Ik trek mij maar niets meer aan van allerlei mensen, die raad willen geven. Neen, dat is te ongenuanceerd: ik weeg hun raad ná met Uw raad."

    Dat was een goed besluit van David. De eeuwige weg, die zo binnen bereik kwam, voerde hem rechtstreeks naar het hart van God. Naar de mate, waarop hij die eeuwige weg zou blijven bewandelen, zou hij ook een hartsvriend en een bekwaam medewerker van God blijven.
    Er zí­jn toestanden geweest in zijn leven: ongehoord, verschrikkelijk zondig soms. Toch ben ik van mening, dat de eretitel  'een man naar Gods hart',  uiteindelijk een totaaloordeel was over zijn hele leven met alle plussen en minnen van dien.
    Hiervóór is immers terloops aangehaald, hoe Davids zoon Salomo nóg profiteerde van de door zijn vader bij God opgebouwde goodwill (3.1.5.).
    David heeft dikwijls zwaar gezondigd. Hij was echter geen uitzichtloze, verharde zondaar. Op het dieptepunt van zijn leven voerde Gods norm, vast verankerd in het dí­epst van zijn ziel, hem tóch weer terug naar het licht (Ps. 51:6).

    Er zijn honderden invalshoeken, van waaruit men Davids leven kan bezien. Waarom belichtte ik nu juist dit éne facet? Ik meen, dat ik ú nú daarmee van dienst kan zijn.

    Ik breng deze situatie nu naar onze tijd over:
    - Allereerst de ongeijkte, te zware gewichten, die door mensen worden gebruikt. Het komt veel voor, dat gelovigen door medegelovigen verkeerd worden gediend. Ik héb waargenomen, dat Christenen een geprikkeldheid voelden ten opzichte van een bepaalde medechristen. Vanuit die geïrriteerdheid zeiden ze dan heel lichtvaardig tegen die ander:
    "Ik vind jou zo raar, zo typisch. Het zegt geen 'klik' tussen ons en dat moet aan jou liggen."
    Achteraf dachten ze dan voldaan:
    "Zo, nu gaat hij wel weg; zijn we die lastpak kwijt".
    Wel, ze bereikten, wat dat betreft, hun doel. Echter: de onzekerheid, de verslagenheid, die ze voor jaren of voor altijd in die ander teweegbrachten, ontging hun. Hier heb je het geval, dat mensen op grond van een onzuivere weegschaal de ander aanpraten, dat hij gewogen en te licht is bevonden. En dat is een beoordeling, die alleen God toekomt (1 Cor. 4:5).
    - Vervolgens de ongeijkte, te lichte gewichten, door mensen gebruikt. Christenen kunnen zó in de ban zijn van een medechristen, een leidersfiguur meestal, dat ze vanuit dat gebiologeerd-zijn alleen nog maar kunnen vleien. Ze zeggen:
    " Je bent zó geweldig, ik blijf een van je getrouwen; alle kritiek op jou is van de duivel.".
    Dan denken ze voldaan:
    "Ik heb deze leidende broeder gesterkt."
    Inderdaad, ze hebben hem gestijfd in vervelende aanwensels. Echter de verblinding, de opgeblazenheid, die ze voor jaren of voor 'altijd' in die ander teweegbrengen, hebben ze niet in de gaten. Hun gewichten zijn zó licht, dat hij er door over het paard getild wordt.

    Even terzijde: mensen -ook gelovigen- kunnen maar niet zonder meer hun medemensen, waaronder hun medegelovigen, schaden. Niemand mag iemand, wie dan ook, vogelvrij verklaren. De dag van vuur (1 Cor. 3:13) die komt, wanneer de boeken worden geopend (Op. 20:12), zal alle heimelijke (Luk. 12:3) of openlijke woorden aan de dag brengen. Rekenschap zal moeten worden afgelegd van alle gepraat, dat allang vergeten was bij iedereen, naar je dacht (Matth. 12:36).
    O, die dag! (Mal. 4:1). Zelfs wanneer de afloop goed is doordat men tóch in het boek van het leven staat (Op. 20:13) 'die vreselijke, beschadigende ogenblikken (0p. 2:11); ogenblikken van confrontatie', dat gevoel om in brand te staan, wanneer blijkt, dat er zoveel in je leven was, dat waardeloos was en een verdrietig makende uitwerking had (1 Cor. 3:15).

    Leeft u voortaan zó, dat u behoedzaam, voorzichtig, eerlijk en liefdevol met andere mensen omgaat. Dat vreselijke moment, dat eeuwen lijkt te duren, wordt dan bekort (Jac. 2:13). Er is zelfs een mogelijkheid dat het u bespaard blijft (1 Cor. 11:31). Bij een volgende studie kom ik daarop terug.

    Tjonge, dat wás me even een 'terzijde' Maar nú: terug naar ú. U bent bekeerd, u wilt door, u wilt de weg naar Gods hart vinden. U ziet al in, dat het geloof in God dan ook een zaak moet zijn, niet van uw hóófd, maar van uw hárt. U hebt al een gezonden zelfkritiek.
    Het wordt nu echter wél 'even opletten geblazen' In uw onzekerheid bent u heel gevoelig voor raad van medemensen, zelfs wanneer die u ongevraagd wordt opgedrongen. U hebt de neiging om zelfs fnuikend gepraat voor zoete koek op te eten (2 Cor. 11:20). U denkt, dat het wel op de een of andere manier goed voor u zal zijn. Zó loopt u echter de kans om van allerlei 'adviesgegeef en kritiek een minderwaardigheidscomplex te krijgen. Médemensen proberen in het hart van úw zelfkritiek te gaan zitten. Doe als David. U hebt een mogelijkheid, die hij nog niet eens had. U kunt tot God bidden 'in de naam van Jezus' (Joh. 15:16).
    Zeg het maar:
    "Heer, ik wil naar U toe met een nood (Phil. 4:6). Ik heb kritische gedachten over mijzelf. Maar wilt U -ook in dit opzicht- het middelpunt van mijn denken worden. Er zijn zóveel in-de-put-drukkende adviseurs (Ruth 1:19,20). Er zijn zóveel 'moelijke vertroosters' (Job 2:13).
    Ik wil alle gevraagde en ongevraagde adviezen van medegelovigen door U laten herijken. Soms zullen die adviezen best wel haarscherp en precies juist zijn. Maar sóms! vooral die ongevraagde raad! Ik weet Heer, dat U verhoort. Dank U daarvoor (Mark. 11:24). Dank U ook, dat ik nu op weg ben om voor U een hartsvriend en een bekwaam medewerker te worden".

    En: nu ú; voor de tweede maal: het kan ook zijn, dat u -al lezende- zegt:
    "Ja, hier en daar herken ik er iets van mijzelf in. Soms echter worden er zulke zware accenten gelegd. Dán heb ik er echt geen boodschap aan. In het begin, toen het ging over mensen, die zichzelf voortdurend afvragen, waar ze nu eigenlijk stáán, of ze het n u wel echt fí­jn doen, toen dacht ik:
    "Hé, zo'n meisje ben ik ook".
    Maar later, nou, nou, zware kost hoor!
    Wel, vergeet dat taaie gedeelte; bid maar tot God:
    "Heer God, Heer Jezus; als ik mijzélf weeg, zijn mijn gewichten tóch niet goed. Wilt U mijn gedachten leiden en mij influisteren, wat werkelijk o.k. is (Jes. 30:21). Wilt U mij ook zó maken, dat ik wil lúisteren. Wat zou dát mooi zijn (Spr. 25:12)"

    O ja, wat nog meer, argeloze beginneling. Als jij nog zo onzeker bent over jezelf, is het toch tijd voor een tip. Wil je de oogjes wijd open houden voor nog niet hiervóór genoemde critici. Er zijn groepen, die - o zo graag- de voornaamste plaats in je zelfkritiek van jou overnemen. Dat kunnen al-of-niet religieuze sekten zijn. Soms zit er de meest brutale baatzucht voor. Je betaalt dan honderden guldens om je een weekend lang te laten afsnauwen en afbreken en je neemt er in je zielenleven een heel giftige lading van mee: haal uit je winst.
    Namen?!: ik noem ze maar niet. Elke dag verdwijnen er en komen er bij.
    Nog eens;  neem God in het centrum. Anderen geven slecht advies voor veel geld. God helpt goed en gratis (Jes. 55:1).

    Waar waren we ook weer? We wilden niet terug als Demas, maar vooruit als David. Wij willen open hekken naar een wijd, mooi, goed land. God in het middelpunt van ál onze gedachten. Zijn Geest als de IJker van al onze maatstaven: een eerste kenmerk van de wedergeboorte
     

    29-03-2008, 19:08 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2.2.
    3.2.2.
    Vertaling van het voorbeeld in geestelijke begrippen.

    Het is met dit voorbeeld ongeveer net zo gesteld als met het voorbeeld uit 3.1.1.: tikje gekunsteld. Ga maar na:
    - beetje kruiperige Jansen
    - beetje paternalistische directeur
    - archaische verhoudingen: jij... u....
    - nogal zoetelijk.
    Men zou verder nog kunnen zeggen, dat een zó grote eerbied vóor en binding áán de zaak gevaarlijke kanten heeft.
    Overigens: ingewijden weten, dat er in de praktijk zéker sprake is van de twee soorten verzekeraars, zoals hier geschetst. Ook weten velen, dat de sfeer in de ene werkgemeenschap 'hemelsbreed kan verschillen met die in een andere.
    Genoeg hierover; waaróm fok ik mijn voorbeelden een beetje op. Wel hierom: een voorbeeld gaat altijd mank. Hemelse omstandigheden laten zich niet helemaal vergelijken met aardse. Met hemelse situaties kan niet gemanipuleerd worden. Daarom kneed ik de áardse voorbeelden een beetje bij: een volgens mij toegestaan techniekje.

    In het hierna volgende gaat het over iemand, die innerlijk zijn baan als lid van het partijbureau al aan het prijsgeven was. Hij voelde zich er mogelijk onvoldaan over. Hij liep nog niet in de kijkert -later wel- (Joh. 7:50,52)- maar er gróeide al een afstand. Toch werd ook hí­j even wat narrig, toen zijn nieuwe mogelijkheden aan hem duidelijk werden. Het stak hem tóch, toen bleek, dat zijn oude bezigheden naar de schroothoop werden verwezen. Later trok hij weer wat bij.
    Ook hí­j echter bleef er op gebrand om te weten, hóe het nu allemaal gí­ng. Ook hí­j kreeg als antwoord, dat het geleidelijk aan wel duidelijk zou worden. Ik heb het uiteraard over Nicodemus!

    - Er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Jezus en zei tot hem:
    "Rabbi, wij weten, dat gij van God gekomen zijt als leraar, want ní­emand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is (Joh. 3:1,2)".

    - Jezus antwoordde en zei tot hem:
    "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien".
    Nicodemus zei tot Hem:
    "Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden".
    Jezus antwoordde:
    "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kán hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwondert u niet, dat Ik gezegd heb: gijlieden moet wederom geboren worden".

    de wind blaast, waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zó is een ieder, die uit de Geest geboren is.

    Nicodemus antwoordde en zei tot Hem:
    "Hoe kan dít geschieden".

    Jezus antwoordde en zei tot hem:

    "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe".
    (Joh. 3:3-10, 16).

    Het í­s me wat om als al wat oudere man, lid van het Sanhedrin, één van de partij-ideologen, geslaagd, schatrijk (Joh. 19:39) jezelf van alles te gaan afvragen:
    - héb ik wel op het winnende paard gewed.
    - Zit ik wel góed.
    - Ik dénk nu wel, dat toekomstige glorie afhangt van het stipt naleven van allerlei voorschriften, maar; het rámmelt!
    - Het nieuwe, dat die jonge vent uit Galilea brengt: wat word ik geboeid!... Heeft Hij iets, dat ik ní­et heb?
    - Zou ik dat van Hem'' er eigenlijk niet bij moeten hebben?
    Dan die gang 's nachts; dat gesprekbegin van jouw kant, daar boven op het dakterras in de avondkoelte. Collega's onder elkaar; gezaghebbend allebei; je weet immers je weetje.

    En dan; die Ander:
    Zet je in de hoek van de 'niet weters', veegt je op één hoop met de schare, die de wet niet kent (Joh. 7:49). Helemaal geen oog heeft Hij -lijkt het wel- voor de kansen, die jóuw bezoek Hém geeft. Jij, als 'hele hoge ome' komt op bezoek bij Hém, een 'man, die het nog helemaal moet maken' Niets geen vereerd zijn echter, niets geen 'omslag'.hij, de nieuwkomer, lijkt met dat 'voorwaar, voorwaar' wel een grondwetsartikel van het koninkrijk'' af te kondigen. Ként Hij dan al de glorie, die jí­j nog maar zoekt?

    Je wordt razend, je wordt dwars. Je innerlijke onzekerheid voegt zich daar nog bij. Al die dingen samen brengen je tot een raar, onwillig antwoord.

    En wéér zo'n 'afkondiging': ".Voorwaar, voorwaar".
    En het flitst ontdekkend door je heen:
    "Ik kan niet, ik wil niet, ik heb niet' en deugen doe ik ook niet. Ik ben vleselijk; Hí­j niet. Hí­j is geestelijk; voor de volle honderd procent (:13). O, dit í­s het, maar ik kan het niet vátten; wat hoor ik nu toch voor onbegrijpelijks".

    Dan is het stil; gedachten jagen nog even door dat moede hoofd van je; dan komt ook dáár rust. Lange tijd is er wederzijds zwijgen. Fluweelzacht de be-sterde lucht. Windgerucht zwelt aan, sterft weer weg; nog voelbaarder is nu de stilte.

    Weer die stem: "de hemelse dingen zijn niet te begrijpen voor een mens, die 'ziels' is, die alleen uit zijn zielenleven kan putten. Er zijn mensen, die de mogelijkheden gaan ontdekken, die hun geest heeft in samenwerking met Gods Geest. Zulke mensen worden geestelijk.
    Ze zijn niet ná te voelen, ná te rekenen voor de aards-denkenden, ondanks alle gepoog (1 Cor. 2:14). Ze zijn als die windvlaag van zo-even".

    Je voelt je tekórt. Je wilt dat andere niet meer als áánvulling, maar als ní­euwe vulling. Je hóudt je niet meer groot. Je enige vraag is nog:
    "Hoe"... hóe kan ik meedoen".

    Nu zijn de rollen omgedraaid. Die Ander is nu de Leraar. Hij bepaalt je er even héél duidelijk bij, hoe weinig je éigenlijk weet (Joh. 3:10). Hij maakt als terloops een licht verwijt,dat je nu al zo hoog wilt reiken. Het is waar; toen Hij over dingen als 'De naaste liefhebben' sprak (Matth. 5:43,44), was dát al zo nieuw, zo onwennig; en dat was aards'' hierbij vergeleken (Joh. 3:11,12). En over Zichzelf spreekt Hij met een absolute zekerheid, als over 'de Enige, die de sleutel heeft voor de tuin van het geluk (:14,15)'Maar antwoord op je vraag "Hoe" is er nog niet.
    En dán komen de wóórden: het geloof in Hem als de 'Absoluut Unieke', de Verlosser, brengt je overal, ook dáár, waar eeuwig volmaakt leven wacht.

    Blijf maar geloven, Nicodemus. Laat Gods liefde je maar genezen. Laat dat geloof maar doorgroeien:
    - nu kom je nog 's nachts bij mij.
    - De tijd komt, dat je Mij '-hoe schuchter ook- gaat verdedigen en direct ook al smaad krijgt (Joh. 7:50-52).
    - En de tijd komt óók, dat je voor Mij uitkomt bij volle dag (Joh. 19:39).

    Is dát dus het antwoord; gewoon rustig doorgaan. Bereik je zó de volle dag (Spr. 4:18). Op pad dan maar!
    (tot zover over Nicodemus).

    Ik hóór nu als het ware allerlei gedachten om mij heen. Eén van die gedachtegangen pik ik er uit. Het zou wel heel toevallig zijn, als het de uwe was. Maar het is zo'n algemeen menselijke overleggin, misschien komt u er toch wat elementen in tegen, die u bekend voorkomen.

    Nicodemus voelde nattigheid en die 'Jansen' uit dat 'aardse' voorbeeld ook. Ja, wat die Jansen betreft: ik heb dat verhaal wel eens meer gehoord. Toen werden er bijzonderheden gegeven, die nu ontbraken.
    - In de eerste drie maanden van zijn nieuwe job verprutste hij al heel gauw een zaak door tactloosheid.
    - Een paar weken later wéér een, nú door onvoorzichtigheid.
    - In zijn nieuwe omgeving voelde hij zich zonder meer 'opgelaten. Hij had voortdurend déze idee:
    "Ik zeg de goede dingen op de verkeerde momenten en omgekeerd'!
    Ja, als het zó is, dat je wel goed wilt en je bent al in het goede spoor, dan móet je in zo'n situatie wel praten. Je wilt toch vérder (Phil. 3:16).

    Maar í­k, ik ben vervuld met Gods Heilige Geest; ik heb toch niets met Jansen gemeen!
    Ho, wacht eens even:
    - Ik heb laatst een relatie met een medegelovige verziekt, doordat ik hem welbewust maar onverdiend griefde. Ik had er niet eens érg in, wat ik hem aandeed. Pas kort geleden kreeg ik daar oog voor.
    - Toen laatst die nieuwe visie gelanceerd werd, was ik direct wildenthousiast. Het werd echter niets en ik raakte er alleen maar door in de war.
    - Ik zeg dikwijls heel overtuigd: dit of dat is van de Héér. Al gauw blijkt dan, dat ik het wéér bij het verkeerde eind had.
    Maar wat is dát nu: ik ben gedoopt met de Geest, spreek in tongen ! maar ben ik wel wedergeboren ' wat moet ik toch begí­nnen!!??

    Tut tut, hoho, nou nou; géén paniek nu. Die Geestesdoop is niet ní­ets; u hebt om zo te zeggen een prachtige kathedraal gebouwd; die gaat u ní­et áfbreken hoor
    Graaf toch gewoon die zwakke fundamenten uit; beton er óm; trekstangen erdóór. U zult de eerste niet zijn, die van bekering gelijk doorjakkerde naar Geestesdoop en het stadium van de wedergeboorte oversloeg. Een fout; kan toch herstéld worden! Ik heb ooit iemand gekend, die met de Geestesdoop begon en zelfs de bekering oversloeg. Ook hí­j vond de draad. Uiteindelijk kwam ook bij hem nog alles goed.

    - Ga de Geest van Gods grote stijl van zakendoen nu eens écht indrinken.
    - Stel u als doel: het helemaal ingeboren worden in Gods grote gemeenschap.
    - Stel u niet alleen als doel 'u in God', maar ook 'God in u'.
    - Ga niet langer 'op uw aardse tenen staan' om 'door hemelse vensters naar binnen te kijken': dóódvermoeiend; niet vól te houden.
    - Krijg oog voor déze waarheid: om het '" vervuld zijn met de Geest'' blijvend te maken, is het 'geboren zijn úit de Geest' absoluut noodzakelijk.

    Alles hangt er van af, of u dóór wilt. Uzzia (3.1.3.) en vele anderen wí­lden niet door. Er zijn echter genoeg bijbelse voorbeelden van mensen, die wél verder gingen. Zij durfden:
    - nieuwe wegen in te slaan
    - een oude omgeving los te laten
    - ondanks tegenwerking aan Gods vast te houden
    - een nieuw geluid te laten horen
    - zich aan goede contacten toe te vertrouwen
    - open te staan voor 'het andere'.
    Hekken zwaaiden voor hen open, beletsels vielen weg. Datzelfde gaat ook ú overkomen.

    Luister: ik ga u iets vertellen van drie vrouwen en drie mannen.

    22-03-2008, 14:58 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2....3.2.1.
    3.2.
    Hoofdgedachte:
    Wedergeboorte brengt u vanuit het opvangcentrum in Gods rijk zélf.

    Gedachten:
    - Voorbeeld uit het dagelijkse leven 3.2.1.
    - Vertaling van het voorbeeld in geestelijke begrippen 3.2.2.
    - Hoe een man, die Gods kritiek in het hart van zijn zelfkritiek durfde plaatsen, een plaats kreeg in Gods hart
    3.2.3.
    - Van een deur, die openging, toen een andere deur in het slot sprong 3.2.4.
    - Hoe een vrouw, die tegen de stroom in durfde te roeien, de oever van het geluk bereikte
    3.2.5.
    - Van sleutels, die kónden worden gebruikt, nadat een andere sleutel wás gebruikt 3.2.6.
    - Hoe een man door goede, geestelijke contacten afrekende met een wáardeloos verleden en uitzicht kreeg op een waardevólle toekomst
    3.2.7.
    - Hoe een vrouw, die ontvankelijk was voor edele en grootse gedachten, edele en grootse ervaringen kréeg
    3.2.8.
    - Hoe ú attent kunt zijn op de vele manieren om de toegangspoort naar het goede land te laten opengaan
    3.2.9.

    3.2.1.
    Voorbeeld uit het dagelijkse leven.

    De directeur:
    "Zo Jansen, je had een onderhoud aangevraagd? Dat komt goed uit; ik had je tóch al eens bij me willen roepen. Maar nu jí­j er over begonnen bent, laat ik het aan jou over, het initiatief te nemen; vertel eens!".
    Jansen:
    ".U weet, mijnheer, dat ik hier nu drie maanden als schaderegelaar werk. Ik heb het naar mijn zin, dat is het punt niet. Laat ik echter heel eerlijk zijn: ik kán me haast niet voorstellen dat u allemaal hier nu zo verrukt over míj bent. In normale omstandigheden, op een gewoon doorsnee kantoor, zou ik mij wel duizendmaal bedenken, voor ik zoiets zei. Maar de sfeer is hier zo ánders; hier durf ik een vertrouwelijk gesprek veel beter aan. Ik weet op dit ogenblik eigenlijk niet zo veel meer te zeggen; wat zijn nu eigenlijk uw indrukken, als ik vragen mag; ik zou zo graag, naast alles, wat ik al weet, de áanpak van hier erbij willen hebben".
    De directeur:
    ".Je bent ijverig en van goede wil, dat is buiten kijf. Je draagt evenwel nog teveel herinneringen aan vroeger mee. Ik weet uiteraard, waar je tot drie maanden geleden elders schaderegelaar was. Ik weet echter meer: ik kén de sfeer en de tactiek daar. Hun voornaamste doel is: beknibbelen op elke schadevergoeding, met behulp van alle formele gronden, die ze maar kúnnen bedenken. Daarbij gaan ze desnoods tegen de rechtvaardigheid in. En tóch vliegen ze er soms op een heel domme manier in. Bij óns gaat het kóninklijk toe. Déze vraag stellen wij: wat is récht? Naar formele gronden om uit te komen van onder dat wat rechtvaardig is, zoeken wij niet; wij zí­jn niet 'penny wise'.
    Aan de andere kant hebben wij onze ogen wí­jd open voor échte gevaren. Wij zijn ook niet 'pound foolish'. Dat is, wat wij hier hebben en wat jí­j nog mist. Je moet niet iets hebben 'erbij', je moet iets hebben 'in plaats ván'.
    Jansen:
    "Ik word hier eigenlijk een klein beetje mierig over. Ik heb in mijn vorige baan toch véel geleerd. U doet maar net, of ik daar niets aan heb, of ik het maar beter vergeten kan .Ik had er toch óok een goede positie. Ik kán me haast niet voorstellen, dat ik de zaken altijd principieel verkeerd heb gezien. Ik heb toen van harte meegedaan aan alles, zoals het daar reilde en zeilde. Het is zo'n verdrietig idee, om te moeten denken, dat het verknoeide jaren zouden zijn geweest".
    De directeur:
    "Je hebt mí­j niet horen spreken over 'verknoeide jaren'. Noem het 'leerjaren'. Overigens: je wilde zélf overstappen, omdat de sfeer daar jou niet beviel. Wat is de kern van de moeilijkheid?!
    Jij draagt de geest van je vorige firma nog mee: een zonderling mengsel van benepenheid, waar het tientjes, en verspilling waar het duizenden betrof.
    Weet je, je moet de geest van onze zaak indrinken. Hoorde je daar even, toen de deur een poos open was, de chef van je afdeling bezig met een telefoongesprek? Hí­j heeft de esprit-de-corps', dat vriendelijke, voorkomende, royale, evenwichtige en deskundige, dat het kenmerk is van onze zaak.
    Lúister naar hem; ik weet, dat dóe je al, maar nog méer; totdat je 'aangepast aan jóuw persoonlijkheid- doet als hij, denkt als hij.
    Dan word je als het ware í­ngeboren in de zaak, dan ga je deel uitmaken van 'de familie', dan wordt de zaak een deel van jou; en jij een deel van de zaak".
    Jansen:
    "Maar hóe?... wanneer weet ik nu, dat ik het héb' dat ik er dóor ben".
    De directeur:
    "Ik kán je niet precies uitleggen, hoe dat gaat. Maar; je hébt de juiste gezindheid. Op enig ogenblik zal er de zekerheid bij je zijn:
    'Het í­s er, hún stijl is de mí­jne, ik heb hun denkpatroon aanváard. De tijd van het kleine denken ligt achter mij' .
    Spreken we af, dat je doorgaat zoals nú? Laten wij het dan hierbij maar laten".

    15-03-2008, 19:06 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.1.4,.
    3.1.4.

    Hoe iemand maar bléef denken aan de wereld van alle dag en zo in de versukkeling raakte.

    Laten we nu eerst alles weer eens op een rijtje zetten. Wáar waren we mee bezig?! Hiermee: bekeerden mogen gaan zitten in de eerste klas van Gods kleuterschool. Verslóffen ze evenwel de lessen, dan komen ze niet écht met God in geestelijke gemeenschap. Ze krijgen dan niet dié vrucht uit de genomen bekeringsbeslissing, die er bij volhouden zou blijken in te zitten.
    Stilstand is achteruitgang: wie zijn door liefde aangedreven ijver verzaakt, valt van een hoogte (Op. 2:5). Het zout wordt smakeloos (Matt. 5:13). Wat kún je veel kwijtraken, als er veel aan je gegeven is.

    Bij die redenering zochten we bijbelse voorbeelden. De keus was beperkt: géen figuren zoals Saul of de Farao van Egypte. Nee; écht veelbelovende mensen, die nét niet het vermogen hadden om de zaak af te ronden. Uzzia was de eerste: hij hí­eld de band met de hoogmoed maar aan.
    Wat dacht u van Demas als tweede. Hij kón het maar niet laten om de pleziertjes van het gewone leven te blijven 'eten'.
    Ik heb niet honend over Uzzia gedaan, ik heb ook álle begrip voor Demas. Maar: t blijft een sneue story.

    - (Paulus zegt):
    " De geliefde geneesheer Lukas en ook Demas laten u groeten (Col. 4:14)".
    " Demas, mijn medearbeider laat u groeten ".(Philemon 24)
    (maar veel later moet hij zeggen):
    - Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten (2 Tim. 4:10).

    Eerst is Demas bij Paulus, een medearbeider temidden van de andere medearbeiders. Wat í­s die jongen bij de in-crowd (de kernmensen). En daarna laat hij Paulus alleen. Dat woord 'verlaten' is zó geláden. Paulus staat kort voor zijn terechtstelling. Wanneer zijn hand om hulp zoekt bij Demas, tast die hand op een lege plek.

    Demas híeld zo van het volle, bruisende, meeslépende leven. Het kón het niet uit zijn gedachten zetten; hij móest er van eten.
    Daardoor verloor hij het zicht op het vóllere, oneindig veel meer bruisende en meeslepende leven op hoger plan. Wat zou deel geweest zijn van dat nieuwe leven in grotere stijl? Hij zou zijn teamleider hebben kunnen troosten in diens moeilijkste ogenblikken. Wat een eer, wat een ervaring, om het goede werk te doen, dat God voor hem kláar had liggen (Ef. 2:10).
    Terwijl Paulus wanhopig naar hem zocht, genoot hij wellicht met volle teugen van de een of andere áardse vreugd.
    Maar elk aards plezier was toch van onbeschrijflijk veel lager allooi dan de hemelse blijdschap, die hij had kúnnen hebben. Zó verdonkerde het goud (Klaagl. 4:1); zó versukkelde zijn leven tot een dertien-in-een-dozijn-bestaantje.

    En u?!; kunt u dat nieuwe leren bankstel, dat nu éindelijk bij u bí­nnen staat, misschien wel 'met uw ogen opeten'. Dolle pret, nu u daarenboven ook nog eens het enig juiste plaatsje voor de poef hebt gevonden. Maar: op een plein vlakbij zwoegen in de evangelisatiekaravaan veel te weinig volwassenen met veel te veel kinderen. Spijtig denkt een van hen aan uw hulp nog vorig jaar.
    Bij gebrek aan opvang dáar gaan kinderen zonder nagesprekje naar huis. U staat zich intussen hí­er te vermeien in uw nieuwe staande lamp.
    Zou u toch maar niet gauw die les in onthechting aan het al-te-stoffelijke gaan volgen? Zou u maar niet teruggaan naar uw lokaal in het oefenkamp??

    Even terzijde; zeg nu niet:
    "Ger háat vrouwen met hart voor het interieur van hun huis".
    Helemaal niet waar. Het accent ligt heel anders; als u eerst het koninkrijk van God zoekt (Luk. 12:31), wordt u daarnaast ook nog eens een betere huisvrouw, misschien wel een super (Spr. 31:10-31).

    08-03-2008, 16:49 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.1.3.
    3.1.3.
    Hoe iemand, die hebbelijkheden niet losliet, zichzelf ontriefde.

    Uzzia (een koning van Isra«l), zocht God, zolang (zijn leermeester), die hem onderrichtte in de vreze Gods, leefde en : zolang hij de HERE zocht, maakte God hem voorspoedig. God hielp hem tegen (zijn vijanden) ; hij klom tot een toppunt van macht, wonderbaar werd hij geholpen, totdat hij machtig geworden was.
    Maar toen..." werd zijn hart zó hoogmoedig, dat hij zeer snood handelde en ontrouw werd jegens de HERE zijn God (door priesterdiensten te willen verrichten, waartoe hij geen bevoegdheid had).
    Terwijl (Uzzia) tegen de priesters (die hem waarschuwden), toornde, brak melaatsheid uit aan zijn voorhoofd.
    Haastig dreven ze hem vandaar weg en ook hijzelf haastte zich naar buiten te gaan Hij was melaats tot de dag van zijn dood . (2 Kronieken 26:5,7,8,15,16,19,20).

    Uzzia deed het goed. Een prima dominee hield hem op koers. Alles, wat hij ondernam, gelukte hem (Ps. 1 v 3). Zolang hij God maar zocht.
    Maar; het zijn sterke benen, die de weelde kunnen verdragen. In al die jaren van samengaan met de Heer had hij geen orde op zaken gesteld. Hij had vérder kunnen komen, dí­eper met de Heer kunnen gaan leven: hoogmoed, nóoit ten bloede toe bestreden (Hebr. 12:4), hield hem tegen.
    Toen zijn leraar was overleden, trok die hoogmoed hem geleidelijk aan wég. Een sluipend proces, dat opeens naar buiten toe bleek. Hij wilde iets bereiken dat - gegeven die tijd - niet voor hem was weggelegd. Hij wás koning, maar wilde óok priester zijn: en : wég carrière.

    Daar héb je nu zo'n man; in het doorlaatkamp; uitzicht op steeds maar betere dingen. In het lesrooster daar komt echter het vak 'hoogmoed' niet voor. Het vak 'ootmoed' daarentegen wél. Tot het úiterste vermaand, wilde hij geen les nemen in ootmoed.
    Toen bracht hij zichzelf buiten het bereik van God, Die altijd alles maar béter, mooier wil maken. Hij kwam binnen de werkingssfeer van de dodende machten (Job 33:22), die altijd alles maar slechter, lelijker willen maken.

    Hij wilde de les van de ootmoed niet leren: Nu leerde hij een les van de ervaring; maar die zijn heel duur.

    Kijk, dat is het nu, wat ik bedoel: het nieuwe leven, waarin u met uw bekering de eerste, aarzelende stappen deed, verdraagt zich niet met oude hebbelijkheden. Geen nieuwe bruisende, tintelende wijn in oude, versleten zakken vól materiaalvermoeidheid (Mark. 2:22). U bént bekeerd, maar ga even na: is het uw sterke omgeving, die u overeind houdt, die het bederf weert? Prijs de Heer voor die omgeving, maar tóch kunt u beter het bederfwerende zout in uzélf hebben (Mark. 9:50). Zo bar als het Uzzia verging, zult u het wel niet meemaken. Echter: elke pijnlijke ervaring, die men aan eigen tekorten heeft te wijten, is een verdrietige zaak.

    Even een opmerking terzijde: Uzzia heet ergens anders Azarja (2 Kon. 14:21). Sommige mensen wijzen daarop met een zeker plezier:
    "Zie je wel, dat de bijbel ook niet onfeilbaar is!"
    Het is een gemakkelijk te verklaren verschilletje, maar het lijkt wel, of ze van geen verklaring willen weten, alsof je ze met een redelijke uitleg een mooi speelgoedje afneemt. Ik denk dan wel eens: kinderachtig eigenlijk. Bombarie maken over elk vermeend of echt rimpeltje in de tekst. Het gaat toch niet om de letter, maar om de Geest, de algemene strekking (2 Cor. 3:6).
    Er is een zegswijze: wie een hond wil slaan, kan licht een stok vinden. Als men de bijbel niet wí­l aanvaarden als richtsnoer voor eigen leven, is een alibi gauw gevonden. Let wel deze gedachte geldt niet algemeen voor alle mensen, die op dergelijke oneffenheden wijzen. Ga echter uzelf na, of ú wel eens gedacht hebt:
    0Moet je toch hóren; dan zal de rest wel navenant zijn".

    01-03-2008, 15:48 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!