Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    17-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.2.4      Door te volharden bij dit goede begin, veroorzaakt u vreugde

     

    “Ik (Jezus) zeg u, dat er blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert” (Luk. 15:7).

     

    “Jezus zei: “Ik ben niet gekomen om ‘rechtvaardigen’ te roepen, maar zondaars… tot bekering” (Luk. 5:32).

     

    Jezus was erg doelmatig in zijn optreden. Hij verspilde zijn krachten niet. Hij riep zich niet schor tot mensen, die toch zeiden: “Nee dank u, niet nodig”. Hij ging liever naar de mensen, die zichzelf niet rechtvaardig waanden. Dan hoefde Hij ook niet zo hard te roepen; ze verstonden Hem toch wel. En bij hen streefde Hij ook naar resultaat: hun bekering. Hij wilde van hen geen woorden, maar daden (Joh. 15:14). Hij wilde die daden ook maar niet even zien, maar steeds (Joh. 15:9).

     

    Over zulk een blijvende bekering is er blijdschap in de hemel. Is er dan gevaar, dat een bekering, zo prachtig begonnen, als hiervoor bij 2.4.2.1 t/m 2.4.2.3 omschreven, toch nog verzandt, niet blijvend is? Als U u zo ‘in de Geest’ begonnen bent, kunt u dan nog ‘in het vlees’ eindigen? (Gal. 3:3). Kunt u nog ontsporen? (1 Tim. 6:21). Zeker, zeker, waakzaamheid blijft geboden (1 Cor. 16:13). Er kan nog van alles gebeuren, waardoor u uit de koers raakt (1 Tim. 1:6).

     

    Het goede begin is nog niet het beslissende element. Het komt aan op volharding (Luk. 21:19). Het is geen kleine taak, die u zich gesteld heeft. In uw levenshuis zijn veel kamers. Voor die allemaal een inspectie gehad hebben! Alleen al die – ook door toedoen van anderen – zoekgeraakte sleutels (Luk. 11:52); die vastgeroeste grendels (Ps. 107:16) en dan nog: die frustrerende dief en bederver (Joh. 10:10). De duivel loopt, als hij maar even kans heeft, met vuile voeten over pas schoongemaakte vloeren, bevingert met zijn smerige vingers het nieuwe behang, legt de grauwsluier van zijn adem over net gesteven gordijnen (zelfde tekst).

     

    Een job voor uw leven…

     

    Volharding onder deze beproevingen toont, wat u werkelijk waard bent (Deut. 8:2). De engelen in de hemel slaan uw strijd ademloos gade, helpen als het maar even kan (Dan. 3:28). We spreken nog wel nader over hen, maar nu even een voorbeeld: Dat we vijanden hebben – de demonen – weten we nu wel. Ze dringen zich tot walgens toe aan ons op. Onze vrienden – de engelen – daarentegen zijn zeer bescheiden. Ze staan klaar (Matth. 4:11), maar zij dringen zich niet op. Als u God vraagt om hen tot uw hulp te zenden, komen ze. Maar u dient dan wel tot zijn volk te behoren (Dan. 6:23,25). Even opletten: niet rechtstreeks hulp van hen zelf vragen. Laat uw verzoek via de Heer lopen. Dat is de juiste gang van zaken (Matth. 26:53). Ga die vrienden ook niet vereren (Col. 2:18). Dat geeft geen pas. Hoe gek het ook klinkt: deze geweldige hemelse wezens zijn bedienden van God (Ps. 103:21). U bent bedoeld om een zoon van God te worden (Rom. 8:14). Ze willen zelf ook niet anders dan juiste verhoudingen (Op. 19:10). Maar nu stoppen we met het voorschot.

     

    Jezus en de engelen zijn blij, als u zich diep en blijvend bekeert. Als u uw zonden belijdt en laat en dat een constante levenshouding wordt, verheugen zich uw hemelse vrienden.

     

    Wilt u uzelf toch nog eens nagaan, of u na een prima start toch weer niet doorgezet hebt. U zult zeggen: “Komt er dan nooit een eind aan?” Even een fijn onderscheid: een aanvankelijke bekering in de gevoelssfeer heeft geen blijvend nut. Ze moet gevolgd worden door een dieper gaande bekering. In de sfeer van het meest innerlijke van uw persoon. Maar zelfs die bekering heeft alleen onvergankelijk effect, als u ze jaar na jaar in praktijk brengt in steeds wisselende levenssituaties. Eerst was uw bekering een ‘wezenloos’ iets. Het zout ontbrak eraan. Toen voegde u zout toe. Maar nu moet u wel roeren – en uw leven laten roeren – zodat het zout uw hele leven doortrekt. Anders heet het nog geen functie.

     

    Mag ik u eens een voorbeeld noemen van iemand, die het zout niet door zijn hele leven roerde? Er was een man, die altijd de mening had, dat zijn kerk de meest zuivere openbaring was van wat God wilde. Vanuit die parmantigheid beschouwde hij de hele buitenwereld als ‘een schare, die de wet niet kende’ (Joh. 7:49). Toen werd hij bekeerd; tot in de diepste lagen van zijn ‘binnenwereld’ geschud.  Hij zocht en vond en andere groep van volgelingen van Jezus. Maar: hij bleef het bekeringszout niet jaar na jaar door zijn leven roeren. Zijn parmantheid werd niet beslissend geraakt. Nu denkt hij, dat de groep, waar hij dan nu is, ‘het helemaal heeft’. Met een medelijdende blik op allen, die net een streepje anders denken, zegt hij: “Des Heren tempel zijn wij”. Hij was verstard, hij bleef verstard. Jammer hè? Hij denkt, dat hij een rechtvaardige is. Maar: hij vergeet, dat alleen samen met alle heiligen Gods wezen nu enigszins en later helemaal te kennen is (Ef. 3:18). In zijn zelfgewilde, arrogante beperktheid is deze gewaande rechtvaardige voor Jezus niet meer zo goed te beroepen. Maar: als hij die zonde van hoogmoed ook nog inlevert, dan kan Jezus echt veel met hem doen tot heil van anderen. Dan veroorzaakt hij pas volle vreugde. Jezus en de engelen maak je – pardonnez le mot – niet ‘blij met een dooie mus’. Zij juichen om levende adelaars (Ps. 103:5).

    17-02-2007, 15:03 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.2.3      Houd u niet groot voor de buitenwereld: het beste voor uw conditie

     

    “De Joden lieten zich dopen door (Johannes de Doper) onder belijdenis van hun zonden: en Johannes zei: “Ik doop u met water tot bekering” (Matth. 3:5,6.11).

     

    Het is hier nog niet de tijd om over de betekenis van de doop door Johannes de Doper te spreken. In een volgende bijbelstudie komt dat aan de orde. Voor dit moment letten wij er vooral op, dat er ook bij dat dopen weer schuldbelijdenis te pas kwam. Toch wil ik ook die doop niet helemaal onbehandeld laten. De Joden lieten zich dopen en zij beleden hun schuld. Tweemaal een getuigenis voor de buitenwereld:

    –         het opbiechten van wat verkeerd was geweest, al zal Johannes niet geëist hebben, dat zij in bijzonderheden afdaalden;

    –         het kopje-onder gaan in water: een vorm van zelfverloochening. Alleen heidenen hoefden zich in die dagen te laten dopen om ‘cultisch rein’ te worden, dat is: deel te mogen hebben aan de joodse cultuur. Maar hier lieten zich Joden dopen. Ze zeiden: “Uiterlijk ben ik een Jood, een Godlover, en heb de doop niet nodig. Maar: innerlijk ben ik geen Godlover. Daarom ben ik in beginsel aan de heidenen gelijk”. Geen geringe stap om zo je natuurlijke voorsprong prijs te geven.

     

    Wanneer u echt heel bepaald van de slechte weg af wilt, belijd dan uw zonden. Zeg niet slapjes tegen anderen: “De Heer weet, dat ik Hem mijn zonden beleden heb!” Neen, laat die anderen maar horen, dat u ze Hem belijdt. En laat ze het ook maar zien: laat u dopen… maar daarover later meer.

     

    Nog even twee opmerkingen:

    –         ik zei zo even, dat het goed is om uw zonden ten aanhoren van anderen te belijden. Daarmee heb ik echter niet bedoeld, dat op elke bidstond iedereen dat altijd zou moeten doen. De wijze kent de tijd en de manier (Pred. 8:5). God zal u zeker leiden om dat opbiechten met mate en op de daarvoor geschikte plaatsen en tijden te doen plaatsvinden;

    –         zo’n geschikte plaats en tijd is zeker het overdekte zwembad op het ogenblik, dat u vlak voor uw doop staat. Ik zeg ook alweer: het hoeft niet, maar toch; stel u eens een veel voorkomende situatie voor: tien dopelingen, een blij-rumoerende, handenklappende, handenopheffende gemeente. Daartussen een beetje griezelend de welwillende, kerkelijke familieleden van de dopelingen. Wat bevangen kijken ze rond zich heen: “Waar ben ik nu toch terecht gekomen?” Negen van hen zijn er al gedoopt. Misschien was er toch – naast alle positieve elementen – ook iets uitdagends in de houding van sommigen van hen: “Kijk, hoe vrij ik ben geworden van banden van traditie”. Daar is de tiende. Bij haar in ieder geval niets triomfaals. Ootmoedig belijdt zij haar zonden, zij het niet al te gedetailleerd. Het is heel stil. Later zegt een bezoekster: “De laatste hè, dat was mooi. Weet je: ik verlangde er even naar, om naast haar te staan”.

     

    11-02-2007, 15:04 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.2.2 Vraag God ook om vergeving: nog beter voor uw conditie!

    “Kom met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zeg tot Hem: “Vergeef de ongerechtigheid geheel en al en wees genadig. Wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen” (Hosea 14:3).

    Hosea geeft een duidelijk raad aan zijn volk: de echte bekering begint met schuldbelijdenis, fouten erkennen. Daarover schreef ik zojuist al, bij 2.4.2.1. maar die echte bekering gaat nog langs andere stations: vergeving en genade. De afronding ervan geschiedt met het lofoffer van dankzegging en –gebeden.

    Nu even een tussengedachte, die eigenlijk nergens mee te maken heeft. Bij zulk een uitvoerige bijbelstudie over één onderwerp, is het niet te voorkomen, dat er wel eens in herhalingen wordt vervallen. Als u dat merkt, raak dan niet geïrriteerd; tweemaal hetzelfde lezen kan soms wel eens heilzaam zijn. Een tweede maal wordt het ook meestal juist weer iets ander belicht. Ik kom hier zo op, omdat de rest van deze overweging ‘oude elementen’ bevat.

    Bekering is niet een handeling van een ogenblik, maar een blijvende verandering van de levensinstelling. Stel u het afkomen van de slechte weg niet al te gemakkelijk voor. Die levenswagen van u wordt niet uit de zuigende modder getrokken door zo maar eens even een duwtje hier of daar. Daar moet een tractor aan te pas komen! Alleen die kan hem vrij krijgen en uit die brij wegslepen.
    – een eerste ruk: fouten-erkenning. Er komt beweging, luchtbellen stijgen op uit de modderplas, waarin uw vehikel is vastgeraakt;
    – nog één: vragen om vergeving; je hoort het zompige vollopen van de achtergelaten afdrukken, als de wielen omhoog komen;
    – weer één: vragen om genade; beslijkt wordt de onderkant van de banden zichtbaar;
    – en dan die laatste ruk: dankzegging en gebed; een blij loflied klinkt. Daar staat uw levensauto; vies, besmeurd chassis, de bagger druipt eraf. Doet er niet toe. Uw kar staat zo, dat hij kan ‘omdraaien en wegwezen’.

    Ik hoor een enkeling onder u klagen: “Dat kan je nu wel zeggen; maar ik kan niet meer losgesleept worden, het dak is zelfs onder het drab weggezonken”. God ziet me niet eens. Bewijs? Ik riep om hulp, zag even een glimpje licht. Daarna echter kwam het weten, dat alles wat u vertelt, flauwekul is, sterker dan ooit terug. Laat u me maar. Ik zal het scherper zeggen: door uw onrustig makend gedram kwam er beweging in me. En het resultaat? Ik ben dieper weggezakt dan ooit. Ga maar weg, jij van de wal in de sloot helper! God weet, dat ik wil, maar niet kan en Hij is me niet te hulp gekomen!

    Mijn antwoord: ik ga een beetje uit de buurt, maar ik ga niet weg. Het wordt juist spannend. God is even weggegaan, maar Hij komt terug met een kraanwagen. Als u naar Hem luistert, doet Hij dat naar u (Jac. 4:icon_cool.gif. Toon, dat u naar Hem luistert, erken uw fouten, vraag God excuus, vertrouw u aan Hem toe, begin Hem maar vast te danken. Daar is de kraanwagen, de motor brult, kettingen rammelen, het hijsen begint.
    – het dak, de ramen, de wielen…;
    – daar bungelt u in de bolle wind, in de milde zon;
    – boven het stinkende moeras;
    – nu wordt u neergezet op vaste grond.
    Aan uw herconditionering kan worden begonnen. Schoonmaken, revisie, het is een kwestie van tijd. God had even tijd nodig om zijn kraanwagen in positie te brengen. Hij heeft wat tijd nodig voor de verdere tune-up. Het is redelijk om Hem die tijd te geven. Haast Hem nu niet (Jes. 28:16).

    Wel, u heeft uw conditie al beter zien worden door erkennen van misslagen en vragen om vergeving; u moet er evenwel nog beter aan toe worden.


    04-02-2007, 15:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.2 Wat schuldbelijdenis kan uitwerken (gedachte)

    Overwegingen:
    – geef aan God toe, dat u fout zit: goed voor uw conditie (2.4.2.1);
    – vraag Hem ook om vergeving, nog beter voor uw conditie (2.4.2.2);
    – houd u niet groot voor de buitenwereld, het beste voor uw conditie (2.4.2.3);
    – door te volharden bij dit goede begin veroorzaakt u vreugde (2.4.2.4).

    2.4.2.1 Geef aan God toe, dat u fout zit; goed voor uw conditie

    “Wanneer zij zeggen: “Wij hebben gezondigd, ongerechtigheid bedreven en goddeloos gehandeld”, wanneer zij zich dan tot U bekeren met hun gehele hart en hun gehele ziel en wanneer zij tot U bidden in de richting van het land, dat Gij aan hun vaderen gegeven hebt, hoor dan Heer in de hemel naar hun gebed” (1 Kon. 8:48,49).

    Salomo voorzag al iets van wat er in de toekomst zou gebeuren. Het volk, waarvan hij koning was, zou domme dingen gaan doen, zich van God afwenden. Door zo te handelen, zouden ze gegarandeerd in de knoei komen. Maar: daarna zouden ze belijden, dat ze gezondigd hadden, oneerlijk en onoprecht waren geweest. Ze zouden erkennen, dat ze door het leven waren gegaan, zonder God te raadplegen. En daarna, daarna dus pas, zouden zij zich bekeren. Misschien kunnen wij ons de volgorde zo voorstellen:
    – oppervlakkig, in eerste aanleg bekeren;
    – tot schuldbesef komen;
    – diepgaand, meer definitief bekeren; bekeren met het gehele hart en met de gehele ziel.
    ‘Met het gehele hart’ betekent: met het meest innerlijke van de persoonlijkheid, met dat gebied van de geest, waar geloof, geweten en dieper-kennen zetelen. ‘Met de gehele ziel’ betekent: met het meer aan de oppervlakte liggende deel van de persoonlijkheid, met het gebied van de geest, dat domein is van verstand, gevoel en wil.

    Het diepgaande karakter van die bekering zou zelfs blijken uit hun manier van bidden. Hun gebed zou laten zien, hoe ze nu helemaal ‘in de sfeer van God’ waren, zo er in, dat ze zelfs gingen knielen in de richting, waarvandaan zij hun heil verwachtten. Dan zou God ook verhoren. Salomo durft dus niet aan God te vragen of Hij ook verhoort bij een oppervlakkige bekering. Met die term bedoel ik een bekering, die niet dieper gaat dan wat beweging in het gevoelsleven.

    U, die dit leest, bent misschien wel eens ingegaan op een uitnodiging om ‘een beslissing te nemen’. Dat is een bekende wijze van uitdrukken in evangelisatiesamenkomsten (reclamecampagnes voor Jezus). Met honderden anderen in zo’n grote zaal of tent stond u van uw plaats op en liep naar voren, tot bij het podium. Daar sprak u samen met die velen om u heen een gebed uit. Ook voerde u met een daar aanwezige, verder gevorderde christen een gesprek. Waarom handelde u zo?
    – het orgel speelde zo mooi;
    – of er was juist zulk een indrukwekkende stilte,
    En toen moest u wel. Goed gedaan hoor; maar er is een mogelijkheid, dat u op de golven van uw emoties ‘naar voren dreef’. Daar kon die evangelist niets aan doen. Het is zijn bediening en zijn roeping om het visnet uit te werpen en massa’s vissen te vangen. Maar daarna komt het ‘uitsorteren’. Als u inderdaad bij uw eerste keuzebepaling in hoofdzaak sentimenteel zou zijn geweest, is het zaak om de bekering te verdiepen. Anders gaat het met u als met de vissen in het verhaal – de gelijkenis – door Jezus verteld: wel even aangetrokken, maar niet blijvend (Matth. 13:4icon_cool.gif. À propos – even tussendoor – als u die gelijkenis leest, zult u misschien denken: “Die teruggegooide vissen boften toch eigenlijk!” maar dat is het nu juist met gelijkenissen: de kerngedachten moeten vertaald worden in geestelijke begrippen. Voor allerlei ‘rand’ gedachten is dat niet nodig of zelfs niet mogelijk. Maar nu weer naar ons onderwerp terug: wij zagen, dat u zich moet laten uitsorteren, dat u een aanvankelijke bekering behoort te verdiepen. Hoe doet u dat nu? Vraag aan de Heer, of Hij uw vervelende streken aan u te binnen wil brengen. Vraag Hem om dat zo te doen, dat u berouw krijgt en eraf wilt. Vraag Hem maar om de ballon van uw hoogmoed en uw tevredenheid met uzelf door te prikken. Vraag Hem zelfs om zijn fijne, scherpe mes te zetten in de zweer van uw grofheden, kwetsende houding jegens anderen, roddel en liefdeloosheid. Dat is: schuldbelijdenis, erkennen dat al uw poeha ook gewoon poeha is.

    Misschien zegt u: “Nooit en te nimmer! God mag vele van mijn zweren genezen. Maar dat ene abces… Laat Hij daar maar vanaf blijven. Dat is maar zo klein. Dat gaat vanzelf wel over”. Flink zijn. Ook het foutje van die kleine ontsteking aan God voor genezing toevertrouwen. Als God die nu open mag maken, gaat de etter er naar buiten uit. Later zou die vuiligheid wel eens naar binnen kunnen doorbreken. Wanneer de Heilige Geest u overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:icon_cool.gif, dan krijgt u een geneesmiddel voor uw geestelijke ogen om te zien (Openb. 3:1icon_cool.gif.

    U ziet uw oneerlijkheid, onoprechtheid, eigenwijsheid en de door u geslagen wonden. Schuldbelijdenis, bevrijdend erkennen, dat het niets gedaan is met u, brengt u tot diepere bekering. Even terug naar uw eerste bekering; weet u nog, hoe een groot koor van mensen toen zong: “Zoals ik ben en anders niet”. Onder de klanken van dat lied liep u ontroerd in de richting van het podium. Nu – bij uw diepere bekering – zingt een engelenkoor een vreugdelied (Luk. 15:10). En u zingt innerlijk zelf mee: “Zoals ik ben en anders niet”. De bekering begint nu door te werken naar de diepste lagen van uw persoonlijkheid. Eindelijk houdt u op, om de paraplu van uw prestige op te houden… en wat werden tot voor kort uw armen daar moe van. Wat is het goed voor de conditie om die paraplu van ‘zich groot houden’ dicht te klappen. Wat is het heilzaam om toe te geven, dat u een klein, foutenmakend mens bent, die zichzelf niet kan herstellen.

    Wat zijn de eerste gevolgen: nu gaat u ermee beginnen om uw gebedsleven te zuiveren van storende bijmengsels. U stemt de radio van uw ziel tijdens uw gebed zo af, dat Gods zender beter doorkomt. U vraagt aan Hem om u met zijn Heilige Geest zo te helpen, dat u steeds meer haarzuiver Gods golflengte kiest. U vraagt aan God om hulp om de antenne van uw zieleradio precies, maar dan ook precies op zijn koninkrijkszender te richten. Dat is – overdrachtelijk gezien – ‘bidden in de richting van het land’. En dan komt de stem van de Heer door. Hoe? Dat is moeilijk te beschrijven. ‘Gods stem’ is bijna altijd verpakt in uw eigen gedachten. Wat er aan nieuwe ideeën bij u opwelt, is blijer, reiner, positiever. Daaraan herkent u Gods wil, waarvan die andere, betere, gezondere gedachten de voertuigen zijn. De stem van de Heer begint hoorbaar te worden, zoals het kan: luid, sterk, storingloos, fadingloos, zelfs zonder de minste ruis. En de inhoud? Boodschappen van vergeving en aanwijzingen voor verder handelen.

    27-01-2007, 19:22 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4 HOE U DAADWERKELIJK VAN DE VERKEERDE WEG AFKOMT EN
    ER AF BLIJFT (hoofdgedachte)

    Gedachten:
    – hoe tegenspoed een aansporing kan zijn (2.4.1);
    – wat schuldbelijdenis kan uitwerken (2.4.2);
    – hoezeer het nodig is, dat bekering een beslissing is, waar iemand met zijn hele wezen achterstaat; geen bevlieging, maar een blijvend andere levenshouding (2.4.3);
    – hoe nodig het is om die andere levenshouding te tonen door zonden los te laten (2.4.4);
    – hoe God degene, die zich gaat bekeren, aanvuurt (2.4.5);
    – hoe Jan en Joke van de verkeerde weg afkomen en een veelbelovend begin maken met het er ook vanaf blíjven (2.4.6);
    – slotopmerkingen (2.4.7).

    2.4.1 Hoe tegenspoed een aansporing kan zijn

    “Wanneer het u bang zal zijn en in de toekomst u al deze dingen zullen overkomen, dan zult gij u bekeren tot de Here uw God en naar Hem luisteren, want de Here uw God is een barmhartig God” (Deut. 4:30,31).

    Mozes waarschuwt voor nare dingen, die afval van God met zich brengt:
    – tegenspoed (Jer. 2:27);
    – vervagen van wat nog aan besef van God rest (1 Cor. 10:17);
    – wegraken uit de geestelijke omgeving – het milieu – waar men eigenlijk thuishoort (2. Kon. 24:14).
    Maar hij komt ook met een troostend uitzicht voor diegenen uit het volk, die het in het diepst van hun wezen goed bedoelen. Tot die kernmensen, waar het uiteindelijk toch om gaat, zegt hij:
    – je zult niet verhard worden onder de tegenslagen;
    – het zal je alleen wel bang te moede worden;
    – daarom zullen jullie willen veranderen;
    – je zult op weg gaan om God te hervinden;
    – de drang daartoe werkt Hij in jullie harten, dus is het nog genade ook.

    Wanneer u dit leest, kan het zijn, dat ook u:
    – tegenspoed heeft;
    – alleen nog wat vage ideeën heeft over ‘Petrus aan de hemelpoort’, over ‘het vagevuur’ of over ‘Maria’;
    – in een omgeving vertoeft, die u innerlijk vreemd is;
    – gebonden bent aan verslavingen, gewenningen en gedragspatronen, waarvan u zegt: “Ze horen niet eens bij me!”
    Wanneer u echter toch – ondanks alles – een ‘jazegger’ bent (zie bijbelstudie 1), dan wordt u aan het denken gezet door de woorden van Mozes, die ik zojuist citeerde. U krijgt het er benauwd van, zegt: “Ik moet weg uit deze rampen brengende, wezensvreemde sfeer; weg uit dit oneigene milieu, dat de slechtste kanten van mijn persoonlijkheid activeert”. U keert zich tot God. Want: Hij zoekt u en Hij vindt u! (Luk. 15:4). Haal alle positieve elementen, die in uw tegenspoed en verdwaald zijn, nochtans verborgen liggen, eruit (Ps. 119:71). Laat uit verlies winst worden geboren. Gebruik uw verontrusting niet als een hefboom om uzelf nog verder in de modder te drukken. Gebruik haar als een hand, die u naar God uitstrekt om u uit de derrie te laten trekken.

    En hoe steekt u de hand uit? Door te bidden; gewoon zeggen: “Jezus… help… ik wil eruit. Ik geloof, dat U mijn hand grijpt”. Gesteld, dat u dat ’s avonds op bed vraagt, is het zo fijn om dan verder te gaan: “Dank U; ik ga nu slapen. Mijn eerste nacht onder uw bescherming en morgen mijn eerste dag”.

    20-01-2007, 16:49 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.8 Slotopmerkingen

    Eerst even een technische opmerking over ‘Jan en Joke’. Die mooie bijbelteksten, waarmee hun verhaal doorspekt is, kennen zij lang niet allemaal zelf. Hun gedachten vertonen echter telkens weer raakpunten met schriftplaatsen. Ik ben er dan als de kippen bij om die verbanden zichtbaar te maken.

    Dan een verdedigende opmerking over deze twee. U hebt misschien gezucht: “Nou zeg, ze nemen er wel de tijd voor, wat een teuten”. U hebt wel een beetje gelijk. Maar er zijn ook mensen, die zonder nadenken pardoes in het avontuur met God duiken. Soms klagen die in de kortste keren weer: “Dat het zo tegenvalt en dat dit ook niks is” (Luk. 8:13). Daar hoeft u bij Jan en Joke niet bang voor te zijn. Geeft u ze de tijd, bij 2.4.6 komen ze er heus door.

    En tenslotte: wat zult u bedenken, wanneer u ontdekt, dat u op de slechte weg bent en eraf wilt (u bent dan iets verder dan Jan en Joke, maar die zijn ook ontaard langzaam):
    – “ik ga niet jammeren! Goed, ik ben gestruikeld, maar ik probeer op te staan. Als ik dat probeer op de door God aangeraden manier, zal het zeker lukken”;
    – “ik toon mijn berouw, allereerst aan God. Maar daarna toon ik het aan mensen, die onder mijn verkeerde daden hebben geleden”. U bent dan al verder dan Joke ten opzichte van Leontien (2.3.7.9). Zij constateert nog maar, u komt al tot voornemens;
    – “ik luister niet naar de duivel. Ik heb hem door. Eerst heeft hij mij opgestookt. Nu zegt hij, dat ik veel te slecht ben om mij te bekeren. Maar ik geloof zijn smoesjes niet”. Jan is hier nog niet aan toe. U wel!;
    – “ik weet, dat God mij gaat helpen”;
    – “ik weet, dat het kracht kost om los te komen, maar nu wil ik eindelijk eens flink worden”;
    – “ik stel het niet meer uit. Mijn opeenvolgende pechgevallen spreken een duidelijk taal. Ik ga niet meer op een – misschien fataal – volgend pechgeval zitten wachten”;
    – “ik dank God, dat Hij het überhaupt mogelijk maakt, dat ik mij bekeer. Want de kracht daartoe heb ik niet eens zelf”.

    13-01-2007, 16:35 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.6 Bekering is geen verdienste, maar genade

    “Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: “Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd. Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God” (Jeremia 31:1icon_cool.gif.

    De profeet Jeremia wordt er opgetogen van: het onmogelijke is gebeurd. Efraïm, het volk waartoe hij behoort, bekent schuld! Eindelijk komt het eruit: “Ja Heer, wij waren net zo ongetemd en net zo dwaas als (stier)kalveren. Die moeten met harde hand de tucht leren. Heer, wij weten, dat onze tegenspoed niet van u komt. Maar wij hebben ontdekt, dat die tegenspoed toch van uw kant elementen van tucht bevat. Daar zijn wij zo dankbaar voor Heer, dat wij ons nu echt naar u toe willen keren. Alleen, zelfs daartoe zijn wij niet in staat. U moet de aanzet ertoe geven, ook daarin zijn wij van U afhankelijk”. Het moet iets geweldigs zijn, als een hardnekkig volk zonder berouw eindelijk tot zo’n doorbraak komt. Heerlijk, als je het goed meent met je volksgenoten en ze komen tot inzicht!

    Misschien hebben velen van u de weg gewezen naar God en mistroostig gezwegen, als u hun opmerkingen weglachte en wegwuifde. Wat zullen die raadgevers van lang of kort geleden blij zijn, als u alsnog tot een goed inzicht komt. Het gaat natuurlijk niet allereerst om die blijdschap van uw adviseurs. Het gaat om de reden van hun blijdschap: uw bekering. Mogelijk zijn er sommigen onder u - en vol spanning slaan de engelen u gade - die nu zeggen: “‘t Is zo; ik heb eigenlijk nog nooit een stierkalf gezien, maar ‘t zal dan wel een bar eigenzinnig gedierte zijn. ‘t Is een feit: ik lijk erop, dwars beest, dat ik ben. Ik heb me wat narigheid teweeggebracht met m’n gekke sprongen. Maar ik krijg wel mooi zelf de rekening gepresenteerd.
    – ik sloeg mijn vrouw en nu zit ik in dat enge pensionkamertje;
    – ik bestal mijn baas en nu zit ik in de bijstand;
    – ik placht te zingen: “Geef me nog een druppie, geef me nog een druppie, geef me nog een emmer vol”. Nu ben ik een vat vol wanhoop en verbijstering.
    O, ik wil me bekeren tot U Vader... ‘t Gaat niet, de duivel heeft me in de houdgreep... in de wurggreep. Heer, help me; ‘t lukt met zelfs niet, naar U toe te komen... dank U Heer... uw genade... uw hand sluit zich om de mijne”. En dan juichen niet alleen uw vrienden op de aarde, maar ook uw vrienden in de hemel (Luk. 15:10).

    08-01-2007, 14:15 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    30-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.5 Er komen niet nog betere gelegenheden

    Een opmerking: “Indien iemand van de doden tot hen komt” (als er iets heel bijzonders gebeurt) “zullen zij zich bekeren”. Het antwoord: “Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen” (als de gewone dingen niet helpen, dan helpen de buitengewone ook niet) (Luk. 16:30).

    Deze tekst maakt deel uit van een verhaal met allerlei invalshoeken (beschouwingsmogelijkheden). Ik ga op al die mogelijkheden nu niet in. De kern is als volgt. Vraag: zouden er mensen zijn, die zich niet bekeren op ‘gewone oproepen’, terwijl zij zich wel zullen bekeren als er iets heel opzienbarends gebeurt? Antwoord: neen, de gewone aanwijzingen zijn al duidelijk genoeg. Wie nu niet leert luisteren, leert het nooit.

    Ik probeer in eigentijdse taal door te geven, wat ‘Mozes en de profeten’ hebben gezegd. De meesten van u zullen die inlichtingen ook wel van anderen hebben ontvangen. Maar zelfs, als ik de eerste was, die u informeerde, waar wacht u dan nog op? U kunt niet zeggen: “Tikje wijdlopig, maar wel grappig opgemerkt, hier en daar. Ik blijf ter zake attent. Als er iets heel opwindends gebeurt, doe ik mee. Bijvoorbeeld, als die Jezus, waar hij het steeds over heeft, terug komt. Nee, maar dan ben ik erbij!”

    Als u nu geen begin maakt, loopt u inderdaad een goede kans om er straks ‘bij’ te zijn. Wat zeg ik? Er gloeiend bij! Als ‘het geluid’ klinkt (Matth. 24:31), als Gods lijfwacht aantreedt (Openb. 16:12), als Gods vijanden wanhopig proberen, zich te verschuilen (Hos. 10:icon_cool.gif, dacht u dan, dat u rustig kon blijven? Dan zegt u niet meer, attent-geamuseerd: “Hé, daar is de thrill, waarop ik wachtte. Nu even bekeren om me nog bij de ‘incrowd’ te voegen (de ingewijden)”. Dan is er alle kans, dat u ontsteld stamelt: “Wat is het donker. Het lijkt wel nacht. Ik kan niets meer doen” (Joh. 9:4). Misschien brengt u de tegenwoordigheid van geest nog op om de naam van Jezus of van God aan te roepen en zo ‘behouden’ te worden (Ps. 145:1icon_cool.gif. Maar het is riskant, laatste nippertjes-werk, dat u ook alleen maar kunt doen, als u althans íets hebt. Waarom uitstel? Stel nu orde op zaken. Er komt geen betere gelegenheid meer.

    2.3.5.6 Als u nu geen opruiming houdt, zet het vuil zich vast

    “Ik (Jezus) heb haar (een valse profetes in de gemeente) tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van hun werken bekeren” (Openb. 2:21,22).

    In een gemeente van navolgelingen van Jezus was eens een vrouwelijk gemeentelid met een radde tong en een zeker ‘geestelijk’ overwicht. Ze stond in een reuk van heiligheid en werd ‘de profetes’ genoemd. Maar met de seks was het bij haar niet pluis. Er gebeurden rare dingen in dat huis van haar, heel rare dingen. Velen uit de gemeente werden erdoor besmeurd. God was zo goed geweest om haar tijd te geven, zich te bekeren. Maar ze had die tijd laten verlopen. Nu was ze binnen het bereik van ziektemachten gekomen. Haar bewonderaars waren in een gebied verzeild geraakt, waar de Here hen niet meer beschermen kon voor rampspoed. De eis bleef: bekeer je nu! Het wordt steeds moeilijker. Stel het niet meer uit!

    U hebt misschien ook allerlei toestanden in uw leven. U staat misschien ook wel te veel onder de invloed van en medemens. Dat zal in negenennegentig procent van de honderd niets met overspel te maken hebben. Maar mogelijk bent u zo in de sfeer van een ander gekomen, dat u allerlei stellingen van hem of haar blindelings onderschrijft. Het is u ontschoten om alleen naar Jezus te kijken, de Leidsman en Voleinder van uw geloof (Hebr. 12:2). Door mensen te volgen en kritiekloos te vereren, komt u in gevaar, hen ook domweg te volgen, als zij geestelijk overspel gaan bedrijven. Iemand kan bijvoorbeeld daartoe komen, als hij allerlei fantastische theorieën in zijn hart toelaat, die wel de nieuwsgierigheid en sensatielust bevredigen, maar van geen enkel nut zijn voor het koninkrijk van God (Titus 3:9).

    Als u in zo’n situatie bent, kan het zijn, dat u al een zachte wenk van God om u meer op Hem te richten, hebt genegeerd (Matth. 22:5). Moet God u met harde hand tot de orde roepen? (2 Sam. 7:14). Dat moet toch niet nodig zijn! Waarom die pijn, die schrik, dat gevaar van verharding? (Ex. 7:13). Houd nu opruiming, laat God u nu schoonboenen. Het vuil zit nu nog los. Dadelijk vreet het zich vast in uw huid. Bij een schoonmaakbeurt zal het God nog wel lukken ‘er grond in te krijgen’. Het gevaar is echter niet denkbeeldig, dat u zich aan die drastische schrobbeurt onttrekt. Het is niet een zaak van: “Ach, dat kan nog wel even; dat heeft zo’n haast niet; het lijdt nog wel wat uitstel”. De zaak van uw bekering kan niet op zijn beloop gelaten worden. Uw bekering heeft wél haast en lijdt géén uitstel.


    30-12-2006, 19:06 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.4 Nu hebt u de beste kansen

    “De mannen van Nineveh zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en: meer dan Jona is hier” (Matth. 12:41).

    Ooit eens was er een slechte, ongodsdienstige, verdrukkende stad: Nineve. In die stad kwam een profeet van God binnen: Jona. Die man was eigenlijk nauwelijks gemotiveerd. Hij had een hekel aan de boodschap, die hij moest brengen. Hij haatte de bloedstad, waarvoor die boodschap bestemd was. God had al het mogelijk – en het onmogelijke (Jona 1:17) – moeten doen om zijn tegenstribbelende afgezant daar te krijgen, in die straten van dat centrum. Daar liep hij en hij riep: “Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd” (Jona 3:4) ...en maar hopen, dat ze niet zouden luisteren” (Jona 4:1). Maar ze luisterden wel naar die krakkemikkige profeet, zo innerlijk verscheurd. Ze luisterden naar die boodschap, zonder enige verdere toelichting gebracht. Ze kwamen naar de profeet toe, toen hij nog te beroerd was om die stad nu eens echt goed diep binnen te lopen (Jona 3:4).

    Nu is Jezus gekomen. Hij houdt van zijn boodschap en is voor de volle honderd procent gemotiveerd, heeft ons lief. Hij was direct bereid om naar ons toe te gaan; zei heel sober en eenvoudig: “Vader, hier ben Ik om uw wil te doen” (Hebr. 10:7). Daarbij heft Hij maar één intens verlangen, evenals God zelf: om ons wel te doen (Mark. 7:37), Deut. 8:16). Hij wil ons onder zijn hoede nemen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels samenbrengt (Matth. 23:37). Hij legt zijn boodschap op alle mogelijke manieren uit, licht haar met allerlei gelijkenissen toe om ons maar te overtuigen en te laten begrijpen (bijvoorbeeld: Matth. 13:44-52). Hij ging de hele stad van de wereld door met dat kruis op zijn rug, dat bloedspoor achter zich aan, in de brandende zon, tegen de heuvel op, boven die heuvel uitgetild, vastgespijkerd als Hij was aan een kruis (Hand. 2:23). Hij ging zelfs nog verder: de dood en het dodenrijk in (Matth. 27:50). Hij rustte niet, voor Hij zijn werk helemaal had afgemaakt (Matth. 28:6) en Hij zelf de afloop kon vertellen (Matth. 28:9).

    Wat een volkomen tegenstelling met het flut-optreden van Jona. Wat een grondige aanpak, vergeleken met diens geknoei. Niet, dat ik Jona nu al te hard wil vallen. Ik haast mij om te zeggen, dat ik zeker niet wil beweren, het beter dan of ook maar net zoals hij eraf gebracht te hebben. En zijn gebed ‘vanuit de vis’ (Jona 2:1-10) was toch wel weer een hoogtepunt. Want eerst dankt hij God voor de redding uit zijn penibele situatie (9) en daarna wordt hij gered (10). Pas veel later leerde Jezus ons dit als het geheim van het gebed: danken, alsof je het begeerde al hebt gekregen opent de weg om het ook metterdaad te krijgen (Mark. 11:24).

    Wat hier nu verder van zij: de uitspraak van Jezus: “meer dan Jona is hier”, is toch wel het meest gave voorbeeld van wat de Engelsen een ‘understatement’ noemen. Wat hebt u een kansen. U behoeft zich niet te behelpen met Jona, maar u hebt de krachtigste steun, die zich denken laat: de steun van Jezus.

    Stel uw bekering niet uit. Anders staat u straks voor de grote, vlammende troon (Dan. 7:9,10), verstijfd van schrik. De mannen van Nineve zeggen, veroordelend naar u wijzend: “Wij bekeerden ons wel op de woorden van ‘zo iemand’ als Jona...! En hij daar, bekeerde zich niet op de woorden van ‘zo Iemand’ als Jezus!” U vindt geen weerwoord, deinst achteruit, het donker in (Matth. 8:12).

    24-12-2006, 15:25 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.3 Nu moet u afwegen, wat het meest belangrijk is

    “Toen begon Jezus de steden, waarin de meeste krachten door Hem verricht waren, te verwijten, dat zij zich niet bekeerd hadden: “Wee u Chorazim en wee u Bethsaïda. Want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij zich in zak en as bekeerd hebben” (Matth. 11:20,21).

    Jezus verwijt twee steden met geweldige kansen op een goede toekomst, dat zij die kansen niet gebruikt hebben. Het zijn steden vol nette, godsdienstige mensen. Hij trapt hen stevig op de tenen door te zeggen, dat twee andere steden met onnette, ongodsdienstige mensen in hetzelfde geval hun kansen wel zouden hebben gegrepen.

    Bent u, die dit leest, een net, godsdienstig, oppassend, regelmatig levend iemand? Dan is het goed om nu eens waakzaam op te kijken. Het is fijn, dat u bent, zoals u bent: houden zo! Alleen, dat godsdienstige moet warmer worden: gelovig, bekeerd. Alle lauwheid moet eruit. Daar houdt God niet van (Openb. 3:16). U behoort ook bevrijd te worden van uw meerderwaardigheidsgevoel ten opzichte van ‘het geboefte’. Er is ‘tuig’, zoals u dat noemt, dat met stenen smijt en met messen steekt. Er is ‘gajes’, dat zich volspuit met allerlei troep en leeft van uitkeringen. U mag echter niet in hoogmoed op hen neerzien. U mag niet bij die hoogmoed blijven. Anders zou u moeten meemaken, dat vandalen, agressievelingen, drugverslaafden en dergelijke nietsnutten zich wel zouden bekeren en u niet. Ze zouden u – keurige hogere ambtenaar – voorgaan in het koninkrijk der hemelen (naar Luk. 18:14, Matth. 21:31). Stel het niet uit om u te bekeren; voor God bent u immers niet meer dan ‘die anderen’ (Luk. 18:12). Het verschil tussen een nette ongeredde en een onnette ongeredde is niet ter zake dienend. Bij een afweging van dingen, die eerst moeten gebeuren (prioriteiten), gaat bekering voor netheid, godsdienstigheid, oppassendheid. Die voortreffelijke zaken krijgt u in de schoot geworpen, als u eerst de bekering zoekt. Die is de toegangspoort tot het koninkrijk van God (Mark. 12:34, Matth. 6:33). En zonder bekering? Alle goede dingen, die u meent te hebben, gaan dan ‘naar de knoppen’, omdat u het wezenlijke niet hebt (Matth. 13:12).

    Naar boven

    Beantwoorden

      Geplaatst op:  Za 02 Jul 2005, 14:54

    2.3.5.4 Nu hebt u de beste kansen

    “De mannen van Nineveh zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en: meer dan Jona is hier” (Matth. 12:41).

    Ooit eens was er een slechte, ongodsdienstige, verdrukkende stad: Nineve. In die stad kwam een profeet van God binnen: Jona. Die man was eigenlijk nauwelijks gemotiveerd. Hij had een hekel aan de boodschap, die hij moest brengen. Hij haatte de bloedstad, waarvoor die boodschap bestemd was. God had al het mogelijk – en het onmogelijke (Jona 1:17) – moeten doen om zijn tegenstribbelende afgezant daar te krijgen, in die straten van dat centrum. Daar liep hij en hij riep: “Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd” (Jona 3:4) ...en maar hopen, dat ze niet zouden luisteren” (Jona 4:1). Maar ze luisterden wel naar die krakkemikkige profeet, zo innerlijk verscheurd. Ze luisterden naar die boodschap, zonder enige verdere toelichting gebracht. Ze kwamen naar de profeet toe, toen hij nog te beroerd was om die stad nu eens echt goed diep binnen te lopen (Jona 3:4).

    Nu is Jezus gekomen. Hij houdt van zijn boodschap en is voor de volle honderd procent gemotiveerd, heeft ons lief. Hij was direct bereid om naar ons toe te gaan; zei heel sober en eenvoudig: “Vader, hier ben Ik om uw wil te doen” (Hebr. 10:7). Daarbij heft Hij maar één intens verlangen, evenals God zelf: om ons wel te doen (Mark. 7:37), Deut. 8:16). Hij wil ons onder zijn hoede nemen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels samenbrengt (Matth. 23:37). Hij legt zijn boodschap op alle mogelijke manieren uit, licht haar met allerlei gelijkenissen toe om ons maar te overtuigen en te laten begrijpen (bijvoorbeeld: Matth. 13:44-52). Hij ging de hele stad van de wereld door met dat kruis op zijn rug, dat bloedspoor achter zich aan, in de brandende zon, tegen de heuvel op, boven die heuvel uitgetild, vastgespijkerd als Hij was aan een kruis (Hand. 2:23). Hij ging zelfs nog verder: de dood en het dodenrijk in (Matth. 27:50). Hij rustte niet, voor Hij zijn werk helemaal had afgemaakt (Matth. 28:6) en Hij zelf de afloop kon vertellen (Matth. 28:9).

    Wat een volkomen tegenstelling met het flut-optreden van Jona. Wat een grondige aanpak, vergeleken met diens geknoei. Niet, dat ik Jona nu al te hard wil vallen. Ik haast mij om te zeggen, dat ik zeker niet wil beweren, het beter dan of ook maar net zoals hij eraf gebracht te hebben. En zijn gebed ‘vanuit de vis’ (Jona 2:1-10) was toch wel weer een hoogtepunt. Want eerst dankt hij God voor de redding uit zijn penibele situatie (9) en daarna wordt hij gered (10). Pas veel later leerde Jezus ons dit als het geheim van het gebed: danken, alsof je het begeerde al hebt gekregen opent de weg om het ook metterdaad te krijgen (Mark. 11:24).

    Wat hier nu verder van zij: de uitspraak van Jezus: “meer dan Jona is hier”, is toch wel het meest gave voorbeeld van wat de Engelsen een ‘understatement’ noemen. Wat hebt u een kansen. U behoeft zich niet te behelpen met Jona, maar u hebt de krachtigste steun, die zich denken laat: de steun van Jezus.

    Stel uw bekering niet uit. Anders staat u straks voor de grote, vlammende troon (Dan. 7:9,10), verstijfd van schrik. De mannen van Nineve zeggen, veroordelend naar u wijzend: “Wij bekeerden ons wel op de woorden van ‘zo iemand’ als Jona...! En hij daar, bekeerde zich niet op de woorden van ‘zo Iemand’ als Jezus!” U vindt geen weerwoord, deinst achteruit, het donker in (Matth. 8:12).

    16-12-2006, 18:57 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5 U kunt uw bekering maar niet van eeuwigheid tot amen uitstellen

    Overwegingen:
    – nu is het de tijd (2.3.5.1);
    – nu moet u orde op zaken stellen (2.3.5.2);
    – nu moet u afwegen, wat het belangrijkste is (2.3.5.3);
    – nu hebt u de beste kansen (2.3.5.4);
    – er komen niet nog betere gelegenheden (2.3.5.5);
    – als u nu geen opruiming houdt, zet het vuil zich vast (2.3.5.6).

    2.3.5.1 Nu is het de tijd

    “Zoekt de Here, terwijl Hij zich laat vinden. Roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here. Dan zal Hij zich over hem ontfermen - en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig” (Jes. 55: 6,7).

    U kunt niet zeggen: “Ja, ja, bekeren doe ik later wel, maar nu eerst dat boekhouddiploma halen”. Nu is het de tijd om in de goede verhouding tot God en Jezus te komen. Later kunt u wel zo door de zonde geknauwd zijn, dat u niet helder meer kunt denken. Voor dat verdofte, uitgebluste brein lijkt God dan zo ver weg, bijna niet meer te beroepen. Neem geen risico! In het alledaagse leven is het toch ook zo, dat mensen bijvoorbeeld zeggen: “Toen had ik dat huis moeten kopen, dan was ik nu rijk geweest”. Er is niets, dat meer houvast biedt dan een feit. Waarom zou u door uitstel allerlei grote gevaren lopen. Het is een houding van niets om misschien over vele jaren een oud mensenleven met nog een paar jaar te gaan, aan de Heer aan te bieden: “Hier God, hebt u ook wat!” Riskant, zo’n uitstel, onlogisch en onhartelijk. Neen, nu:
    – weg van die weg;
    – weg van die ziekmakende gedachten;
    nu:
    – op weg naar de troostende, genezende en vergevende Vader (Luk. 15:20).

    2.3.5.2 Nu moet u orde op zaken stellen

    “Bekeer u”, zegt Johannes de Doper, “want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matt. 3:2).

    Johannes de Doper zegt: “Nu..., nu wordt het menens. Je kunt je bekering met goed fatsoen niet meer uitstellen. Het koninkrijk komt er aan! Jezus gaat de wereld met gebruik van vrede en gerechtigheid regeren”. Wij weten nu, dat Johannes de Doper de toekomst een beetje ‘samengetrokken’ zag. Pas na Jezus’ wederkomst - in het duizendjarige rijk - breekt zijn koningschap helemaal door (Jes. 66:1icon_cool.gif. Dat neemt niet weg, dat die tijd steeds nader komt. Het is daarbij als met de geboorte: de weeën om de nieuwe toekomst te baren, worden steeds feller (Openb. 12:4,22). Waar zal een onbekeerd mens zijn, als dadelijk – in de tijd van de antichrist – de persweeën zullen beginnen (1 Petr. 4:1icon_cool.gif.

    En: waar zal hij zijn, als Jezus aan het hoofd van zijn keurtroepen – mensen, geen engelen – de macht overneemt (Dan. 7:27). Het is heel sneu om dan te moeten zeggen – en dan zit je echt nog niet het aller miserabelst: “Had ik me toen maar bekeerd, was ik toen maar verder gegaan, had ik toen maar orde op zaken gesteld... dan had ik nu misschien daar gestaan: bij de lijfgarde... En nu: ik ben er doorheen. Ik heb toch nog de naam van God aangeroepen (Zach. 13:9) maar... wat heb ik een averij opgelopen!” (1 Cor. 3:15).


    09-12-2006, 18:49 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.4 Bekering is niet iets, waarvoor je geen moeite hoeft te doen

    Overwegingen:
    – het gaat hier niet om ‘een fluitje van een cent’ (2.3.4.1);
    – om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten zingen (2.3.4.2).

    2.3.4.1 Het gaat hier niet om een ‘fluitje van een cent’

    “Een rest zal zich bekeren – de rest van Jakob – tot de sterke God” (Jes. 10:21)

    Jesaja zie tegen het volk, waartoe hij behoorde: “Enkelen van jullie maar – en je bent toch zo’n groot volk – zullen er in slagen om ‘de grote draai naar God toe’ te maken”. Allereerst nu het volgende. Denkt u alstublieft niet: “Wat hun niet lukte, lukt mij ook niet”. De algemene omstandigheden zijn nu beter:
    – Jezus heeft zijn offer gebracht;
    – de Heilige Geest s zijn werk begonnen;
    – het inzicht in Gods plannen kan veel scherper zijn (Dan. 12:4).
    Aan ons is door Gods genade meer gegeven. Onze startpositie is beter. Onze conditie wordt beter onderhouden. Het wedstrijdparcours staat ons duidelijker voor ogen. Overigens is het ook wel weer zo, dat er meer van ons wordt gevraagd en veel van ons wordt verwacht. In vroegere geslachten doelpuntten eerdere christenen ons naar de eindronde toe. Nu slaan zij ons van de tribune gade. Vol vertrouwen rekenen zij er op, dat wij in de finale de winnende goals maken (Hebr. 12:1). Zonder onze beslissende overwinning kunnen zij de vruchten van hun voorbereidende overwinningen niet plukken (Hebr. 11:40). Maar wij zullen overwinnen, als wij blijven in Christus, die ons kracht geeft (Rom. 8:37). Om actief deel te nemen aan die grote slotmatch is het ten minste nodig, dat u zich bekeert. Het recht om door de deelnemersingang naar binnen te gaan voor zulk een krachtmeting, kan niet goedkoop worden gekocht. Mensen, die denken: “Bekeren, leuk zeg, laat ik er dat nou ook nog maar even bijnemen”, verwerven dat recht niet. Uit de meningen van velen zou u wellicht de indruk krijgen, dat u zich al voldoende naar God hebt toegekeerd, als u:
    – goed leeft; een vage term (Mark. 10:19);
    – ieder mens het zijne geeft; dat is echter niet hetzelfde als: God het zijne geven (Luk. 18:11);
    – met oudjaar – protestanten – of met Pasen – katholieken – ter kerke gaat (Hebr. 10:25);
    – in iedere collecte voor een goed doel bijdraagt. Al deed Job dat ook (31:16), daarmee bent u niet klaar. U zult dit doen, maar het andere, het meerdere niet nalaten (Matth. 23:23).
    Zulke krachteloze babbeltjes, zulke zoethoudertjes, brengen u niet in aanmerking voor de deelnemerskaart. “Een rest!”, zei Jesaja. Til er nu toch niet te licht aan.

    Bekering is geen ‘fluitje van een cent’. Al begint de vergelijking mank te gaan, toch sluit ik met deze uitspraak: “Als u denkt, op een koopje Gods kant te kunnen kiezen, loopt u kans, niet op een deelnemerskaart, maar op een gele of zelfs een rode kaart” (Matth. 25: 10-12).

    2.3.4.2 Om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten
    zingen

    “Jezus riep een kind bij zich, plaatste dat in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Matth. 18:2,3).

    Een volgende gedachte bij u kan deze zijn:
    “Goed, goed, geen klusje van niets dus, die bekering, ook niet te zwaar (Deut. 30:11), maar hier en daar wel moeilijk. Wat is er dan moeilijk aan?”

    Jezus toonde een facet van deze moeilijkheid. Bij zijn onderwijs wenkte Hij eens een in de buurt spelend kind om ‘er even bij te komen’. “Voorwaar, Ik zeg u...” begon hij. Altijd, wanneer Hij die aanhef gebruikte, kwam er weer een grondwetsartikel van het koninkrijk. Dus: oren wijd open: bekeren houdt in: worden als een kind. Het kind stond daar, schuchter, bedeesd, nederig. Was het hoogmoedig? Kom nou; het vond alles alleen maar eng, wilde wel zo weer weghollen. Maar de discipelen? Waren zij hoogmoedig? Nou en of; zij stonden net te vragen, wie wel de voornaamste zou worden in Jezus’ toekomstige geestelijke vrederijk. “Lever die hoogmoed in”, zegt Jezus, “anders gaat mijn feestelijke rijk van de toekomst aan je neus voorbij”. Ze moesten soms heel wat incasseren, die discipelen. Als zij wel eens een veeg uit de pan kregen, dan ligt het in de rede, dat ook wij wel eens een harde noot krijgen te kraken.

    En... mijzelf laat ik er nu even buiten... u?? Staat u ook wel eens erg parmant in het leven, zo van: “Ik vind dit en ik vind dat en het moet zus en zo; en mijn mening is...”

    U bent misschien een heel goede computerdeskundige of verpleegster. In het gewone, dagelijkse leven kunt u zich misschien de houding veroorloven van: weet je wel, wie ik ben! Ook dan zou ik er overigens voorzichtig mee zijn. Maar in uw contact met God? Hij weet opperbest, wie u bent (Ps. 139:1). Zing jegens Hem gerust een paar toontjes lager. Laat uw bekering ook als element inhouden, dat u:
    – jegens Hem nederig bent (2 Cor. 7:6);
    – ook jegens uw medemens en houding aanneemt, die de sporen draagt van nederigheid, eerbied, hoogachting (Philipp. 2:3). Ieder van die anderen is even uniek als uzelf. Als u hen van dienst mag zijn, is dat geen eer voor hen, maar voor u!

    Dat valt niet altijd mee voor die stoere Mavo-leraar, die kittige journaliste, die belangrijke jurist, maar voeg dat element toch maar toe. Dat toevoegen doe je niet ‘zo maar eens even...’ “O ja, zeg, een snuifje nederigheid”. Dat goed gedoseerd leren toevoegen van een bescheiden vriendelijkheid, zo wezenseigen, dat alle mensen die geaardheid van u kennen (Philipp. 4:5) kost wel wat. Het kost kracht, zweet, zelfverloochening. Maar het doel is het waard.


    02-12-2006, 17:37 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.2 God stelt als eis, dat u loskomt van de slechte weg

    “Maar zijn (mensen) met ketenen gebonden, gevangen in handen van ellende, dan brengt Hij hun daden aan hen onder het oog en hun overtreding, omdat zij overmoedig handelen. Hij gebiedt dat zij zich bekeren van de boosheid” (Job 36: 8-10).

    “En zij vertrokken en predikten, dat zij zich zouden bekeren” (Markus 6:12).

    De weg van God af belooft vrijheid en brengt ketenen, belooft blijdschap en brengt verdriet. Overmoedig handelen: “This is my life and I do what I want”, was ooit eens – nu, dat is lang geleden hoor – een tophit. Maar, al is dat lied sinds de dagen van Olim van de hitparade weg, die levensstijl was er en die is er. Maar je zult het best merken, als je met dat leven van jou doet, wat jij wilt. En dan – altijd net op het goede ogenblik – komt God bij u. Juist, wanneer u zich bewust bent van ketenen en banden, spreekt Hij. Misschien doet Hij dat wel via deze taaie bijbelstudie, loodzwaar als balkenbrij. Maar Hij zal spreken. Hij laat uw verkeerde daden en overtredingen aan u zien. En dan? Gaat Hij dan aan het vergeven? Omdat het nu eenmaal ‘zijn vak’ is? O nee, Hij eist, Hij gebiedt: “En nu: je bekeren”. Gelovigen eisen het niet… Hij! En in dat gebieden toont Hij zijn liefde. Hij wil vergeven, het is ‘zijn vak’, maar Hij kan het niet, als u niet uw gezicht naar Hem toekeert. Dan kunt u zijn glimlach zien. Daarom gaan Gods vertegenwoordigers er ook met deze boodschap van Hem op uit. Ze zegen niet, dat u bevrijdingsfront zus en zo moet steunen; dat is niet ter zake doende prietpraat. Ze zeggen tegen u, dat God de eis stelt, dat u zich naar Hem keert, wil Hij zich met goed gevolg naar u keren.

    2.3.3 U mag van uw kant verwachten, dat God u bij uw bekering helpt

    “Sion zal door recht verlost worden; en wie daaruit zich bekeren, door gerechtigheid” (Jesaja 1:27).

    “Bekeer u tot Mij, luidt het woord van de Here der heerscharen, dan zal Ik tot uw wederkeren” (Zacharia 1:3).

    God eist, dat u zich bekeert, maar van zijn kant doet Hij ook werkelijk alles om u tegemoet te komen. Als u zich bekeert, verlost Hij u van uw zonden, door Zijn Zoon te geven. Jezus heeft de zonden, die u niet dragen kon (dat wil zeggen alle zonden), van u afgenomen, weggenomen (Joh. 1:29). Hij heeft ze allemaal uitgeboet en toen Hij riep: “Het is volbracht” (Joh. 19:30), was er niets meer van over (zie 1.8.1). Wanneer wij één stap doen, doet God vele stappen. Wij keren ons om, Hij keert tot ons terug (Mal. 3:7). Niemand kan zeggen: “God laat mij maar alleen otteren”. Dat is niet waar. Hij is er direct bij, als u maar aanstalten maakt en Hij bemoedigt op allerlei mogelijk manieren.

    Tenslotte even een uitstapje, iets buiten het onderwerp. Iemand zou kunnen zeggen: “Het is wel waar. God laat je wel otteren. Hij is er niet direct bij. Ik roep tot hem, maar enige bemoediging van zijn kant: ho maar (Ps. 69:4). En daarom: je kan preken, tot je een ons weegt, maar voor mij hoeft het niet meer, het irriteert me alleen maar”. Als u dat zegt, ga ik ook maar. Maar ik zeg toch, in het weggaan: “Zou je nu niet even vol kunnen houden, dit tijdelijk leven lijkt zo lang, maar het is minder dan een zuchtje, vergeleken bij de eeuwigheid (Jac. 4:14). Al zou je het hele leven nu met onbeantwoorde vragen zitten, als je God blijft zoeken, krijg je een eeuwig antwoord, dat alles goedmaakt (2 Cor. 4:17). Toe nou, als we nu eens samen baden (Matth. 18:19): twee zijn meer dan één (Pred. 4:9). En: ik heb geloof, ik ben nog niet zo moe. Laten we Gods liefde en hulp door ons samen bidden heen vlechten (Pred. 4:12).

    Wanneer ik dat voorstel deed, heb ik mensen bevrijd zien glimlachen, verkramping week, en de hemel ging open.

    25-11-2006, 18:56 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3 WAT U KUNT OVERWEGEN, ALS U ONTDEKT, DAT U OP DE SLECHTE WEG ZIT

    Gedachten:
    – het is logisch, als u probeert eraf te komen (2.3.1);
    – God stelt als eis, dat u loskomt (2.3.2);
    – u mag van uw kant verwachten, dat Hij u helpt (2.3.3);
    – bekering is niet iets, waar u geen moeite voor hoeft te doen (2.3.4);
    – u kunt die bekering ook maar niet van eeuwigheid tot amen uitstellen (2.3.5);
    – de bekering is geen verdienste, maar genade (2.3.6);
    – wat Jan en Joke deden, toen ze bemerkten, dat ze in de fuik zaten (2.3.7);
    – slotopmerkingen (2.3.icon_cool.gif.

    2.3.1 Het is logisch, als u probeert van de slechte weg af te komen

    “Gij nu zult tot hen zeggen: “Zo zegt de Here: Zal men vallen en niet meer opstaan, of zich afkeren en niet weder omkeren?” (Jeremia 8:4).

    “Zij moeten gehuld zijn in rouwgewaden, mens en dier – beveelt de koning van Nineve – en met kracht tot God roepen en zich bekeren, een ieder van zijn boze weg en van het onrecht, dat aan hun handen kleeft” (Jona 3:icon_cool.gif.

    “Bekeer u van deze uw boosheid en bid de Here, of deze toeleg van uw hart u moge vergeven worden” (Hand. 8:22).

    Jeremia laat zien, wat de nuchtere conclusie moet zijn, als men op een slechte weg is: geen gejammer, dat men zo erg gevallen is, maar: opkrabbelen. Er is altijd een hand, die u wil helpen bij het overeind komen (Ps. 144:7). Geen mistroostig gelamenteer, dat men zo zeer het spoor bijster is, neen: op zoek gaan naar wat dan wel de goede weg is. Er is altijd een wegwijzer naar het begaanbare pad.

    Toen Jona zijn boodschap bracht, dat een grote stad te gronde zou gaan aan haar goddeloosheid, deed de koning van die stad twee dingen:
    – Hij nam de boodschap ernstig;
    – Hij deed wat; inhakende op het algemene gevoel van berouw willen hebben, gaf hij opdracht, dat zulk een berouw dan ook getoond moest worden.

    Naar de gewoonte van die tijd gebeurde dit berouwtonen in de vorm van rouw dragen: het aantrekken van een bepaald soort kleding. Zo groot was de indruk van Jona’s woord, dat gezegd werd: “De dieren doen ook mee!” Ook de paarden, de ezels en de kamelen: een dek over zich heen met een rouwkleur; en daar liepen ze dan. Ook de koeien en de huishonden en -katten: één kleur, één kleed en bij de mensen ook één kreet: “Vergeving!!… Heer, ik kom van mijn boze weg af, ik wil dat u mij schoonwast van die onuitwisbare vlekken. Geen zeep is er, die deze bezoedelde herinnering kan reinigen. Het zit te diep. U alleen kunt helpen…!” En toen verhoorde de Heer.

    Toen Petrus zag, dat Simon – een in Samaria beroemde helderziende / spiritist – helemaal fout zat, zei hij niet: “Jij lelijke tovenaar-occultist; ik veroordeel en vervloek je!” Nee, hij zei: “Bekeer je, vraag om vergeving!” Of Simon het gedaan heeft, weet ik niet, maar de raadgeving was er.

    Wat gaan wij nu met deze teksten doen? Met behulp van de eerder besproken merktekens ontdekt u mogelijk, dat u bezig bent, in de vernieling te komen. U bent ervan overtuigd, dat u gegarandeerd nog meer in de vernieling gaat, als er niet iets gebeurt. Wel:
    – probeer op te staan;
    – ontloop die vrienden;
    – mijd die straat;
    – streep dat telefoonnummer door;
    – doe die lectuur weg (Psalm 1:1);
    – doe iets…
    en: vraag God om u daarbij te helpen (Jer. 15:20):
    – keer u om;
    – zoek andere vrienden;
    – loop die zaal binnen;
    – noteer dat telefoonnummer;
    – abonneer u op dat blad (Ps. 1:2).
    en: vraag God om zijn leiding (Ps. 5:9).
    Als u op straat over een stoeprand struikelt, blijft u toch ook niet zielig liggen weeklagen. Als u honderd kilometer verkeerd hebt gereden, gaat u tekeer tegen uzelf, u vreet zich op van geërgerde spijt, maar: u draait.

    Bekering mag niet iets vluchtigs zijn voor één zondag op het zondaarsbankje. Neen, geef heel uw leven in de revisie. Heb berouw, niet alleen over uw drift, maar ook over uw vernielzucht, uw geldverspillen. Hul dat bestaan van u, in al zijn uitingen, maar in een rouwkleed. Ken uw schuld, belijd ze aan God. U hebt de Onuitsprekelijke teleurgesteld dat is niet niks! Vreselijk is het om te vallen in de handen van de levende God! (Hebr. 10:31). Hij is liefde (1 Joh. 4:icon_cool.gif, maar die andere kant van zijn rechtvaardig wezen is er toch ook. Sommigen spotten: “Pardonner, c’est son métier (vergeven is zijn vak!)” Nee, zo is het niet. Vergeven is een functie van zijn persoonlijkheid (Neh. 9:17). Maar, rechter zijn ook (Jac. 5:9).

    Als ergens de spreuk geldt: “Wat waard is om gedaan te worden, is waard om goed gedaan te worden”, dan wel hier. Eerst zei ik: “Doe iets”. Nu zeg ik: “Doe dat ‘iets’ dan goed, niet met de franse slag”.

    De derde tekst leert ons, dat er vergeving is, wanneer iemand zich bekeert, ook al is hij nog zover heen. Want Simon, de meester-magiër, had door die zwarte kunst van hem diepgaand contact gekregen met het rijk van de duivel. Als er bekering en vergeving voor hem mogelijk was, dan geldt dat ook voor u. Als u met horoscopen en handleeskunde en spiritualisme en waarzeggerij ver aan het wegdwalen bent, toch is dit zeker en vast: terugkeer is mogelijk.

    Dus: wilt u afkomen van het hellend vlak, bekeer u en bekeer u degelijk. Hoever u al bent afgegleden, is niet het voornaamste punt. De wil om met dat afglijden op te houden, die is bepalend.

    18-11-2006, 19:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.9 Slotopmerkingen

    2.2.9.1 Samenvatting

    Mogelijk zegt u: “Wanneer is dit inktzwarte deel nu eens aan een eind. Zelfs het verhaal gaf geen spiertje licht”. U heeft gelijk. 2.3 wordt al iets beter. Maar toch kan ik nog geen afscheid van 2.2 nemen zonder een laatste opmerking.

    Als samenvatting kan dus gegeven worden, dat de weg van God af er één is van nederlaag, tegenspoed en ziekte en ook van steeds meer ontregeld raken. Op die weg vindt men meer en meer moeilijkheden. Men komt steeds verder van de plek, waar men graag wilde zijn. Steeds meer wordt het onmogelijk om Gods raad op te volgen. Men ziet de ondergang aankomen, maar het wordt steeds lastiger om te draaien. Men wil naar groene weiden, maar komt op een kale steppe. Men wil naar de zon, maar komt in de mist. Men wil naar een feest, maar gaat naar een plaats van rouw. Het kan zover komen, dat men geen kant meer uit kan, behalve die ene: naar de afgrond.

    2.2.9.2 De voorspoedige goddeloze

    Nu zijn er twee kanjers van moeilijkheden. Ik stipte ze al even aan, maar kom er nu wat uitvoeriger op terug. De eerste: iemand kan zeggen: “God en Jezus zeggen me niets. Ik heb geen boodschap aan Hen. Maar ik ben geslaagd in het leven, stapel succes op succes en ben kerngezond. Ik heb mijn gedachten goed in bedwang. Ik wilde een huis op de Azoren. Nu, ik heb het! Mijn oude dag, die eraan komt, belooft financieel en in het algemeen prima te worden. Het leven heeft mij alles gegeven, waarom ik vroeg. Die Joke en Jan; drop-outs: een schop voor d’r achterste verdienen die zwakkelingen. Het is misleiding om het voor te stellen, alsof hun ervaringen normgevend zouden zijn voor wat iemand te wachten staat op – wat dan genoemd wordt – de slechte weg. Ik ben op die weg. U kunt die weg voor mijn part met woorden bekladden, maar ik zeg: houen zo; ik kan me geen betere voorstellen!”

    Wat moet ik daarop zeggen? Wel, niet veel. Er is geen behoefte en geen nood. Maar: heeft zo iemand gelijk? Er zijn soms oudere mensen, die alles wat zojuist gezegd is, zouden kunnen beamen. Maar opeens komt de grote rukwind en brokkelen alle zekerheden af. De slechte weg kan er een tijdlang fantastisch goed uitzien. De duivel heeft er belang bij, wanneer zij, die God niet volgen, kunnen zeggen: “Kijk mij nou. Het is toch helemaal niet nodig om zo moeilijk te doen van bekering en zo”. Wanneer zij kunnen wijzen op allerlei zaken, die hun welvaart en welzijn lijken te bevestigen, verslapt de animo bij degenen, die hun beweringen horen. Deze animo: om God te volgen op een smal en zo-op-het-oog ongerieflijk pad. Zo bezien heeft de duivel er baat bij, om het fijn te houden tot aan de laatste snik. Maar dat lukt hem haast nooit. Mankementen in de levenshouding kunnen heel moeilijk altijd verborgen blijven. In de beproevingen van de oude dag verpulvert de steeds maar weer opgelapte asfaltlaag over de instabiele ondergrond. Gaat het u goed, zegt u: “Laat maar praten”. Denk eens hierover na: zult u het kunnen verdragen, als uw aanzien verdwijnt na uw pensionering. Zult u ertegen kunnen, als de eenzaamheid over u komt na het overlijden van uw vrouw en het emigreren van de kinderen. Hebt u voldoende veerkracht, als de ouderdomskwalen u besluipen?

    Zo lang hoeft het niet eens te duren. Er zijn mensen, die zich een hele piet voelen, als alles meezit. Bij zakenlieden treft men dat nog wel eens aan. Jarenlang kan bijvoorbeeld alles prima gaan. Maar dan komt er tegenslag. In de zakenwereld veel meer dan bij mensen met een vast inkomen, ziet men nog dikwijls het beeld van ‘de zeven vette jaren’, gevolgd door ‘de zeven magere jaren’. Zakenlieden hebben ‘in de natuurlijke wereld’ een heviger leven met meer bergen en dalen. Daarom openbaren zich bij hen eerder dan bij anderen bepaalde algemeen-menselijke eigenaardigheden. Het valt mij bij hen op, hoevelen hun veerkracht kwijt raken als er maar iets meer dan twee magere jaren zijn. Het beeld van de zelfverzekerde man, dat ik zo even schetste, bestaat lang niet altijd tot de ouderdom. Als men een enigszins riskant bestaan leeft, zonder de zekerheid van een vast maandsalaris, kan het al eerder vervagen.

    Vindt u nu nog, dat ik bij mijn situatietekening te sombere kleuren gebruikte?

    2.2.9.3 Onvoorspoedige godvrezende

    De tweede grote moeilijkheid is deze: iemand kan zeggen: “God en Jezus zeggen mij alles. Ik ben met mijn hele persoon met hen verweven. En toch: ik heb tegenspoed en ziekte. Ik kan soms erg terneergeslagen zijn en ben dan kortaangebonden jegens mijn gezinsleden. Moeilijkheden: ach, het gaat mij slechter dan gisteren, maar beter dan morgen. Ik heb altijd gemeend, dat het steeds maar lichter om mij heen zou worden. ’t Mocht wat: ik raak meer en meer teleurgesteld in mensen, ook in medegelovigen. Wat hen betreft, zie ik het echt niet meer zitten. Ik zie het donker in en heb al jaren lang niet meer bevrijd en blij gelachen. Het leven met Jezus een feest, een zonovergoten tuin?? Een oase?? Het zal allemaal wel, maar ik sleep mij – voor mijn idee – voort van klacht tot klacht, dwars door een onmetelijke woestijn”.

    Wat moet ik daarop zeggen? Ook niet zoveel. Er is teleurstelling en aarzeling bij deze gelovige. Maar heeft zo iemand gelijk? Ik ken blijde gelovigen, die ook zo hebben gesproken, die dit goed kunnen begrijpen, maar die uit kunnen roepen: “Je komt erboven uit. Ook voor jou zal het pad helderder stralen tot de volle dag (Spreuken 4:1icon_cool.gif. Je hebt geen bovenmate beproeving te doorstaan (1 Cor. 10:13). Houd stand en je zult de uitreddingen des Heren zien (Ex. 14:3). Alle dingen werken mede ten goede degene die geloven (Rom. 8:2icon_cool.gif. Je zult voortgaan van kracht tot kracht (Psalm 84:icon_cool.gif. Jouw woestijn zal bloeien als een rozentuin (Jes. 35:1). God zal ook jou zijn heil laten zien (Psalm 59:16, 50:23). Je ziel hoeft niet langer neergebogen te zijn (Psalm 42:6). Niet langer zal jouw zorg elke morgen gelijk met jou opstaan (Psalm 73:14). Elke dag, als je uit bed komt, zal de goede gunst van God je duidelijk voor ogen staan (Klaagl. 3:23). Je lach komt terug (Psalm 126:2). Blijmoedig zul je eens weer altijd feest vieren (Spr. 15:15). Je zult je weer koesteren in Gods zon (Mal. 4:2).

    Ik sluit mij bij dat koor aan:
    – welvaart en welzijn van hen, die God niet dienen, zijn tijdelijk en broos (Ps. 73:18,19; Spr. 14:32);
    – tegenspoed en ontreddering van hen, die God dienen, zijn tijdelijk en raken vergeten in een vreugd, die alle narigheid verzwelgt (2 Cor. 4:17).

    En nu: naar 2.3!

    11-11-2006, 19:09 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.7 O, wat is die slechte weg slecht!

    “De Here had Israël en Juda gewaarschuwd door alle profeten, alle zieners: “Bekeer u van uw boze wegen en onderhoud mijn geboden en inzettingen”… maar: zij hadden niet geluisterd…” (2 Koningen 17:13).

    “Zo zegt de Here: Zie, Ik bereid rampspoed over u en beraam tegen u een plan. Bekeer u toch een ieder van zijn boze weg en beter uw handel en wandel” (Jeremia 18:11).

    “Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de Here” (Klaagliederen 3:40).

    “Zo waar Ik leef”, luidt het woord des Heren Heren: “Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft!” (Ezechiël 33:11,12).

    In het verleden is het een keer gebeurd, dat God een volk steeds maar waarschuwde voor gevaar, waarin ze verkeerden. Hij deed dat op allerlei manieren, door velerlei mensen. Hij vroeg aan dat volk om terug te keren van boze wegen. Er waren dus klaarblijkelijk veel manieren om het spoor bijster te worden. Als men de ene manier vermeed, was er wel een andere manier om fout te gaan. Er waren altijd mogelijkheden te over om een verkeerd pad in te slaan, een onjuiste beslissing te nemen. … en wanneer ze nu maar hadden willen luisteren!! … wanneer ze de inzettingen en verordeningen van God als gidsen hadden willen nemen…! Dan:
    – hadden ze valkuilen vermeden (Spreuken 11:5);
    – hadden ze de rotsrichel gevonden, die naar omhoog leidde (Psalm 40:3);
    – zou een hand hen hebben weggerukt van het gevaar (Psalm 144:7);
    – zou die hand hen ook hebben vastgehouden (Psalm 63:9).
    Maar ze luisterden niet. Ze weigerden Gods gidsen. Wat is dat voor een waardeloze weg, die je wegleidt van groene velden en heenleidt naar een puinveld vol gladde, glibberige stenen. De lankmoedigheid van God is eindeloos voor hen, die zich binnen het bereik daarvan begeven. Maar: toen dat volk zich er buiten plaatste, konden ze van die lankmoedigheid niet genieten. Ieder volgde zijn eigen boze weg. Voor ieder lag een precies aan zijn situatie aangepast reddingsplan klaar, als hij zijn handel en wandel maar beterde. Maar toen die mensen bleven zeggen: “Voor mij hoeft het niet”, startten zij zelf het plan op, dat tot hun verbanning leidde. Wat is dat voor een gevaarlijke weg, die van de warme zon van Gods liefde leidt naar de koude regen van de listen van de duivel, de mensenhater. Gelukkig waren er mensen, die hun handel en wandel dan toch maar gingen doorlichten. Het was laat, de ontreddering leek volkomen, het leven was een klaaglied, maar voor wie zich bekeerde, werd het alsnog een hooglied. Maar zij, die zich niet omkeerden, hadden geen uitzicht.
    Wat is dat voor een bedrieglijke weg, die mensen wegleidt van een blij loflied aan God naar een verdrietige treurzang over eigen falen en de gevolgen daarvan. Aan God ligt het echt niet, wanneer wij op een weg blijven zonder Hem. Hij zoekt onze geestelijke dood niet, maar ons geestelijk leven. Wat is dat voor een modderige weg, die de assen van onze levensauto zo ver doet wegzakken, dat het voertuig onversleepbaar en daardoor total loss wordt. Er is maar één gevolgtrekking te maken: eraf en rap!

    04-11-2006, 19:04 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.6 Het merkteken van de aanstaande ondergang

    “God hoort en zal hen vernederen – Hij, Die van oudsher troont, sela – hen, die onbekeerlijk zijn en God niet vrezen” (Psalm 55:20).

    “Jezus zei: “Als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzeer omkomen” (dat ‘evenzeer’ slaat op een aantal mensen, die op opzienbarende wijze waren omgebracht) (Lukas 13:3).

    “Gij hebt sommigen onder u, die aan de leer van Bileam of aan die van de Nikolaïeten vasthouden (twee valse leerlingen). Bekeert u dan, maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal strijd tegen hen voeren” (Openb. 2:14-16).

    “En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de afgoden. En zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen” (Openb. 9: 20,21).

    In de eerste tekst wordt de ondergang aangekondigd van mensen, die steeds maar onbekeerlijk blijven. God, die onuitsprekelijke, geprezen zij zijn naam – want dit kan ‘sela’ betekenen – zal tenslotte voor hen onbereikbaar worden. Zelf halen zij allerlei vernederende verslavingen over zich. Verwonderd zeggen ze: “Ik moet altijd aan vrouwen denken. Het haalt me neer en verknoeit de sfeer thuis. Maar ik kan niet anders; en transcendente meditatie helpt ook al niet” (uiteraard is dit maar een voorbeeld uit vele).

    In de tweede tekst gaat het over een gebeurtenis, die veel opschudding heeft verwekt. Een aantal mensen was juist aan het offeren, toen soldaten van de bezettende macht hen overvielen. De militairen doodden de offeraars. Hun bloed vermengde zich met dat van de offerdieren: wat een gruwelijk levenseind. Men legde aan Jezus de vraag voor, hoewel onuitgesproken: “Was dat offeren een grote fout en hield die ellendige dood daarmee verband?” Jezus antwoordt: “Neen, er is niet altijd een rechtstreeks verband tussen zonde en tegenspoed” (Johannes 9:2). Hij voegt er echter aan toe: “Eén ding is evenwel zeker: wanneer mensen zich niet bekeren, gaan ze naar de eeuwige dood”. Temidden van al hun idealen – hun offerdieren – die zinloos zijn geworden, liggen ze: dood, zoals al hun activiteiten. Eén ding waren ze vergeten: die ene, beslissende activiteit, om zich toe te keren naar God. Ze bleven de berg afhollen naar het ravijn, totdat… ze hun loop niet meer konden stuiten.

    In de derde tekst gaat het over een gemeente, waarin mensen als leraars werden toegelaten, die gevaarlijke dingen onderwezen. Zo zeiden zij, dat er heus niet zulk een scherpe scheiding behoefde te zijn tussen de volgelingen van Jezus en hun omgeving. Men hoefde niet zo nauwkeurig en oplettend te leven. Er kon beste eens een ‘vrijerijtje’ plaatsvinden met de ‘gewone’, gezellige dingen van elke dag: een beetje roddel, een tikje ontrouw, een snuifje corruptie, een overdadige maaltijd, een dronkenschapje… kom, kom… een mens is niet van steen. Maar Jezus zegt: “Niet bekeren van de door hen voorgestane ideeën betekent: strijd tegen Mij, allereerst van henzelf, maar ook van degenen die hen volgen”.

    In de vierde tekst worden mensen getekend, die definitief “nee” hebben gezegd tegen God. Uit dat “nee”-zeggen tegen God is “nee”-zeggen tegen de maatschappij ‘als vanzelf’ voortgevloeid (min of meer in deze lijn ook Jesaja 8:21 en 22). Ze kunnen niet meer terug van hun verachting van God, Dien zij honen met hun afgoden. Zij kunnen ook niet meer terug van hun verachting van hun medemensen, die ze kwellen met geweld, lawaai, getover, aanrandingen, vandalisme en dagdieverij.

    Als u iets in uzelf bespeurt van al de verschrikkelijke dingen, die in deze vier teksten aangeduid worden, druk dan uw hielen in het wegrollende gruis op de hellende rots. Grijp naar boomtakken, waaraan u zich kunt vastklemmen. Het donker is nu vlakbij! Alarm……..
    – als u al dwars wordt, als iemand maar naar Jezus als uw redder wíjst;
    – als u achter allerlei idealen aanholt; ze ruilt voor nieuwe, als ze niet meer voldoen, maar vergeet orde op zaken te stellen in eigen leven;
    – als u zegt: “Leve de lol, toe nou, er mag een heleboel”. Wie roekeloos langs het randje loopt, schiet er onverhoeds overheen;
    – als u een hekel krijgt aan de maatschappij en alles-en-alles wel kort en klein wilt slaan.

    28-10-2006, 18:39 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.4 Het merkteken van het steeds verder van huis raken

    “Bekeert gij u tot Mij en onderhoudt gij naarstig mijn geboden... al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar vergaderen” (Nehemia 1:9).

    “Assur zal (hun) koning zijn, omdat zij geweigerd hebben, zich te bekeren” (Hosea 11:5).

    In de eerste tekst bidt Nehemia met betrekking tot zijn volksgenoten - de Joden - tot God. Hij herinnert God aan Mozes, die al lang geleden op het gevaar had gewezen, dat ze onbeschrijflijk ver zouden wegdwalen. Dan komt hij op de situatie van dat ogenblik. Ze zijn ver weg in ballingschap, ze willen graag terug, maar: zonder bekering gaat dat niet. Hosea laat zien, hoe het volk is weggedwaald. Ze wilden zich niet keren tot God. Toen kwam er een buitenlandse macht, bezette het land en deporteerde de Joden. Er zijn mensen - nu ja; ik schets nu wel uiterste gevallen - die misschien wel eens uitroepen: “Wat ben ik ver weg van een gelukkig leven! Wat doe ik nu toch in dit onbewoonbare pand! Wat moet dat toch met die injectienaald. Waarom die zinsbegoocheling, als ik trip en die enorme kater daarna. En waarom trip ik niet eens meer fijn! Waarom flippen zoveel trippen tot een flop?” Zijn die even ver weg! Die zijn nu werkelijk ‘aan het eind van de hemel’, zeg maar gerust ‘aan het begin van de hel’. Maar ook tot zulke stakkers wordt gezegd: “Als jij tot jezelf komt en je omkeert tot God (Lukas 15:1icon_cool.gif, omarmt Hij jou, zoals de Vader de verloren zoon” (Lukas 15:20).
    U, die dit leest, zult wel niet zover weg zijn, maar wat is ver? Of u tien kilometer of ‘tienduizend kilometer’ van het koninkrijk van God bent, is maar een betrekkelijk verschil. U bent buiten en behoort binnen het koninkrijk der hemelen. Voelt u zich wel ‘honderd kilometer’ weg van het land van het geluk? Keer om, voordat u in de ijskou bent op ‘honderdduizend kilometer’. Daar is de warmte van Gods huis alleen nog maar een vage gloed in de verte. Moet God u van zó ver halen? Hij kan het als u meewerkt. Het is echter dom en gevaarlijk, om het zover te laten komen!

    2.2.5 Het merkteken van het in de wind slaan van Gods aanwijzingen

    “Na deze gebeurtenissen bekeerde Jerobeam zich niet van zijn kwade weg, maar hij stelde opnieuw uit alle kringen van het volk priesters aan voor de hoogten” (1 Kon. 13:33).

    “Misschien zullen zij gehoor geven en zich bekeren, een ieder van zijn boze weg” (Jer. 26:3).

    “Ik heb u gegeven reinheid van tanden in al uw steden en broodgebrek in al uw woonplaatsen. Toch hebt gij u niet tot mij bekeerd, luidt het woord des Heeren” (Amos 4:6)

    “De mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven. Zij kauwden op hun tong van pijn en zij bekeerden zich niet” (Openb. 16:9-11).

    Jerobeam, koning over een deel van het Israëlitische volk, de voorzaten van de huidige Israëli´s, deed zijn best voor God. Maar: hij deed het wel op zijn eigen manier. God had regels gegeven, hoe Hij gediend wilde worden. Jerobeam moest het zo nodig anders doen. God maakte hem opmerkzaam op de onjuistheid van zijn gedrag. Dat ging vrij hardhandig, maar: Jerobeam kwam nog met de schrik vrij. Wat een kans voor koersverandering! Hij benutte die kans niet, verviel toch weer in dezelfde fout. Bij een andere gelegenheid, bij weer andere mensen dan Jerobeam, lijkt God haast moedeloos: “Misschien zullen ze zich bekeren” klinkt het bijna mat. Maar: ’t zat er niet in en dus kwam het er ook niet uit. Bij nog weer een andere gelegenheid, maakte God heel duidelijk, dat er gevaar was: de gebitten van alle mensen waren vrij van etensresten. Dat kwam niet, omdat die mensen zo keurig hun tanden poetsten; nee: er wás geen eten. Maar de bekering – als enig logisch antwoord op de dreiging van hongersnood – kwam er niet. Eens komt de tijd, dat de ‘grijze tinten’ verdwijnen, althans niets meer te betekenen hebben. Wit en zwart blijven over; bepalend zijn alleen nog maar:
    – enerzijds de Geestvervulde kinderen van God;
    – anderzijds de ‘honderd procent’ volgelingen van satan (zie 1.6.5).
    Zelfs die satansdienaars, die verbitterde tegenstanders, zouden nog een kans hebben. De hel, die wacht, begint al op aarde; o die hitte, die pijn! Als ze maar riepen tot God; er zou uitkomst komen. Maar ze roepen niet; eigener beweging zijn ze ook de laatste grens gepasseerd.

    Jerobeam kreeg een krachtige aanwijzing. Maar hij keerde niet terug van de zonde, die hij deed: handelen in de lijn van een zelfbedachte, ‘eigenwillige’ godsdienst. Mogelijk koestert ook u een dergelijke zonde: een ‘vrome’ gedachte of handelwijze, die toch ingaat tegen Gods bedoelingen. Wellicht kunt u zich herinneren, dat u al eens van Godswege een aanwijzing hebt gehad, dat Hij nu niet zo gelukkig is met uw gedragspatroon. Wat hebt u met die aanwijzing gedaan? Naast u neergelegd met een leeg: “Hé; typisch hè”! Dat u niet meer ontvankelijk bent voor Gods tips, maar ze in de wind slaat, is een alarmsein: u bent bezig, onbereikbaar te worden. Laat het niet zo ver komen, dat God moet zeggen: “Ik zal het nog één keer proberen; misschien helpt het dan!” Als u nu zijn aanwijzingen in de wind slaat, wie garandeert dan, dat het straks anders is? Ik weet wel: God heeft in zijn liefde en lankmoedigheid veel geduld (Micha 2:7). Maar neem geen risico: op de lange duur help niets meer: de grootste tegenspoed is dan alleen maar een aanleiding om God te lasteren. U wilt toch niet over de rand heen in de afgrond vallen? Doe iets!

    21-10-2006, 15:33 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.3 Het merkteken van de steeds grotere moeilijkheden

    “Bekeert iemand zich niet, dan wet God zijn zwaard, spant zijn boog en legt aan. Hij richt op hem zijn dodelijke wapenen, maakt zijn pijlen tot brandende schichten” (Psalm 7:13,14).

    “Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al het (door hem geprofeteerde) onheil over ons gekomen en wij hebben de Here onze God niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden” (Daniël 9:13).

    Het volk Israël krijgt in de bijbel allerlei waarschuwingen, die in ruimer verband voor allerlei mensen van belang zijn. Als iemand blijft doorgaan met weghollen van God, raakt hij steeds verder van het lichtrijk vandaan. Hij komt dan in een gebied, waar God hem niet meer zo goed kan helpen. De ene moeilijkheid treft hem als een zwaard, de volgende als een pijl. Dat gaat zo steeds feller dor, tot het haast wel lijkt of bliksemstralen hem treffen. Hij kan God dienaangaande geen verwijten maken. Zélf loopt hij immers het rijk van het duister binnen.

    Mozes heeft met het oog op deze situatie al een staalkaart van verschrikkingen laten zien (Deut. 28:15-44):
    – geen opbrengst van de arbeid;
    – tegenslagen met de kinderen;
    – geen jongvee;
    – geen succes in het leven;
    – ziekten, misoogst;
    – uitblijven van regen;
    – invallen van vijandelijke legers;
    – geen kracht om tegen die invallen stand te houden;
    – volslagen verwarring.
    In de dagen van Daniël overstroomden al die narigheden een volk, dat zich niet tot God wilde bekeren.

    Bespeurt u in uw leven snel opeenvolgende steeds ernstiger wordende moeilijkheden?
    – komt het steeds meer voor, dat u aan het eind van uw geld nog een heleboel maand over hebt?
    – zijn er allerlei toestanden met de kinderen?
    – blijft uw promotie steeds maar uit?
    – blijft u maar zakken voor examens?
    – plagen ziekten en nervositeit u?
    – is er nooit eens een verkwikkend meevallertje?
    – hebt u geen verweer meer tegen de aanvallen, die de duivel voortdurend op uw leven doet?
    Dit alles kan een merkteken zijn, dat u op een afhellende weg bent. Kán... want u weet, dat ik al eerder een voorbehoud maakte. Ook kinderen van God ervaren vele van de rampen, die hierboven zijn geschetst, maar zij hebben een uitzicht op uitkomst. Zij weten, dat wie in oprechtheid wandelt, gered zal worden (Spreuken 28:1icon_cool.gif. Maar wanneer u weet: “Die rampen; het klopt precies op mij, maar die oprechtheid: als ik mijzelf goed nakijk, zeg ik: dát klopt niet”, dan wordt het echt tijd, dat u Gods hand zoekt om niet verder af te glijden.

    Maar hoe zit het nu, als u God níet erkent en alles gaat voor de wind? Roep geen “Hoera” voor u over de brug bent. De bui is nog achter de kim, maar: komen doet hij! (Psalm 73:17-19).

    15-10-2006, 15:27 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.2.2 Het merkteken van het steeds meer ontregeld raken

    “Maak het hart van dit volk vet, maak zijn oren doof en doe zijn ogen dicht, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde” (Jesaja 6:10).

    “Het volk heeft zich niet bekeerd tot Hem, die het sloeg en heeft de Here der Heerscharen niet gezocht. Tóen sneed de Here op één dag van Israël af: kop en staart, palmtak en riet” (Jesaja 9:12,13).

    Jesaja richt zich in deze teksten tot het volk, waartoe hij behoorde. Dat volk wilde zich maar niet bekeren. Als gevolg daarvan werd het ook steeds moeilijker om tot levensverandering te komen. Geestelijk gezien, konden zij geen hart meer krijgen, dat brandde van toewijding aan God, zij konden zijn stem niet meer verstaan, zijn heerlijkheid niet meer zien. Het gehalte van het volk liep daardoor terug. De koning en de profeet - kop en staart (Jesaja 9:14) - waren van mindere kwaliteit dan vroeger. De hele plant van het volksbestaan - palmtak en riet - was aangetast. Waar vond je nog puike, hoogstaande, betrouwbare, evenwichtige mensen?

    Kijk eerst eens naar uzelf:
    – hoe dikwijls zegt u: “Ja, ja, dat zal wel” .... “´t Zal wel zo zijn of anders”, of meer van dat zuurs; bent u blijkens zulke uitspraken wantrouwig geworden?
    – kunt u niet meer echt in vuur raken? Is uw warmlopen voor sommige zaken onecht omdat u alleen uw eigen gevoelens van onbehagen zo probeert te overschreeuwen?
    – denkt u met een meewarig lachje aan uw vroegere idealen terug, zonder dat u er iets beters voor hebt teruggekregen?
    Wel, dan hebt u de oproep om u te bekeren, al eens gehoord en veronachtzaamd. Dit zijn de wrange vruchten. Uw hart is onontvankelijk (vet) geworden.
    – kunt u de stem van God niet meer horen tussen alle stoorzenders door?
    – doet u er niet eens moeite voor om uw radio op God af te stemmen?
    – laten zelfs die stoorzenders u koud?
    – kunt u Gods heerlijkheid niet meer zien tussen alle blikkerige pleziertjes van de wereld door?
    – hebt u misschien zelfs in de gaten, dat al dat andere blik is, zonder de fut te hebben, naar goud te grijpen?
    Wel, dan hebt u de stem van God om tot omkeer te komen, verstaan en genegeerd. Daardoor bent u bezig, geestelijk doof en blind te worden. Uw kil geworden hart, uw onvermogen om ‘innerlijk’ te zien en te horen, zijn merktekens, dat u op de verkeerde weg zit. En wat ‘kop en staart’, ‘palmtak en riet’ betreft, nog even dit:
    – zijn er hele groepen mensen om u heen van laag allooi, wormstekig, platvloers, onbetrouwbaar, onevenwichtig?
    – is er niemand in uw omgeving, zo gaaf, dat u zich aan zijn leiding zou durven toevertrouwen?
    – is er niemand in uw kennissenkring, die in plaats van het gebruikelijke gewauwel eens iets echt dieps zou kunnen zeggen?
    Dan is dat een teken, dat uw omgeving net is als u: ontgoocheld, ontworteld, ontheemd, ontredderd. U hoeft de mensen, waarmee u omgaat, niet te haten of te minachten. Waarom zoudt u niet als eerste de ommezwaai maken, waarop God al zo lang aandringt. Wat kunt u dan in uw eigen kring aan de slag!


    07-10-2006, 20:30 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!