Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    07-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.4.3 Laat de zonde los van de zelfingenomenheid

    “Brengt vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt! Beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: “Wij hebben Abraham tot vaderâ€? (Matth. 3:8,9).

    Johannes de Doper spreekt hier tot mensen, die zichzelf zoet hielden met een schijnzekerheid. Ze stamden af van Abraham. Hun stamvader had door zijn opmerkelijk en diep geloof een bijzondere band met God. Er was aan Abraham een belofte gegeven, dat uit hem een volk zou voortkomen, dat ook zulk een bijzondere band met God zou hebben (Gen. 22:17). Bij vele van zijn nazaten bestond nadien een misverstand. Zij redeneerden: “Wij stammen in de lijn der geslachten â€? van vader op zoon dus â€? van Abraham af. Dan staan wij daarom nu in dezelfde speciale verhouding tot God, als hij vroeger stondâ€?. Dat was fout gedacht: Abraham geloofde in God en dat geloof droeg vrucht. Wie niet in God gelooft, brengt geen vrucht voort, zoals Hij dat bedoelt. Als men niet gelooft zoals Abraham, doet het dus niets ter zake of men langs de natuurlijke weg afstamt van Abraham. Daarentegen: wie in God gelooft zoals Abraham, staat in dezelfde innige betrekking tot de Eeuwige als deze. Of men dan in de lijn van de geslachten niet van Abraham afstamt, is van geen enkel belang. Daarom zegt Johannes de Doper: “Wat kan het mij schelen, dat jullie 'raszuiver' zijn. Waar is jullie vrucht? Ik zal alleen maar aannemen, dat jullie echt bekeerd bent, als het uit jullie handelen blijkt. Aan smoesjes, dat je 'bij zo'n goede ploeg hoort', heb ik niets. Praatjes vullen geen gaatjes. Alleen door daden laat ik mij overtuigenâ€?.

    Wanneer u bekeerd denkt te zijn, kan er toch deze gedachte bij u postvatten: “Ik zit bij een heel beste, maatschappelijk hoog aangeschreven kerk. Ik breng mijn stem uit op een in de lijn liggende politieke partij. Ik ben georganiseerd in een vakbond, die ook al 'mijn soort mensen' omvat. Ja, hoor eens; als ik dat geregelde, geordende leven van mij vergelijk met die ordeloze meningentroep 'buiten', dan moet ik toch zeggen, dat ik een hele voorsprong heb, ik ben toch wel in de lijn van 'grote mannen van God' in het verledenâ€?. Als u die zelfgenoegzame, zielse zekerheden blijft koesteren, raakt u nooit helemaal los van de slechte weg. U kunt van die weg niet vandaan blijven, als u alleen als vrucht hebt:
    � degelijkheid;
    � voortzetten van 'het vaderlijk erfdeel'.
    Bekering behoort een betere vrucht te dragen:
    � een 'geestelijke' vrucht;
    � een vrucht van geloof in God;
    � de 'vrucht van de Geest' (Gal. 5:22).
    Bid uw Vader ook maar hierom. Natuurlijk kom ik op de doop in de Geest nog terug. Maar: vraag vast om een voorschot. Zeg: “Here Jezus, ik ben blij met mijn fatsoenlijkheid, maar ik bouw er niet meer op. Ik ben dankbaar voor de genade, die U ook daarin gegeven hebt. Heer, wilt U mij een andere, veel hogere, geestelijke vrucht laten dragen? (Ef. 5:9). Dank U!â€?

    07-04-2007, 18:40 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.4.2 Laat de zonde los van de wereldgelijkvormigheid: het net zo zijn als ieder
    ander

    “Efraí¯m vermengt zich met de volken. Efraí¯m is een koek, die niet gekeerd is. Vreemden hebben zijn kracht verteerd, maar hij beseft het niet. Zelfs ligt grijsheid over hem gesprenkeld, maar hij beseft het niet. Zij hebben zich niet bekeerd tot de Here en zij hebben Hem trots dit alles niet gezochtâ€? (Hos. 7:8-10).

    a) Het volk uit oude tijden, waar het in deze tekst om gaat, had een taak. Het moest zijn eigen identiteit bewaren. Alleen binnen dat raam van helemaal zichzelf zijn kon het zijn roeping vervullen. Die roeping was tweeledig:
    � dragen van een belofte van God;
    � meehelpen aan een plan van God.
    Die belofte en dat plan betroffen de eerste komst van God Zoon.
    � God had het plan om door middel van zijn Zoon in de wereldgeschiedenis in te grijpen;
    â€? Zijn Zoon zou door de poort van de geboorte in de arena binnentreden voor de grote strijd. Uit het volk Israí«l, waarvan Efraí¯m deel uitmaakte, zou Hij geboren worden.
    Wat een roeping; wat een taak! Telkens echter dreigde het volk tekort te schieten. Ze vermengden zich met andere volken en kwamen zodoende niet tot taakvervulling. Zo werden ze ook ontrouw aan hun roeping.
    b) Daar kwam nog iets bij! Ze hadden allerlei negatieve ervaringen, die het leven van alledag kan bieden:
    � Verleidingen overwonnen hen;
    � Grievende bejegeningen verbitterden hen;
    � Verslavingen overmeesterden hen.
    Op allerlei manier roosterde de duivel 'de koek van hun leven'. Dat 'roosteren' werd tot 'aanbranden', tot 'verbranden' zelfs.
    c) En nooit, nooit kwamen ze ertoe, nu eens 'op hun andere kant te gaan liggen'. Hogere ervaringen met de Heer zouden hen goed gedaan hebben. Maar zo was het nu eenmaal niet. De realiteit was, dat hun zielse leven overladen, over-gaar, verschroeid werd door aardse en demonische belevenissen. Hun geestelijk leven evenwel kreeg geen enkele aanraking van God. Het bleef ongaar en klef.
    d) En: er kwam nog iets bij! In de veeleisende dienst van allerlei afgoden teerden zij weg. Met de cultus van die tijd gingen seksuele uitspattingen gepaard. De daarmee verbonden orgií«n roofden hun lichaamskracht. Ingewikkelde vragen werden in hun brein binnengesmokkeld door zelfverzonnen of geí¯mporteerde godsdiensten. Het overpeinzen van die nep-problematieken tapte hun denkkracht af. Ze hadden niets in de gaten, maar eigenlijk waren ze innerlijk al oud en moe aan het worden. En: iets van wezenlijke waarde was er nog niet uit hun handen gekomen. Oud en moe en leeg, terwijl ze er uiterlijk misschien nog jong uitzagen.
    e) Wat was het nodig, dat deze mensen zich omkeerden om de Heer te zoeken. Hem hadden ze nodig om nu eens -eindelijk te komen tot:
    � taakvervulling en roepingsgetrouwheid;
    � opbouw van de contactgestoorde diepste wezenskern: de geest;
    � een verjongingskuur in Gods schoonheidssalon met blijvend gunstig gevolg voor de ziel.
    Maar: zij bekeerden zich niet.

    Ad a:
    Deze dingen zijn ook tot uw lering geschreven (Rom. 15:4). Wanneer u begint met zich te bekeren, begint u ook te behoren tot God volk, niet ut oude tijd, maar van de nieuwe tijd. U krijgt dan ook een taak. Ook u behoort uw identiteit, uw eigenheid als kind van God, uw apart gesteld zijn als zodanig (Hebr. 10:10) waar te maken. Alleen zo kunt u de roeping van de nieuwe tijd, de nog meer omvattende roeping vervullen:
    � u draagt de voortgezette belofte van God;
    � u helpt mee aan Gods voortgezette plan.
    Dat plan en die belofte betreffen de tweede komst van Gods Zoon.
    � God heeft het plan om opnieuw, door middel van zijn Zoon in de wereldgeschiedenis in te grijpen (Open. 1:7);
    � nu gaat zijn Zoon naar de veldslag aan de spits van een leger van medestrijders, zijn keurkorps (Op. 19:14). U mag soldaat zijn in dat leger, als u uw taak en roeping volledig waar maakt (Op. 14:4).
    Dat is me nog eens een taak! Wat een kanjer van een roeping. Nooit behoeft u zich meer af te vragen: “Waarom leef ik nu eigenlijk? Wat is de zin van mijn bestaan?â€? Maar ook u kunt tekortschieten, ook u kunt door wereldgelijkvormigheid helemaal opgaan in de massa; door uw net zo zijn als wie dan ook onherkenbaar en onbruikbaar worden als 'apart geplaatste'. Zo zou ook u aan taakvervulling en roeping niet toekomen.

    Loskomen van de slechte weg is één ding, losblijven een tweede. Hoe blijft u los? Laat ik eens een voorbeeld noemen van niet-wereldgelijkvormigheid, waardoor dat losblijven bevorderd wordt. Het is ook een illustratie daarvan, dat u heel anders bent geworden, omdat u Christus hebt leren kennen (Ef. 4:20). Stel: er wordt vuile, obscene taal uitgeslagen, waar u bij bent. Nee, nu niet bleekjes meelachen, niet meehuilen met de wolven in het bos. U plaatst zich buiten de sfeer. Hoe? Irriterend en negatief? Met een uitgestreken gezicht zeggen: “Ik doe daar niet meer aan mee…â€? (u weet wel, met zo'n zuinig samengetrokken mondje). Hí¨ nee, vraag God maar om wijsheid, als die u voor deze situatie ontbreekt (Jac. 1:5). Hij geeft u tientallen positieve manieren om uw 'heiliging' â€? uw 'afzonderlijk gesteld zijn' â€? te laten zien (Philipp. 2:15). U zult die heiliging kunnen tonen op een aantrekkelijke, tot gezonde jaloezie prikkelende manier.

    Overigens â€? even terzijde â€? als er een verkeerde sfeer in uw omgeving is, dan kunt u 'van binnen' zeggen: “Boze macht, vloekgeest (bijvoorbeeld), ik bind jouw macht in de naam van Jezusâ€? (Matth. 18:18). Zo irriteert u de mensen niet en de demon kan niet zo vrijuit meer doorgaan met zijn kwade praktijken. Ik kom hier later â€? niet in deze bijbelstudie - breder op terug.

    Kijk, in zo'n sfeer van positieve niet-vermenging groeit u naar uw roeping toe, helper van God te zijn.

    Ad b:
    Hiervoor heb ik geschetst, hoe dat volk van vroeger te kampen had met allerlei neerdrukkende belevenissen. Daarmede moet ook elke pas bekeerde rekening houden. U moogt zich echter beslist niet laten verbitteren, verleiden, verslaan. U zult op die punten wel eens struikelen, misschien zelfs vallen, maar u mag niet blijven liggen. Dan immers krijgt de duivel een kans u te laten 'aanbranden', zo niet erger. Als de duivel de 'koekenpan' is, bakt u dan, ondanks uw aanvankelijke bekering nog min of meer aan hem vast. In het gewone, dagelijkse leven wordt een aangebakken pannenkoek wel 'gered', maar hij komt in stukken en brokken uit de bakvorm. Hij blijft eetbaar, maar gaat met de andere mislukkelingen op een apart schaaltje, afgezonderd van de glorieus gelukte exemplaren. In het geestelijk leven gaat het net zo. Vele bekeerde mensen bakken toch vast aan de meedogenloze bakvorm van satan. Zij worden gered, maar als door vuur heen (1 Cor. 3:15). Zij bereiken het rijk van God, maar deerlijk beschadigd (Op. 2:11). Zij kunnen zich troosten met het weten, dat zij uiteindelijk helemaal heel gemaakt zullen worden (Op. 22:2), maar toch, het feest had groter kunnen zijn. Sommigen van hen, die in het duizendjarig rijk binnenkomen vanuit de eindtijd van deze bedéling, voelen dankbaarheid, maar toch ook iets van spijt. Kijkende naar de lijfwacht, zeggen ze: “Die lieten zich bijtijds keren!â€? (zie de raamvertelling).

    Ad c:
    Vraag aan God in de naam van Jezus:
    “Heer, zet uw gereedschap maar tussen mij en mijn leven en de vernietigingswil van de tegenstander. Heer; ik zit al een beetje aan hem vast. Ik kan die honende bejegening, die medekinderen van God mij aandeden, niet kwijt! Er zijn ook bepaalde ruwheden, onbeschaafdheden, onhebbelijkheden, die ik maar niet van mij af kan zetten. Uw mes Heer, om mij los te snijden van mijn boze wegen; o, ik verlang er naar. Ha, daar is het. Heer… au… dank U heer… au, au… dank U. En zwaai me nu maar hoog op en vang me op in uw bakvormâ€? (voorbeelden gaan altijd mank).
    “Praat me geestelijk maar bij. O Heer, dat doet even heel pijn: mijn kleffe blubberigheid op uw bakplaat… oeiiii… maar wat een rust, wat een ontspanning voor mijn geest. Ga uw gang maar; wijst U het maar (Ps. 27:11). Wat merk ik daar: U krabt de harde schroeikorsten van mijn ziel (1 Cor. 6:11). Het komt goed. Dank Uâ€?.

    Ad d:
    Wanneer u zich bekeerd hebt, is uw denkkracht voor God. Geen vreemden mogen die energie opslurpen. Kan dat dan nog? Jawel; hiervoor zagen we één manier van wereldgelijkvormigheid: het zich net als andere wereldbewoners in de luren laten leggen door de vuile trucs van de duivel:
    � als hij de mensen opport om ons te haten: terughaten;
    � zet hij ze aan om ons te beroddelen: terugroddelen.
    Maar; wilt u nog een andere vorm van wereldgelijkvormigheid horen? (er zijn er genoeg!). Wel, hier komt hij: jezelf door andere mensen laten overheersen: een heel gewone, veel voorkomende domheid. Ik ga u met het nu volgende niet bang maken; u komt er ook wel doorhen, als het u overkomt, maar: een gewaarschuwd mens geldt voor twee.

    Het geval kan zich voordoen, dat iemand bekeerd is en de gelegenheid krijgt om anderen te onderwijzen aangaande Jezus. Door dat onderwijs aan die anderen krijgt hij een zeker moreel gezag bij die anderen. Er kan nu iets heel vervelends gebeuren. Dat gezag bij die anderen kan verworden tot macht over die anderen. En wat is dan het gevolg? Een geestelijk leidsman, die een groep mensen afzonderlijk zet, maar niet voor Jezus, maar voor zichzelf. Zulke leidslieden zijn dikwijls zelf zielenpieten. Het is niet de bedoeling om ze te bespotten. Maar, gevaarlijk zijn ze wel. Hun volgelingen doen alles voor de leider, maar de grote Leider komt niet aan zijn trekken. Later moeten gelovigen soms beschaamd erkennen: “Ik heb toch zo mijn best gedaan voor… (vul maar in), maar ik besefte helemaal niet, dat ik daardoor Jezus tekort deed. Wat heb ik mij het vuur uit de sloffen gelopen om de inzichten te verdedigen, die in deze kring golden: uren per dag. En waarom? Het waren uiteindelijk allemaal menselijke leringen en voorschriften, voorbestemd om te vervagen en te vervliegen (Col. 2:22)â€?. En, wat hebt ú daar nu voor boodschap aan? Ook u zult soms in de verleiding komen om mensen te gaan verheerlijken. Doe dat niet! Het belemmert uw loskomen van het oude leven. En: als u losgekomen bent, trekt zo'n houding u weer naar de oude fouten terug, kunt u er niet vandaan blijven. Wat was ook weer de hoofdgedachte? Loskomen en losblijven. Kijk maar alleen naar Jezus zelf (Hebr. 12:2), dan blijft u los. Mijd de zonde van wereldgelijkvormigheid. Steun niet op mensen, zelfs niet op de edelsten onder hen (Ps. 146:3).
    Ik neem aan, dat ik een rijk geschakeerde lezerskring heb. Daarom zullen er zeker zijn, die verrast opkijken en zeggen: “Laat ik nu toch altijd gedacht hebben, dat je niet wereldgelijkvormig bent, als je…â€? (en dan volgt er een opsomming, waarbij ieder weer wat anders invult):
    � niet fietst op zondag;
    � alleen maar een verouderde zwart-wit t.v. hebt, enkel om naar het nieuws te kijken;
    � meeloopt in een anti-abortus demonstratie;
    � een doekje op je hoofd en een knoetje in je haar hebt (uiteraard voor dames).
    Tot die enkelen zeg ik: “Het gaat om de binnenkant, dat zei Jezus alâ€? (Matth. 23:27). Je kunt heel wel de zonde van wereldgelijkvormigheid bedrijven, ook als je:
    � altijd naar de kerk loopt;
    � alleen maar godzalige lectuur leest;
    � alles zo vreselijk goed weet;
    â€? geen kettinkje draagt, omdat 'de bijbel het immers ook zegt' (1 Petr. 3:3). Overigens is dat de bedoeling niet: de vraag is in die tekst: “Hang jij aan je oorbel of hangt die oorbel aan jou?â€?
    Dus ook voor die 'enkelen' is het parool: doe de wezenlijke wereldgelijkvormigheid weg.

    De mensen van toen keerden zich niet om. Ze wisten ook zo weinig. U � mens van nu � weet veel. U keert zich wel om. U gaat naar Gods schoonheidssalon, waar de Heer uw leven vernieuwt en verjongt (Ef. 4:23). Alle teleurstellingen en verkeerde keuzen, hierboven beschreven:
    � houden u af van taak en roeping;
    � verhinderen 'geestverruimende' aanrakingen door Hem;
    � maken oud.
    Vraag aan de Heer om uw fris begin fris te houden. Vraag Hem u te helpen 'de blijde verwachting' vast te houden. Deze verwachting: dat mensen â€? en nog directer: ook uzelf â€? de volkomenheid zullen bereiken. Vertrouw Hem daarvoor, niet voor later, maar voor nu; voor de tweede komst van Jezus. Kijk uw innerlijk na, of de druilerige, grijze en vergrijzende regen neerzeurt van: “ Nou, ik moet het nog zienâ€?, of “Ik geloof er niet meer inâ€?. Laat het in uw leven niet triest plenzen met grote druppels van verongelijktheid, misnoegdheid en verontwaardiging. Die nattigheid vermengt zich met het duimdikke stof van de verkeerde weg tot een taaie smurrie, die uw definitieve loskomen verhindert. Maar; vleugels als van een duif (Ps. 55:7) krijgt u om weg te wieken, als u de raadgevingen, hiervoor vermeld, gaat opvolgen. Dus niet zeggen: “Hé, aardige verklaring hí¨?â€? hebben we allemaal niets aan. Doen!

    31-03-2007, 19:18 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vragen gaarne uitsluitend via e-mailknopje
    Lieve allen,

    Op 'Bijbelstudie' trof ik 'een hondje van een vraag' aan, die echter geplaatst was bij  'bezoeken', waar ik maar weinig kijk. Maar ik heb mijn vragen liever via het knopje e-mail, waar ik ze direct toegestuurd krijgt.

    Dus....als u mij wilt contacten: altijd graag via het e-mail-knopje

    Dank
    Ger

    24-03-2007, 17:55 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.4 Hoe nodig het is om de nieuwe levenshouding te tonen, door zonden los te laten
    (gedachte)

    Overwegingen:
    � laat de zonde los van ontucht in de geestelijke en stoffelijke wereld (2.4.4.1);
    � laat de zonde los van het net zo zijn als ieder ander: de wereldgelijkvormigheid (2.4.4.2);
    � laat de zonde los van de zelfingenomenheid (2.4.4.3);
    � laat de zonde los van de geestelijke luiheid (2.4.4.4).

    2.4.4.1 Laat de zonde los van ontucht in de geestelijke en stoffelijke wereld

    “Hun daden gedogen niet, dat zij zich bekeren tot God. Want: een geest van ontucht woont in hen en de Here kennen ze niet. De hoogmoed van Israí«l getuigt openlijk tegen henâ€? (Hos. 5:4,5).

    Het volk, waarvan hier gesproken wordt, kon zich niet bekeren. Het zat er niet in en het kwam er niet uit. In een enkel geval was het misschien iets anders. Dan zat het er wel in, maar het kon er niet uitkomen, als er geen duidelijke verandering van levenswijze kwam. Die levenswijze was een afdoende blokkade. Ze kwamen er niet door, als ze er al door wilden komen. Wat was er dan toch aan de hand, wat versperde zo onverbiddelijk de weg? Het kenwoord van de barrií¨re was: ontucht. Nu zal iedereen onwillekeurig allereerst denken aan toestanden op seksueel gebied. Dat zal ook wel; maar er was meer; er was sprake van occulte zonden. Uit het tekstverband valt op te maken, dat dit volk ontrouw was geworden aan God, bij Wien het eigenlijk hoorde, met Wien het zo te zeggen getrouwd was (Jes. 54:5). Het was van de goede echtgenoot vervreemd en had zich afgegeven met de duivel. Zo hadden deze mensen geestelijk ontucht gepleegd. En ja, wie met pek omgaat, wordt ermee besmet (1 Cor. 15:33). Ze kregen door de omgang met iemand, zo hoogmoedig als de duivel (Jes. 14:14), een beslissende tik van zijn hoogmoed mee.

    Laten wij eerst dit obstakel eens bekijken in zijn ergste verschijningsvorm. Nog niet eens de allerergste, satanskerken en dat soort zaken. Daarvan weet ik zelf maar bij gerucht. En, al wist ik er alles van, wat voor nut zou het ons brengen als wij de meest gruwelijke, demonische diepten uit nieuwsgierigheid zouden willen verkennen (Op. 2:24). Nee, met 'ergste verschijningsvorm' bedoel ik het gewone huis-, tuin- en keukenoccultisme, niet de uitwassen daar nog weer van. Ik doe maar een oppervlakkige greep, raak niet één procent aan van wat er op dit uitgebreide gebied mogelijk is. Occultisme is een verzamelnaam voor allerlei vormen van bewust of onbewust contact zoeken met de onzichtbare wereld, maar niet via Jezus, op de manier, zoals dat in de bijbel wordt uitgelegd. Ik noem:
    � het prevelen van uw 'mantra', een misschien wel duurgekocht toverwoord;
    � de chaos, die de groepstherapie bij de goeroe in uw brein achterliet;
    � de puinhoop na de sensivity training. Al uw gevoelens waren blootgewoeld, al uw verdringingen waren naar de buitenkant van uw bewustzijn gebracht: en toen was er geen opvang;
    � uw nog niet overwonnen ontreddering als gevolg van besmetting door transcendente meditatie;
    � uw yoga tic, u ying yang complexen, heel die quasi geleerde ballast van de zen-meditatie;
    â€? uw…
    Wel, zult u zeggen: is dat gewoon huis-, tuin- en keukenspul? Ik dacht, dat er een opsomming zou komen van… Nee, zorgt u daar zelf maar voor; men verwijt mij toch al langdradigheid en wijdlopigheid. Ik ga dat beeld (die image), niet nog eens versterken. Slécht dat obstakel. Roep over al die duivelskunsten de naam van Jezus uit (Mark. 16:17). Zo zult u kunnen loslaten en merken, dat u zelf ook losgelaten wordt en ook in dit opzicht vrij komt van de boze weg.

    Nu gaan we de hindernis bekijken in een wat minder erge verschijningsvorm daarvan.

    Wanneer u helemaal bezeten bent van uw interesse voor â€? bijvoorbeeld â€? wetenschap, vliegende schotels, sport, politiek… er bestaat eenvoudig niets anders voor u… dan geeft u de voorkeur aan één van de 'goden', die de duivel naar voren schuift. Hij doet dat om voor u de weg naar de enig ware God te blokkeren.

    Politiek kan u meedogenloos voor het heil afsluiten. Er zijn mensen, die heel erg wit-zwart denken. Er zijn twee werelden voor hen:
    � die van de witte, progressieve, linkse, eerlijke krachten;
    � en die van de zwarte, reactionaire, rechtse, achterbakse krachten.
    Nu denkt u, dat ik mij op glad ijs waag; dat is wel zo, maar ik blijf er maar even, en dan nog aan de kant: 'k zal me heus geen buil vallen. Daar zit zo'n gepolariseerde… in een evangelisatietent… kijkt gehinderd om zich heen… wat ontwikkelen die christenen een actie. Een tegenvaller eigenlijk, want je dacht, dat althans het geloof een aflopende zaak was; en wat een jeugd! Kijk nou uit; daar komt er nog één naar je toe ook. Wat krijgen we nou? Hí¨, hí¨, dat kan er nou nog net bij: jij wijst altijd iedereen de weg; ongehoord, dat iemand maar denkt, jou iets te kunnen leren. Het gesprek is geen gesprek; een muur van pantserglas scheidt de partners. De volgeling van Jezus probeert oprecht, iets voor de ander te berekenen. Die ander heeft voor het kind van God al een hokje klaar, vuurt zijn slimme vraagjes af om voor zichzelf zekerheid te krijgen. Later stelt hij voldaan vast:
    � die meid hoorde bij de 'zwarten'; toen ik vroeg, hoe ze over de onderdrukking in Zuid-Amerika dacht, vroeg zij, hoe het met de onderdrukking van mijn ziel zat; ze had vast iets te verbergen, dat ze zoiets afleidends zei;
    â€? en reactionair, dat die griet was! Ik zei, dat ze tegen de kerncentrales moest zijn. Weet je, wat ze antwoordde: “Door Jezus heb ik zo veel om voor te zijn; ik heb geen tijd, om ergens tegen te zijn…â€?;
    â€? en rechts!! Ik vroeg haar op de man af, bij welke partij ze was, welke lijstaanvoerder ze koos en wat ze verwachtte: Een kwallig antwoord: “Ik ben bij de partij van de kneusjes. Jezus is de lijstaanvoerder. Niet ik kies Hem maar Hij kiest mij (Joh. 15:16). Ik verwacht van Hem, dat Hij mij heel maakt (Joh. 15:16)â€?. Nou, als de mensen niet ronduit zeggen, dat ze links zijn, dan zijn ze rechts;
    â€? achterbaks schepsel! Niet geí«ngageerd of toch weer wel? Van een andere wereld. Toch wist ze veel. Ze zei zelfs dingen over mij persoonlijk, die ze eigenlijk niet kon weten. Vreemd, heel vreemd. Maar: die invalshoek hí¨â€¦ zo anders. Kijk, waar ik van houd, zijn eerlijke leuzen: “Amerikaanse schurkenâ€?. Dat gedoe van: “De kapitalistische en de Leninistische-Marxistische wereld: allebei hebben ze Jezus nodigâ€?. 't Komt zo stiekem op me over, weet je wel.

    Wat is er nu gebeurd? Deze man zit zo vastgebakken aan zijn maatschappijbeschouwing, hij is zo in de greep van zijn god, hij vrijt zijn onvruchtbare ideeí«n zo op, dat het een verschansing wordt, die opgeruimd moet worden. Gelukkig kan die schans opgeruimd worden (2 Cor. 10:5). Dan maakt hij kennis met de vruchtbare liefde van goed en tot God (Joh. 15:5).

    Moet ik nu ook nog over seksuele misstanden spreken? “Hí¨ ja!â€? zullen sommigen zeggen, “dan wordt het pas leuk!â€?

    Ik doe het niet; veel te uitgebreid; later misschien wel eens. Alleen dit: als een man zijn vrouw laat zitten en met een ander gaat samenwonen, doet hij iets, dat zeer tegen Gods bedoelingen ingaat (Mal. 2:16). Ook zo iemand staat door zijn daden zijn bekering dan is in de weg. Nu hij eenmaal is bezweken, is er gevaar, dat een geest van ontucht hem voortjaagt van vrouw tot vrouw en weg van de Heer. In de naam van Jezus kan ook die macht van ontucht bestreden worden. Ga die moeilijke weg, als het u raakt. Waarom zou u eens in steriele hoogmoed zeggen, voor u wegglijdt in de dood: “Ik ben altijd van God weggelopen, ik pas ervoor om als een bange hond naar Hem terug te kruipenâ€?.

    24-03-2007, 14:41 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.3.4 Volharding bij tegenspoed hoort bij een zich inzetten voor een nieuwe
    levenshouding

    “Al wie Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik. Wees dan ijverig en bekeer uâ€? (Op. 3:19).

    Jezus richt zich hier tot een erg lauwe groep gelovigen. Ze zijn in die lauwheid zo ver van Hem komen af te staan, dat Hij ze eigenlijk als een half gestold, zouteloos hapje uit zijn mond zou moeten spuwen (:16). Ze kunnen door Hem niet getraind en opbouwend gekritiseerd worden. Ze horen niet bij de uitgezochte spelers, die door de Oefenmeester klaar gemaakt worden voor de grote wedstrijd. Als ze zich bekeren, dan pas ervaren ze zijn bestraffing en tuchtiging, die uiteindelijk weldaden zullen blijken te zijn.

    Er zijn veel, heel zoete, stille, aangepaste christenen. Ze zijn zo net eender als hun omgeving (wereldgelijkvormig), dat de wereld (de omgeving) geen last van hen heeft. Wel, dan hebben zij ook geen last van de wereld. Soms zeggen ze wel eens gehinderd: “Wat zijn we toch geí«erd in de wereld (Luk. 6:26). Onze omgeving zou ons toch eigenlijk om Jezus' wil moeten haten! (Matth. 10:22). Doen we iets fout?â€? Maar daarna gaan ze over tot de orde van de dag. Zo stevenen ze met volle zeilen aan op hun 'uitgespuwd worden'.

    Sommigen uit de groep van die 'lauwen' doen er iets aan: ze leggen zichzelf strenge wetten op, trekken ouderwetse of andere opvallende kleding aan, nemen een ander gedragspatroon aan dan de mensen om hen heen. Die reageren spottend en geí«rgerd. Dan zeggen zij voldaan: “Hí¨, hí¨, we zijn er, we lijden smaadheidâ€?. Maar de wereldgelijkvormigheid, het niet eender zijn als iedereen, zit van binnen. Die is er nog niet uit (Matth. 23:25).

    Maar die wereldgelijkvormigheid móet er uit. Hoe dan? Door bekering; echt, radicaal, tot op de bodem. Maar dan zegt de Oefenmeester ook: “Zo, ben je daar? Meisje, meisje, wat ben je laat! Maar je kan nog mee; in de looppas tweemaal het veld rond, lekker in de hagelâ€? (Jac. 1:2).

    Komt er bestraffing en tuchtiging in uw leven: verblijd u. Jezus, de groet Trooster, heeft interesse in u. U zit niet meer in het zevende elftal. Nee, u wordt klaargemaakt voor het eerste.

    Bestraffing en tuchtiging zijn middelen, waarmee God die mensen 'bijwerkt' en 'bijpraat', die zijn liefdevolle belangstelling waard blijken te zijn. Laten wij nu even de 'lauwen' vergeten. Mijn uitweiden daarover was een uitstapje naar een veel later onderwerp. Ik had me niet zo mogen laten gaan. Maar net als daarstraks met 'de engelen': soms word ik wat ongeduldig, wil althans een voorschotje. Terug nu naar ons onderwerp: een voorbeeld.

    U heeft zich misschien in eerste aanleg 'bekeerd'. Nu komt er werk in de gemeente. U acht zich bekwaam om dat uit te voeren en meldt zich aan. De leiding acht dit werk te hoog gegrepen voor u. Men zegt: “Zou het niet beter voor je zijn om na afloop van de dienst de stoelen recht te zetten?â€? Het doet er nu niet allereerst toe, of die uitspraak wel of niet terecht is. Zie achter dat oordeel van mensen een deel van de conditietraining van de Heer. Misschien zit er een terechtwijzing zijnerzijds in, omdat u inderdaad wat overmoedig was. Misschien ook bent u inderdaad capabel en wordt u onderschat. Dan onderkent u achter het op zichzelf foutieve oordeel van mensen een liefdevolle oplettendheid van de Heer. Hij is bezig met zijn trainingsprogramma om uw ziel te oefenen in nederigheid en incasseringsvermogen. Maar hoe het ook zij: wees zeker van de liefde van Jezus, die alleen uw welzijn zoekt (Joh. 10:10).

    Voor ons deelonderwerp deze gevolgtrekking: de ernst en blijvendheid van uw bekering blijkt uit uw houding bij minder prettige gebeurtenissen. Laat u het hoofd hangen? Klaagt u: “Er is daar geen liefde. Ik probeer het maar eens in een andere gemeenteâ€?. Foute boel: natuurlijk mag u wel eens verkassen van samenkomst, maar niet uit puur ongeduld of om elk wissewasje. Als het u ernst is met Jezus, zult u gebeurtenissen, zoals boven geschetst, goed verwerken. Volhardend en ijverig verdiept u de eerste aanzet tot bekering. Achter alle voorvallen hoort u de ware, krachtige, vriendelijke stem van Jezus, die met duidelijke instructies aan uw geestelijke opbouw werkt (Joh. 10:3).

    17-03-2007, 14:51 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.3.3 Voortdurend verder willen komen met de Heer hoort bij een zich inzetten voor
    een nieuwe levenshouding

    “En gij, Petrus, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broedersâ€? (Luk. 22:32).

    Petrus was de voornaamste onder de discipelen. Hij had alles voor Jezus achtergelaten (Luk. 5:11), hij had wonderen en tekenen gedaan (Mark. 6:13), hij had al een schat van ervaring. Toch zegt Jezus tot hem: “Als je eenmaal bekeerd zult zijn, dan pas komt voor jou het echt grote werk: het trainen van medegelovigenâ€?. Was Petrus dan nog niet bekeerd? Jawel, maar niet voldoende. Die bekering had nog niet diep genoeg doorgewerkt om een volstrekt loyale volgeling van hem te maken. Jezus kon nog niet helemaal zeker zijn van deze discipel. Dat bleek wat later heel pijnlijk. Er kwam een verzoeking. Sommigen zeggen, dat het een verzoeking van niets was. Daarmee ben ik het niet eens. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, ben ik van oordeel, dat het een zware verzoeking was. Ik doel uiteraard op het bijzonder onplezierige voorval, bekend als: de verloochening (Matth. 26:69-75). We zullen hierover uiteraard niet twisten. Feit is, dat Petrus onderuit ging (Matth. 26:70), driemaal 'knock out' (:74). Maar: bij het grote verdriet daarna (:75), zette de blijvende bekering door. Was hij er toen? Och, wanneer 'is een mens er'? Later, na de doop in de Heilige Geest (Hand. 2:4), dat was me even een andere Petrus (2:14-36). Was hij er toen? Nou, nee… later, veel later, moest Paulus hem nog eens terecht wijzen voor iets, dat toch wel wat huichelachtig aandoet (Gal. 2:12). Die kleine uitglijder neemt toch de algemene indruk niet weg. Jezus kon op Petrus rekenen. Deze apostel versterkte inderdaad zijn broeders (Hand. 9:34,40).

    Wat betekent dit voor u? Uw eerste toewijding op die onvergetelijke jeugdsamenkomst legde een voorlopige grondslag. U gaf heel wat gewoonten, liefhebberijen en contacten prijs; getuigde blij van uw Heer. Ook voor u komen de verzoekingen. Die brengen aan het licht, of het toen om een bevlieging ging of om een dieper gaande ervaring. Als het in wezen een beslissing is geweest, waar u met uw hele hart achterstond, dan blijkt dat uit latere gebeurtenissen. Zulke gebeurtenissen kunnen zijn:
    � berouw na een misgreep;
    � zoeken nar de doop in de Heilige Geest, omdat u daardoor sterker wilt worden.

    De conclusie van de hoofdgedachte is nu deze: radicaal komt u los van de boze weg, als u na mislukking niet uit het veld bent geslagen. Het is een goed teken, als u voortdurend uitkijkt naar middelen om geestelijk meer mens te worden.

    10-03-2007, 18:51 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.3.2      Laf terugkrabbelen hoort niet bij een zich inzetten voor een geheel nieuwe

    levenshouding

     

    “Gij nu had u bekeerd, maar gij zijt weer omgekeerd” (Jer. 34:15,16).

     

    In deze tekst gaat het om een groep mensen, die erg had klemgezeten. In die periode herinnerden zij zich opeens, dat zij een bepaald gebod van God – de vrijlating van slaven betreffende – niet meer hielden. Wel, ze lieten hun slaven vrij, de druk verdween. Waarom? Het onderhouden van Gods geboden begon hen uit het rampgebied te brengen. Het rekening houden met Gods wet werd door Hem als een aanzet tot bekering gezien. Maar toen de druk verdwenen was, zeiden ze ieder tot zijn slaaf: “Had ik jou vrijgelaten? Had ik dat zelf gezegd? Kom nou, je moet je vergist hebben!” Daarna konden ze nog best zalvend bidden, maar voor God was het klaar. Het terugkrabbelen van hun nauwelijks begonnen gehoorzaamheid aan Hem zag Hij als een ‘zich weer omkeren’. Wat laf; wat stom: bekering in de verdrukking… omkeren… de bekering teniet doen na de verdrukking. En toch: wat veel voorkomend.

     

    Misschien hebt u zich ook zo wankel bekeerd. U merkte, dat het niet goed met u ging. Uit uw herinnering puttend, schoot het u te binnen, dat sommige aspecten van uw leven in strijd waren met Gods voorschriften. Laten we eens een voorbeeld noemen. Het betreft niet u, maar ‘zo maar iemand’. Er is een man, die zijn vrouw kwelt door voortdurend te schimpen op haar huishoudvoering, kleding, opvoeding van de kinderen. Hij houdt haar als het ware gevangen in een web van pesterij. Waarom  handelt hij zo? Innerlijke onvrede drijft hem ertoe, zich af te reageren. Zijn vrouw, die als ‘allernaaste’ het dichtst in zijn buurt is, kiest hij voor dat ‘stoom afblazen’ uit. Deze vorm van ‘stress-vermindering’ blijkt toch niet voldoende. Hoge bloeddruk wordt geconstateerd.

     

    Onze ‘voorbeeldman’ heeft een christelijk verleden. Hij krijgt er oog voor, dat hij fout was tegenover zijn vrouw en tegenover God. Hij houdt zijn tong verder in toom. Zij heeft een heerlijke tijd; zijn bloeddruk herstelt zich. Maar zodra de gezondheid weer in orde is…! “’t Was een mooie periode”, mijmert zijn vrouw later wel eens onder zijn hernieuwde scheldkanonnades. Deze man had zich – zeer voorlopig en zeer wankel – bekeerd. Al was het dan ook uit angst, hij deed althans iets ter wille van God. Dat was – hoe schamel ook – in ieder geval een begin. Maar: hij schoof onder dat wankele vloertje geen hecht fundament. Op die manier keerde hij zich weer van God af. Hoe doet u het nu beter? Als u er zo voorstaat, kunt u bijvoorbeeld bidden: “Heer, in de naam van Jezus biecht ik u iets op: ik gebruik u als een verzekeringspolis. Wanneer U de schade geregeld hebt, ben ik van plan, U weer op te bergen. En toch wil ik U niet opbergen. Ik ben van plan om mijn vroegere streken weer te gaan uithalen. En toch: ik wil ze eigenlijk niet meer gaan uithalen. Help mij, Heer”.

     

    03-03-2007, 18:42 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.3         Hoezeer het nodig is, dat bekering een beslissing is, waar iemand met heel zijn

    wezen achter staat; geen bevlieging, maar een blijvend andere levenshouding

    (gedachte)

     

    Overwegingen:

    –         angst voor God hoort niet bij een zich inzetten voor een geheel nieuwe levenshouding (2.4.3.1);

    –         laf terugkrabbelen evenmin (2.4.3.2);

    –         voortdurend verder willen komen met de Heer daarentegen wel (2.4.3.3);

    –         volharding bij tegenspoed eveneens (2.4.3.4).

     

    2.4.3.1      Angst voor God hoort niet bij een zich inzetten voor een geheel nieuwe

    levenshouding

     

    “Als Hij hen doodde, dan vroegen zij naar Hem, bekeerden zich en zochten God. Maar: hun hart was niet bestendig bij Hem” (Ps. 78:34,37).

     

    Het volk, waarover het in onze tekst gaat, kwam telkens in moeilijkheden, werkte zich voortdurend in de nesten. Dat kwam, omdat ze steeds weer God verlieten. Ze kwamen dan in het gebied, waar rampen, soms zelfs met dodelijk gevolg, hen konden overvallen. Dan bekeerden zij zich en zochten God weer op, omdat ze bang waren geworden. Maar: het was geen liefde voor de Heer, die hun diepste drijfveer was. Het was angst voor de duistere krachten, die ze ontketend hadden.

     

    Soms komt bekering voort uit angst. De tegenslagen zijn zo fel en levensgevaarlijk, dat men wel tot God moet vluchten, hoewel men Hem eigenlijk niet vertrouwt en denkt, dat Hij aan het straffen is. Dat lijkt wel een beetje op een hond, die jankend en om vergeving smekend toekruipt op de hand, die hem slaat. Goed: men moet ergens beginnen, maar deze start is wel heel armzalig. Toch kan zelfs deze zielige uitgangspositie het begin zijn van iets positiefs. Vrees en de wens om ‘weer in een goed blaadje te komen’ zijn mogelijke aanleidingen om naar God op zoek te gaan.

     

    Zover waren de Israëlieten uit onze tekst ook. De liefde tot God echter behoort:

    –         de angst voor God;

    –         en de angst om de situatie

    op de kortste keren te vervangen (1 Joh. 4:18). Bangheid is geen goede bouwgrond, liefde wel. In de oorlog 40-45 werden de kerken gaandeweg beter gevuld. Nadien liep dat terug. Een bodem van angst brengt geen blijvende relatie te weeg. U behoort radicaal los te komen van de boze weg en niet weer daarop neer te ploffen. Daarvoor is angst een volstrekt onvoldoende middel. Die brengt u maar tijdelijk tot God. U hebt liefde tot Hem nodig om de gemeenschap tot Hem te zoeken en vast te houden. Weer is gebed de oplossing. Leg Hem uw probleem eerlijk voor. Speel geen verstoppertje. Zeg maar ronduit: “God, ik ben benauwd voor alles, wat mij overkomt, maar ik ben ook bang voor U. Natuurlijk, ’t is idioot, ik vertrouw U niet en toch ook weer wel. Wilt U mij helpen om U lief te hebben? Ik vraag het U in de naam van Jezus (Joh. 14:13). Dank U (Philipp. 4:6). U helpt (Ps. 28:7).

     

    24-02-2007, 15:43 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.2.4      Door te volharden bij dit goede begin, veroorzaakt u vreugde

     

    “Ik (Jezus) zeg u, dat er blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert” (Luk. 15:7).

     

    “Jezus zei: “Ik ben niet gekomen om ‘rechtvaardigen’ te roepen, maar zondaars… tot bekering” (Luk. 5:32).

     

    Jezus was erg doelmatig in zijn optreden. Hij verspilde zijn krachten niet. Hij riep zich niet schor tot mensen, die toch zeiden: “Nee dank u, niet nodig”. Hij ging liever naar de mensen, die zichzelf niet rechtvaardig waanden. Dan hoefde Hij ook niet zo hard te roepen; ze verstonden Hem toch wel. En bij hen streefde Hij ook naar resultaat: hun bekering. Hij wilde van hen geen woorden, maar daden (Joh. 15:14). Hij wilde die daden ook maar niet even zien, maar steeds (Joh. 15:9).

     

    Over zulk een blijvende bekering is er blijdschap in de hemel. Is er dan gevaar, dat een bekering, zo prachtig begonnen, als hiervoor bij 2.4.2.1 t/m 2.4.2.3 omschreven, toch nog verzandt, niet blijvend is? Als U u zo ‘in de Geest’ begonnen bent, kunt u dan nog ‘in het vlees’ eindigen? (Gal. 3:3). Kunt u nog ontsporen? (1 Tim. 6:21). Zeker, zeker, waakzaamheid blijft geboden (1 Cor. 16:13). Er kan nog van alles gebeuren, waardoor u uit de koers raakt (1 Tim. 1:6).

     

    Het goede begin is nog niet het beslissende element. Het komt aan op volharding (Luk. 21:19). Het is geen kleine taak, die u zich gesteld heeft. In uw levenshuis zijn veel kamers. Voor die allemaal een inspectie gehad hebben! Alleen al die – ook door toedoen van anderen – zoekgeraakte sleutels (Luk. 11:52); die vastgeroeste grendels (Ps. 107:16) en dan nog: die frustrerende dief en bederver (Joh. 10:10). De duivel loopt, als hij maar even kans heeft, met vuile voeten over pas schoongemaakte vloeren, bevingert met zijn smerige vingers het nieuwe behang, legt de grauwsluier van zijn adem over net gesteven gordijnen (zelfde tekst).

     

    Een job voor uw leven…

     

    Volharding onder deze beproevingen toont, wat u werkelijk waard bent (Deut. 8:2). De engelen in de hemel slaan uw strijd ademloos gade, helpen als het maar even kan (Dan. 3:28). We spreken nog wel nader over hen, maar nu even een voorbeeld: Dat we vijanden hebben – de demonen – weten we nu wel. Ze dringen zich tot walgens toe aan ons op. Onze vrienden – de engelen – daarentegen zijn zeer bescheiden. Ze staan klaar (Matth. 4:11), maar zij dringen zich niet op. Als u God vraagt om hen tot uw hulp te zenden, komen ze. Maar u dient dan wel tot zijn volk te behoren (Dan. 6:23,25). Even opletten: niet rechtstreeks hulp van hen zelf vragen. Laat uw verzoek via de Heer lopen. Dat is de juiste gang van zaken (Matth. 26:53). Ga die vrienden ook niet vereren (Col. 2:18). Dat geeft geen pas. Hoe gek het ook klinkt: deze geweldige hemelse wezens zijn bedienden van God (Ps. 103:21). U bent bedoeld om een zoon van God te worden (Rom. 8:14). Ze willen zelf ook niet anders dan juiste verhoudingen (Op. 19:10). Maar nu stoppen we met het voorschot.

     

    Jezus en de engelen zijn blij, als u zich diep en blijvend bekeert. Als u uw zonden belijdt en laat en dat een constante levenshouding wordt, verheugen zich uw hemelse vrienden.

     

    Wilt u uzelf toch nog eens nagaan, of u na een prima start toch weer niet doorgezet hebt. U zult zeggen: “Komt er dan nooit een eind aan?” Even een fijn onderscheid: een aanvankelijke bekering in de gevoelssfeer heeft geen blijvend nut. Ze moet gevolgd worden door een dieper gaande bekering. In de sfeer van het meest innerlijke van uw persoon. Maar zelfs die bekering heeft alleen onvergankelijk effect, als u ze jaar na jaar in praktijk brengt in steeds wisselende levenssituaties. Eerst was uw bekering een ‘wezenloos’ iets. Het zout ontbrak eraan. Toen voegde u zout toe. Maar nu moet u wel roeren – en uw leven laten roeren – zodat het zout uw hele leven doortrekt. Anders heet het nog geen functie.

     

    Mag ik u eens een voorbeeld noemen van iemand, die het zout niet door zijn hele leven roerde? Er was een man, die altijd de mening had, dat zijn kerk de meest zuivere openbaring was van wat God wilde. Vanuit die parmantigheid beschouwde hij de hele buitenwereld als ‘een schare, die de wet niet kende’ (Joh. 7:49). Toen werd hij bekeerd; tot in de diepste lagen van zijn ‘binnenwereld’ geschud.  Hij zocht en vond en andere groep van volgelingen van Jezus. Maar: hij bleef het bekeringszout niet jaar na jaar door zijn leven roeren. Zijn parmantheid werd niet beslissend geraakt. Nu denkt hij, dat de groep, waar hij dan nu is, ‘het helemaal heeft’. Met een medelijdende blik op allen, die net een streepje anders denken, zegt hij: “Des Heren tempel zijn wij”. Hij was verstard, hij bleef verstard. Jammer hè? Hij denkt, dat hij een rechtvaardige is. Maar: hij vergeet, dat alleen samen met alle heiligen Gods wezen nu enigszins en later helemaal te kennen is (Ef. 3:18). In zijn zelfgewilde, arrogante beperktheid is deze gewaande rechtvaardige voor Jezus niet meer zo goed te beroepen. Maar: als hij die zonde van hoogmoed ook nog inlevert, dan kan Jezus echt veel met hem doen tot heil van anderen. Dan veroorzaakt hij pas volle vreugde. Jezus en de engelen maak je – pardonnez le mot – niet ‘blij met een dooie mus’. Zij juichen om levende adelaars (Ps. 103:5).

    17-02-2007, 15:03 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2.4.2.3      Houd u niet groot voor de buitenwereld: het beste voor uw conditie

     

    “De Joden lieten zich dopen door (Johannes de Doper) onder belijdenis van hun zonden: en Johannes zei: “Ik doop u met water tot bekering” (Matth. 3:5,6.11).

     

    Het is hier nog niet de tijd om over de betekenis van de doop door Johannes de Doper te spreken. In een volgende bijbelstudie komt dat aan de orde. Voor dit moment letten wij er vooral op, dat er ook bij dat dopen weer schuldbelijdenis te pas kwam. Toch wil ik ook die doop niet helemaal onbehandeld laten. De Joden lieten zich dopen en zij beleden hun schuld. Tweemaal een getuigenis voor de buitenwereld:

    –         het opbiechten van wat verkeerd was geweest, al zal Johannes niet geëist hebben, dat zij in bijzonderheden afdaalden;

    –         het kopje-onder gaan in water: een vorm van zelfverloochening. Alleen heidenen hoefden zich in die dagen te laten dopen om ‘cultisch rein’ te worden, dat is: deel te mogen hebben aan de joodse cultuur. Maar hier lieten zich Joden dopen. Ze zeiden: “Uiterlijk ben ik een Jood, een Godlover, en heb de doop niet nodig. Maar: innerlijk ben ik geen Godlover. Daarom ben ik in beginsel aan de heidenen gelijk”. Geen geringe stap om zo je natuurlijke voorsprong prijs te geven.

     

    Wanneer u echt heel bepaald van de slechte weg af wilt, belijd dan uw zonden. Zeg niet slapjes tegen anderen: “De Heer weet, dat ik Hem mijn zonden beleden heb!” Neen, laat die anderen maar horen, dat u ze Hem belijdt. En laat ze het ook maar zien: laat u dopen… maar daarover later meer.

     

    Nog even twee opmerkingen:

    –         ik zei zo even, dat het goed is om uw zonden ten aanhoren van anderen te belijden. Daarmee heb ik echter niet bedoeld, dat op elke bidstond iedereen dat altijd zou moeten doen. De wijze kent de tijd en de manier (Pred. 8:5). God zal u zeker leiden om dat opbiechten met mate en op de daarvoor geschikte plaatsen en tijden te doen plaatsvinden;

    –         zo’n geschikte plaats en tijd is zeker het overdekte zwembad op het ogenblik, dat u vlak voor uw doop staat. Ik zeg ook alweer: het hoeft niet, maar toch; stel u eens een veel voorkomende situatie voor: tien dopelingen, een blij-rumoerende, handenklappende, handenopheffende gemeente. Daartussen een beetje griezelend de welwillende, kerkelijke familieleden van de dopelingen. Wat bevangen kijken ze rond zich heen: “Waar ben ik nu toch terecht gekomen?” Negen van hen zijn er al gedoopt. Misschien was er toch – naast alle positieve elementen – ook iets uitdagends in de houding van sommigen van hen: “Kijk, hoe vrij ik ben geworden van banden van traditie”. Daar is de tiende. Bij haar in ieder geval niets triomfaals. Ootmoedig belijdt zij haar zonden, zij het niet al te gedetailleerd. Het is heel stil. Later zegt een bezoekster: “De laatste hè, dat was mooi. Weet je: ik verlangde er even naar, om naast haar te staan”.

     

    11-02-2007, 15:04 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.2.2 Vraag God ook om vergeving: nog beter voor uw conditie!

    “Kom met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zeg tot Hem: “Vergeef de ongerechtigheid geheel en al en wees genadig. Wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen” (Hosea 14:3).

    Hosea geeft een duidelijk raad aan zijn volk: de echte bekering begint met schuldbelijdenis, fouten erkennen. Daarover schreef ik zojuist al, bij 2.4.2.1. maar die echte bekering gaat nog langs andere stations: vergeving en genade. De afronding ervan geschiedt met het lofoffer van dankzegging en –gebeden.

    Nu even een tussengedachte, die eigenlijk nergens mee te maken heeft. Bij zulk een uitvoerige bijbelstudie over één onderwerp, is het niet te voorkomen, dat er wel eens in herhalingen wordt vervallen. Als u dat merkt, raak dan niet geïrriteerd; tweemaal hetzelfde lezen kan soms wel eens heilzaam zijn. Een tweede maal wordt het ook meestal juist weer iets ander belicht. Ik kom hier zo op, omdat de rest van deze overweging ‘oude elementen’ bevat.

    Bekering is niet een handeling van een ogenblik, maar een blijvende verandering van de levensinstelling. Stel u het afkomen van de slechte weg niet al te gemakkelijk voor. Die levenswagen van u wordt niet uit de zuigende modder getrokken door zo maar eens even een duwtje hier of daar. Daar moet een tractor aan te pas komen! Alleen die kan hem vrij krijgen en uit die brij wegslepen.
    – een eerste ruk: fouten-erkenning. Er komt beweging, luchtbellen stijgen op uit de modderplas, waarin uw vehikel is vastgeraakt;
    – nog één: vragen om vergeving; je hoort het zompige vollopen van de achtergelaten afdrukken, als de wielen omhoog komen;
    – weer één: vragen om genade; beslijkt wordt de onderkant van de banden zichtbaar;
    – en dan die laatste ruk: dankzegging en gebed; een blij loflied klinkt. Daar staat uw levensauto; vies, besmeurd chassis, de bagger druipt eraf. Doet er niet toe. Uw kar staat zo, dat hij kan ‘omdraaien en wegwezen’.

    Ik hoor een enkeling onder u klagen: “Dat kan je nu wel zeggen; maar ik kan niet meer losgesleept worden, het dak is zelfs onder het drab weggezonken”. God ziet me niet eens. Bewijs? Ik riep om hulp, zag even een glimpje licht. Daarna echter kwam het weten, dat alles wat u vertelt, flauwekul is, sterker dan ooit terug. Laat u me maar. Ik zal het scherper zeggen: door uw onrustig makend gedram kwam er beweging in me. En het resultaat? Ik ben dieper weggezakt dan ooit. Ga maar weg, jij van de wal in de sloot helper! God weet, dat ik wil, maar niet kan en Hij is me niet te hulp gekomen!

    Mijn antwoord: ik ga een beetje uit de buurt, maar ik ga niet weg. Het wordt juist spannend. God is even weggegaan, maar Hij komt terug met een kraanwagen. Als u naar Hem luistert, doet Hij dat naar u (Jac. 4:icon_cool.gif. Toon, dat u naar Hem luistert, erken uw fouten, vraag God excuus, vertrouw u aan Hem toe, begin Hem maar vast te danken. Daar is de kraanwagen, de motor brult, kettingen rammelen, het hijsen begint.
    – het dak, de ramen, de wielen…;
    – daar bungelt u in de bolle wind, in de milde zon;
    – boven het stinkende moeras;
    – nu wordt u neergezet op vaste grond.
    Aan uw herconditionering kan worden begonnen. Schoonmaken, revisie, het is een kwestie van tijd. God had even tijd nodig om zijn kraanwagen in positie te brengen. Hij heeft wat tijd nodig voor de verdere tune-up. Het is redelijk om Hem die tijd te geven. Haast Hem nu niet (Jes. 28:16).

    Wel, u heeft uw conditie al beter zien worden door erkennen van misslagen en vragen om vergeving; u moet er evenwel nog beter aan toe worden.


    04-02-2007, 15:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4.2 Wat schuldbelijdenis kan uitwerken (gedachte)

    Overwegingen:
    – geef aan God toe, dat u fout zit: goed voor uw conditie (2.4.2.1);
    – vraag Hem ook om vergeving, nog beter voor uw conditie (2.4.2.2);
    – houd u niet groot voor de buitenwereld, het beste voor uw conditie (2.4.2.3);
    – door te volharden bij dit goede begin veroorzaakt u vreugde (2.4.2.4).

    2.4.2.1 Geef aan God toe, dat u fout zit; goed voor uw conditie

    “Wanneer zij zeggen: “Wij hebben gezondigd, ongerechtigheid bedreven en goddeloos gehandeld”, wanneer zij zich dan tot U bekeren met hun gehele hart en hun gehele ziel en wanneer zij tot U bidden in de richting van het land, dat Gij aan hun vaderen gegeven hebt, hoor dan Heer in de hemel naar hun gebed” (1 Kon. 8:48,49).

    Salomo voorzag al iets van wat er in de toekomst zou gebeuren. Het volk, waarvan hij koning was, zou domme dingen gaan doen, zich van God afwenden. Door zo te handelen, zouden ze gegarandeerd in de knoei komen. Maar: daarna zouden ze belijden, dat ze gezondigd hadden, oneerlijk en onoprecht waren geweest. Ze zouden erkennen, dat ze door het leven waren gegaan, zonder God te raadplegen. En daarna, daarna dus pas, zouden zij zich bekeren. Misschien kunnen wij ons de volgorde zo voorstellen:
    – oppervlakkig, in eerste aanleg bekeren;
    – tot schuldbesef komen;
    – diepgaand, meer definitief bekeren; bekeren met het gehele hart en met de gehele ziel.
    ‘Met het gehele hart’ betekent: met het meest innerlijke van de persoonlijkheid, met dat gebied van de geest, waar geloof, geweten en dieper-kennen zetelen. ‘Met de gehele ziel’ betekent: met het meer aan de oppervlakte liggende deel van de persoonlijkheid, met het gebied van de geest, dat domein is van verstand, gevoel en wil.

    Het diepgaande karakter van die bekering zou zelfs blijken uit hun manier van bidden. Hun gebed zou laten zien, hoe ze nu helemaal ‘in de sfeer van God’ waren, zo er in, dat ze zelfs gingen knielen in de richting, waarvandaan zij hun heil verwachtten. Dan zou God ook verhoren. Salomo durft dus niet aan God te vragen of Hij ook verhoort bij een oppervlakkige bekering. Met die term bedoel ik een bekering, die niet dieper gaat dan wat beweging in het gevoelsleven.

    U, die dit leest, bent misschien wel eens ingegaan op een uitnodiging om ‘een beslissing te nemen’. Dat is een bekende wijze van uitdrukken in evangelisatiesamenkomsten (reclamecampagnes voor Jezus). Met honderden anderen in zo’n grote zaal of tent stond u van uw plaats op en liep naar voren, tot bij het podium. Daar sprak u samen met die velen om u heen een gebed uit. Ook voerde u met een daar aanwezige, verder gevorderde christen een gesprek. Waarom handelde u zo?
    – het orgel speelde zo mooi;
    – of er was juist zulk een indrukwekkende stilte,
    En toen moest u wel. Goed gedaan hoor; maar er is een mogelijkheid, dat u op de golven van uw emoties ‘naar voren dreef’. Daar kon die evangelist niets aan doen. Het is zijn bediening en zijn roeping om het visnet uit te werpen en massa’s vissen te vangen. Maar daarna komt het ‘uitsorteren’. Als u inderdaad bij uw eerste keuzebepaling in hoofdzaak sentimenteel zou zijn geweest, is het zaak om de bekering te verdiepen. Anders gaat het met u als met de vissen in het verhaal – de gelijkenis – door Jezus verteld: wel even aangetrokken, maar niet blijvend (Matth. 13:4icon_cool.gif. À propos – even tussendoor – als u die gelijkenis leest, zult u misschien denken: “Die teruggegooide vissen boften toch eigenlijk!” maar dat is het nu juist met gelijkenissen: de kerngedachten moeten vertaald worden in geestelijke begrippen. Voor allerlei ‘rand’ gedachten is dat niet nodig of zelfs niet mogelijk. Maar nu weer naar ons onderwerp terug: wij zagen, dat u zich moet laten uitsorteren, dat u een aanvankelijke bekering behoort te verdiepen. Hoe doet u dat nu? Vraag aan de Heer, of Hij uw vervelende streken aan u te binnen wil brengen. Vraag Hem om dat zo te doen, dat u berouw krijgt en eraf wilt. Vraag Hem maar om de ballon van uw hoogmoed en uw tevredenheid met uzelf door te prikken. Vraag Hem zelfs om zijn fijne, scherpe mes te zetten in de zweer van uw grofheden, kwetsende houding jegens anderen, roddel en liefdeloosheid. Dat is: schuldbelijdenis, erkennen dat al uw poeha ook gewoon poeha is.

    Misschien zegt u: “Nooit en te nimmer! God mag vele van mijn zweren genezen. Maar dat ene abces… Laat Hij daar maar vanaf blijven. Dat is maar zo klein. Dat gaat vanzelf wel over”. Flink zijn. Ook het foutje van die kleine ontsteking aan God voor genezing toevertrouwen. Als God die nu open mag maken, gaat de etter er naar buiten uit. Later zou die vuiligheid wel eens naar binnen kunnen doorbreken. Wanneer de Heilige Geest u overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:icon_cool.gif, dan krijgt u een geneesmiddel voor uw geestelijke ogen om te zien (Openb. 3:1icon_cool.gif.

    U ziet uw oneerlijkheid, onoprechtheid, eigenwijsheid en de door u geslagen wonden. Schuldbelijdenis, bevrijdend erkennen, dat het niets gedaan is met u, brengt u tot diepere bekering. Even terug naar uw eerste bekering; weet u nog, hoe een groot koor van mensen toen zong: “Zoals ik ben en anders niet”. Onder de klanken van dat lied liep u ontroerd in de richting van het podium. Nu – bij uw diepere bekering – zingt een engelenkoor een vreugdelied (Luk. 15:10). En u zingt innerlijk zelf mee: “Zoals ik ben en anders niet”. De bekering begint nu door te werken naar de diepste lagen van uw persoonlijkheid. Eindelijk houdt u op, om de paraplu van uw prestige op te houden… en wat werden tot voor kort uw armen daar moe van. Wat is het goed voor de conditie om die paraplu van ‘zich groot houden’ dicht te klappen. Wat is het heilzaam om toe te geven, dat u een klein, foutenmakend mens bent, die zichzelf niet kan herstellen.

    Wat zijn de eerste gevolgen: nu gaat u ermee beginnen om uw gebedsleven te zuiveren van storende bijmengsels. U stemt de radio van uw ziel tijdens uw gebed zo af, dat Gods zender beter doorkomt. U vraagt aan Hem om u met zijn Heilige Geest zo te helpen, dat u steeds meer haarzuiver Gods golflengte kiest. U vraagt aan God om hulp om de antenne van uw zieleradio precies, maar dan ook precies op zijn koninkrijkszender te richten. Dat is – overdrachtelijk gezien – ‘bidden in de richting van het land’. En dan komt de stem van de Heer door. Hoe? Dat is moeilijk te beschrijven. ‘Gods stem’ is bijna altijd verpakt in uw eigen gedachten. Wat er aan nieuwe ideeën bij u opwelt, is blijer, reiner, positiever. Daaraan herkent u Gods wil, waarvan die andere, betere, gezondere gedachten de voertuigen zijn. De stem van de Heer begint hoorbaar te worden, zoals het kan: luid, sterk, storingloos, fadingloos, zelfs zonder de minste ruis. En de inhoud? Boodschappen van vergeving en aanwijzingen voor verder handelen.

    27-01-2007, 19:22 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.4 HOE U DAADWERKELIJK VAN DE VERKEERDE WEG AFKOMT EN
    ER AF BLIJFT (hoofdgedachte)

    Gedachten:
    – hoe tegenspoed een aansporing kan zijn (2.4.1);
    – wat schuldbelijdenis kan uitwerken (2.4.2);
    – hoezeer het nodig is, dat bekering een beslissing is, waar iemand met zijn hele wezen achterstaat; geen bevlieging, maar een blijvend andere levenshouding (2.4.3);
    – hoe nodig het is om die andere levenshouding te tonen door zonden los te laten (2.4.4);
    – hoe God degene, die zich gaat bekeren, aanvuurt (2.4.5);
    – hoe Jan en Joke van de verkeerde weg afkomen en een veelbelovend begin maken met het er ook vanaf blíjven (2.4.6);
    – slotopmerkingen (2.4.7).

    2.4.1 Hoe tegenspoed een aansporing kan zijn

    “Wanneer het u bang zal zijn en in de toekomst u al deze dingen zullen overkomen, dan zult gij u bekeren tot de Here uw God en naar Hem luisteren, want de Here uw God is een barmhartig God” (Deut. 4:30,31).

    Mozes waarschuwt voor nare dingen, die afval van God met zich brengt:
    – tegenspoed (Jer. 2:27);
    – vervagen van wat nog aan besef van God rest (1 Cor. 10:17);
    – wegraken uit de geestelijke omgeving – het milieu – waar men eigenlijk thuishoort (2. Kon. 24:14).
    Maar hij komt ook met een troostend uitzicht voor diegenen uit het volk, die het in het diepst van hun wezen goed bedoelen. Tot die kernmensen, waar het uiteindelijk toch om gaat, zegt hij:
    – je zult niet verhard worden onder de tegenslagen;
    – het zal je alleen wel bang te moede worden;
    – daarom zullen jullie willen veranderen;
    – je zult op weg gaan om God te hervinden;
    – de drang daartoe werkt Hij in jullie harten, dus is het nog genade ook.

    Wanneer u dit leest, kan het zijn, dat ook u:
    – tegenspoed heeft;
    – alleen nog wat vage ideeën heeft over ‘Petrus aan de hemelpoort’, over ‘het vagevuur’ of over ‘Maria’;
    – in een omgeving vertoeft, die u innerlijk vreemd is;
    – gebonden bent aan verslavingen, gewenningen en gedragspatronen, waarvan u zegt: “Ze horen niet eens bij me!”
    Wanneer u echter toch – ondanks alles – een ‘jazegger’ bent (zie bijbelstudie 1), dan wordt u aan het denken gezet door de woorden van Mozes, die ik zojuist citeerde. U krijgt het er benauwd van, zegt: “Ik moet weg uit deze rampen brengende, wezensvreemde sfeer; weg uit dit oneigene milieu, dat de slechtste kanten van mijn persoonlijkheid activeert”. U keert zich tot God. Want: Hij zoekt u en Hij vindt u! (Luk. 15:4). Haal alle positieve elementen, die in uw tegenspoed en verdwaald zijn, nochtans verborgen liggen, eruit (Ps. 119:71). Laat uit verlies winst worden geboren. Gebruik uw verontrusting niet als een hefboom om uzelf nog verder in de modder te drukken. Gebruik haar als een hand, die u naar God uitstrekt om u uit de derrie te laten trekken.

    En hoe steekt u de hand uit? Door te bidden; gewoon zeggen: “Jezus… help… ik wil eruit. Ik geloof, dat U mijn hand grijpt”. Gesteld, dat u dat ’s avonds op bed vraagt, is het zo fijn om dan verder te gaan: “Dank U; ik ga nu slapen. Mijn eerste nacht onder uw bescherming en morgen mijn eerste dag”.

    20-01-2007, 16:49 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.8 Slotopmerkingen

    Eerst even een technische opmerking over ‘Jan en Joke’. Die mooie bijbelteksten, waarmee hun verhaal doorspekt is, kennen zij lang niet allemaal zelf. Hun gedachten vertonen echter telkens weer raakpunten met schriftplaatsen. Ik ben er dan als de kippen bij om die verbanden zichtbaar te maken.

    Dan een verdedigende opmerking over deze twee. U hebt misschien gezucht: “Nou zeg, ze nemen er wel de tijd voor, wat een teuten”. U hebt wel een beetje gelijk. Maar er zijn ook mensen, die zonder nadenken pardoes in het avontuur met God duiken. Soms klagen die in de kortste keren weer: “Dat het zo tegenvalt en dat dit ook niks is” (Luk. 8:13). Daar hoeft u bij Jan en Joke niet bang voor te zijn. Geeft u ze de tijd, bij 2.4.6 komen ze er heus door.

    En tenslotte: wat zult u bedenken, wanneer u ontdekt, dat u op de slechte weg bent en eraf wilt (u bent dan iets verder dan Jan en Joke, maar die zijn ook ontaard langzaam):
    – “ik ga niet jammeren! Goed, ik ben gestruikeld, maar ik probeer op te staan. Als ik dat probeer op de door God aangeraden manier, zal het zeker lukken”;
    – “ik toon mijn berouw, allereerst aan God. Maar daarna toon ik het aan mensen, die onder mijn verkeerde daden hebben geleden”. U bent dan al verder dan Joke ten opzichte van Leontien (2.3.7.9). Zij constateert nog maar, u komt al tot voornemens;
    – “ik luister niet naar de duivel. Ik heb hem door. Eerst heeft hij mij opgestookt. Nu zegt hij, dat ik veel te slecht ben om mij te bekeren. Maar ik geloof zijn smoesjes niet”. Jan is hier nog niet aan toe. U wel!;
    – “ik weet, dat God mij gaat helpen”;
    – “ik weet, dat het kracht kost om los te komen, maar nu wil ik eindelijk eens flink worden”;
    – “ik stel het niet meer uit. Mijn opeenvolgende pechgevallen spreken een duidelijk taal. Ik ga niet meer op een – misschien fataal – volgend pechgeval zitten wachten”;
    – “ik dank God, dat Hij het überhaupt mogelijk maakt, dat ik mij bekeer. Want de kracht daartoe heb ik niet eens zelf”.

    13-01-2007, 16:35 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.6 Bekering is geen verdienste, maar genade

    “Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: “Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd. Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God” (Jeremia 31:1icon_cool.gif.

    De profeet Jeremia wordt er opgetogen van: het onmogelijke is gebeurd. Efraïm, het volk waartoe hij behoort, bekent schuld! Eindelijk komt het eruit: “Ja Heer, wij waren net zo ongetemd en net zo dwaas als (stier)kalveren. Die moeten met harde hand de tucht leren. Heer, wij weten, dat onze tegenspoed niet van u komt. Maar wij hebben ontdekt, dat die tegenspoed toch van uw kant elementen van tucht bevat. Daar zijn wij zo dankbaar voor Heer, dat wij ons nu echt naar u toe willen keren. Alleen, zelfs daartoe zijn wij niet in staat. U moet de aanzet ertoe geven, ook daarin zijn wij van U afhankelijk”. Het moet iets geweldigs zijn, als een hardnekkig volk zonder berouw eindelijk tot zo’n doorbraak komt. Heerlijk, als je het goed meent met je volksgenoten en ze komen tot inzicht!

    Misschien hebben velen van u de weg gewezen naar God en mistroostig gezwegen, als u hun opmerkingen weglachte en wegwuifde. Wat zullen die raadgevers van lang of kort geleden blij zijn, als u alsnog tot een goed inzicht komt. Het gaat natuurlijk niet allereerst om die blijdschap van uw adviseurs. Het gaat om de reden van hun blijdschap: uw bekering. Mogelijk zijn er sommigen onder u - en vol spanning slaan de engelen u gade - die nu zeggen: “‘t Is zo; ik heb eigenlijk nog nooit een stierkalf gezien, maar ‘t zal dan wel een bar eigenzinnig gedierte zijn. ‘t Is een feit: ik lijk erop, dwars beest, dat ik ben. Ik heb me wat narigheid teweeggebracht met m’n gekke sprongen. Maar ik krijg wel mooi zelf de rekening gepresenteerd.
    – ik sloeg mijn vrouw en nu zit ik in dat enge pensionkamertje;
    – ik bestal mijn baas en nu zit ik in de bijstand;
    – ik placht te zingen: “Geef me nog een druppie, geef me nog een druppie, geef me nog een emmer vol”. Nu ben ik een vat vol wanhoop en verbijstering.
    O, ik wil me bekeren tot U Vader... ‘t Gaat niet, de duivel heeft me in de houdgreep... in de wurggreep. Heer, help me; ‘t lukt met zelfs niet, naar U toe te komen... dank U Heer... uw genade... uw hand sluit zich om de mijne”. En dan juichen niet alleen uw vrienden op de aarde, maar ook uw vrienden in de hemel (Luk. 15:10).

    08-01-2007, 14:15 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    30-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.5 Er komen niet nog betere gelegenheden

    Een opmerking: “Indien iemand van de doden tot hen komt” (als er iets heel bijzonders gebeurt) “zullen zij zich bekeren”. Het antwoord: “Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen” (als de gewone dingen niet helpen, dan helpen de buitengewone ook niet) (Luk. 16:30).

    Deze tekst maakt deel uit van een verhaal met allerlei invalshoeken (beschouwingsmogelijkheden). Ik ga op al die mogelijkheden nu niet in. De kern is als volgt. Vraag: zouden er mensen zijn, die zich niet bekeren op ‘gewone oproepen’, terwijl zij zich wel zullen bekeren als er iets heel opzienbarends gebeurt? Antwoord: neen, de gewone aanwijzingen zijn al duidelijk genoeg. Wie nu niet leert luisteren, leert het nooit.

    Ik probeer in eigentijdse taal door te geven, wat ‘Mozes en de profeten’ hebben gezegd. De meesten van u zullen die inlichtingen ook wel van anderen hebben ontvangen. Maar zelfs, als ik de eerste was, die u informeerde, waar wacht u dan nog op? U kunt niet zeggen: “Tikje wijdlopig, maar wel grappig opgemerkt, hier en daar. Ik blijf ter zake attent. Als er iets heel opwindends gebeurt, doe ik mee. Bijvoorbeeld, als die Jezus, waar hij het steeds over heeft, terug komt. Nee, maar dan ben ik erbij!”

    Als u nu geen begin maakt, loopt u inderdaad een goede kans om er straks ‘bij’ te zijn. Wat zeg ik? Er gloeiend bij! Als ‘het geluid’ klinkt (Matth. 24:31), als Gods lijfwacht aantreedt (Openb. 16:12), als Gods vijanden wanhopig proberen, zich te verschuilen (Hos. 10:icon_cool.gif, dacht u dan, dat u rustig kon blijven? Dan zegt u niet meer, attent-geamuseerd: “Hé, daar is de thrill, waarop ik wachtte. Nu even bekeren om me nog bij de ‘incrowd’ te voegen (de ingewijden)”. Dan is er alle kans, dat u ontsteld stamelt: “Wat is het donker. Het lijkt wel nacht. Ik kan niets meer doen” (Joh. 9:4). Misschien brengt u de tegenwoordigheid van geest nog op om de naam van Jezus of van God aan te roepen en zo ‘behouden’ te worden (Ps. 145:1icon_cool.gif. Maar het is riskant, laatste nippertjes-werk, dat u ook alleen maar kunt doen, als u althans íets hebt. Waarom uitstel? Stel nu orde op zaken. Er komt geen betere gelegenheid meer.

    2.3.5.6 Als u nu geen opruiming houdt, zet het vuil zich vast

    “Ik (Jezus) heb haar (een valse profetes in de gemeente) tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van hun werken bekeren” (Openb. 2:21,22).

    In een gemeente van navolgelingen van Jezus was eens een vrouwelijk gemeentelid met een radde tong en een zeker ‘geestelijk’ overwicht. Ze stond in een reuk van heiligheid en werd ‘de profetes’ genoemd. Maar met de seks was het bij haar niet pluis. Er gebeurden rare dingen in dat huis van haar, heel rare dingen. Velen uit de gemeente werden erdoor besmeurd. God was zo goed geweest om haar tijd te geven, zich te bekeren. Maar ze had die tijd laten verlopen. Nu was ze binnen het bereik van ziektemachten gekomen. Haar bewonderaars waren in een gebied verzeild geraakt, waar de Here hen niet meer beschermen kon voor rampspoed. De eis bleef: bekeer je nu! Het wordt steeds moeilijker. Stel het niet meer uit!

    U hebt misschien ook allerlei toestanden in uw leven. U staat misschien ook wel te veel onder de invloed van en medemens. Dat zal in negenennegentig procent van de honderd niets met overspel te maken hebben. Maar mogelijk bent u zo in de sfeer van een ander gekomen, dat u allerlei stellingen van hem of haar blindelings onderschrijft. Het is u ontschoten om alleen naar Jezus te kijken, de Leidsman en Voleinder van uw geloof (Hebr. 12:2). Door mensen te volgen en kritiekloos te vereren, komt u in gevaar, hen ook domweg te volgen, als zij geestelijk overspel gaan bedrijven. Iemand kan bijvoorbeeld daartoe komen, als hij allerlei fantastische theorieën in zijn hart toelaat, die wel de nieuwsgierigheid en sensatielust bevredigen, maar van geen enkel nut zijn voor het koninkrijk van God (Titus 3:9).

    Als u in zo’n situatie bent, kan het zijn, dat u al een zachte wenk van God om u meer op Hem te richten, hebt genegeerd (Matth. 22:5). Moet God u met harde hand tot de orde roepen? (2 Sam. 7:14). Dat moet toch niet nodig zijn! Waarom die pijn, die schrik, dat gevaar van verharding? (Ex. 7:13). Houd nu opruiming, laat God u nu schoonboenen. Het vuil zit nu nog los. Dadelijk vreet het zich vast in uw huid. Bij een schoonmaakbeurt zal het God nog wel lukken ‘er grond in te krijgen’. Het gevaar is echter niet denkbeeldig, dat u zich aan die drastische schrobbeurt onttrekt. Het is niet een zaak van: “Ach, dat kan nog wel even; dat heeft zo’n haast niet; het lijdt nog wel wat uitstel”. De zaak van uw bekering kan niet op zijn beloop gelaten worden. Uw bekering heeft wél haast en lijdt géén uitstel.


    30-12-2006, 19:06 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.4 Nu hebt u de beste kansen

    “De mannen van Nineveh zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en: meer dan Jona is hier” (Matth. 12:41).

    Ooit eens was er een slechte, ongodsdienstige, verdrukkende stad: Nineve. In die stad kwam een profeet van God binnen: Jona. Die man was eigenlijk nauwelijks gemotiveerd. Hij had een hekel aan de boodschap, die hij moest brengen. Hij haatte de bloedstad, waarvoor die boodschap bestemd was. God had al het mogelijk – en het onmogelijke (Jona 1:17) – moeten doen om zijn tegenstribbelende afgezant daar te krijgen, in die straten van dat centrum. Daar liep hij en hij riep: “Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd” (Jona 3:4) ...en maar hopen, dat ze niet zouden luisteren” (Jona 4:1). Maar ze luisterden wel naar die krakkemikkige profeet, zo innerlijk verscheurd. Ze luisterden naar die boodschap, zonder enige verdere toelichting gebracht. Ze kwamen naar de profeet toe, toen hij nog te beroerd was om die stad nu eens echt goed diep binnen te lopen (Jona 3:4).

    Nu is Jezus gekomen. Hij houdt van zijn boodschap en is voor de volle honderd procent gemotiveerd, heeft ons lief. Hij was direct bereid om naar ons toe te gaan; zei heel sober en eenvoudig: “Vader, hier ben Ik om uw wil te doen” (Hebr. 10:7). Daarbij heft Hij maar één intens verlangen, evenals God zelf: om ons wel te doen (Mark. 7:37), Deut. 8:16). Hij wil ons onder zijn hoede nemen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels samenbrengt (Matth. 23:37). Hij legt zijn boodschap op alle mogelijke manieren uit, licht haar met allerlei gelijkenissen toe om ons maar te overtuigen en te laten begrijpen (bijvoorbeeld: Matth. 13:44-52). Hij ging de hele stad van de wereld door met dat kruis op zijn rug, dat bloedspoor achter zich aan, in de brandende zon, tegen de heuvel op, boven die heuvel uitgetild, vastgespijkerd als Hij was aan een kruis (Hand. 2:23). Hij ging zelfs nog verder: de dood en het dodenrijk in (Matth. 27:50). Hij rustte niet, voor Hij zijn werk helemaal had afgemaakt (Matth. 28:6) en Hij zelf de afloop kon vertellen (Matth. 28:9).

    Wat een volkomen tegenstelling met het flut-optreden van Jona. Wat een grondige aanpak, vergeleken met diens geknoei. Niet, dat ik Jona nu al te hard wil vallen. Ik haast mij om te zeggen, dat ik zeker niet wil beweren, het beter dan of ook maar net zoals hij eraf gebracht te hebben. En zijn gebed ‘vanuit de vis’ (Jona 2:1-10) was toch wel weer een hoogtepunt. Want eerst dankt hij God voor de redding uit zijn penibele situatie (9) en daarna wordt hij gered (10). Pas veel later leerde Jezus ons dit als het geheim van het gebed: danken, alsof je het begeerde al hebt gekregen opent de weg om het ook metterdaad te krijgen (Mark. 11:24).

    Wat hier nu verder van zij: de uitspraak van Jezus: “meer dan Jona is hier”, is toch wel het meest gave voorbeeld van wat de Engelsen een ‘understatement’ noemen. Wat hebt u een kansen. U behoeft zich niet te behelpen met Jona, maar u hebt de krachtigste steun, die zich denken laat: de steun van Jezus.

    Stel uw bekering niet uit. Anders staat u straks voor de grote, vlammende troon (Dan. 7:9,10), verstijfd van schrik. De mannen van Nineve zeggen, veroordelend naar u wijzend: “Wij bekeerden ons wel op de woorden van ‘zo iemand’ als Jona...! En hij daar, bekeerde zich niet op de woorden van ‘zo Iemand’ als Jezus!” U vindt geen weerwoord, deinst achteruit, het donker in (Matth. 8:12).

    24-12-2006, 15:25 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5.3 Nu moet u afwegen, wat het meest belangrijk is

    “Toen begon Jezus de steden, waarin de meeste krachten door Hem verricht waren, te verwijten, dat zij zich niet bekeerd hadden: “Wee u Chorazim en wee u Bethsaïda. Want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij zich in zak en as bekeerd hebben” (Matth. 11:20,21).

    Jezus verwijt twee steden met geweldige kansen op een goede toekomst, dat zij die kansen niet gebruikt hebben. Het zijn steden vol nette, godsdienstige mensen. Hij trapt hen stevig op de tenen door te zeggen, dat twee andere steden met onnette, ongodsdienstige mensen in hetzelfde geval hun kansen wel zouden hebben gegrepen.

    Bent u, die dit leest, een net, godsdienstig, oppassend, regelmatig levend iemand? Dan is het goed om nu eens waakzaam op te kijken. Het is fijn, dat u bent, zoals u bent: houden zo! Alleen, dat godsdienstige moet warmer worden: gelovig, bekeerd. Alle lauwheid moet eruit. Daar houdt God niet van (Openb. 3:16). U behoort ook bevrijd te worden van uw meerderwaardigheidsgevoel ten opzichte van ‘het geboefte’. Er is ‘tuig’, zoals u dat noemt, dat met stenen smijt en met messen steekt. Er is ‘gajes’, dat zich volspuit met allerlei troep en leeft van uitkeringen. U mag echter niet in hoogmoed op hen neerzien. U mag niet bij die hoogmoed blijven. Anders zou u moeten meemaken, dat vandalen, agressievelingen, drugverslaafden en dergelijke nietsnutten zich wel zouden bekeren en u niet. Ze zouden u – keurige hogere ambtenaar – voorgaan in het koninkrijk der hemelen (naar Luk. 18:14, Matth. 21:31). Stel het niet uit om u te bekeren; voor God bent u immers niet meer dan ‘die anderen’ (Luk. 18:12). Het verschil tussen een nette ongeredde en een onnette ongeredde is niet ter zake dienend. Bij een afweging van dingen, die eerst moeten gebeuren (prioriteiten), gaat bekering voor netheid, godsdienstigheid, oppassendheid. Die voortreffelijke zaken krijgt u in de schoot geworpen, als u eerst de bekering zoekt. Die is de toegangspoort tot het koninkrijk van God (Mark. 12:34, Matth. 6:33). En zonder bekering? Alle goede dingen, die u meent te hebben, gaan dan ‘naar de knoppen’, omdat u het wezenlijke niet hebt (Matth. 13:12).

    Naar boven

    Beantwoorden

      Geplaatst op:  Za 02 Jul 2005, 14:54

    2.3.5.4 Nu hebt u de beste kansen

    “De mannen van Nineveh zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en: meer dan Jona is hier” (Matth. 12:41).

    Ooit eens was er een slechte, ongodsdienstige, verdrukkende stad: Nineve. In die stad kwam een profeet van God binnen: Jona. Die man was eigenlijk nauwelijks gemotiveerd. Hij had een hekel aan de boodschap, die hij moest brengen. Hij haatte de bloedstad, waarvoor die boodschap bestemd was. God had al het mogelijk – en het onmogelijke (Jona 1:17) – moeten doen om zijn tegenstribbelende afgezant daar te krijgen, in die straten van dat centrum. Daar liep hij en hij riep: “Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd” (Jona 3:4) ...en maar hopen, dat ze niet zouden luisteren” (Jona 4:1). Maar ze luisterden wel naar die krakkemikkige profeet, zo innerlijk verscheurd. Ze luisterden naar die boodschap, zonder enige verdere toelichting gebracht. Ze kwamen naar de profeet toe, toen hij nog te beroerd was om die stad nu eens echt goed diep binnen te lopen (Jona 3:4).

    Nu is Jezus gekomen. Hij houdt van zijn boodschap en is voor de volle honderd procent gemotiveerd, heeft ons lief. Hij was direct bereid om naar ons toe te gaan; zei heel sober en eenvoudig: “Vader, hier ben Ik om uw wil te doen” (Hebr. 10:7). Daarbij heft Hij maar één intens verlangen, evenals God zelf: om ons wel te doen (Mark. 7:37), Deut. 8:16). Hij wil ons onder zijn hoede nemen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels samenbrengt (Matth. 23:37). Hij legt zijn boodschap op alle mogelijke manieren uit, licht haar met allerlei gelijkenissen toe om ons maar te overtuigen en te laten begrijpen (bijvoorbeeld: Matth. 13:44-52). Hij ging de hele stad van de wereld door met dat kruis op zijn rug, dat bloedspoor achter zich aan, in de brandende zon, tegen de heuvel op, boven die heuvel uitgetild, vastgespijkerd als Hij was aan een kruis (Hand. 2:23). Hij ging zelfs nog verder: de dood en het dodenrijk in (Matth. 27:50). Hij rustte niet, voor Hij zijn werk helemaal had afgemaakt (Matth. 28:6) en Hij zelf de afloop kon vertellen (Matth. 28:9).

    Wat een volkomen tegenstelling met het flut-optreden van Jona. Wat een grondige aanpak, vergeleken met diens geknoei. Niet, dat ik Jona nu al te hard wil vallen. Ik haast mij om te zeggen, dat ik zeker niet wil beweren, het beter dan of ook maar net zoals hij eraf gebracht te hebben. En zijn gebed ‘vanuit de vis’ (Jona 2:1-10) was toch wel weer een hoogtepunt. Want eerst dankt hij God voor de redding uit zijn penibele situatie (9) en daarna wordt hij gered (10). Pas veel later leerde Jezus ons dit als het geheim van het gebed: danken, alsof je het begeerde al hebt gekregen opent de weg om het ook metterdaad te krijgen (Mark. 11:24).

    Wat hier nu verder van zij: de uitspraak van Jezus: “meer dan Jona is hier”, is toch wel het meest gave voorbeeld van wat de Engelsen een ‘understatement’ noemen. Wat hebt u een kansen. U behoeft zich niet te behelpen met Jona, maar u hebt de krachtigste steun, die zich denken laat: de steun van Jezus.

    Stel uw bekering niet uit. Anders staat u straks voor de grote, vlammende troon (Dan. 7:9,10), verstijfd van schrik. De mannen van Nineve zeggen, veroordelend naar u wijzend: “Wij bekeerden ons wel op de woorden van ‘zo iemand’ als Jona...! En hij daar, bekeerde zich niet op de woorden van ‘zo Iemand’ als Jezus!” U vindt geen weerwoord, deinst achteruit, het donker in (Matth. 8:12).

    16-12-2006, 18:57 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.5 U kunt uw bekering maar niet van eeuwigheid tot amen uitstellen

    Overwegingen:
    – nu is het de tijd (2.3.5.1);
    – nu moet u orde op zaken stellen (2.3.5.2);
    – nu moet u afwegen, wat het belangrijkste is (2.3.5.3);
    – nu hebt u de beste kansen (2.3.5.4);
    – er komen niet nog betere gelegenheden (2.3.5.5);
    – als u nu geen opruiming houdt, zet het vuil zich vast (2.3.5.6).

    2.3.5.1 Nu is het de tijd

    “Zoekt de Here, terwijl Hij zich laat vinden. Roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here. Dan zal Hij zich over hem ontfermen - en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig” (Jes. 55: 6,7).

    U kunt niet zeggen: “Ja, ja, bekeren doe ik later wel, maar nu eerst dat boekhouddiploma halen”. Nu is het de tijd om in de goede verhouding tot God en Jezus te komen. Later kunt u wel zo door de zonde geknauwd zijn, dat u niet helder meer kunt denken. Voor dat verdofte, uitgebluste brein lijkt God dan zo ver weg, bijna niet meer te beroepen. Neem geen risico! In het alledaagse leven is het toch ook zo, dat mensen bijvoorbeeld zeggen: “Toen had ik dat huis moeten kopen, dan was ik nu rijk geweest”. Er is niets, dat meer houvast biedt dan een feit. Waarom zou u door uitstel allerlei grote gevaren lopen. Het is een houding van niets om misschien over vele jaren een oud mensenleven met nog een paar jaar te gaan, aan de Heer aan te bieden: “Hier God, hebt u ook wat!” Riskant, zo’n uitstel, onlogisch en onhartelijk. Neen, nu:
    – weg van die weg;
    – weg van die ziekmakende gedachten;
    nu:
    – op weg naar de troostende, genezende en vergevende Vader (Luk. 15:20).

    2.3.5.2 Nu moet u orde op zaken stellen

    “Bekeer u”, zegt Johannes de Doper, “want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matt. 3:2).

    Johannes de Doper zegt: “Nu..., nu wordt het menens. Je kunt je bekering met goed fatsoen niet meer uitstellen. Het koninkrijk komt er aan! Jezus gaat de wereld met gebruik van vrede en gerechtigheid regeren”. Wij weten nu, dat Johannes de Doper de toekomst een beetje ‘samengetrokken’ zag. Pas na Jezus’ wederkomst - in het duizendjarige rijk - breekt zijn koningschap helemaal door (Jes. 66:1icon_cool.gif. Dat neemt niet weg, dat die tijd steeds nader komt. Het is daarbij als met de geboorte: de weeën om de nieuwe toekomst te baren, worden steeds feller (Openb. 12:4,22). Waar zal een onbekeerd mens zijn, als dadelijk – in de tijd van de antichrist – de persweeën zullen beginnen (1 Petr. 4:1icon_cool.gif.

    En: waar zal hij zijn, als Jezus aan het hoofd van zijn keurtroepen – mensen, geen engelen – de macht overneemt (Dan. 7:27). Het is heel sneu om dan te moeten zeggen – en dan zit je echt nog niet het aller miserabelst: “Had ik me toen maar bekeerd, was ik toen maar verder gegaan, had ik toen maar orde op zaken gesteld... dan had ik nu misschien daar gestaan: bij de lijfgarde... En nu: ik ben er doorheen. Ik heb toch nog de naam van God aangeroepen (Zach. 13:9) maar... wat heb ik een averij opgelopen!” (1 Cor. 3:15).


    09-12-2006, 18:49 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    2.3.4 Bekering is niet iets, waarvoor je geen moeite hoeft te doen

    Overwegingen:
    – het gaat hier niet om ‘een fluitje van een cent’ (2.3.4.1);
    – om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten zingen (2.3.4.2).

    2.3.4.1 Het gaat hier niet om een ‘fluitje van een cent’

    “Een rest zal zich bekeren – de rest van Jakob – tot de sterke God” (Jes. 10:21)

    Jesaja zie tegen het volk, waartoe hij behoorde: “Enkelen van jullie maar – en je bent toch zo’n groot volk – zullen er in slagen om ‘de grote draai naar God toe’ te maken”. Allereerst nu het volgende. Denkt u alstublieft niet: “Wat hun niet lukte, lukt mij ook niet”. De algemene omstandigheden zijn nu beter:
    – Jezus heeft zijn offer gebracht;
    – de Heilige Geest s zijn werk begonnen;
    – het inzicht in Gods plannen kan veel scherper zijn (Dan. 12:4).
    Aan ons is door Gods genade meer gegeven. Onze startpositie is beter. Onze conditie wordt beter onderhouden. Het wedstrijdparcours staat ons duidelijker voor ogen. Overigens is het ook wel weer zo, dat er meer van ons wordt gevraagd en veel van ons wordt verwacht. In vroegere geslachten doelpuntten eerdere christenen ons naar de eindronde toe. Nu slaan zij ons van de tribune gade. Vol vertrouwen rekenen zij er op, dat wij in de finale de winnende goals maken (Hebr. 12:1). Zonder onze beslissende overwinning kunnen zij de vruchten van hun voorbereidende overwinningen niet plukken (Hebr. 11:40). Maar wij zullen overwinnen, als wij blijven in Christus, die ons kracht geeft (Rom. 8:37). Om actief deel te nemen aan die grote slotmatch is het ten minste nodig, dat u zich bekeert. Het recht om door de deelnemersingang naar binnen te gaan voor zulk een krachtmeting, kan niet goedkoop worden gekocht. Mensen, die denken: “Bekeren, leuk zeg, laat ik er dat nou ook nog maar even bijnemen”, verwerven dat recht niet. Uit de meningen van velen zou u wellicht de indruk krijgen, dat u zich al voldoende naar God hebt toegekeerd, als u:
    – goed leeft; een vage term (Mark. 10:19);
    – ieder mens het zijne geeft; dat is echter niet hetzelfde als: God het zijne geven (Luk. 18:11);
    – met oudjaar – protestanten – of met Pasen – katholieken – ter kerke gaat (Hebr. 10:25);
    – in iedere collecte voor een goed doel bijdraagt. Al deed Job dat ook (31:16), daarmee bent u niet klaar. U zult dit doen, maar het andere, het meerdere niet nalaten (Matth. 23:23).
    Zulke krachteloze babbeltjes, zulke zoethoudertjes, brengen u niet in aanmerking voor de deelnemerskaart. “Een rest!”, zei Jesaja. Til er nu toch niet te licht aan.

    Bekering is geen ‘fluitje van een cent’. Al begint de vergelijking mank te gaan, toch sluit ik met deze uitspraak: “Als u denkt, op een koopje Gods kant te kunnen kiezen, loopt u kans, niet op een deelnemerskaart, maar op een gele of zelfs een rode kaart” (Matth. 25: 10-12).

    2.3.4.2 Om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten
    zingen

    “Jezus riep een kind bij zich, plaatste dat in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Matth. 18:2,3).

    Een volgende gedachte bij u kan deze zijn:
    “Goed, goed, geen klusje van niets dus, die bekering, ook niet te zwaar (Deut. 30:11), maar hier en daar wel moeilijk. Wat is er dan moeilijk aan?”

    Jezus toonde een facet van deze moeilijkheid. Bij zijn onderwijs wenkte Hij eens een in de buurt spelend kind om ‘er even bij te komen’. “Voorwaar, Ik zeg u...” begon hij. Altijd, wanneer Hij die aanhef gebruikte, kwam er weer een grondwetsartikel van het koninkrijk. Dus: oren wijd open: bekeren houdt in: worden als een kind. Het kind stond daar, schuchter, bedeesd, nederig. Was het hoogmoedig? Kom nou; het vond alles alleen maar eng, wilde wel zo weer weghollen. Maar de discipelen? Waren zij hoogmoedig? Nou en of; zij stonden net te vragen, wie wel de voornaamste zou worden in Jezus’ toekomstige geestelijke vrederijk. “Lever die hoogmoed in”, zegt Jezus, “anders gaat mijn feestelijke rijk van de toekomst aan je neus voorbij”. Ze moesten soms heel wat incasseren, die discipelen. Als zij wel eens een veeg uit de pan kregen, dan ligt het in de rede, dat ook wij wel eens een harde noot krijgen te kraken.

    En... mijzelf laat ik er nu even buiten... u?? Staat u ook wel eens erg parmant in het leven, zo van: “Ik vind dit en ik vind dat en het moet zus en zo; en mijn mening is...”

    U bent misschien een heel goede computerdeskundige of verpleegster. In het gewone, dagelijkse leven kunt u zich misschien de houding veroorloven van: weet je wel, wie ik ben! Ook dan zou ik er overigens voorzichtig mee zijn. Maar in uw contact met God? Hij weet opperbest, wie u bent (Ps. 139:1). Zing jegens Hem gerust een paar toontjes lager. Laat uw bekering ook als element inhouden, dat u:
    – jegens Hem nederig bent (2 Cor. 7:6);
    – ook jegens uw medemens en houding aanneemt, die de sporen draagt van nederigheid, eerbied, hoogachting (Philipp. 2:3). Ieder van die anderen is even uniek als uzelf. Als u hen van dienst mag zijn, is dat geen eer voor hen, maar voor u!

    Dat valt niet altijd mee voor die stoere Mavo-leraar, die kittige journaliste, die belangrijke jurist, maar voeg dat element toch maar toe. Dat toevoegen doe je niet ‘zo maar eens even...’ “O ja, zeg, een snuifje nederigheid”. Dat goed gedoseerd leren toevoegen van een bescheiden vriendelijkheid, zo wezenseigen, dat alle mensen die geaardheid van u kennen (Philipp. 4:5) kost wel wat. Het kost kracht, zweet, zelfverloochening. Maar het doel is het waard.


    02-12-2006, 17:37 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!