Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    23-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.7.2

    4.7.2.

    Levend, innerlijk begrip voor het hemelse leidt tot eensgezindheid met God, zelfs uit de meest ongunstige positie

     

    -         Niet de hóórders der wet zijn rechtvaardig voor God, maar de dáders der wet zullen gerechtvaardigd wórden. Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen, wat de wet gebiedt, dan zijn deze, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers zij tónen, dat het werk der wet in hun hárt geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkaar onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt… (Rom. 2:13-15).

     

    Hoeveel dagen had hij nu al in de richting van de ondergaande zon gelopen door dit heuvelachtige, bosrijke land?

    Volgar wist het niet meer. Maar één ding wist hij: nu wilde hij rusten. De heuvels eindigden hier plotseling met een rotswand. Diep onderaan de steilte was een ontzagwekkende rivier, breed aan beide zijden. Hier, in de granieten verenging, perste hij zich verder met golven en kolken.

    Het was een góede plek. Saprijke harde en zachte vruchten waren overal te vinden.

    Waarom toch waren zijn stamgenoten weggetrokken uit dit mooie kleurrijke land naar de vlakke, grijze streken.

    Hij ging zitten en dacht na.

    In de tijden van Wortah, de vorige priester, was alles goed geweest. Oeroud was Wortah: tíen geslachten had hij gekend (zie voor een dergelijke leeftijd Gen. 11:32). Hij –Volgar- was zijn bediende geweest. Op een dag had de priester hem geroepen en gezegd:

    “Het koord van mijn leven gaat nu spoedig breken (Pr. 12:6). Ik ga je vertellen, wat ik lang geleden, toen ik zo jong was als jij nú, hoorde van een oeroude, die víjftien geslachten had gekend (id. Gen. 11:19). Hij gaf mij de opdracht om dat, wat hij zei, vlak voor mijn sterven door te geven aan een jonge man dán. Ik voldoe nu aan het bevel om door te geven. Ik geef jou de opdracht om wat ik ga zeggen, vlak voor jóuw sterven door te geven aan een jonge man dán.

    ……

    Luister…

    Eens waren er mensen, die veertig geslachten leefden (Gen. 5:20). Ze waren heel sterk en werden heel slecht. Er was een vloed van water. Alleen de oervader Nof ontkwam.

    Later waren er wéér mensen, véél mensen. Zij verdrongen, haatten en verjaagden elkaar (Gen. 11:7,8). Zij, die vóór ons waren, trokken met anderen over bergen weg… gingen uiteen. Velen vertrokken naar dáár, waar de zon opgaat. De overblijvenden –ook onze voorvaders- gingen naar dáár, waar de zon óndergaat. Onze voorouders splitsten zich ook weer van elkaar af.”

    En nog véél meer had Wortah gezegd:

    … over een oervader, zelfs nog vóór Nof… en vooral ook híerover, dat er niet vele goden waren, maar eigenlijk slechts Eén.

    Ademloos had hij geluisterd; elk woord ingedronken. Hij had zich afgevraagd waarom Wortah hém had uitgekozen voor zijn verhaal. Zeker; de oude man had het méér verteld; aan álle stamleden, maar nooit zo indringend.

    Ook dát had de priester uitgelegd.

    “We zijn afgesneden van het diepere weten; we zitten in een kwade, kansarme hoek. Maar ik heb altijd begrip gehouden voor de Verhevene. Ik ben Hem nooit echt kwijt geweest. Er was altijd iets van eensgezindheid.

    En: zoals ik ben, zo ben jíj.”

    ……

    Het was een eer geweest om Wortahs vertrouweling te zijn. Korte tijd daarna stief de oeroude.

    Tóen veranderde die eer in gevaar.

    Er was een nieuwe priester gekomen. Die voerde mensenoffers in. Zulke offers werden gekozen uit andere stammen, die in dezelfde streken doordrongen.

    Volgar had geprotesteerd: hij had geroepen:

    “Dit is niet recht. Ik voel het, ik weet het van binnen. Deze weg leidt naar de dood (Spr. 14:12)… Nú worden nog vréémden geofferd, dadelijk mensen van de eigen stam”.

    Hij had zich naderhand neergelegd bij de nieuwe gang van zaken, maar het baatte hem niet. Bij het eerstvolgende beraad werd hij veroordeeld tot verbanning, tenzij hij alle vreemde ideeën afzwoer. De rest van de stam zou de heuvels verlaten, bang geworden voor wraak. Hij moest er blijven, als hij niet herriep. Maar dat weigerde hij. Toen werd hij definitief uitgestoten.

    Nu zat hij hier… op deze wondermooie plek. Het laagland kon niet overvloediger zijn. Rondom ritselde het van klein wild. Maar verder… zo stil; geen mens om mee te praten.

    Zijn vader had hem uitgeleide gedaan. Ze hadden nog wat gepraat, wisten beiden, dat het een afscheid was voor altoos. Zijn vader had gezegd:

    “Ik heb de woorden van Wortah ook in mijn hart geschreven. Ik weet, dat de mensenoffers fout waren. Maar ik heb laf gezwegen. Onze straf –het kille laagland- gaat komen. Je zult het zien: jíj krijgt het beter.”

    Hij had geantwoord:

    “Maar ik zweeg toch uiteindelijk óók, al haalde het achteraf niets uit. En dat ik net deed of mensenoffers pas érg werden, als het de eigen stam betrof, was toch óók fout! Dat alles werd toch niet uitgewist door het feit, dat ik op het allerlaatst voet bij stuk hield.”

    Zijn vader –echt wel een wijze man- had verder uitgelegd:

    “Maar het is met jou tóch anders. Je deed –althans even- je mond open voor een afwijkende opinie. En: uiteindelijk blééf je bij je mening.

    Mijn geweten zal me altijd aanklagen, ook wanneer de Grote Geest het oordeel velt. Jouw geweten zal je ook verontschuldigen. Er móet een wet zijn, die we in hoofdzaak vergeten hebben. Jij en ik en vele anderen van de stam weten er nog iets van. Maar alleen jíj handelde naar het beetje, dat je wist.

    Later heeft de nieuwe priester gezegd:

    ‘Hij hoort niet bij ons; zijn toestemmend zwijgen na zijn uitbarsting is niet voldoende, hij is een verrader. Zijn ware natuur bleek uit zijn verzet. Die ware natuur zal telkens weer boven komen.’

    Het was in zekere zin juist, wat hij zei; dat bleek uit je slotbeslissing.

    Laat ik het nog eenmaal mogen zeggen: wij allemaal hebben iets van een wet gehóórd, maar jíj alleen dééd er iets mee. Wat bén ik trots op je, wat wálg ik van mijzelf.

    Wij verlaten elkaar nu voor altijd…”

    En snel was zijn vader weggelopen naar de nevels, die de rest van de stam al hadden opgeslokt.

    ……

    Wat wás hij eenzaam. Wat wás je eigenlijk zonder de andere stamleden om je heen?! Wat begon je, wanneer je alles zelf moest doen, alle bekwaamheden zélf moest hebben.

    Daar was al iets, dat beangstigde. Niet ál het geritsel wat verder af, herkende hij. Er konden daar wel mensen zijn van een andere groep, die ‘het offer’ terug wilden halen.

    Wat voor zin had de liefde, die hij voor de Grote Geest was gaan koesteren. Wat had Wortah ook al weer gezegd:

    “Ik draag de vlam van het kénnen van en het daden doen vóór ‘Hem-die-eeuwig-troont’ aan jou over.”

    Op dat ogenblik was die liefde in hem gaan gloeien. Maar welk voordeel had hij er nu van, dat hij zich daarna gehoorzaam had toegewijd aan ‘de Onbekende’. Naar het recht van zijn stam wás hij schúldig. Zijn geweten zei hem nu wel, dat hij naar het recht van de Eeuwige ónschuldig was. Hij had ook een diepe rust, alsof Iemand tegen hem zei:

    “Ik zie je innerlijk aan; als oordeel spreek Ik uit dat je vanuit jóuw natuur doet, wat overeenstemt met míjn wet. Je dóet iets. Je laat althans iets goeds zien. Daarom spreek Ik je onschuld uit.”

    Maar, maakte dat hem minder rampzalig? Hij had op het punt gestaan om een gezin te stichten. Zijn echtgenote was al aangewezen. Zij stond hem aan. Toen hij wegging en de anderen hem nahoonden, hadden háár verwensingen hem het diepst gewond.

    Hij kreeg het even zó benauwd, voelde zich zover weg van al, wat goed was, in zo’n hopeloze toestand.

    Eén ding echter, zo vermande en sterkte hij zichzelf (1 Sam. 30:6): hij had de Onbereikbare lief en wilde voor Hem werken. Dat hád hij al gedaan. Het had hem in doodsgevaar gebracht, maar hij was nooit zo levend geweest als tóen. En ook nú was er weer die idee, dat zíjn wil samensmolt met de wil van de Onuitsprekelijke; alsof hij daden deed, die lééfden en hem in contact brachten met de Onpeilbare.

    ……

    Opeens knielde hij neer; hij voelde zich er toe gedróngen. Hij bad:

    “God; ik heb geen spijt van mijn offer. Ik heb daarvoor mijn vader en mijn moeder verlaten (Matth. 10:37). Mijn verloofde is door mijn offer aan U, nu dood voor mij. Alles is kapot, maar mijn geweten is ongeschonden. Het zou zijn dichtgeschroeid, als ik gebleven was (1 Tim. 4:2). Ik heb nu eenmaal dít, dat ik niet alleen veel van U wéét –dat heeft vrijwel ieder- (Rom. 1:19) maar dat ik U ook liefheb. Ik gelóóf, dat U mij helpt in mijn verlorenheid. U kunt mij zelfs –bij wijze van spreken- Lhora teruggeven uit de dood (Hebr. 11:18,19). Gééf ze me… gééf ze me. God, geef me goedgezinde mensen… al is het er maar één.”

     

    Het alarmerende geritsel, daarstraks nog op enige afstand, was nu vlakbij. Het wás de gang van een mens, een heel lichte gang. Het struikgewas week uiteen. Hij keek in de bange, hulpzoekende, om vergeving vragende ogen van Lhora.

     

    Onder mijn lezers is iemand, die helemaal niet wedergeboren is. Die iemand weet eigenlijk níets van het geloof in Jezus. Op de morgen, dat de bijbel op zijn openbare school werd behandeld, was hij net ziek. ‘Zijn handen staan er scheef voor’. Hij weet niet, hoe hij het moet aanpakken. De mensen, die samenkomsten en kerken bezoeken, behoren tot een heel andere wereld dan die zíjn omgeving vormt. En toch, hij leest deze voor hem onbegrijpelijke taal met klimmende interesse. Hij verlangt naar ‘iets’, hij verlangt naar Iemand om te vereren, lief te hebben en te dienen. Hij wil goede dingen horen en het niet bij horen laten. Hij wil tot daden komen. Hij voelt zich besmeurd door allerlei gebeurtenissen. Heel zijn eigen persoonlijkheid, kracht en herstelvermogen zijn niet voldoende om hem uit de drek te halen. Ze geven hem geen gevoel van werkelijke rechtvaardigheid. Graag zou hij die eigen mogelijkheden prijs geven (Num. 19:5). Hij verlangt naar ándere kracht en naar groei tegen elke verdrukking in .Hij snakt naar iets majesteitelijks in zijn leven (Num. 19:6). Hij wéét, dat dán pas dat leven tot zijn recht zal komen. Er is een innerlijk begrip bij hem. Hij snapt het beginsel van de dingen uit de onzichtbare wereld zonder verdere uitleg. Zonder allerlei dingen óver God geleerd te hebben, voelt hij zich in zijn beste ogenblikken éen mét God. De praktisch onoverkomelijke handicaps in zijn bestaan kunnen die gedachte nooit helemaal overschreeuwen.

    ……

    De geschiedenis van Volgar is de zijne. Wat hij nu leest en wat hij al eerder heeft gehoord, zijn voor hem ‘woorden van Wortah’. Hij is eigenlijk al los van zijn omgeving-tot-dusver, maar weet de weg niet naar de andere sfeer.

    In zijn eigen milieu is hij al afzonderlijk komen te staan.

    Bij de laatste staking kozen alle anderen voor de weg van de haat en de confrontatie. Híj deed niet mee. De metaalharde stem van de actieleider deed hem het zweet uitbreken. Alle kameraden in de kantine schreeuwden hun instemming uit. Er werd gevraagd, wie er misschien tóch tegen was… of die wilde gaan stáán. Hij stond op onder gejoel, ging –ver-schrikt door een fluitkoor- weer zitten. Tenslotte liep hij tóch weg, honend nageroepen.

    De wilde staking mislukte, maar hij had geen leven meer, werd genegeerd en tegengewerkt, raakte werkloos.

    Tegen die man zeg ik:

    “God weet, wat je zoekt. In het schaftlokaal had je in de gaten, dat bitterheid en op-de-spits-drijverij de weg niet zijn van jouw God. Ook al weet je nog niet eens, dat je Hem zoekt; Hij zoekt jou. Je diepste natuur drong je om te doen, wat juist was en naar Gods wet. In dit geval was dat: niet meedoen. Je hebt de positieve aandacht van de goede Onbekende getrokken. Je hebt getoond, dat je niet alleen wíst, wat goed was –dat wisten vele van je maten ook- maar dat je er ook naar durfde handelen. Daarom ben je innerlijk rustig, ook al loop je doelloos langs de straat. Je geweten speelt soms wel op om al die grijze vuilheid, die op je ligt. Ook díe kan echter worden gereinigd door het levende water van Gods Geest (Num. 19:17).

    Je medearbeiders vinden je fout… God vindt, dat je op weg bent naar het goede. Zíj schelden je voor onderkruiper. Híj oordeelt, dat je op weg bent naar de vrijspraak. Je hebt een goede daad gesteld. Je zit op het juiste spoor om meer van zulke daden te stellen. Je hebt niet toegestaan, dat je geweten door lafheid werd toegeschroeid (1 Tim. 4:2). Je hebt werkelijke geestkracht getoond (Mal. 2:15). Je collega’s hebben toch iets van ‘die Andere’ in je kunnen zien (Rom. 1:19). Bid nu maar tot God en gebruik de naam van Jezus als toegangssleutel. Je zult eens zien, hoe God je verder helpt.”

     

    U –wedergeborene- komt er ditmaal wat karig af. Maar ik moest even eerste hulp geven. U begrijpt het wel hè.

     

    Toch nog even een slotwoord tot u: eerste doelgroep:

    -         Uw levend, innerlijk begrip leidde u uit een misschien óók ongunstige positie tot de eenswillendheid, zoals die nu tussen u en God bestaat.

    -         Uw dode werk, dat die eensgezindheid in de weg stond, heeft u ingeruild voor levende daden.

    -         Dícht deed u de deur naar domme, aardse dingen; wijd ópen de deur naar wijze, hemelse zaken.

    Zeg daarvoor nóg maar eens een keer:

                “Glorie… halleluja.”

    23-02-2010, 21:00 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.7.....4.7.1.

    4.7.

    Hoofdgedachte:

    Dode werken leiden niet tot eensgezindheid met God, levende wel.

     

    Gedachten:

    -

    Dode, aards gerichte actie bréngt niet in hemels contact met de Levende, zelfs niet van uit de meest gunstige positie

    4.7.1.

    -

    Levend, innerlijk begrip voor het hemelse leidt tot eensgezindheid met God, zelfs uit de meest óngunstige positie

    4.7.2.

    -

    Een goed begin van eensgezindheid, verkregen door levend werk, wordt door God voortgestuwd naar oneindige harmonie

    4.7.3.

    -

    Het is goed om de staketsels, die de eensgezindheid met God in de weg staan, af te breken

    4.7.4.

    -

    Jezus wil ons helpen om eensgezindheid met God te bereiken

    4.7.5.

     

    4.7.1.

    Dode, aards gerichte actie bréngt niet in hemels contact met de Levende, zelfs niet van uit de meest gúnstige positie

     

    -         De mensen zeiden tot Hem:

                “Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?”

          Jezus antwoordde en zei tot hen:

                “Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.” (Joh. 6:28,29).

     

    Deze teksten kwamen elders –bij 4.2.8.- ter sprake. Dat geeft niet. Er zal nu best weer wat ánder licht op vallen.

    De mensen, waarvan hier sprake is, zijn al een iets uitgesorteerde groep. Zo’n twintigduizend personen (6:10) hadden de vorige dag van een paar broden en vissen gegeten (9), zoveel ze maar wilden (:11). Ze hadden gesmuld, tot ze allemaal verzadigd waren (:12).

    Hoeveel zijn er nu overgebleven, die er wat méér van willen weten? Hoeveel zouden er in die scheepjes (:23) gegaan zijn? (:24). Twee honderd? Veel meer zal het niet geweest zijn.

    Een vóórhoede… heeft zichzelf door vasthoudendheid al in een veel betere positie gebracht dan al die wegblijvers. Hun actie heeft iets veelbelovends in zich. Maar: hun innerlijk is er nog niet bij betrokken. Dat denkt nog in even doods aardse begrippen als altijd. Zó is geen contact te maken met het hemelse.

    ……

    Ze vinden Jezus. Barstensvol nieuwsgierigheid stormen ze op Hem af. Oppervlakkig en sensatiebelust echter alweer dat eerste aanloopvraagje:

    “Wat hebt U nú weer voor een wonder gedaan?!”

    Diepzinnig ontdekkend het antwoord:

    “Jullie bent gespitst op nog meer opwindende gebeurtenissen (:26). Je maakt er werk van om dáár te komen, waar die plaats vinden. Ik heb echter wat ánders voor jullie. Ik wil jullie zó maken, dat je zélf aan de slag kunt gaan met grote daden (Joh. 4:12), dat je zélf kunt gaan werken. Je loon is dan niet meer een vluchtigheid, die éven je lichaam verzadigt. Je loon is dan veel grootser. Het is iets blijvends, dat je hele wezen voor eeuwig vrede en geluk geeft. Ik heb machtiging van God om jullie dát aan te bieden.” (:27).

    ……

    En dán roepen ze:

    “Ja, dat willen we. Wat moeten we doen om de weg te vinden naar werk, dat God echt welgevallig is.

    Met de benadering van oudsher lukte het niet, dat hebben we onderhand wel in de gaten. Díe aanpak is dólgedraaid. Geef ons de voorschriften, die behoren bij de níeuwe tactiek.”

    Ze denken echter nog altijd in de termen van vroeger. Dat blijkt wel uit het vervolg, dat ik nu verder onbesproken laat. Ze overleggen mogelijk zoiets als:

    De oude voorschriften vormen samen een heel dik boek. Die verouderde wet moet aangepast worden aan de nieuwe tijd. De vroegere richtlijnen dienen te worden herschreven. Geeft niet, hoe dik déze wet weer wordt. We houden van aanpakken.

    ... aanpakken dan op de oude, beproefde manier. Het kan wel wezen, dat de sleutel van toen nooit paste op de poort van de hemel. Maar wat wíl je: we hébben geen andere … we wéten van geen andere … we tálen ook niet naar een andere …

    Toch eigenlijk een vreemde toestand: we zijn ver voor op de achterhoede, maar onze begrippen zijn nog ván die achterhoede. Ach, we zijn niet werkelijk gelukkig. Oude vrienden zeiden we vaarwel: we moesten zo nodig met dat bootje mee. Díe eensgezindheid is weg. Maar: de nieuwe eensgezindheid met Gód is er ook niet…”

    ……

    Er komt dan weer zo’n antwoord van Jezus: te goed om direct te worden begrepen. Een antwoord, dat onder lijkt te gaan in schreeuwend onbegrip. Een antwoord echter, dat steeds meer komt bovendrijven. Ooit eens zal het –in samenwerking met andere uitspraken- leiden tot algemeen begrip (Jes. 25:7).

    Dít antwoord:

    Het nieuwe wetboek is zo dún met dat éne artikel. Het is ook zo ánders. Die ene regel wordt voortaan in gedachtewerelden ingebeiteld en niet meer in steen (Jer. 31:33).

    o       Geloof in Mij… geloof in mijn kracht om je door het offer van mijn bloed met God te verzoenen.

    o       Geloof in mijn kracht, om je diepste innerlijk –je geest- te genezen.

    o       Geloof in mijn kracht om je innerlijk –je ziel- te herstellen.

    o       Geloof, dat je lichamelijke gezondheid daar baat bij zal hebben (3 Joh. :3).

    o       Geloof, dat Ik je vol wil maken met mijn Geest, zodat je vanuit je nieuwe weten ook níeuw kunt werken.

    ……

    Tot zover onze eerste overweging.

     

    U –wedergeborene- u hebt het ook allemaal zo echt méégemaakt.

    Met heel veel anderen op een onverwachte manier gezegend bij een opwekkingscampagne. Er kwam een echtpaar met ieder een gitaar: wat ís dat nu helemaal. Het was echter Gods tijd… iedereen vond daar álles: bekering en genezing en een aanraking met de Geest van Jezus. Toen de campagne was afgelopen, stoven de meesten evenwel naar alle kanten uiteen. Betrekkelijk weinigen –waaronder ook u- gingen op zoek. U en die andere weinigen wilden méér weten. Dat onderzoeken, dat vragen, is –wat u betreft-  nog steeds aan de gang.

    Al jaren lang draait u mee in een gemeente. Er is echter nog altijd die onrust in u van niet helemaal zeker te zijn van uw zaak. Misschien gaan de volgende vragen wel door u heen:

    -         Heb ik wel genoeg mijn bést gedaan voor Jezus.

    -         Zou ik niet voortaan elke morgen om zes uur opstaan om te bidden en bijbel te lezen.

    -         Zou ik misschien een bóek moeten gaan schrijven om zó nuttig te zijn voor God.

    -         Doen anderen niet veel meer voor Hem. Kunst, zíj krijgen de kans, ik niet.

    En zó botst u als een dom insect maar steeds tegen het onzichtbare glas, dat u scheidt van de vrije vlucht. Met uw aardse denken trekt u zelf die versperring op. u kunt er likkebaardend dóórkijken, maar u kunt er niet dóór! U snakt náár, maar maakt geen wezenlijk contact mét God.

     

    In het geval, dat deze en dergelijke vragen door uw brein spoken, zegt Jezus tegen u:

    -         “Nu zoek je nog naar áárdse dingen, al wil je daar dan ook een hemels tintje aan geven.

    -         Wees toch wijzer; geniet nu eerst eens van je geloof in Mij. Let eens goed op! Merk je, hoe ik die dofheid uit je geest wegneem.

    -         En je zielenleven: je wordt al aangenamer voor je omgeving.

    -         En je voortdurende verkoudheden; waar waren ze in de afgelopen winter?

    -         Let ook eens op die blijde gedachten, die steeds meer bij je opkomen. Ik ben met mijn Geest in jou aan het wérken; dat moet je toch mérken!

    De nieuwe wet is als een compact disk in je hart. Puur geluid komt er uit, dat nóóit slijt, beschadigt of minder wordt. Gooi die oude, grijsgedraaide langspeelplaat nu eens weg.

    Mijn lied in jouw hart maakt:

    -         Dat het ‘klik’ zegt tussen jou en Mij. Dan werk je niet meer vóór Mij, maar mét Mij. Dan hoef je niet zo meer ‘je best te doen’. Dan gaat het vanzelf.

    -         Dat je éérst met Mij te rade gaat, voor je plannen uitvoert of voortzet (Spr. 3:6). Dat voorkomt veel onnodig verdriet.

    -         Dat je net zo blij bent met wat anderen voor Mij doen als je blij bent, met wat jijzelf voor Mij doet. Dan pas komt jouw kans, jouw doorbraak. Dan pas kun je doelmatiger gaan werken. Naijver kan dan niet meer maken, dat je dichtklapt en voor mijn werkopdrachten onbereikbaar wordt. Pas dán kom je er toe om aan te pakken op míjn manier. Dan krijg je ook lóón van Mij: eeuwige vrede, hemels geluk.”

     

    Stel je toch voor:

    -         Niet meer ‘tok tok’ tegen die ruit, tot je er van suizebolt; maar: rust voor je bolletje.

    -         Niet meer het licht en de warmte vanuit de verte zien, maar van vlakbij ervaren.

    U was al een beetje los van het oude en dat gáf al een voorsprong. U was echter ook nog wat los van het nieuwe en had eigenlijk niet zoveel contact met de grote Energiebron als wel wenselijk was. Maar nú –eindelijk- begint die verbinding beter tot stand te komen. Nu krijgt u hémels loon voor het loslaten van áárdse eensgezindheid met vele anderen. Dat loon kreeg u niet, toen u de oude saamhorigheid prijsgaf uit bijvoorbeeld verveling of hoogmoed. Dat loon krijgt u nú wel, omdat u door het geloof geleerd hebt, los te laten –als dat beslist nodig is- uit liefde tot Jezus (Luc. 14:26).

    Is er nog ergens zoiets krampachtigs bij u, als hier voor aangegeven. Ontspan die spieren met gebed, verwarm ze met liefde, masseer ze met geloof. Dan zult u blij, stralend en stevig kunnen voort wandelen naar het grote werk.

     

    18-02-2010, 18:54 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.6.9

    4.6.9.

    Levend, rechtvaardig makend werk voert tot de hoogste toppen van geluk

     

    -         Hem, die werkt, wordt het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting. Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn gelóóf gerekend tot gerechtigheid, gelijk ook David de mens zalig spreekt aan wien God gerechtigheid toerekent zonder werken (Rom. 4:4-6).

     

    Er was eens een man, die zich bekeerd had tot God. Nu was hij altijd al een ijverige dribbelaar geweest in zijn benadering van alles, waarmee hij in aanraking kwam. Ook de dingen van het koninkrijk nam hij weer klemvast in zijn harde handen met die stevige korte vingers:

    -         Een werken in commissies

    -         Een zich inspannen in gebedsgroepen

    -         Een zich geldend maken in comités

    -         Een verdienstelijk bezig zijn in organisaties.

    ……

    Tot hij uitgeput was en een tekort merkte. Hij riep uit:

    “Heer, heb ik dan geen recht op loon? Ik hoef toch geen genadebrood te eten. Waarom zie ik geen salaris in de vorm van diepe innerlijke voldaanheid?”

    Opeens echter werd hem van alles duidelijk. Hij hád geen recht op loon. Hij had slecht werk geleverd. Hij was wel in Gods tuin bezig geweest. Maar:

    -         De grasranden waren onbeholpen geknipt.

    -         Het mos was te ruw verwijderd: de halve grasmat was meegegaan…

    God wilde bést betalen, maar er was geen redelijke prestatie geleverd. Er was geen verplíchting tot betalen en daarmee hield alles op.

    Hij zag in, dat hij wel erg vóór God bezig geweest, maar aan het dienen ván God nog moest beginnen. Hij was nóg min of meer een loze vrucht; zónder God, lós van God, zonder echte gemeenschap met Hem… ach; ondanks zijn bekering: in zekere zin: goddeloos. Pas wanneer hij het geheim van ‘goed werk doen’ ontdekte, dan zou hij rechtvaardig zijn. Pas dán zou hij recht hebben op een loonzakje-met-inhoud. Pas dán zou er geen gat meer in dat loonzakje zitten (Haggaï 1:6).

    Hij bad:

    “Heer, ik mis de wijsheid om de zonnebloemen goed op te binden end e rozen beleidvol in te korten. Ik kán het onkruid niet onderscheiden. Hélpt U me. Zonder U kan ik niets, mét U álles (Phil. 4:13)…

    Ik geloof, dat U al bezig bént om mij te helpen (Marc. 11:24).”

    ……

    Er kwam zó’n rust in hem; zo’n diepgelukkig gevoel van welzijn en veiligheid. Hij stortte zich niet meer met heel die driftige energie op toogdagen, conferenties, congressen en retraites. Hij had nu een ándere houding dienaangaande. Liefdevol afstandelijk, schiftend. Hij werkte even níet: die handen, die áánpakkerige handen hingen stil langs zijn lichaam. In geloof hechtte hij zich helemaal aan God.

    Daarna ging hij weer aan de gang; maar: ánders… een vólle vrucht, door het geloof mét God, áán God verbonden.

    Toen kwam het loon. Met een ruk werd alles weggenomen, wat een muur opwierp tussen God en hem. In een flits werd hij uit een oneerlijke, scheve stand ten opzichte van zijn Vader, geplaatst in een eerlijke, rechte positie.

    Toen kwam ook de wijsheid om niet meer uit te rukken, wat moest blijven staan. Het inzicht om niet meer te laten voortwoekeren, wat moest worden weggedaan; om te stutten, wat zonder die ondersteuning zou knakken.

    Hij kreeg nu ook inzicht in de royaliteit van het door God gegeven loon (Luc. 6:38). Er groeide een heerlijk weten:

    “Ik kan bewust wegschuilen in de veilige wijkplaats, die God in zijn genade geeft. Ik kan afzien van eigen, vermeende waardigheid, verdienste en recht. De werkelijke waardigheid en het verdienstelijke werk van Jezus worden aan mij toegerekend. Volgens de regels van Gods recht zijn die nu van míj. Zijn bloed is werkelijk een reiniging voor ál mijn zonden (1 Joh. 1:7). Nooit voelde ik dat zo diep als nu.”

    Zijn honorarium kreeg hij nu –zo zag hij- voor zijn geloof en zijn geloofswerken sámen. Zij waren zo hecht verbonden, dat zij een eenheid vormden.

    ……

    O, wat begreep hij nu David goed met die uitspraak van hem:

    “Wat bén je uitermate gelukkig, als God tegen je kan zeggen, dat Hij je gerechtigheid geeft búiten je eigen broddelwerk om.”

    Wat een zálig iets om te weten: levend werk; voortgekomen uit geloof, tilt je tot voorheen onbereikbare hoogten op.

    Vol verheugde verbazing keek hij naar zijn salaris: een bijschrijving op zijn ‘bankrekening’, zijn geestelijke bankrekening wel te verstaan (Phil. 4:17), met als toelichting: voor uit geloofswerken blijkend geloof (Jac. 2:22). En wát voor een bijschrijving?: Koninklijk (1 Cor. 2:9).

     

    Zijn dood gemiezer van voorheen leverde hem nog gen koperen duit op: geen enkel gevoel van ‘terecht zijn’. Zijn levende werk van nu bracht hem, wat hij altijd had gewenst: de goede, rechte verhouding tot God.

    ……

     

    U –wedergeborene- was zo iemand als hiervoor geschetst: bekeerd; maar nog zo oorverdovend ijverig! Op het onzinnige af soms, zo dríjverig (2 Kon. 9:20).

    -         Weet u nog, dat u velen opschrikte met uw al gauw te berde gebrachte: “Jezus komt spoedig!”.

    -         En: -ik wil u niet laten blozen-… maar die goedkope sensatie effecten; dat verhaal van u bijvoorbeeld, dat het altijd zo lekker dééd: van die man, die opeens een medepassagier in zijn auto had, die dan een engel bleek te zijn.

    -         En: die ongare theorieën over de antichrist, die eens een leger zou vormen, heel ouderwets, met paarden in plaats van tanks (Op. 9:17, natuurlijk helemaal verkeerd gebruikt).

    Toegegeven: u wás verschrikkelijk bezig. U dacht, dat uw zielse, aardse werk springlevend was. Op het laatst werd in uw hart echter alles zo dóóds, dat uw blikken trompetje er niet meer boven uitgetetterd kwam. Toen werd u met uw neus op de feiten gedrukt. U zág uw gebeunhaas in Gods hof.

    -         U had anderen zo in een kramp gebracht, dat ze bezig waren om verknipte figuren te worden.

    -         U had anderen zo onhandig op hun fouten gewezen, dat ze het nu helemaal niet meer wisten.

    -         U had uw eigen leven proberen te verbeteren door ballast weg te gooien. U was echter ook veel goede gewoonten van vroeger kwijtgeraakt.

    U hebt daarna begrepen, dat God met de beste wil van de wereld u niet kón betalen voor wat geen betaling waard was (Mal. 1:8).

    U zocht en u vond. Dringend klopte u met uw gebed op de deur van Gods hart. Hij dééd open (Luc. 11:10). U vroeg:

    “Heer, help mij.”

    -         Er zijn zoveel schitterende gelovigen om mij heen, die nog in de knop zitten. Ik heb ze niet eens in de gaten. Ik kan ze niet helpen om in bloei te komen.

    -         Er zijn zoveel prachtige christenen rondom mij met toch nog wilde ranken. Maar, hoewel ik die valse scheuten wel zie, kan ik hen toch niet helpen om daarvan gezuiverd te worden.

    -         Er is zoveel onkruid, dat van buiten is binnen gedrongen in uw wijngaard door het wilde sloopwerk van de vossen (Hoogl. 2:15). Dikwijls echter ben ik zó onbenullig… dan denk ik, dat die wilde groeisels orchideeën zijn.

    Ik gelóóf dat U mij inzicht geeft.”

    ……

    Uw loon kwam. U verheugde zich met een onuitsprekelijke blijdschap over de levende daden, die nu mogelijk werden. Daden, die u niet alleen zouden rechtvaardigen, maar die u ook hemels gelukkig zouden maken, dat voorvoelde u al.

    Uit uw herboren hart is uw handelen nu zó:

    -         Dat uw liefdevol en voorzichtig vermaant. Na uw hint zijn uw medegelovigen ballast kwijt. Ze hebben echter liefde in een gereinigd hart over (1 Tim. 1:5).

    -         Dat u dapper aanpakt, wat toch echt wegmoet. Medechristenen waren soms ongerust over iets in hun karakter. Zij vroegen u om raad. Uit een soort vriendelijke welwillendheid stelde u hen gerust op ondeugdelijke gronden. Met die gemakzucht is het nu áfgelopen.

    -         Dat u waakzaam rondkijkt om bedroefden en eenzamen te steunen, al was het maar met een woord of met een blik. U ontdekt, dat mensen, van wie u het heel niet verwacht, zich verdrietig en verlaten kunnen voelen over allerlei ongedachte situaties.

    En: u telt uw loon! U hoeft niet spijtig te zeggen:

                “Haal uit je winst!”

    Nee; wat rúim en onbekrómpen, dat salaris. Púúr goud, die munten!

    -         Geen inspanning meer om rechtvaardig te worden; om eeuwige vrijspraak en schuldkwijtschelding te hebben is de genade van het geloof voldoende.

    -         Mogelijkheden om Gods wetten te houden; u hebt nu immers een begin van geestelijke gemeenchap met Hem!

    -         Vrij zijn van alle vruchteloze bedrijvigheid van eertijds, waardoor u níets bereikte. Door genade overgeschakeld hebben op geloof, waardoor het mogelijk wordt, álles te bereiken (Marc. 9:23).

    -         Omringd zijn dóór en gelukkig zijn mét vrienden, die eveneens uit genade en geloof levend werk doen.

    -         Stralend weten, dat je los bent van alle, kleine, dorre denken, dat alleen leidde tot kommer en kwel. Ook blij weten, dat je hecht bent verbonden met het grote bloeiende denken, dat leidt tot gejuich.

    -         De zekerheid dat je een bezem hebt gevonden, om het vuil weg te vegen, zodat de loper kan worden uitgerold voor al wat liefelijk is en wél luidt… wat waar en waardig en rechtvaardig is (Phil. 4:9).

    09-02-2010, 16:11 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.6.8.

    4.6.8.

    Dood werk geeft misschien tijdelijke rechtvaardiging bij mensen, maar geen eeuwige rechtvaardiging bij God

     

    -         Indien Abraham uit werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij róem, maar niet bij Gód (Rom. 4:2).

     

    Er waren mensen, die tegen Paulus zeiden:

    “Door dat gepraat over ‘de wet van het geloof’ veroorzaak je schade. De wet van de tien geboden gaat zo hélemaal kapot.”

     

    Ik geef u hierna op de gebruikelijke manier het antwoord van Paulus. U weet wel: aangevuld met schriftplaatsen en gedachten van elders uit ‘het goede boek’.

    Paulus dus:

    ……

    Nee, dat kán helemaal niet. De wet van de tien geboden ís geen achterhaalde zaak. Zij komt van God, dus is zij eeuwig (Matth. 5:18).

    Ik wíl haar niet wegredeneren, dat kán ook niet eens.

    Het ligt heel anders. In de oude tijden was het voldoende, als je uiterlijkheid niet al te veel van Gods regels afweek.

    En zelfs dáármee was het dikwijls bedroevend gesteld. De wet van de tien geboden –de wet van de tien verboden- was zó onhaalbaar. Het telkens terugkerende ‘Gij zúlt niet’ kreeg iets dreigends, iets, dat je gespannen maakte. En: dat wordt nóóit anders, tenzij er iets bijzonders gebeurt.

    Dat bijzondere nu gebeurt, wanneer mensen in God gaan geloven, zich niet maar alleen naar Hem toekéren, maar op Hem tóe gaan lopen. Alles wordt dan verrassend nieuw. Zulke mensen komen op het niveau van God, dus ook op het niveau van zijn wet. Die wet wordt háálbaar. Die woorden ‘Gij zúlt niet’ hebben nog altijd de klemtoon op zúlt’, maar: de klank is anders: bevrijdend en ontspanning gevend.

    Door de ‘wet van het geloof’ komt ‘de wet-van-de-te-halen-normen’ eindelijk pas tot zijn recht (Rom. 3:31).

    Wij leven nú met de ‘wet van het geloof’, wij wandelen nu met Gods Geest mee. Wij komen nú aan de eis van ‘de oude wet’ toe (Rom. 8:4). Pas nú is die wet in ons verstand geprent en op ons hart geschreven (Hebr. 8:10). Zo zijn wij, gelovigen, eigenlijk mensen, die voor het eerst eens die wet éér geven door hem te hóuden.

    ……

    Iets ánders: Abraham is toch voor ons gelovigen het grote voorbeeld, onze geestelijke vader. Is, wat ik –Paulus- verkondig, nu zó iets nieuws!? Zou Abraham zeggen, dat hij het in zíjn tijd heel anders aanpakte?! Handelde híj soms niet volgens de wet van het geloof. Had hij dan tóch een weg ontdekt, om uit eigen kracht iets te doen?! Moet je míj eens vertellen, wat Abraham uit zijn vlees, uit eigen kracht, bereikte of ook maar wílde bereiken (:1).

    Kom nou, die man was zijn tijd ver vooruit. Hij probeerde niet mensen te behagen en naar een indruk van rechtvaardigheid bij hén te streven. Hij jaagde naar de eeuwige rechtvaardigheid bij Gód.

    Wat een man; iemand, die tóen al wist, wat Luther zo’n 35 eeuwen láter herontdekte: door het geloof alleen.

    Als Abraham een alternatieve weg naar Gods hart ontdekt had, die met asfalt uit het zielse leven was geplaveid; wat denk je, dat het gevolg geweest zou zijn?!

    Iedereen had dan kunnen roepen:

    “Hoera, hoezee, dat doen wij óók; zulk gruis, zulk wegbedgruis, zulk asfalt hebben wíj ook. Eer aan de grote padvinder. Wíj doen hem na!”

    Dan echter zou er geen eer geweest zijn voor de grote Pad-áánwijzer. Abraham had het dan ook moeten stellen zonder ééuwige eer.

    Die eeuwige eer had hij bij God kunnen verwerven door diens geestelijke weg te volgen. Maar wanneer hij een zielse weg gevonden hád, dan had hij zich moeten behelpen met de tijdelijke eer van mensen: een onvoordelige ruil.

    Hij hád door een vrome levenswandel, door véél goede, aardse werken een uiterlijke rechtvaardigheid kúnnen bereiken. De áárdse applausmeters zóuden zijn uitgeslagen. De hémelse applausmeter echter zou geen streep hebben bewogen. Voor God telt alleen het innerlijk.

    ……

    Alternatieve weg… waar práát ik over; er ís geen alternatieve weg. Om het innerlijk in positieve beweging te krijgen, is gelóóf nodig en anders niet.

    ……

    Ik zei het al: Abraham was uit ánder hout gesneden dan vele anderen. Wat ik jullie nú aanprijs, heeft hij allemaal al eens voorgedaan Zó verwierf hij wél eer van God: een ereplaats in de portrettengalerij van de geloofshelden (Hebr. 11:8-12).

    Wat dééd hij dan, dat zo heel bijzonder was?:

    -         Toen God hem opdroeg om te verhuizen, ging hij, hoewel hij zijn nieuwe adres niet eens wíst (:8).

    -         Dat nieuwe adres bleek zo váág, zo wísselend. Hij wist eigenlijk zijn hele aardse leven lang niet precies, wat de bedoeling was. Dat bracht hem echter niet van zijn stuk (:9).

    -         Hoewel hij de belofte had, dat zijn nieuwe adres eigendom zou worden, bleef hij levenslang huurder. Dat deerde hem echter niet, want hij had al lang geleerd, ééuwig bezit na te jagen (:10).

    -         Toen God tegen hem zei:

    “Jij en Sara zijn een heel oud echtpaar, maar toch krijgen jullie samen nog een kind”, (Gen. 17:16)

    geloofde hij dat (Rom. 4:18). Dat geloof heeft zich aan Sara meegedeeld. Eerst lachte zij van ongeloof (Gen. 18:12), later van blijdschap (21:6). Nóg later wordt zij als zélf gelovend, náást Abraham genoemd (Hebr. 11:11).

    -         Abraham gelóófde. Miljoenen zijn gevolgd als zonen van die eerste, Izaäk. Miljarden zijn er aan het volgen, die nét zo willen geloven als Abraham: miljoenen aardse, miljarden gééstelijke kinderen (:12). Die miljoenen en die miljarden ontmoeten elkaar in die Ene. Hij was een rasechte afstammeling van Abraham, op de áárdse manier. Hij was ook een gelovige als zijn grote voorvader. Maar de puurheid en de zuiverheid van geloven ván die Ene –Jezus Christus- zijn voor altijd het volstrekte maximum.

    Aan het geloof van Abraham kwamen geen aardse wetten en zielse overleggingen te pas. Hij vond de weg van de hemelse wetten en geestelijke overleggingen. Als gevolg daarvan kreeg hij gerechtigheid, kwam hij met Gód op één lijn te zitten, was er geen enkele kink meer in wélke kabel dan ook. God beschouwde en behandelde hem als een rechtvaardige, als iemand, die ís, zoals God wil, dat hij zíjn zal (:3).

     

    En, als hij al eens incidenteel in de fout ging (Gen. 12:13, 20:2), deed dat toch geen schade aan zijn image bij God.

    Zó deed Abraham dat; niet het láge, voorbíjgaande doel: het ‘fijne-vent-zijn’ bij mensen. Wat hij zócht en vónd, was het hoge, blijvende doel: het een-vriend-zijn-voor-God (Jac. 2:23).

    Hij vond, zoals sommigen vóór hem en steeds meerderen ná hem, de wég!

    Het pad, dat wegleidt van zelfbedacht gefrutsel, dat nooit rechtvaardig maakt.

    Het pad, dat toe leidt naar in de hemel voorbereide daden, die eens maken, dat men zich bij God op de goede plaats voelt.

     

    Tot zover Paulus.

     

    U –wedergeborene- ziet nu ook allerlei wetten van God van bovenaf. Wat hébt u vroeger gezwoegd om tegen die hoge álp op te komen. De bérg… om juist díe medegelovige lief te hebben, die zo stóm tegen u was opgetreden. Uiterlijk was alles goed:

                “Prijs de Heer broer”,

    klapje op de schouder, weet je wel. Maar innerlijk: wat was die álp onháálbaar, hemelhoog dreigend, neerdrukkend. En tóch wás u al bekeerd. U moest echter in dat spoor nog heel wat verder (Phil. 3:16).

     

    En nu?! Uw bekering vloeide verder uit, laafde het dorre gras en de verdroogde struiken, verdiepte zich tot wedergeboorte. Nú gaat u met het vliegtuig van het geloof over die alp van vroeger heen.

    Die medegelovige vloeit nog steeds niet over van begrip. Maar uwerzijds is het anders. Laatst gaf u hem weer eens een ‘hugging’-zo’n uit de ‘States’ overgewaaide gewoonte’. Maar gééstelijk bekeken, was er nu in uw hand geen dolk meer van wrevel. Die hand kon die dolk immers niet meer vasthouden. In ontspanning was hij geopend.

     

    U kunt Gods wetten naar hun diepste –op uw binnenkant gerichte- eis nu hóuden. Uw verstand is gesaneerd, uw hart is vernieuwd.

     

    U hoeft niet meer zo prima over te komen bij álle mensen. Maar nu komt u goed over bij Gód. Vroeger knielde u –als het er op aan kwam- tóch voor het-beeld-in-het-dal (Dan. 3:7), zweeg u stil tegenover de schimpende Goliath (1 Sam. 17:8). Nú hebt u pít (1 Sam. 3:12), schuwt de smart niet (Dan. 3:16-18), nóch de strijd (1 Sam. 17:45).

    En dat maakt, dat u op de duur ook goed overkomt bij Gods wáre kinderen.

     

    Eigenlijk hebt u de grote ontdekking weer gedaan, déze:

    -         Door geloof kunnen gehoorzamen

    -         Door geloof kunnen volharden

    -         Door geloof geduld kunnen oefenen

    -         Door geloof kunnen verwachten

    -         Door geloof anderen kunnen inspireren

    -         Door geloof tot een zegen kunnen zijn (Gen. 12:3).

     

    Abraham deed die ontdekking… in het vergeetboek geraakt. Anderen deden die hem na… telkens maar énkelen. Altijd weer dat ‘uit de gedachten wegraken’. U bent echter met een grote groep. Van nu aan raakt het blijde weten niet meer in het vergeetboek. Steeds meer stemmen zingen het nieuwe lied:

     

    Van buiten wel vriend’lijk                    van binnen zo voos

    Van buiten wel braafjes                       van binnen zo boos

    Van buiten wel aardig              van binnen een kreng

    Van buiten goed brood wel                  van binnen de leng.

     

    Al ’t aardse geotter                              zo inferieur

    De hemelse wetten                              zijn superieur

    Het was ‘niets bijzonders’                    maar nu is het fijn

    Zo goed klíkt nu alles                           zo moet het ook zíjn.

     

    Voorbij zijn de tijden                           van zelf geprobeer

    Wij zijn nu voor altijd               bij God in de leer

    De eigen kracht wég nu                       alleen kracht van Hém

    Geloven alleen dus                               alleen eer voor Hém

     

    De andere aanpak                               o wat is die góed!

    Ik zou echt niets weten             dat ook zo voldoet

    Applaus van de mensen                       wat schraal dat geluid

    God eert nu verwarmend                     zijn wordende bruid (Op. 21:9)/

     

    Geloven in Christus                              dat leidt tot Gods hart

    Daar zijn ook zijn wetten                     eens oorzaak van smart

    Nú reden tot blijdschap                       wat ís die wet mooi!

    Ik kan hem nu houden              hij hoort bij mijn tooi

     

    Geloof, dat rechtvaardigt                     geloof en niets meer

    Geloof brengt ons nader                      tot Christus de Heer

    Geloof brengt ons binnen                     in feest’lijk gedruis

    Aards werk, dat staat buiten                maar wij… wij zijn thuis!!

     

    Steeds meer stemmen van steeds meer mensen, die steeds meer door hebben, dat eer van mensen een vluchtige, uiteenspattende zeepbel is.

    Steeds meerderen, die de van dorheid ritselende werkjes ontvluchten, omdat de vrucht van de rechtvaardiging niet aan de twijgen zat.

    Steeds meerderen, die schuilen onder de boom van levende, rechtvaardig makende daden.

    Die boom met zijn van de zwaarte van de vrucht dóórbuigende takken.

    Doet u dat ook; hak het nutteloze om; koester het nuttige: proficiat.

    01-02-2010, 19:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!