|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
01-03-2008 |
3.1.3. |
3.1.3. Hoe iemand, die hebbelijkheden niet losliet, zichzelf ontriefde.
Uzzia (een koning van Isra«l), zocht God, zolang (zijn leermeester), die hem onderrichtte in de vreze Gods, leefde en : zolang hij de HERE zocht, maakte God hem voorspoedig. God hielp hem tegen (zijn vijanden) ; hij klom tot een toppunt van macht, wonderbaar werd hij geholpen, totdat hij machtig geworden was. Maar toen..." werd zijn hart zó hoogmoedig, dat hij zeer snood handelde en ontrouw werd jegens de HERE zijn God (door priesterdiensten te willen verrichten, waartoe hij geen bevoegdheid had). Terwijl (Uzzia) tegen de priesters (die hem waarschuwden), toornde, brak melaatsheid uit aan zijn voorhoofd. Haastig dreven ze hem vandaar weg en ook hijzelf haastte zich naar buiten te gaan Hij was melaats tot de dag van zijn dood . (2 Kronieken 26:5,7,8,15,16,19,20).
Uzzia deed het goed. Een prima dominee hield hem op koers. Alles, wat hij ondernam, gelukte hem (Ps. 1 v 3). Zolang hij God maar zocht. Maar; het zijn sterke benen, die de weelde kunnen verdragen. In al die jaren van samengaan met de Heer had hij geen orde op zaken gesteld. Hij had vérder kunnen komen, díeper met de Heer kunnen gaan leven: hoogmoed, nóoit ten bloede toe bestreden (Hebr. 12:4), hield hem tegen. Toen zijn leraar was overleden, trok die hoogmoed hem geleidelijk aan wég. Een sluipend proces, dat opeens naar buiten toe bleek. Hij wilde iets bereiken dat - gegeven die tijd - niet voor hem was weggelegd. Hij wás koning, maar wilde óok priester zijn: en : wég carrière.
Daar héb je nu zo'n man; in het doorlaatkamp; uitzicht op steeds maar betere dingen. In het lesrooster daar komt echter het vak 'hoogmoed' niet voor. Het vak 'ootmoed' daarentegen wél. Tot het úiterste vermaand, wilde hij geen les nemen in ootmoed. Toen bracht hij zichzelf buiten het bereik van God, Die altijd alles maar béter, mooier wil maken. Hij kwam binnen de werkingssfeer van de dodende machten (Job 33:22), die altijd alles maar slechter, lelijker willen maken.
Hij wilde de les van de ootmoed niet leren: Nu leerde hij een les van de ervaring; maar die zijn heel duur.
Kijk, dat is het nu, wat ik bedoel: het nieuwe leven, waarin u met uw bekering de eerste, aarzelende stappen deed, verdraagt zich niet met oude hebbelijkheden. Geen nieuwe bruisende, tintelende wijn in oude, versleten zakken vól materiaalvermoeidheid (Mark. 2:22). U bént bekeerd, maar ga even na: is het uw sterke omgeving, die u overeind houdt, die het bederf weert? Prijs de Heer voor die omgeving, maar tóch kunt u beter het bederfwerende zout in uzélf hebben (Mark. 9:50). Zo bar als het Uzzia verging, zult u het wel niet meemaken. Echter: elke pijnlijke ervaring, die men aan eigen tekorten heeft te wijten, is een verdrietige zaak.
Even een opmerking terzijde: Uzzia heet ergens anders Azarja (2 Kon. 14:21). Sommige mensen wijzen daarop met een zeker plezier: "Zie je wel, dat de bijbel ook niet onfeilbaar is!" Het is een gemakkelijk te verklaren verschilletje, maar het lijkt wel, of ze van geen verklaring willen weten, alsof je ze met een redelijke uitleg een mooi speelgoedje afneemt. Ik denk dan wel eens: kinderachtig eigenlijk. Bombarie maken over elk vermeend of echt rimpeltje in de tekst. Het gaat toch niet om de letter, maar om de Geest, de algemene strekking (2 Cor. 3:6). Er is een zegswijze: wie een hond wil slaan, kan licht een stok vinden. Als men de bijbel niet wíl aanvaarden als richtsnoer voor eigen leven, is een alibi gauw gevonden. Let wel deze gedachte geldt niet algemeen voor alle mensen, die op dergelijke oneffenheden wijzen. Ga echter uzelf na, of ú wel eens gedacht hebt: 0Moet je toch hóren; dan zal de rest wel navenant zijn".
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|