1.2 VAN HET EINDELOZE BEGIN TOT DE SCHEPPING VAN DE ENGELEN
Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God (Psalm 90:2) Uw troon staat vast van oudsher, van eeuwigheid zijt Gij (Psalm 93:2) In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is (Johannes 1:1-3).
Er zijn twee gedachten die ons mensen duizelig kunnen maken: soms kijken we naar de lucht en denken: wat is daarachter en dáár weer achter . . . soms denken we over wat duizend jaar geleden was en dáár weer voor . . . en dáár weer voor . . . Waarom worden we duizelig, misselijk of soms zelfs een beetje paniekerig? Wel, we ontdekken dan dat ons gedachteleven niet àlles kan omvatten. De eeuwigheid van ruimte of tijd zit nu eenmaal niet in ons denkprogramma. Maar . . die eeuwigheid is er wel, ook al zijn wij niet zo geprogrammeerd, dat wij haar kunnen begrijpen. Er is een Wezen dat die eeuwigheid wel kan begrijpen. Er is Iemand, de Onuitsprekelijke, die zelf de Eeuwige is. God zo noemen wij die Iemand is altijd, zonder begin, tijdloos, zonder eind . . . maar in zekere zin is dat eindeloze in de tijd terug een nog ontzagwekkender raadsel. God is een Wezen, wij ook wij hebben gedachten, God ook wij hebben een stem, God ook. Gesteld eens, dat wij een mens ontmoeten van wie wij veel verwachten. Ademloos zouden wij wachten tot hij ging spreken. Want pas door zijn spreken soms door zijn schrijven zou hij die verwachting kunnen gaan waarmaken. In ons idee zijn de spreker en zijn stem één. Eens verbrak God het zwijgen dat om Hem hing. Zijn gedachten werden tot woorden, Hij begon te spreken, Zijn woord begon scheppend te werken het grote plan van God ging van start. Op dàt ogenblik was er niemand om verwachtingen te hebben. Nú zijn die hoopvolle verwachtingen er wèl. Zij zullen ver worden overtroffen naar gelang de ontplooiing van het plan voortschrijdt. God verkondigt Zijn plannen door Zijn Woord, onder ons bekend als: Zijn Zoon (Joh. 1:14). Hij voert ze uit door Zijn Heilige Geest (Geen. 1:1): Zijn rechterhand en Zijn heilige arm (Ps. 98:1). Wat een eenheid tussen die drie aspecten van Zijn WEZEN. Wat een onverbrekelijke DRIEëENHEID