4.1.3.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Levende werken: innerlijk begeerd
- Uit zijn woonplaats ziet God naar alle bewoners der aarde. Hij, die hun aller harten vormt, die al hun werken doorgrondt (Ps. 33:14, 15).
God ziet u
Nee
niet: big brother is watching you: grote broer kijkt naar je. Dat heeft de gevoelswaarde van: u wordt gadegeslagen door de grote, onnoembare macht, die zégt, dat hij u welgezind is.
U hóeft niet te griezelen, alsof een soort superbrein u volgt.
U hoeft niet bang te zijn, dat genadeloos wordt toegeslagen op een door u niet te voorzien ogenblik.
God ziet u in líefde
pósitief.
U gelooft het nog niet. U hebt een ingekankerd wantrouwen jegens Hem?! Kijk dan eens naar Abraham:
- Tweemaal jokt hij, dat zijn vrouw zijn zusje is (Gen. 12:13, Gen. 20:2). Hij kán het namelijk niet opbrengen om op Gods bescherming te vertrouwen.
- God had hem beloofd, dat uit zijn wettige echtgenote een zoon zou worden geboren (Gen. 15:4, Gen. 17:16). Híj verwekt een kind bij een bíjvrouw (Gen. 15:4), (nu ja, juister gezegd: een slavin). Hij kan het namelijk niet opbrengen om op Gods beloften te vertrouwen.
Tóch wordt later zijn twijfelloos vertrouwen in God geróemd (Hebr. 11:8-10).
God is geen boeman, die u pakt op één keer of zelfs een paar keer fout gaan. Hij kijkt naar de algemene trend in uw leven.
Is er een belijden:
Ik heb gezondigd, (Luc. 15:18)
maar tóch; u wéét het: ik héb u lief (Joh. 21:17).
Ja?!
dan zijn daar ook omhelzende armen (Luk. 15:20) en nieuwe opdrachten (Joh. 21:15-17).
Dus: wéét nu, dat God u haarfijn kent. Híj was het, die de genen op de voor ú bepalende wijze liet samensmelten. Als er toch íemand kennis van uw wezen heeft, dat Híj wel! Maar Hij gebruikt die kennis niet als een onberekenbare, trouweloze, verraderlijke níet Vriend, maar als een betrouwbare, toegewijde Vriend op wie u kunt rékenen.
Dat neemt uiteraard niet weg, dat u Hem niet straffeloos door uw daden kunt blijven uitdagen. Als uw gezindheid averechts blijft, zult u aan Hem een harde tegenstander hebben (Ps. 18:27). Uw uiteindelijk lot zal vreselijk zijn (Hebr. 10:31).
Tot zover de eigenlijke bedoeling van deze tekst: uw Schepper is ook uw Rechter. Ik heb mij bij de bespreking tot dusver- ook gewend tot níet-wedergeboren, níet-bekeerde toevallige lezers.
Maar voor ú doelgroep- nu een nadere bezinning met betrekking tot ons eigenlijke onderwerp:
Goed kent úw werken. U bént bekeerd. U weet, wat u aan uw Vader in de hemelen hebt. Wat een Steun (Ps. 18:19), wat een Toeverlaat (Ps. 14:6), wat een Rots (Deut. 32:31).
U wéét, dat Hij van u werken verwacht, die tintelen van hemels leven. U weet ook, dat u er voor wordt gereed gemaakt door de wedergeboorte. Van binnen brandt u van verlangen om Hem blij te maken, zoals Hij ú blij maakt.
Er is maar één wens in u:
Mijn lieve Pappie
mijn grote, machtige, Vader
wilt U mij helpen
wanneer U naar mij kijkt, naar dat innerlijk, dat U zo door en door kent
naar mijn daden
dan is dit mijn begeerte Heer, dat U verheugd zult zijn door wat U ziet.
|