4.2.9.(eerste deel)xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dood werk blijkt een verdorrende lauwerkrans te zijn; levend werk doet zich kennen als een steeds meer glanzend ereteken.
- Al, wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles, zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke (1 Cor. 9:25).
Tiny was erg goed in haar sport. Zij was er vrij laat mee begonnen, maar het had haar zó gegrepen. Alle spieren van haar lichaam waren erbij gebaat. Zij was er helemaal bij betrokken. Deze vorm van sportbeoefening was zo razend gezond. Geen enkel lichaamsdeel werd overbelast. Ze kwamen allemaal aan hun trek.
Dikwijls, wanneer zij uit de avondtraining kwam, ontmoette zij late trimmers. Zij keek naar die mensen altijd met zeker begrip. Zíj had óók veel getrimd. Maar zij voelde zich nu toch veel méér gemotiveerd.
Trimmen:
- altijd dat bospaadje
- als je het even onverstandig aanpakte: een hartvergroting
- soms ook deed je door het vele eten achteraf het effect weer te niet.
Maar: zíj had een doel. Begeleiders en regelmatige keuringen waakten bij het streven daarnaar over haar gezondheid. Zij volgde bepaalde richtlijnen voor de maaltijden
heus niet ál te zwaar
zon offer was het nu ook weer niet. En het resultaat; ze was nú, met haar tweeëntwintigste, in absolute topconditie. Feiko, de trainer, had haar laatst een compliment gemaakt:
Wat ben jíj in perfecte vorm zeg,
had hij gezegd:
Moet je zien, wat Janny, de medisch begeleidster, daarover rapporteert.
Ook nú peddelde zij uit de avondtraining weer naar huis. Zij dacht aan al de anderen, die gelijk met haar gestart waren. Allemaal lui, die wel eens iets anders wilden dan wat in-het-wilde-weg bewegen. Ze waren allen laaiend enthousiast geweest. Nu echter was er niet één meer van haar niveau. Die anderen hadden geen discipline gehad. Ze luisterden noch naar Janny, nog naar Feiko. De bloemenkrans was voor hen een hersenschim geworden. Maar tegen haar Tiny- had de voorzitter van de federatie gezegd:
Kind, ik wéét het: ik háng hem je om!
Hoe was dat verschil ontstaan? In het begin had zíj geregeld van de nieuwe mogelijkheden gedroomd. De andere debutanten had ze daarover nooit gehoord.
In die dromen ging het altijd zó:
- haar spieren waren te slap
- ze was lóg van zwaarte
- dan opeens schóót zij vooruit: bijna gewichtloos en toch: één bonk kracht
- daarna was er het gejuich en dat duizeligmakende gevoel van triomf.
Dat soort dromen had als met een zweepslag- alle halfheid uit haar oefeningen verdreven.
Thuis zat Harry t.v. te kijken. Sietse sliep uiteraard al lang als een roos. Vlug wipte zij naar boven, kuste zijn blonde bolletje.
Hoe was het op training,
vroeg haar man. Terwijl zij vertelde, was er toch een vraag in haar hart:
Vind je het allemaal niet náár?
zei ze opeens:
dat ik zoveel weg ben voor de sport. Jij had zo graag een kind erbij, een zusje voor Sietse
ik ook, maar écht
|
Het kán niet,
vulde hij rustig aan:
Ik gun je die titel zo. Tweeëntwintig. Vroegere kampioenen waren achttien, hoogstens twintig; het is echt: nu of nooit
dóórzetten
ontzeg je maar eenmaal van alles. Ik sta achter je.
De titelstrijd kwam. Tiny werd tweede; ín haar schreeuwde alles opstandig:
Nóg een jaar; dadelijk als drieëntwintigjarige al die jonkies. Hoe kan ik óóit hopen, Greet met haar negentien, te overtroeven.
Maar: ze zette dóór; een nieuwe trainingsperiode volgde. Geen zusje voor Sietse. Harry, die wel érg stil werd. Niet lekker een avondje uit met feestvieren, tot de dag er weer aan kwam. Geen slagroomgebak en geen biertje. In die laatste, spannende dagen zelfs geen intiem contact meer met haar man. Een boog van spanning opbouwen, die straks bij het startschot- op het hoogtepunt moest zijn.
En toen dat startschot kwám, wás die concentratie er; voor de volle honderd procent. Even later stond ze op de bovenste tree van het schavotje. En
meneer Van Kesteren híng haar de bloemenrank om.
Toen ze thuiskwamen, stonden zij en Harry nog lang naar die bloemen te kijken. Zouden ze geschikt zijn om als droogboeket bewaard te blijven.
Daar zíjn ze dan, de blomme,
zuchtte ze.
O kijk eens, ze waren al niet vers, toen ik ze kreeg. Nu verwelken ze duidelijk. Harry, was de eer al die ontberingen wel waard?
Maar ze gaf zichzelf antwoord:
Ja
já
dit geluksgevoel. Dit wéten, geslaagd te zijn. Ik vergeet het nooit. Zon ervaring moet je eens één keer in je leven hebben.
U
wedergeborene, doet ook mee aan een wedstrijd. U hebt óók kans op een erekrans. Tiny kreeg er een, die óp het podium, onder de toejuichingen, al bezig was, flauw te vallen. Toen ze Harry huilend en lachend om de nek viel, waren de blóemen al aan het verflensen. Goed, dat wist Tiny van tevoren. Ik ga haar niet beklagen. Maar ú doet mee aan een geestelijke wedstrijd. U rekent op een blijvende, gééstelijke beloning. Het zou erg sneu zijn, als er aan het eind van de race geen beloning wás. Voor Tiny zat er niet meer in dan een vergankelijke overwinning. Voor ú wel
voor u is er de belofte van onvergankelijke heerlijkheid. Als u aan de finish van het circuit zou staan, met een verdorrend bloemstuk, staat u niet gelijk met Tiny. Voor háár was dat het hoogst bereikbare. Voor ú zou het hoogste zijn geweest een eeuwig durende bloemenslinger. Wat ú denkt te hebben in ieder geval een mooie wanddecoratie- wordt nóg ván u genomen (Mattth. 13:12). Vuur herleidt het tot niets (4.2.5. en 4.2.6.).
Laten wij samen eens gaan zien, hoe u zon kwalijke verrassing kunt voorkomen. Wij gaan naspeuren, hoe het maximum er voor u ook metterdaad úitkomt.
Nog even over Tiny:
- zij had eerst wat geliefhebberd: een beetje trimmen, partijtje joggen, potje fietsen op de hometrainer.
- Toen liet zij de andere knutselaartjes in de steek; ze had haar dóel ontdekt: een gezonde sport, goed voor je hele body. Zij voegde zich bij ánderen, die deze ontdekking hadden gedaan.
- Velen van die anderen konden niet opbrengen wat van hen werd gevraagd:
o Zes avonden per week oefenen
o Met-de-kippen-op-stok
o Geen patat meer, geen cola tic
o Niet eens lekker een hele nacht stappen
o Beheersing, zelfs in het allerintiemste
o Gelijkmoedig blijven onder succes én teleurstelling.
Zij bleven daarom ook koud van de ongelooflijke voldoening, die zij hadden kúnnen voelen.
- Tiny echter zette dóór en toen was er die vlammende vreugd:
Greet
ik ben ze voorbij
en even later: koele bloembladen rond die gloeiende hals en de stem van de grote baas
Ik wist het
ik wíst het!... maar nu het zover ís
ik huil gewoon met je mee.
|